Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Geldend van 25-07-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2008

Intitulé

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Het Algemeen Bestuur van de regeling WVK-groep;

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 27 maart 2008;

gehoord de raden van de aan de regeling WVK-groep deelnemende gemeenten;

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende dat het Algemeen Bestuur bij verordening nadere regels dient te stellen met betrekking tot het verstrekken van persoonsgebonden budgetten;

BESLUIT

vast te stellen de:

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van WVK-groep;

    • b.

      de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

    • c.

      de directeur: de directeur van WVK-groep.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten per te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1. De directeur verstrekt namens het Dagelijks Bestuur, op aanvraag van de Wsw-geïndiceerde die recht heeft op plaatsing of een dienstverband in de zin van de Wsw heeft, een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw in de vorm van een subsidie aan de werkgever, een vergoeding voor de begeleiding en eventueel een eenmalige vergoeding voor de noodzakelijke aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, indien de werkgever en de begeleidingsorganisatie aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 2. Voorwaarden waaraan de werkgever moet voldoen:

    • a.

      de werkgever is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel tenzij de werkgever een publiekrechtelijk rechtspersoon is;

    • b.

      de minimale aaneengesloten duur van het dienstverband bedraagt zes maanden;

    • c.

      de minimale omvang van het dienstverband bedraagt 16 uur per week;

    • d.

      de aangeboden arbeidsplaats is passend in het licht van de indicatiestelling door het CWI en de mogelijkheden en beperkingen van de Wsw-geïndiceerde;

    • e.

      de salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden;

    • f.

      de onderneming van de werkgever voert geen maatschappelijke onaanvaardbare activiteiten uit;

    • g.

      de werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de normen uit de Arbo-wet.

  • 3. Voorwaarden waaraan de begeleidingsorganisatie moet voldoen:

    • a.

      de begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel tenzij dit een publiekrechtelijk rechtspersoon is;

    • b.

      zij vervult haar taken met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeids- en organisatiekunde;

    • c.

      zij beschikt over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding op de werkplek adequaat verzorgen;

    • d.

      zij heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld en wordt in staat geacht de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

  • 4. De periodieke subsidie aan de werkgever kan niet meer bedragen dan de voor de aanvrager beschikbare rijkssubsidie minus de som van de vastgestelde uitvoeringskosten, de vastgestelde vergoeding voor de begeleidingsorganisatie (incl. BTW) en te verstrekken vergoedingen op grond van artikel 7 van deze verordening.

Artikel 4 De wijze van vaststellen van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. De directeur stelt namens het Dagelijks Bestuur op verzoek van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever vast.

  • 2. De te verstrekken loonkostensubsidie wordt bepaald door de hoogte van de ingeschatte loonwaarde van de Wsw-geïndiceerde.

  • 3. Verstrekking van subsidie en vergoedingen op grond van deze verordening wordt beëindigd indien de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en de Wsw-geïndiceerde, die de PGB-aanvrage heeft ingediend, wordt beëindigd dan wel de begeleiding op de werkplek niet meer adequaat wordt verzorgd.

  • 4. Het vorige lid kan ook worden toegepast indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 3 van deze verordening.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

De periodieke subsidie kan ambtshalve worden herzien of op verzoek van de werkgever indien hier, gelet op de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

Artikel 6 Vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1. De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld. Tussentijdse aanpassingen hierin zijn mogelijk indien partijen dit vooraf overeenkomen.

  • 2. De kosten van de begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1. De directeur kan op verzoek van de Wsw-geïndiceerde een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als (uit een deskundigenrapport) blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn op grond van de beperkingen van de Wsw-geïndiceerde.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbo wetgeving, die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet in aanmerking voor vergoeding.

  • 3. Aanpassingen komen slechts voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 2.500,--. Boven dit bedrag wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd.

  • 4. Aan dit artikel kan ook toepassing worden gegeven door middel van het in bruikleen beschikbaar stellen van hulpmiddelen aan de werkgever.

  • 5. De directeur regelt namens het Dagelijks Bestuur de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

  • 6. De directeur kan op grond van redelijkheid en billijkheid afwijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een PGB wordt ingediend door middel van een volledig ingevuld begeleidingsplan dat door de Wsw-geïndiceerde, de werkgever en de begeleidingsorganisatie is ondertekend.

  • 2. De directeur stelt namens het Dagelijks Bestuur nadere voorschriften aan de vorm en inhoud van het begeleidingsplan alsmede aan de rapportagefrequentie.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1. De directeur besluit namens het Dagelijks Bestuur over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. De directeur kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. De directeur stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

  • 1. De directeur stelt namens het Dagelijks Bestuur de periodieke subsidie vast, nadat WVK-groep akkoord is met de inhoud van het begeleidingsplan. Zodra het begeleidingsplan en de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk getekend zijn en een kopie van beide aan WVK-groep is verstrekt, zal worden overgegaan tot een maandelijkse betaling van de periodieke subsidie aan de werkgever mits hij voldoet aan het gestelde in artikel 11.

  • 2. Het besluit tot verlening van de periodieke subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast.

    • b.

      de verplichtingen van de werkgever. In ieder geval ontvangt WVK-groep een afschrift van de arbeidsovereenkomsten en maandelijks een kopie van de salarisstrook.

Artikel 11 Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1. De werkgever verstrekt binnen vierweken na afloop van het kalenderjaar een ingevuld declaratieformulier en een kopie van de loonstrook en jaaropgave.

  • 2. Binnen maximaal 30 dagen na ontvangst van het volledig ingevulde declaratieformulier vindt uitbetaling van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats.

  • 3. Tegen het besluit van de directeur kan op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht bezwaar worden aangetekend.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan de directeur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

  • 2. De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen ten minste zeven jaar na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan de directeur voor controledoeleinden.

Artikel 14 Citeertitel

  • 1.

    De verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken WVK-groep.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad, in deze het algemeen bestuur van WVK-groep, bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

In dit artikel wordt bepaald dat het dagelijks bestuur elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. Het dagelijks bestuur bepaalt welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde met zich

meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van

arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Artikel 3

De directeur zal, namens het dagelijks bestuur, bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee kunnen eisen worden gesteld aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, Wsw dient het algemeen bestuur in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder een begeleidingsorganisatie wordt ingeschakeld die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.

Als het gaat om voorwaarden waaraan werkgevers moeten voldoen, kan worden gedacht aan:

  • -

    inschrijving van zijn onderneming bij de Kamer van Koophandel (een dergelijke bepaling kan overigens niet worden opgenomen voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen, omdat die niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven);

  • -

    de duur van het dienstverband;

  • -

    de aangeboden arbeidsplaats is passend in het licht van de indicatiestelling door het CWI en de mogelijkheden en beperkingen van de Wsw-geïndiceerde;

  • -

    de salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden;

  • -

    situatie met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid en de aanwezigheid van risico-analyses.

Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is wellicht nog van belang dat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden.

Wat betreft de voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen kan worden gedacht aan:

  • -

    inschrijving bij de Kamer van Koophandel (mits de betreffende organisatie inschrijvingsplichtig is);

  • -

    taakvervulling met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeids- en organisatiekunde;

  • -

    beschikking over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding op de werkplek adequaat kunnen verzorgen;

  • -

    (gespecialiseerde) kennis met betrekking tot specifieke kenmerken (van delen) van de doelgroep;

  • -

    transparantie en marktconforme prijsstelling;

  • -

    liquiditeits- en solvabiliteitspositie.

Punt van aandacht is hier wél dat bij het stellen van (kwaliteits)eisen aan begeleidingsorganisaties zich de vraag voordoet of, en in hoeverre (stringente) eisen aan de begeleidingsorganisatie zijn te verenigen met het, in beginsel, vrije keuzerecht van een Wsw-geïndiceerde voor een dergelijke organisatie.

Artikel 4

Het algemeen bestuur regelt bij verordening de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

Artikel 5

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

Artikel 6

Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden, en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. Niettemin kan het wenselijk zijn hierover een bepaling in de verordening op te nemen. Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap.

Daarom is, ook facultatief, de mogelijkheid in de verordening opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, aan te passen. Partijen (WVK-groep, sw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal bgeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.

In het tweede lid is de mogelijkheid opgenomen om het zoeken naar een werkplek pas te honoreren als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een sw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt.

In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het reïntegratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Art. 7 lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig, en er zou toch voor die dienst moeten worden betaald, dan kan dit vanuit financieel oogpunt ongewenst zijn.

Artikel 7

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Optioneel is opgenomen dat daar ook een deskundigenrapport voor nodig is.

In het derde lid wordt, facultatief, een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. Omdat hier sprake is van maatwerk is niet bij benadering aan te geven op welke bedrag dit moet worden gemaximeerd. Duidelijk is dat hier de criteria van redelijkheid en maatwerk van belang zijn om een verantwoorde en zorgvuldige afweging te maken.

De aard van de voorziening kan immers van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet persé sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een sw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.

Het vijfde lid bepaalt dat het dagelijks bestuur de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 8

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist de directeur vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten. Dit artikel opent voor de werkgever de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen.

Artikel 12

Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14

Citeertitel en inwerkingtreding.

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur in de openbare vergadering van 26 juni 2008.
mr. L.W.A.M. van Erp; S.P. Grem
secretaris; voorzitter