Regeling vervallen per 01-01-2016

Bezoldigingsverordening Bladel

Geldend van 25-02-2017 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Bezoldigingsverordening Bladel

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel;

gelet op artikel 3:1 van de CAR/UWO Bladel;

gelet op de bereikte overeenstemming in de Commissie voor Georganiseerd Overleg;

gelet op het besluit van de gemeenteraad van 2 januari 1997 tot delegatie van zijn bevoegdheid tot het vaststellen van rechtspositieregelingen;

b e s l u i t e n:

onder gelijktijdige intrekking van de Bezoldigingsverordening Bladel, vastgesteld in hun vergadering van 25 februari 1997, vast te stellen de navolgende regeling

Bezoldigingsverordening Bladel

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar:

    • 1.

      de ambtenaar in de zin van de CAR/UWO Bladel;

    • 2.

      de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de CAR/UWO Bladel;

  • b.

    salaris:

    het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO Bladel;

  • c.

    uurloon:

    het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO Bladel;

  • d.

    schaal:

    de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, van de CAR/UWO Bladel, opgenomen in bijlage II en IIa van die regeling;

  • e.

    maximumsalaris:

    het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • f.

    bezoldiging:

    de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR/UWO Bladel;

  • g.

    betrekking:

    de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR/UWO Bladel;

  • h.

    conversie:

    de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • i.

    volledige betrekking:

    de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR/UWO Bladel;

  • j.

    personeelsbeoordeling:

    een oordeel over de functievervulling door de ambtenaar, dat volgens de voorschriften van de regeling personeelsbeoordeling tot stand is gekomen.

Paragraaf 2 Salaris

Recht op salaris

Artikel 2

  • 1. Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

    Gebroken tijdvakken

Artikel 3

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Onvolledige betrekking

Artikel 4

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Salarisbedragen

Artikel 5

De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastge­steld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa van de CAR/UWO Bladel.

Artikel 6

  • 1. De toepassing van bijlage II dan wel bijlage IIa van de CAR/UWO Bladel vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid, van de CAR/UWO Bladel.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaar­deringsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van de vorige leden een ambtenaar een salarisschaal met een lager maximumsalaris toekennen dan de salarisschaal die met inachtneming van het functiewaarderingsonderzoek, als bedoeld in lid 2, voor de functie is vastgesteld, indien zijn wijze van functioneren daar aanleiding voor geeft blijkens een beoordeling of indien bij aanstelling blijkt dat nog onvoldoende voldaan wordt aan de functie-eisen. Indien het samenvattend oordeel over het functioneren van de ambtenaar aangeduid wordt met de letter C, overeenkomende met de aanduiding in het systeem van personeelsbeoordeling, wordt de ambtenaar ingeschaald in de salarisschaal, bedoeld in lid 2.

  • 5. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR/UWO Bladel kan zonder vooraf­gaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

    Periodieke verhoging van het salaris

Artikel 7

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, blijkende uit het samenvattende oordeel C overeenkomende met de aanduiding in het systeem van personeelsbeoordeling, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na een jaar met dien verstande dat de eerstvolgende verhoging plaatsvindt op 1 januari direct volgende op de verhoging na een jaar aanstelling.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethou­ders aanleiding bestaat.

  • 4. Het salaris wordt, indien de salarisschaal dit aangeeft en wanneer het maximumsalaris is bereikt voor de eerste maal na drie jaar en vervolgens om de twee jaar verhoogd tot het naasthogere bedrag met inachtneming van het gestelde in lid 1. Dit lid heeft betrekking op de schalen 1 tot en met 5 van de oude salarisstructuur (bijlage II CAR/UWO Bladel).

    Extra periodieke verhoging van het salaris

Artikel 8

  • 1. Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, wordt een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, toegekend indien sprake is van een meer dan voldoende of uitmuntende vervulling van de functie, blijkende uit het samenvattende oordeel E overeenkomende met de aanduiding in het systeem van personeelsbeoordeling.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisver­hoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

    Geen periodieke verhoging

Artikel 9

Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, blijkende uit het samenvattende oordeel A overeenkomende met de aanduiding in het systeem van personeelsbeoordeling, wordt voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege gelaten.

Uitloop

Artikel 10

  • 1. Aan de ambtenaar die gedurende drie jaar ingeschaald is in het maximum van de voor hem geldende salarisschaal kan een uitloopperiodiek worden toegekend.

  • 2. De uitloopperiodiek wordt toegekend indien gedurende de drie jaar als bedoeld in lid 1, minimaal twee jaar, waarvan in ieder geval het laatste jaar, een oordeel D wordt toegekend op 3 van de 7 onderdelen uit het personeelsbeoordelingssysteem. Het D-oordeel dient in ieder geval te worden toegekend op het onderdeel klantgerichtheid. Op de onderdelen waarop geen D-oordeel wordt toegekend, dient minimaal het oordeel C te zijn toegekend.

  • 3. In afwijking van lid 2 geldt dat voor leidinggevenden het oordeel D wordt toegekend op 4 van de 8 onderdelen waartoe in ieder geval behoren de onderdelen klantgerichtheid en leidinggeven. Onder leidinggeven dient hier te worden verstaan dat de functiewaarderingsscore voor het desbetreffende onderdeel minimaal 2 punten bedraagt.

  • 4. Na het toekennen van de eerste uitloopperiodiek wordt vervolgens na elke twee jaar een vervolguitloopperiodiek toegekend bij een beoordeling overeenkomende met het bepaalde in de leden 2 en 3. Het maximum aantal toe te kennen uitloopperiodieken bedraagt vier.

  • 5. Indien een eerste uitloopperiodiek wordt toegekend, vindt inschaling plaats in de volgende schaal en wel op het naasthogere bedrag van het maximum van de voor de ambtenaar geldende salarisschaal met dien verstande dat de salarisverbetering minimaal € 25,40 bedraagt. Het bedrag van € 25,40 geldt per 1 januari 2006 en wordt vervolgens aangepast aan de algemene salarisontwikkeling bij de sector gemeenten.

  • 6. Indien vervolguitloopperiodieken worden toegekend, vindt inschaling telkens plaats in het naasthogere bedrag van het bedrag zoals bepaald in lid 5. Indien in de schaal als bedoeld in lid 5 onvoldoende uitloopperiodieken kunnen worden toegekend, vindt inschaling plaats in de naasthogere schaal. Het bepaalde in lid 5 is dan eveneens van toepassing.

    Ingang flexibele beloning

Artikel 11

  • 1. De artikelen 7 tot en met 10 worden voor het eerst toegepast in het kalenderjaar 2000 met dien verstande dat de consequenties voor het salaris eerst per 1 januari 2001 geëffectueerd worden of later indien aanstelling heeft plaatsgevonden na 1 januari 2000. Artikel 7 lid 2 is dan van toepassing.

  • 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 geldt voor de ambtenaar die op 1 januari 1997 het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt en sindsdien niet geplaatst is in een functie met een hogere salarisschaal, de eerste uitloopperiodiek als bedoeld in artikel 10 toegekend kan worden met ingang van 1 januari 2000.

  • 3. De eerste uitloopperiodiek als bedoeld in lid 2 wordt toegekend als bij de personeelsbeoordeling over het kalenderjaar 2000 een beoordeling wordt vastgesteld zoals omschreven in de leden 2 en 3 van artikel 10. De termijnen, genoemd in lid 2 van artikel 10 zijn niet van toepassing.

  • 4. De leden 2 en 3 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de ambtenaar die op 1 januari 1998 voldoet aan het gestelde in lid 2, met dien verstande dat de eerste uitloopperiodiek wordt toegekend met ingang van 1 januari 2001.

  • 5. De leden 2 en 3 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de ambtenaar die op 1 januari 1999 voldoet aan het gesteld in lid 2, met dien verstande dat de eerste uitloopperiodiek wordt toegekend met ingang van 1 januari 2002 en over de kalenderjaren 2000 en 2001 een beoordeling wordt vastgesteld zoals omschreven in de leden 2 en 3 van artikel 10. De termijnen, genoemd in lid 2 van artikel 10 zijn niet van toepassing.

    Salaris bij bevordering naar hogere schaal

Artikel 12

  • 1. Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt:

    • a)

      voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder a, van de CAR/UWO Bladel, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten;

    • b)

      voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b, van de CAR/UWO Bladel, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

  • 2. Voorzover nodig zal - in afwijking van het eerste lid onder a - de vooruitgang in salaris teng­evolge van de indeling in de schaal met een hoger maximumsalaris nimmer minder bedragen dan het geval zou zijn bij verhoging ingevolge artikel 7 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

Paragraaf 3 Overige toelagen en vergoedingen

Waarnemingstoelage

Artikel 13

  • 1. Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO Bladel.

  • 2. Aan een ambtenaar die een salaris geniet dat is gelegen boven het maximumsalaris van salarisschaal 7 wordt de waarnemingstoelage eerst toegekend indien de waarneming in een aaneengesloten tijdvak van 6 weken tenminste 20 volle werkdagen heeft geduurd.

    Toelage onregelmatige dienst

Artikel 14

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3:3 van de CAR/UWO Bladel ­wordt, met inachtneming van dat artikel, door burgemeester en wethouders een toelage toegekend, tenzij deze geacht wordt te zijn begrepen in het salaris.

  • 2. De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20 % voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40 % voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;

    • c.

      40 % voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d.

      65 % voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de CAR/UWO Bladel met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris horende bij salarisschaal 6.

  • 3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een regeling treffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 15

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 14, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a)

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van het salaris, en

    • b)

      de ambtenaar de toelage - als bedoeld in artikel 14 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikel 14 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage - als bedoeld in artikel 13 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikel 14 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

    Arbeidsmarkttoelage (met ingang van 31-10-2001)

Artikel 16

  • 1. Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toelage is niet hoger dan 3 anciënniteiten in de salarisschaal volgende op die welke voor de functie geldt. Indien de eerstvolgende anciënniteit in de volgende schaal minder bedraagt dan € 22,69, dan wordt de daaropvolgende anciënniteit aangemerkt als de eerstvolgende.

  • 4. De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaar worden toegekend. Hierbij wordt het functioneren van de ambtenaar in aanmerking genomen.

  • 5. Indien als gevolg van functiewaardering of andere redenen de betreffende ambtenaar een hogere salarisschaal bereikt danwel de uitloopschaal bereikt, zal de arbeidsmarkttoelage verminderd worden / eindigen ten opzichte van de ontvangen meer bezoldiging tenzij expliciet een ander besluit hierover wordt genomen.

  • 6. De toelagen, die voor invoering van het arbeidsmarktbeleid zijn toegekend, en de hiermee samenhangende afspraken blijven ongewijzigd in stand.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Onvoorziene gevallen

Artikel 17

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Citeertitel

Artikel 18

Deze regeling kan worden aangehaald als “ Bezoldigingsverordening Bladel” en treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking ervan.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in hun vergadering van 27 december 2006.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,