Regeling vervallen per 01-07-2011

Beleidsplan Lokaal Gezondheidsbeleid in de Kempen 2008-2011

Geldend van 01-07-2011 t/m 30-06-2011

Intitulé

Beleidsplan Lokaal Gezondheidsbeleid in de Kempen 2008-2011

De Raad van de gemeente Bladel;

overwegende dat gemeenten wettelijk verplicht zijn iedere vier jaar een nota gezondheidsbeleid vast te stellen;

gezien het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 15 januari 2008;

gelet op artikel 7 van de Wet collectieve preventie volksgezondheid;

besluit:

de nota 'Lokaal gezondheidsbeleid in de Kempen 2008 – 2011’

vast te stellen.

Inleiding

Openbare gezondheidszorg is de laatste jaren meegegroeid met de steeds complexer wordende samenleving. Zo waren aan het begin van de twintigste eeuw belangrijke taken het bestrijden van infectieziekten, de zorg voor een goede groei en ontwikkeling van de jeugd en het bevorderen van hygiëne. Vandaag de dag speelt een aantal van deze thema’s nog steeds, maar daaraan zijn toegevoegd zaken als psychische problemen en ongezonde leefgewoonten. Ook de leefomgeving is van grote invloed op de gezondheid; denk aan het milieu en het verkeer, de sportmogelijkheden en de veiligheid van de woonomgeving. Openbare gezondheidszorg is dus meer dan alleen een goede curatieve zorg. Openbare gezondheidszorg komt terug in bijna alle beleidsvelden waar een gemeente zich mee bezig houdt, dus ook het bouwen van woningen, het inrichten van de openbare ruimte, vrijwilligersbeleid, de horecavergunningen, enz.

Steeds meer dringt daarmee het besef door dat het bevorderen van gezondheid meer is dan het bestrijden van ziekte. Gezondheid wordt niet alleen bepaald door erfelijke aanleg, bacteriën en virussen, ongevallen of de mogelijkheden van de medische wetenschap. Gezondheid heeft ook alles te maken met voeding, beweging, ontspanning, milieu, leefstijl en sociale omgeving. Hoewel de medische wetenschap een hoog niveau heeft bereikt en de mogelijkheden nog lang niet zijn uitgeput, lijkt anno 2007 de meeste gezondheidswinst te behalen door een gezonde leefstijl en een gezonde sociale en fysieke omgeving. Preventie van gezondheidsproblemen is daarom misschien wel de belangrijkste stap in het proces van gezondheidsbevordering en gezondheidsbehoud.

Als we accepteren dat het bij gezondheid niet alleen gaat om het bestrijden van ziekte dan kan worden geconcludeerd dat de verantwoordelijkheid voor de eigen en collectieve gezondheid een gedeelde verantwoordelijkheid is. In de eerste plaats is iedere burger voor een groot deel zelf verantwoordelijk voor zijn of haar gezondheid door op een gezonde manier te leven. Daarnaast zijn ook anderen medeverantwoordelijk. Werkgevers zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor een gezonde werkomgeving. Dit is wettelijk geregeld in de Arbo-wet. Ouders en onderwijzers dragen verantwoordelijkheid voor een gezonde omgeving waarin kinderen zich veilig kunnen ontwikkelen. De kwaliteit van het milieu en de veiligheid in de openbare ruimte kunnen van invloed zijn op de gezondheid en de gezondheidsbeleving. Dit is grotendeels een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en het bedrijfsleven. De vele actoren en factoren die een rol spelen bij gezondheid betekenen dat gezondheidsbeleid een zaak is die iedereen aangaat.

Gemeenten hebben een wettelijke taak in de collectieve preventie van de volksgezondheid. In deze nota zal de aandacht vooral uitgaan naar die factoren van gezondheid waar de lokale overheid daadwerkelijk invloed op kan uitoefenen en waarvoor zij dus de primaire verantwoordelijkheid draagt. Preventie wordt daarbij steeds belangrijker. Deze nota lokaal gezondheidsbeleid gaat grotendeels over die delen van de gezondheidszorg en het openbaar bestuur die zich, buiten de gezondheidszorg in de cure- en caresector, doelbewust richten op bevordering van de gezondheid en vooral op preventie van ziekte (ook wel CORE genoemd).

Omdat gezondheidsbehoud en gezondheidsbevordering niet ophouden bij de gemeentegrens en omdat veel zorgaanbieders en andere belanghebbenden regionaal of zelfs landelijk werken hebben de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel – De Mierden al in 2003 ervoor gekozen om gezamenlijk lokaal gezondheidsbeleid te formuleren. Daar waar in het vervolg van deze nota wordt gesproken over de Kempengemeenten worden deze vier gemeenten bedoeld.

Samenvatting

Rollen in en onderdelen van gezondheidsbeleid

Je vindt in het gemeentelijk beleid op het terrein van volksgezondheid een diversiteit aan deelterreinen: van opvoedingsondersteuning aan jonge gezinnen tot aan crisisopvang voor daklozen en van het ontmoedigen van alcoholmisbruik tot aan het bevorderen van de luchtkwaliteit. Een zeer divers terrein waar de gemeente verschillende rollen moet vervullen:

  • -

    uitvoerder

  • -

    regisseur

  • -

    beleidsmaker

In deze nota wordt aandacht besteed aan alle rollen en verantwoordelijkheden van de gemeenten met betrekking tot gezondheidsbeleid. Hierdoor moet de samenhang tussen de verschillende rollen en verantwoordelijkheden duidelijk(er) worden.

Het doel is het voorkomen van doublures, hiaten en het bevorderen van coördinatie en afstemming. Grofweg kunnen er drie domeinen worden onderscheiden waar de gemeenten één of meerdere rollen hebben te spelen:

  • -

    gezondheidsbevordering

  • -

    jeugdgezondheidszorg

  • -

    algemene gezondheidszorg

Huidige gezondheidssituatie: trends en conclusies

Het percentage rokers in de vier kempengemeenten is lager dan regionale en landelijke gemiddelden, er lijkt een dalende trend te zijn. Hoewel ook lager dan het regionale gemiddelde is het percentage vrouwen dat rookt tijdens de zwangerschap een punt van aandacht.

In Nederland zijn er slechts twee regio’s waar meer wordt gedronken dan in de ggd-regio Zuidoost- Brabant. In de vier kempengemeenten drinken jongeren nog meer dan het regionale gemiddelde.

Het alcoholgebruik van volwassenen komt overeen met het gemiddelde voor Zuidoost-Brabant. Daarmee blijft het hoge alcoholgebruik een punt van zorg en belangrijk speerpunt van het lokale gezondheidsbeleid.

In Nederland is gemiddeld 45% van de volwassenen te zwaar.

Het percentage in de Kempen komt ongeveer overeen met het landelijke gemiddelde. Overgewicht neemt zowel onder jongeren als ouderen sterk toe en deze trend is landelijk. Met name de toename van overgewicht onder kinderen en jongeren is zorgelijk.

Met betrekking tot de landelijke Speerpunten: diabetes en depressie is het moeilijk om voor de lokale situatie conclusies te trekken. Volgens de gezondheidspeilingen van de GGD komt diabetes bij kinderen en jongeren nagenoeg niet voor en ook het percentage volwassenen met diabetes is laag. De effecten van lokaal gezondheidsbeleid op diabetes zullen waarschijnlijk vooral afgeleide effecten zijn: het voorkomen van diabetes door gezonde voeding en voldoende beweging. Uit de gezondheidspeilingen komt er geen slecht beeld met betrekking tot depressie en somberheid naar voren. Eenzaamheid is wel een punt van aandacht.

Visie, doelstellingen en ambities

Een goede gezondheid is van belang om in de maatschappij in sociaal en economisch opzicht goed te kunnen functioneren. Een goede gezondheid wordt door velen dan ook gezien als een groot goed en verschillende partijen kunnen hierin een aandeel leveren: burgers zelf, landelijke en lokale overheden, werkgevers, het onderwijs, professionals in de gezondheidszorg etc.

Er is een aantal factoren te onderkennen die gezondheid mede bepalen: biologische en erfelijke factoren, leefstijl en gedrag, sociale omgeving, leef- en woonomgeving en zorgsysteem. Biologische en erfelijke factoren liggen voor iedereen grotendeels vast. De rijksoverheid, de ziektekostenverzekeraars en de zorgaanbieders hebben invloed op en zijn primair verantwoordelijk voor de aanwezigheid en bereikbaarheid van zorgsystemen. Sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl zijn de overblijvende factoren waar zowel de burger als de lokale overheid invloed op uit kunnen oefenen.

Met deze constatering wordt het werkveld van het gemeentelijk gezondheidsbeleid al enigszins afgebakend maar zelfs als het gezondheidsbeleid wordt beperkt tot de factoren sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl kan het nog steeds een zeer breed terrein omvatten. Om tot een verdere afbakening te komen kan worden gekeken naar onderdelen waarop gezondheidsbeleid betrekking kan hebben. Deze onderdelen zijn grofweg: preventie (met als specifiek onderdeel het bevorderen van gezondheid), bescherming, behandeling (cure) en verzorging (care). Bescherming en preventie zijn dan de onderdelen waar de gemeente beleid kan en moet voeren.

In onze visie heeft lokaal gezondheidsbeleid met name betrekking op de algemene of maatschappelijke hulp- of zorgvraag, de gezondheidsfactoren sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl en moet het zich richten op preventie en bescherming.

De algemene doelstelling van het lokaal gezondheidsbeleid in de vier Kempengemeenten kan dan als volgt geformuleerd:

De Kempengemeenten streven met hun lokaal gezondheidsbeleid naar het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van gezondheidsproblemen onder de bevolking en naar bescherming en bevordering van het lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden van de bevolking, waarbij leefstijl en gedrag, sociale en fysieke omgeving en zorgvoorzieningen mede van invloed zijn.”

Subdoelstellingen zijn:

  • 1.

    Bevorderen dat alle inwoners optimale kansen op gezondheid hebben;

  • 2.

    Bevorderen dat alle relevante sectoren (binnen en buiten de gemeenten) bijdragen aan het vergroten van de kansen op gezondheid.

Deze doelstellingen zijn vertaald in de volgende ambities:

  • 1.

    Anticiperen op bedreigingen van de volksgezondheid.

  • 2.

    Vergroten van de betrokkenheid van de Kempische burgers bij de eigen gezondheid.

  • 3.

    Bevorderen van een gezonde sociale infrastructuur.

  • 4.

    Bevorderen van een gezonde fysieke omgeving.

Inhoudelijke en procesmatige speerpunten

De Wcpv geeft aan dat het kabinet elke vier jaar de landelijke prioriteiten op het gebied van de collectieve preventie moet vaststellen. Deze liggen vast in de preventienota Kiezen voor Gezond leven (VWS, 2006).

De ziekten die in Nederland de hoogste ziektelast veroorzaken zijn: coronaire hartziekten, angststoornissen, beroertes, chronische luchtweg aandoeningen en depressies. Hart- en vaatziekten en kanker zijn nog steeds de belangrijkste doodsoorzaken. Roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht (voeding en bewegen) leveren een forse bijdrage aan deze ziekten.

Omdat het voorkomen en tegengaan van roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht een grote bijdrage leveren aan het beperken van de belangrijkste volksgezondheidsproblemen zijn deze leefstijlfactoren speerpunt in de preventienota. Naast deze drie leefstijlfactoren worden ook twee ziekten tot speerpunt benoemd: diabetes en depressie. Het al op jonge leeftijd ontwikkelen van diabetes type 2 kan voor een aanzienlijk deel voorkómen worden met een gezonde leefstijl. Ook vroegsignalering en goede ketenzorg leveren gezondheidswinst op. Depressie is een van de belangrijkste psychische stoornissen waar met preventie gezondheidswinst te boeken is. Mensen met een depressie roken en drinken relatief vaak en zijn vaker te zwaar. Ook bij depressie kan vroegsignalering en tijdige interventie een flink deel van de ziektelast voorkómen.

De landelijke speerpunten worden in 3.3.1 Gezondheidsbevordering nader toegelicht

Naast de landelijke prioriteiten zijn er ook nog drie regionale speerpunten te onderscheiden, deze zijn:

  • -

    binnenmilieu

  • -

    seksueel overdraagbare aandoeningen / seksueel risicogedrag

  • -

    vergroten sociale weerbaarheid kinderen.

Binnenmilieu wordt in 3.3.3 Algemene gezondheidszorg onder Medische milieukunde nader toegelicht. De andere twee speerpunten worden in 3.3.1. Gezondheidsbevordering nader toegelicht.

Hoewel de gemeenten op een breed terrein voor preventie en bescherming moeten zorgen is het wenselijk om in de veelheid van speerpunten een zekere rangorde aan te brengen. Deze rangorde is niet objectief en is daarom niet meer dan richtinggevend bij de opzet en uitwerking van het uitvoeringsprogramma.

Er zijn twee acties ondernomen om de speerpunten te prioriteren:

  • -

    een startbijeenkomst voor raads- en commissieleden van de 4 Kempengemeenten

  • -

    prioritering door ambtelijke deskundigen van de gemeenten en de GGD.

Deze acties hebben tot de volgende rangorde geleid:

  • 1.

    Overgewicht

    Bewegen

    Gezonde voeding, incl. consumptie groenten / fruit, ontbijtgedrag

    Diabetes

  • 2.

    Schadelijk alcoholgebruik

  • 3.

    Roken

  • 4.

    Depressie

  • 5.

    SOA’s / Seksueel risicogedrag

Naast de genoemde inhoudelijke speerpunten is er ook een procesmatig speerpunt. Dit speerpunt is: het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijk beslissingen. Volgens artikel 2 van de Wcpv is de gemeente verplicht dit te doen. Kwalitatief noch kwantitatief wordt in de wet beschreven wat een gemeente tenminste moet doen om aan deze wettelijke verplichting te voldoen. Naar aanleiding van onderzoeken van de Inspectie voor de gezondheidszorg bestaat de indruk dat dit punt meer aandacht nodig heeft. De doelstelling voor de komende planperiode is dat tenminste aan de wettelijke verplichtingen wordt voldaan en dat vanuit de functionele afdeling en de GGD acties worden ondernomen om dit te bewerkstelligen.

Randvoorwaarden

Om doelmatig en doeltreffend gezondheidsbeleid te kunnen voeren moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Indien aan één of meerdere voorwaarden niet of niet voldoende wordt voldaan zullen gestelde doelen niet worden gehaald en geplande activiteiten niet volgens plan worden uitgevoerd.

Structuur

Voorgesteld wordt om volgens de volgende structuur samen te werken: stuurgroep -> regiegroep -> werkgroep(en)

In de stuurgroep hebben alle portefeuillehouders Gezondheidsbeleid van de Kempengemeenten zitten. Zij sturen de bestuurlijke samenwerking aan en zijn eindverantwoordelijk voor de eindproducten van de regiegroep LGB.

In de regiegroep hebben de ambtenaren gezondheidsbeleid van de Kempengemeenten en diverse uitvoeringsinstellingen zitting. De regiegroep werkt in opdracht van de stuurgroep. De eerste opdracht die zij van de stuurgroep zal krijgen betreft het maken van een uitvoeringsplan als vervolg op deze nota LGB. De belangrijkste aandachtspunten van de regiegroep bij het vervullen van haar taak zijn:

  • -

    Samenwerken waar het kan en lokaal maatwerk leveren waar het moet.

  • -

    De samenwerking is niet vrijblijvend, voor succes is commitment van de deelnemende partijen noodzakelijk.

De regiegroep kan zich laten adviseren door werkgroepen. De samenstelling van de werkgroep is afhankelijk van het onderwerp waarover advies is gevraagd, maar zal over het algemeen bestaan uit uitvoerende medewerkers.

Budget en formatie

In principe wordt het lokaal gezondheidsbeleid uitgevoerd binnen de bestaande budgettaire kaders. De gemiddelde ureninzet van ambtenaren gezondheidsbeleid blijft 4 uur per week. En de huidige lokale budgetten voor preventief gezondheidsbeleid blijven hetzelfde. Van de samenwerkingspartners en regiegroepleden wordt verwacht dat zij binnen bestaande kaders bijdragen aan het lokale gezondheidsbeleid tenminste door de inzet van uren van deskundige medewerkers.

Indien er nieuwe activiteiten worden ontplooid die extra inzet van financiële middelen vergen dan zullen deze nieuwe wensen worden ingebracht in reguliere begrotingscyclus van de verschillende gemeenten.

Uitvoeringsprogramma

Nadat de nota lokaal gezondheidsbeleid is vastgesteld stelt de regiegroep een uitvoeringsprogramma op. In dit programma komt te staan waarom welke activiteiten wanneer worden uitgevoerd, wie de activiteit uitvoert, wie ervoor verantwoordelijk is, en wat de kosten en dekking van de activiteit zijn.

De gemeente committeert zich aan het uitvoeringsprogramma doordat het college van burgemeester en wethouders het programma vaststelt. Uitvoeringsorganisaties committeren zich aan het programma door het ondertekenen van een intentieovereenkomst.

Evaluatie en rapportageUiterlijk 1 december 2009 wordt aan het college van burgemeester en wethouders een tussenrapportage aangeboden. Dit is tevens het moment waarop beleidsuitgangspunten en / of activiteiten kunnen worden gewijzigd. De eindevaluatie is uiterlijk 1 juli 2011 afgerond zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in het nieuwe meerjaren gezondheidsbeleid.

Hoofdstuk 1 Kaders en rollen

1.1 De gemeente en gezondheidsbeleid

Je vindt in het gemeentelijk beleid op het terrein van volksgezondheid een diversiteit aan deelterreinen: van opvoedingsondersteuning aan jonge gezinnen tot aan crisisopvang voor daklozen en van het ontmoedigen van alcoholmisbruik tot aan het bevorderen van de luchtkwaliteit. Sinds 1989 zijn de verantwoordelijkheden van gemeenten op het terrein van het gezondheidsbeleid wettelijk vastgelegd in de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). Deze wet verplicht alle Nederlandse gemeenten om actief beleid te voeren op het terrein van de volksgezondheid. De gemeente heeft dus verschillende rollen te vervullen op het terrein van de volksgezondheid.

Gemeente als uitvoerder

Voor een deel is de gemeente zelf direct verantwoordelijk voor de uitvoering. Deze uitvoerende taken op het terrein van gezondheidsbeleid zijn grotendeels ondergebracht bij de gemeenschappelijke gezondheidsdienst, de GGD. In de Wcpv is geregeld dat elke gemeente een GGD in stand moet houden. De omvangrijkste gemeentelijke taken die de GGD’en uitvoeren zijn de jeugdgezondheidszorg en de infectieziektebestrijding. Andere taken zijn onder andere gezondheidsbevordering en medische milieukunde.

Gemeente als regisseur

Op grond van de Wcpv moeten gemeenten afstemmen, bewaken, coördineren en integreren oftewel regisseur zijn in het lokale gezondheidsbeleid. Het netwerk van organisaties die betrokken zijn bij de openbare gezondheidszorg is uitgebreid en complex.

Van gemeenten wordt verwacht dat zij sturing geven aan de afstemming en samenwerking tussen al deze verschillende partijen. Dit is nodig om de inspanningen te kunnen bundelen, onnodige overlap in de activiteiten te voorkomen en eventuele hiaten in de aandacht voor de volksgezondheid op te vullen.

Gemeente als beleidsmaker

Om sturing te kunnen geven aan alle inspanningen van de diverse partijen is het noodzakelijk dat de gemeente weet waar het uiteindelijk allemaal toe moet leiden: welke beleidsdoelen heeft de gemeente voor ogen?

De ruimte die gemeenten hebben om beleid te formuleren op verschillende onderdelen van de openbare gezondheidszorg varieert. In de jeugdgezondheidszorg bestaat het grootste deel uit het verplichte basistakenpakket. Maar bij een taak als gezondheidsbevordering is er meer ruimte voor gemeentelijk beleid.

Gepoogd wordt om in deze nota aandacht te besteden aan alle rollen en verantwoordelijkheden van de gemeenten met betrekking tot gezondheidsbeleid. Alleen op deze manier wordt de samenhang tussen de verschillende rollen en verantwoordelijkheden duidelijk(er). Het doel moet zijn het voorkomen van doublures, hiaten en het bevorderen van coördinatie en afstemming. Grofweg kunnen er drie domeinen worden onderscheiden waar de gemeenten één of meerdere rollen hebben te spelen:

  • -

    gezondheidsbevordering: grote autonome beleidsruimte, de belangrijkste partijen zijn de gemeenten en de regiegroep LGB

  • -

    jeugdgezondheidszorg: beleidsrijk maar een kleine autonome beleidsruimte, de belangrijkste partijen zijn de gemeenten, Zuidzorg en de GGD Brabant Zuidoost

  • -

    algemene gezondheidszorg: beleidsarm en een kleine autonome beleidsruimte, de belangrijkste partijen zijn de gemeenten en de GGD Brabant Zuidoost.

In hoofdstuk 3 worden deze domeinen verder uitgewerkt.

1.2 (Wettelijke) kaders

Gemeenten hebben op grond van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) een wettelijke taak voor collectieve preventie op het terrein van gezondheid. Deze wet vormt daarmee het belangrijkste formele kader voor het lokaal gezondheidsbeleid.

Doordat in de Wcpv is opgenomen dat gemeenten elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid moeten vaststellen worden de gemeenten min of meer gedwongen hun ambities op dit gebied te formuleren. Het beleid van de gemeente op het gebied van de volksgezondheid moet meer omvatten dan uitvoering van de Wcpv door de GGD. Het moet meer onderdeel gaan vormen van het lokale politieke debat en dient afgestemd te worden met andere gemeentelijke beleidsonderwerpen (wonen, werken, verkeer, sociale zekerheid, onderwijs en welzijn).

De Wcpv legt vast dat de gemeente de totstandkoming en de continuïteit van collectieve preventie moet bevorderen, evenals de samenhang binnen de collectieve preventie. Ook moet de gemeente de onderlinge afstemming tussen de collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg bevorderen. Dit brede doel wordt in diverse taken toegelicht.

Uit de Wcpv vloeien de volgende taken voort:

  • -

    Epidemiologie: het elke vier jaren verzamelen en analyseren van gegevens omtrent de gezondheidssituatie van de bevolking;

  • -

    Onderlinge afstemming tussen collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg: deze taak kan de gemeente onder andere invullen door zorgaanbieders, zorgverzekeraarsen patiëntenorganisaties te betrekken bij het gemeentelijk gezondheidsbeleid;

  • -

    Gezondheidsbevordering: op basis van inzicht in de gezondheid van de bevolking preventieprogramma’s uitvoeren;

  • -

    Bevolkingsonderzoeken: het (laten) oproepen van de groepen vrouwen die in aanmerking komen voor deelname aan de onderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker;

  • -

    Medische milieukunde: onderzoek, advisering en signalering op het terrein van milieu en gezondheid;

  • -

    Technische hygiënezorg: hygiënezorg voor kindercentra en basisscholen, verordeningen voor technische hygiëne bij grote evenementen en instellingen ressorterend onder de Wet op de jeugdhulpverlening;

  • -

    Openbare geestelijke gezondheidszorg: directe hulpverlening (waaronder crisisinterventie, maatschappelijke opvang), preventie en zorg voor mensen met een verhoogd risico, verslavingszorg, algemeen maatschappelijk werk maar ook projecten als preventie huiselijk geweld;

  • -

    Infectieziektebestrijding: omvat onder andere onderzoek, bron- en contactopsporing en preventie;

  • -

    Zorg voor nul- tot negentienjarigen (jeugdgezondheidszorg): onder andere monitoring en signalering, gezondheidsvoorlichting (GVO), vaccinatie, screening, onderkenning van gezondheidsbedreigende factoren in sociale en fysieke omgeving en advisering hierover.

Gezondheidsbeleid en de wet maatschappelijke ondersteuning (wmo)

Sinds 1 januari 2007 is de Wmo van kracht. Het maatschappelijke doel van de Wmo is meedoen. Deelname van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. Het eindperspectief van de Wmo is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en op aanpalende terreinen, zoals de openbare gezondheidszorg. Voor mensen die langdurige, zware zorg nodig hebben, blijft er de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz).

De Wmo omschrijft 'maatschappelijke ondersteuning' in negen prestatievelden

  • 1.

    Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten;

  • 2.

    Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden;

  • 3.

    Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning;

  • 4.

    Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;

  • 5.

    Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;

  • 6.

    Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer;

  • 7.

    Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld;

  • 8.

    Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen;

  • 9.

    Het bevorderen van verslavingsbeleid.

De negen prestatievelden van de Wmo hebben verschillende raakvlakken met taken binnen de Wcpv. De raakvlakken liggen met name op het gebied van bevorderingstaken. In algemene zin kunnen preventie van gezondheidsproblemen, het doel van de Wcpv, en maatschappelijke participatie, de belangrijkste doelstelling van de Wmo, elkaar versterken. De belangrijkste raakvlakken tussen de Wmo en taken uit de Wcpv zijn:

  • -

    De uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (Wcpv) en prestatieveld 2 van de Wmo: op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met opgroeiproblemen en ouders met opvoedproblemen.

  • -

    Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (Wcpv) en prestatieveld 3 (Wmo): het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning (lokale loketten).

  • -

    Epidemiologisch onderzoek (Wcpv) levert belangrijke beleidsinformatie op, ook voor de uitvoering van de Wmo.

  • -

    Bevorderen van afstemming tussen preventie, cure en care (Wcpv) en de prestatievelden 5 (bevorderen maatschappelijke participatie en zelfstandig functioneren van mensen met een beperking) en 6 (verlenen van voorzieningen aan mensen met beperkingen) van de Wmo.

Uit menig onderzoek is gebleken dat mensen die participeren in de maatschappij zich gezonder voelen. Andersom maakt een goede gezondheid in zowel psychisch, sociaal als fysiek opzicht deelname aan de maatschappij weer mogelijk. Gezondheid in brede zin speelt dus een belangrijke rol bij de Wmo. Beide wetten hebben uiteindelijk een overstijgend doel in zich, namelijk het bevorderen van de kwaliteit van leven.

1.3 Aanpak en werkwijze

Om tot een prioriteitenstelling van gezondheidsactiviteiten en – projecten te komen worden de navolgende stappen doorlopen;

  • -

    bespreking startnotitie lokaal gezondheidsbeleid 2008 -2011 door portefeuillehouders welzijn

  • -

    startbijeenkomst lokaal gezondheidsbeleid raads- en commissieleden van de kempengemeenten op 27 september 2007

  • -

    vaststellen van de conceptnota Lokaal Gezondheidsbeleid door de colleges van burgemeester en wethouders d.d 11 december 2007;

  • -

    de conceptnota Lokaal Gezondheidsbeleid ter inspraak leggen van 12 december 2007 tot en met 9 januari 2008;

  • -

    behandeling van de nota in de commissies,

  • -

    vaststellen van de nota is voorzien in de raadsvergadering van;

    • -

      Bergeijk: 25 februari 2008

    • -

      Bladel: 6 maart 2008

    • -

      Eersel: onbekend

    • -

      Reusel – De Mierden: onbekend

  • -

    vertalen van de vastgestelde nota in een ontwerp-uitvoeringsprogramma voor de komende periode van 4 jaar (tot en met 2011), inclusief een financiële vertaling, op basis van een prioriteitenstelling door de regiegroep Lokaal Gezondheidsbeleid De Kempen.

  • -

    vaststellen van het ontwerp-(meerjaren)uitvoeringsprogramma door de colleges van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Artikel 2.1 Evaluatie stuurgroep 2003-2007

Omdat gezondheidsbehoud en gezondheidsbevordering niet ophouden bij de gemeentegrens en omdat veel zorgaanbieders en andere belanghebbenden regionaal of zelfs landelijk werken hebben de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel – De Mierden er in 2003 voor gekozen om gezamenlijk lokaal gezondheidsbeleid te formuleren. Dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke nota Lokaal gezondheidsbeleid in de kempen 2003 – 2007 en een regionale stuurgroep Lokaal gezondheidsbeleid.

Een gemeente heeft weinig mogelijkheden om zelf gezondheidsbeleid uit te voeren. Hiervoor heb je de hulp nodig van professionals en betrokkenen uit het veld. De betrokkenheid van het maatschappelijke veld werd georganiseerd door middel van een regionale stuurgroep. Vanwege inhoudelijke en professionele betrokkenheid bij de materie heeft de stuurgroep zicht op de verschillende activiteiten die er op het gebied van gezondheid(spreventie) in de regio plaatsvinden. De stuurgroep was stimulerend, initiërend en faciliterend actief door het in gang zetten van activiteiten door derden, al dan niet in onderlinge samenwerking. De wethouder van de gemeente Bergeijk was voorzitter van de stuurgroep.

De regionale stuurgroep was samengesteld uit vertegenwoordigers van de zorgaanbieders en de zorgvragers zodat vanuit verschillende disciplines en invalshoeken meegedacht wordt over de uitvoering van het lokaal gezondheidsbeleid. In de stuurgroep waren de volgende organisaties vertegenwoordigd:

  • -

    Gemeentelijke Gezondheidsdienst Zuidoost Brabant;

  • -

    Zorgbelang Brabant;

  • -

    Zuidzorg;

  • -

    Maatschappelijk Werk Dommelregio;

  • -

    Stichting Gecoördineerd Ouderenwerk De Kempen;

  • -

    Regionale Stichting Zorgcentra De Kempen;

  • -

    K2;

  • -

    MEE;

  • -

    Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen;

  • -

    de huisartsen

  • -

    de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel – De Mierden;

In december 2005 heeft de stuurgroep het eigen functioneren geëvalueerd. Gevraagd naar de realisatie van de doelstelling van LGB en het ontplooien van voldoende activiteiten antwoordde men weliswaar nog overwegend negatief, maar er werd wel aangetekend dat ‘het begin is gemaakt' en dat er in de tweede planperiode geoogst moet worden. Men vond dat de taakstelling goed is uitgevoerd en dat de stuurgroep heeft bijgedragen aan een betere onderlinge afstemming.

Iedereen vond de structuur van LGB passend om het thema 'Gezondheid' effectiever aandacht te geven. Men zag voldoende mogelijkheden om nieuwe signalen en informatie in te brengen in de stuurgroep. Deze signalen en informatie werden vrijwel altijd ook weer teruggekoppeld naar de eigen organisatie. De vergaderingen leverden in toenemende mate input aan de lopende projecten. De samenstelling van de stuurgroep was goed.

Het feit dat de stuurgroep voor 4 gemeenten tegelijk opereerde werd als positief ervaren. Het bespaarde niet alleen tijd voor organisaties die vaak toch al in alle vier de gemeenten actief waren, maar gaf volgens de deelnemers ook mogelijkheden voor verdieping, kwaliteitsverbetering, betere afstemming, betere taakverdeling en benutting van elkaars kennis. Hoewel men ook erkende dat mogelijk niet alle onderwerpen voor elke gemeente van belang waren of de aandacht voor lokale problemen wellicht kon verminderen, of processen langer konden duren, zag vrijwel iedereen voldoende ruimte om lokaal te differentiëren. In de praktijk is dit ook al geregeld gebeurd.

Kort samengevat waren de voordelen van samenwerking:

  • -

    Bundeling van capaciteit;

  • -

    Schaalvoordelen (kostenvoordelen, draagvlak, uitvoeringscapaciteit, impact);

  • -

    Afstemming van beleid ter voorkoming van overlap, dubbel werk en hiaten;

  • -

    Versterking van de onderhandelingspositie ten opzichte van regionale ketenpartners.

Voor een evaluatie van de onder de verschillende thema’s uitgevoerde activiteiten wordt verwezen naar bijlage 4.

2.2 Relevante ontwikkelingen

Vermaatschappelijking van zorg

In de afgelopen jaren is een proces op gang gekomen dat wordt aangeduid als de vermaatschappelijking van de zorg. Dit houdt in dat de zorg, die voorheen binnen de muren van grote instellingen/instituten is verleend, in toenemende mate in de eigen woon- en leefomgeving wordt aangeboden. Het gaat daarbij met name om zorgbehoevende ouderen, mensen met een verstandelijke of lichamelijke handicap en (ex-) psychiatrische patiënten. Op deze wijze wordt meer recht gedaan aan hun (potentiële) mogelijkheden en aan hun eigen wens een volwaardige plek temidden van de samenleving in te nemen. Opname in instituten (intramurale zorg) wordt beperkt tot zorgvragers met een zeer zware zorgbehoefte. Deeltijdzorg, waaronder dagopvang, begeleid woonprojecten, ambulante zorg en zorg in kleinschalige woonvoorzieningen buiten de zorginstellingen/instituten (extramurale zorg) komen daarvoor in de plaats. Het proces van vermaatschappelijking heeft grote gevolgen voor gemeenten en woningcorporaties (denk aan: de bouw van aangepaste woningen en de daarbij behorende infrastructuur), welzijnsorganisaties en de lokale samenleving.

Met namende door de sterk toenemende vergrijzing in de Kempen zal er meer worden gevraagd van de lokale samenleving daar waar het gaat om zorg voor de (oudere) medemens, het hebben van een signaalfunctie, ondersteuning bij welzijnsactiviteiten en preventieprojecten etc. Veel mensen zijn zich nog niet bewust van deze ontwikkelingen. In het kader van het Wmo- of ouderenbeleid kunnen gemeenten hier een rol spelen.

Integratie jeugdgezondheidszorg

De taken voor de jeugdgezondheidszorg zijn uitgebreid. Voorheen was de gemeente verantwoordelijk voor de zorg voor 4 – 19 jarigen, nu valt ook de zorg voor 0 – 4 jarigen (de consultatiebureaus) onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Met de ondertekening van het convenant Jeugdgezondheidszorg Zuidoost-Brabant 0-19 jaar, eind 2006, onderschrijven de GGD Brabant-Zuidoost, Zuidzorg en De Zorgboog de noodzaak om intensief samen te werken. Ze gaan zich ook nadrukkelijker manifesteren als één organisatie voor de jeugdgezondheidszorg van 0 tot 19 jaar.

Fusie GGD Eindhoven en GGD Zuidoost-Brabant

Per 1 januari 2006 is de bestuurlijke fusie tussen GGD Eindhoven en GGD Zuidoost-Brabant een feit. Het Algemeen Bestuur van de nieuwe GGD Brabant-Zuidoost is na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006 samengesteld uit de portefeuillehouders lokaal gezondheidsbeleid van de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende 21 gemeenten.

Eén van de onderdelen van de bestuursopdracht die de gemeenten aan de GGD'en meegaven bij hun besluit een bestuurlijke fusie aan te gaan, is het voeren van een kerntakendiscussie om het takenpakket van de nieuwe GGD vast te stellen. Op bestuurlijk niveau moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over de basistaken, plustaken en markttaken die de nieuwe GGD grotendeels in opdracht van de gemeenten gaat uitvoerenEen ambtelijke commissie en de werkgroepen Algemene Gezondheidszorg, Jeugdgezondheidszorg en Gezondheidsbevordering was in 2007 belast met de voorbereiding van de kerntakendiscussie. In de werkgroepen zijn voorstellen geformuleerd als het gaat om de indeling van taken in gezamenlijke en contracttaken. Begin 2008 worden de uitkomsten/ conclusies van de kerntakendiscussie voorgelegd aan de raden van de gemeenten.

2.3 Huidige gezondheidssituatie in de Kempen

Gemeentelijk gezondheidsbeleid moet gebaseerd zijn op inzicht in de lokale gezondheidssituatie en gezondheidsproblemen. Informatie over de gezondheid van de eigen inwoners wordt periodiek verzameld door de GGD (epidemiologie) onder jongeren, ouderen en volwassenen. Hieronder volgen de belangrijkste cijfers uit deze onderzoeken. In de tabellen wordt ter vergelijking het cijfer voor de regio Zuidoost-Brabant ook weergegeven. Waar een percentage vetgedrukt is, betekent dat een duidelijk (“statistisch significant”) verschil met het regiocijfer. In bijlage 3 wordt de gezondheidssituatie per gemeente in detail weergegeven.

Roken

  • -

    15% van de moeders in Bladel heeft gedurende (een deel van) de zwangerschap gerookt. In de regio Zuidoost Brabant was dit 18%.

  • -

    Het aantal volwassenen dat rookt is in de regio in de afgelopen jaren afgenomen (34%- 27%). In Bladel was het aandeel rokers in 1999 29%, dit is verder gedaald naar 26% in 2005.

  • -

    9% van de jongeren rookt dagelijks sigaretten. Geen van de jongeren in het onderzoek zegt meer dan 20 sigaretten per dag te roken.

  • -

    Kinderen van rokende ouders hebben meer kans op ziekten zoals luchtweginfecties, astma en oorontsteking dan kinderen bij wie nooit gerookt wordt in de omgeving. Bij 27% van de 0-11 jarigen in Bladel rookt tenminste één van de ouders. 16% van de kinderen is in de week voorafgaand aan het onderzoek blootgesteld in huis aan (sigaretten)rook. Dit is gunstig ten opzichte van de totale regio Zuidoost-Brabant, waar 21% van de kinderen hieraan werd blootgesteld.

Bergeijk

Bladel

Eersel

RdM

regio

roken tijdens zwangerschap

14%

15%

18%

-

18%

percentage rokers (volwassenen)

25%

26%

26%

28%

27%

jongeren die roken

9%

9%

6%

7%

7%

Tenminste één rokende ouder

29%

27%

26%

30%

30%

afbeelding binnen de regeling

Alcoholgebruik

  • -

    13% van de moeders in Bladel heeft gedurende (een deel van) de zwangerschap alcohol gedronken. In de totale regio Zuidoost Brabant is dit vergelijkbaar: 15%.

  • -

    In de regio Zuidoost-Brabant heeft 28% van de 12-14 jarigen en 80% van de 15-17 jarigen alcohol gebruikt in de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek. Gemiddeld dronk in deze periode 54% van de 12-17 jarigen alcohol. In Bladel ligt dit percentage beduidend hoger: 63%. Een groep van 7% heeft meer dan 20 glazen per week gedronken.

  • -

    Ook het alcoholgebruikvan volwassenen in de gehele regio is relatief hoog. Van de volwassen inwoners van Bladel voldoet 35% niet aan de norm verantwoord alcoholgebruik, vergelijkbaar met de totale regio Zuidoost-Brabant. Twaalf procent drinkt 'overmatig' en 9% drinkt '(zeer) excessief'. Dit percentage is hoger dan in 1999, toen was het 7%.

Bergeijk

Bladel

Eersel

RdM

Regio

Alcohol tijdens zwangerschap

13%

13%

16%

-

15%

Alcoholgebruik 12 – 17 jarigen

58%

63%

59%

63%

54%

Voldoet niet aan norm verantwoord alcoholgebruik (volwassenen)

37%

35%

36%

41%

37%

Drinkt overmatig (volwassenen)

16%

12%

13%

17%

15%

Drinkt excessief (volwassenen)

11%

9%

9%

13%

10%

Overgewicht, voeding en bewegen

  • -

    Voor de gezondheid van een kind is het dagelijks eten van fruit en groente belangrijk. Het lukt 40% van de kinderen niet om dagelijks fruit te eten en bij 45% lukt het niet dagelijks groente te eten. In de regio is dit vergelijkbaar.

  • -

    Eén op de vijf jongeren in Bladel ontbijt minder dan 5 keer per week (19%). Dat betekent dat ze zeker één keer per week zonder ontbeten te hebben op school komen. Er bestaat een verband met overgewicht: kinderen die minder vaak ontbijten, hebben vaker overgewicht.

  • -

    Van de kinderen vanaf 2 jaar heeft 8% overgewicht in Bladel. Bij 2% is sprake van obesitas. De belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van overgewicht is een verkeerde balans tussen energie-inname (via voeding) en energiebesteding (voornamelijk via lichamelijke activiteit).

  • -

    Kinderen die meer dan 2 uur per dag televisiekijken en/of achter de computer zitten, minder dan een half uur per dag buitenspelen of sporten hebben vaker overgewicht. De meerderheid van de 0-11 jarigen speelt dagelijks minimaal een half uur buiten, slechts 2% haalt dat niet. In Bladel kijkt 9% van de kinderen vanaf één jaar meer dan 2 uur per dag tv of video en 2% van de kinderen zit meer dan 2 uur per dag achter de computer. Het aantal kinderen dat langer dan 2 uur per dag tv kijkt of achter de computer zit, neemt sterk toe met de leeftijd. Bijna tweederde van de kinderen vanaf 4 jaar is lid van een sportvereniging. In de regio zijn de cijfers vergelijkbaar.

  • -

    12,5% van de jongeren van 12-17 jaar kampt met overgewicht. Bij 0,7% is sprake van obesitas. In de regio is dit vergelijkbaar.

  • -

    Aanbevolen wordt om voldoende dagelijkse lichaamsbeweging te combineren met een gezond eetpatroon. Ruim 75% van de Bladelse jongeren sport minstens één keer per week.

  • -

    Het aantal mensen met overgewicht is ook in Bladel de afgelopen jaren toegenomen. In 1999 had 40% overgewicht en nu is dat 45%. In de totale regio is een nog duidelijker toename te zien van het aantal mensen met overgewicht. Had in 1991 nog ‘slechts’ 31% van de volwassenen overgewicht; in 1999 was dat al gestegen tot 38% en in 2005 tot maar liefst 47%. Ook het aandeel van de volwassenen met ernstig overgewicht (obesitas) is in diezelfde periode in Zuidoost-Brabant gestegen van 5% (1991) naar 7% (1999) naar 11% in 2005. In Bladel bleef de stijging beperkt: van 7% in 1999 naar 8% in 2005.

  • -

    Bewegen en sporten doen de volwassenen in Bladel en de regio relatief vaak. Twee op de drie volwassenen (67%) voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen.

Bergeijk

Bladel

Eersel

RdM

regio

Niet dagelijks fruit 0 – 11 jarigen

45%

40%

44%

-

39%

Niet dagelijks groente 0 – 11 jarigen

46%

45%

46%

-

43%

Minder dan 5 maal ontbijt p.w. (jongeren)

19%

19%

15%

24%

17%

Minder dan 5 maal ontbijt p.w. (ouderen)

5%

6%

7%

5%

6%

Kinderen met overgewicht

8%

8%

9%

-

10%

Jongeren met overgewicht

9%

13%

12%

15%

10%

Volwassenen met overgewicht

48%

45%

48%

49%

47%

Ouderen met overgewicht

63%

60%

58%

64%

58%

Sport minstens ééns per week (jongeren)

78%

78%

85%

82%

78%

Voldoet aan beweegnorm (volwassen)

67%

67%

69%

64%

66%

Voldoet niet aan beweegnorm (ouderen)

33%

35%

32%

41%

36%

afbeelding binnen de regeling

Diabetes, lichamelijke gezondheid en medicijngebruik

  • -

    Geen van de geënquêteerde kinderen van 0 tot 11 jaar in Bladel heeft diabetes mellitus. In de totale regio heeft 0,1% van de 0-11 jarigen deze ziekte. Ook in de leeftijdsgroep 12 – 17 jaar komt deze ziekte nagenoeg niet voor. Van de volwassenen geeft 3% aan, diabetes te hebben.

Bergeijk

Bladel

Eersel

RdM

regio

Kinderen met diabetes

0,2%

0,0%

0,0%

-%

0,1%

Jongeren met diabetes

0,0%

0,0%

0,5%

0,4%

0,4%

Volwassenen met diabetes

3%

3%

2%

3%

3%

Ervaart eigen gezondheid als matig tot slecht (ouderen)

27%

32%

28%

35%

30%

Heeft één of meer chronische ziekten (ouderen)

69%

70%

63%

73%

68%

Medicijngebruik op recept (2 wk) (ouderen)

78%

81%

74%

84%

79%

Medisch behandeld letsel (afg. 3 mnd) (jongeren)

19%

23%

18%

19%

20%

Depressie en geestelijke gezondheid

  • -

    Driekwart van de kinderen van 0 – 11 jaar voelt zich (volgens de ouders) (heel) blij. Volgens de ouders is 2% van de kinderen een beetje tot erg somber.

  • -

    De psychosociale gezondheid van jongeren van 12 -17 jaar in Bladel is over het algemeen goed te noemen. Slechts 4% voelde zich afgelopen 3 maanden een beetje tot erg somber. Meisjes beoordelen hun geestelijke gezondheid vaak iets slechter dan jongens.

  • -

    9% van de volwassenen voelde zich het afgelopen jaar een beetje tot zeer somber.

  • -

    Naarmate kinderen ouder worden, worden leeftijdsgenoten steeds belangrijker in hun sociale netwerk. Van de jongeren van 12 – 17 jaar in Bladel heeft 83% naar eigen mening genoeg vriend(inn)en.

  • -

    Eenzaamheid is onder te verdelen in emotionele en sociale eenzaamheid. Bij emotionele eenzaamheid is er sprake van het gemis van intimiteit in persoonlijke relaties, of gemis van een vertrouwenspersoon. Bij sociale eenzaamheid is het aantal of de kwaliteit van de persoonlijke relaties minder dan gewenst. Sociale eenzaamheid komt vaker voor (38%) dan emotionele eenzaamheid (21%). Ruim een derde deel (36%) van de 19- t/m 64 jarigen uit Bladel blijkt zich matig tot zeer ernstig eenzaam te voelen. Het aandeel (zeer) ernstig eenzamen is 6%. Daarmee is het beeld rond eenzaamheid in Bladel zeer vergelijkbaar met dat in de hele regio.

Bergeijk

Bladel

Eersel

RdM

regio

Sombere kinderen

2%

2%

1%

-

1%

Sombere jongeren

3%

4%

3%

3%

3%

Sombere volwassenen

8%

9%

10%

4%

9%

Sombere ouderen

14%

11%

11%

13%

13%

Voldoende vrienden (jongeren)

86%

83%

85%

88%

85%

Matig tot zeer ernstig eenzaam (volwassenen)

36%

36%

35%

35%

38%

Aandeel zeer ernstig eenzamen(volwassenen)

4%

6%

5%

5%

7%

Matig tot zeer ernstig eenzaam (ouderen)

41%

48%

44%

44%

46%

Aandeel zeer ernstig eenzamen(ouderen)

7%

8%

6%

5%

8%

Binnenmilieu

  • -

    Kinderen van 0 -11 jaar die opgroeien in een vochtige woning hebben een grotere kans op gezondheidsklachten als benauwdheid en hoesten of luchtwegklachten. In Bladel signaleert 10% van de ouders schimmel of vocht in de woning. Dat is vergelijkbaar met de regio (12%).

  • -

    Ook voor volwassenen geldt dat vocht- en schimmelplekken en beperkte continue ventilatie kunnen leiden tot gezondheidsklachten Schimmel- of vochtplekken in huis komen in Bladel in vergelijkbare mate voor als in de regio; namelijk bij 19% van de inwoners (regio 21%).

  • -

    In Bladel ventileert ongeveer driekwart van de volwassenen de woonkamer en de keuken minder dan 24 uur per dag, dit is minder dan het gemiddelde in de regio. In de slaapkamer is dit 56%. De badkamer wordt relatief het meest geventileerd: ‘slechts’ 28% ventileert onvoldoende; in de regio is dit 34%.

  • -

    Ruim één op de vier volwassenen (27%) in Bladel wordt gehinderd door geluid, 12% zelfs in erge mate. Men geeft aan het meest gehinderd te worden door geluid van wegverkeer (12%) en vliegtuigen (10%). Burenlawaai hindert 8% van de volwassenen.

Bergeijk

Bladel

Eersel

RdM

Regio

Kinderen in vochtige woning

9%

10%

10%

-

12%

Volwassenen in vochtige woning

20%

19%

22%

19%

21%

Geluidshinder volwassenen

27%

27%

38%

21%

28%

Trends en conclusies

Het percentage rokers in de vier kempengemeenten is lager dan regionale en landelijke gemiddelden, er lijkt een dalende trend te zijn. Hoewel ook lager dan het regionale gemiddelde is het percentage vrouwen dat rookt tijdens de zwangerschap een punt van aandacht.

In Nederland zijn er slechts twee regio’s waar meer wordt gedronken dan in de ggd-regio Zuidoost- Brabant. In de vier kempengemeenten drinken jongeren nog meer dan het regionale gemiddelde. Het alcoholgebruik van volwassenen komt overeen met het gemiddelde voor Zuidoost-Brabant. Daarmee blijft het hoge alcoholgebruik een punt van zorg en belangrijk speerpunt van het lokale gezondheidsbeleid.

In Nederland is gemiddeld 45% van de volwassenen te zwaar. Het percentage in de Kempen komt ongeveer overeen met het landelijke gemiddelde. Overgewicht neemt zowel onder jongeren als ouderen sterk toe en deze trend is landelijk. Met name de toename van overgewicht onder kinderen en jongeren is zorgelijk.

Met betrekking tot de landelijke Speerpunten: diabetes en depressie is het moeilijk om voor de lokale situatie conclusies te trekken. Volgens de gezondheidspeilingen van de GGD komt diabetes bij kinderen en jongeren nagenoeg niet voor en ook het percentage volwassenen met diabetes is laag. De effecten van lokaal gezondheidsbeleid op diabetes zullen waarschijnlijk vooral afgeleide effecten zijn: het voorkomen van diabetes door gezonde voeding en voldoende beweging. Uit de gezondheidspeilingen komt er geen slecht beeld met betrekking tot depressie en somberheid naar voren. Eenzaamheid is wel een punt van aandacht.

3 Beleidskader 2008-2011

3.1 Visie, doelstellingen en ambities

Een goede gezondheid is van belang om in de maatschappij in sociaal en economisch opzicht goed te kunnen functioneren. Een goede gezondheid wordt door velen dan ook gezien als een groot goed. Om in beeld te krijgen wat de kaders en daarmee de grenzen van gemeentelijk gezondheidsbeleid zijn is het van belang om stil te staan bij de begrippen gezondheid, gezondheidsbeleid en gezondheidszorg.

Al sinds 1948 hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de Verenigde Naties de volgende definitie van gezondheid:

Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid van ziekte.

Deze definitie wordt internationaal veel gebruikt en is algemeen geaccepteerd.

Op basis van deze definitie is een aantal factoren te onderkennen die gezondheid mede bepalen. Deze factoren zijn:

  • -

    Biologische en erfelijke factoren; leeftijd, geslacht en aanleg.

  • -

    Leefstijl en gedrag; voeding, beweging, middelengebruik.

  • -

    Sociale omgeving; gezin, familie, vrienden en sociaal-economische status.

  • -

    Leef- en woonomgeving; wonen, werken, milieu, recreatie.

  • -

    Zorgsysteem; aanwezigheid, toegankelijkheid, bereikbaarheid en kwaliteit

Biologische en erfelijke factoren liggen voor iedereen grotendeels vast. De rijksoverheid, de ziektekostenverzekeraars en de zorgaanbieders hebben invloed op en zijn primair verantwoordelijk voor de aanwezigheid en bereikbaarheid van zorgsystemen. Sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl zijn de overblijvende factoren waar zowel de burger als de lokale overheid invloed op uit kunnen oefenen.

Met deze constatering wordt het werkveld van het gemeentelijk gezondheidsbeleid al enigszins afgebakend maar zelfs als het gezondheidsbeleid wordt beperkt tot de factoren sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl kan het nog steeds een zeer breed terrein omvatten. Om tot een verdere afbakening te komen kan worden gekeken naar onderdelen waarop gezondheidsbeleid betrekking kan hebben. Deze onderdelen zijn grofweg: preventie (met als specifiek onderdeel het bevorderen van gezondheid), bescherming, behandeling (cure) en verzorging (care).

Het onderdeel behandeling en verzorging gaat vooral over de behandeling van gezondheidsproblemen en de verzorging van zieken. Dit onderdeel is met name het terrein van de zorginstellingen en zelfstandigen als huisartsen en fysiotherapeuten. De gemeente heeft vrijwel geen mogelijkheden om op dit terrein directe invloed uit te oefenen. Het is ook niet direct de taak van de gemeente om op dit terrein beleid te voeren.

Bescherming en preventie zijn wel onderdelen waar de gemeente beleid kan en moet voeren. Bij bescherming gaat het om maatregelen en zorg die erop gericht zijn dat mensen niet of zo min mogelijk in contact komen met voor de gezondheid schadelijke stoffen, omstandigheden en situaties. Vaak wordt deze bescherming gerealiseerd door het formuleren en uitvoeren van beleid op andere terreinen dan het terrein van volksgezondheid. Voorbeelden zijn: het aanleggen van riolering en waterzuivering, bouwvoorschriften, milieutoezicht etc. Bij preventie gaat het om maatregelen en activiteiten die erop gericht zijn om de gezondheid te bevorderen en om gezondheidsproblemen te voorkomen.

Preventie is het onderdeel waar gemeentelijk gezondheidsbeleid het meeste effect kan hebben omdat hier de gemeente de meeste wettelijke en functionele mogelijkheden heeft om invloed uit te oefenen hetzij direct, hetzij via de gemeenschappelijke gezondheidsdienst.

Uit de wettelijke taken van de gemeente vloeit voort dat gemeentelijk gezondheidsbeleid betrekking heeft op de openbare gezondheidszorg (OGZ). De OGZ behartigt zaken die van groot belang zijn voor een gezonde samenleving. Het gaat daarbij om de onderdelen van de gezondheidszorg en het openbaar bestuur die zich richten op ziektepreventie en de bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking of groepen binnen de bevolking. Aan de activiteiten op het gebied van de OGZ ligt in principe geen expliciete, door iemand zelf geformuleerde hulpvraag ten grondslag. Het is de overheid die openbare gezondheidszorg aanbiedt aan de burgers als collectiviteit. De openbare gezondheidszorg vult daarmee de reguliere, individugerichte zorg aan.

In onze visie heeft lokaal gezondheidsbeleid met name betrekking op de algemene of maatschappelijke hulp- of zorgvraag, de gezondheidsfactoren sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl en moet het zich richten op preventie en bescherming.

Uitgaande van de hierboven beschreven begrippen gezondheid, gezondheidsbeleid, gezondheidszorg en het kader wordt de algemene doelstelling van het lokaal gezondheidsbeleid in de vier Kempengemeenten als volgt geformuleerd:

De Kempengemeenten streven met hun lokaal gezondheidsbeleid naar het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van gezondheidsproblemen onder de bevolking en naar bescherming en bevordering van het lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden van de bevolking, waarbij leefstijl en gedrag, sociale en fysieke omgeving en zorgvoorzieningen mede van invloed zijn.”

Subdoelstellingen zijn:

  • 1.

    Bevorderen dat alle inwoners optimale kansen op gezondheid hebben;

  • 2.

    Bevorderen dat alle relevante sectoren (binnen en buiten de gemeenten) bijdragen aan het vergroten van de kansen op gezondheid.

Deze doelstellingen zijn vertaald in de volgende ambities:

  • 1.

    Anticiperen op bedreigingen van de volksgezondheid. Voorbeeld hiervan zijn onze lokale speerpunten het voorkomen en bestrijden van schadelijk alcoholgebruik en het tegengaan van overgewicht. Meer informatie hierover kunt u vinden in paragraaf 3.3.1

  • 2.

    Vergroten van de betrokkenheid van de Kempische burgers bij de eigen gezondheid. Een voorbeeld is het project De familie Lekkerbek in balans. Door middel van alledaagse voorbeelden en eenvoudige acties wordt ouders en kinderen duidelijk gemaakt dat ze zelf grote invloed kunnen hebben op de eigen gezondheid.

  • 3.

    Bevorderen van een gezonde sociale infrastructuur wat wil zeggen: zorgen dat allerlei instanties (zoals zorgverleners, het welzijnswerk, scholen) een bijdrage leveren aan verbetering van de volksgezondheid. Voorbeeld van dit streven is het participeren in en opzetten van verschillende overlegplatforms en samenwerkingsverbanden zoals de regiegroep lokaal gezondheidsbeleid, het beleidsplatform jeugd, jeugdzorgteams etc.

  • 4.

    Bevorderen van een gezonde fysieke omgeving (goede woningen, beperking luchtvervuiling, veilige speelplekken etc). Een voorbeeld hiervan is het opstellen door gemeenten van leefomgevingsplannen. In deze plannen staat een gezonde fysieke leefomgeving centraal en wordt onderzocht hoe andere beleidsterreinen hieraan kunnen bijdragen.

3.2 Prioritering inhoudelijke speerpunten

Landelijke speerpunten

De Wcpv geeft aan dat het kabinet elke vier jaar de landelijke prioriteiten op het gebied van de collectieve preventie moet vaststellen. Deze liggen vast in de preventienota Kiezen voor Gezond leven (VWS, 2006). De preventienota gaat vooral over een betere afstemming tussen rijksbeleid en lokaal beleid. De Wcpv verplicht daar ook toe. De nota biedt daarvoor eerste aanknopingspunten die de komende jaren verder uitgewerkt kunnen worden.

Nederlanders leefden in 1960 op één na het langst van alle Europeanen. Nu is Nederland naar de middenmoot gezakt. De ziekten die in Nederland de hoogste ziektelast veroorzaken zijn: coronaire hartziekten, angststoornissen, beroertes, chronische luchtweg aandoeningen en depressies. Hart- en vaatziekten en kanker zijn nog steeds de belangrijkste doodsoorzaken. Roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht (voeding en bewegen) leveren een forse bijdrage aan deze ziekten.

Omdat het voorkomen en tegengaan van roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht een grote bijdrage leveren aan het beperken van de belangrijkste volksgezondheidsproblemen zijn deze leefstijlfactoren speerpunt in de preventienota. Naast deze drie leefstijlfactoren worden ook twee ziekten tot speerpunt benoemd: diabetes en depressie. Diabetes is deels erfelijk bepaald (type 1) of een verouderingsziekte (type 2), maar het al op jonge leeftijd ontwikkelen van diabetes type 2 kan voor een aanzienlijk deel voorkómen worden met een gezonde leefstijl. Ook vroegsignalering en goede ketenzorg leveren gezondheidswinst op. Depressie is een van de belangrijkste psychische stoornissen waar met preventie gezondheidswinst te boeken is. Mensen met een depressie roken en drinken relatief vaak en zijn vaker te zwaar. Ook bij depressie kan vroegsignalering en tijdige interventie een flink deel van de ziektelast voorkómen.

De landelijke speerpunten worden in 3.3.1 Gezondheidsbevordering nader toegelicht

Regionale speerpunten

Naast deze landelijke prioriteiten zijn er ook nog een drie regionale speerpunten te onderscheiden, deze zijn:

  • -

    binnenmilieu

  • -

    seksueel overdraagbare aandoeningen / seksueel risicogedrag

  • -

    vergroten sociale weerbaarheid kinderen.

Binnenmilieu wordt in 3.3.3 Algemene gezondheidszorg onder Medische milieukunde nader toegelicht. De andere twee speerpunten worden in 3.3.1. Gezondheidsbevordering nader toegelicht.

Prioritering

De gemeente heeft op grond van de Wcpv en andere kaders een brede verantwoordelijkheid voor de preventie van gezondheidsproblemen. Als bepaalde risico’s of problemen om wat voor reden dan ook directe aandacht of aanpak eisen dan kan of mag de gemeente dit niet nalaten. Dit wetende is het wel mogelijk om in de veelheid van speerpunten een zekere rangorde aan te brengen. Deze rangorde is niet objectief en is daarom niet meer dan richtinggevend bij de opzet en uitwerking van het uitvoeringsprogramma.

Er zijn twee acties ondernomen om de speerpunten te prioriteren:

  • -

    een startbijeenkomst voor raads- en commissieleden van de 4 Kempengemeenten

  • -

    prioritering door ambtelijke deskundigen van de gemeenten en de GGD.

Startbijeenkomst lokaal gezondheidsbeleid

Op 27 september 2007 is voor raads- en commissieleden van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel – De Mierden een startbijeenkomst voor het lokaal gezondheidsbeleid 2008-2011 georganiseerd. Het doel van de bijeenkomst was om raads- en commissieleden bewust te maken van de gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden en om zicht te krijgen op de wijze waarop de gemeenten hieraan invulling willen geven.

Door de wat beperkte opkomst was het niet mogelijk om over alle prioriteiten te spreken en om naar aanleiding van de discussie eenduidige conclusies te trekken. Voor een verslag van de bijeenkomst wordt verwezen naar bijlage 3.

Uit de bijeenkomst kwam naar voren de landelijke en regionale prioriteiten wel werden her- en erkend. Verder zijn er veel suggesties gedaan voor de uitwerking en uitvoering van beleid. Deze suggesties kunnen door de colleges van B&W en de regiegroep worden gebruikt bij de opstelling van het uitvoeringsprogramma.

Prioritering door ambtelijke deskundigen van de gemeenten en de GGD

De beleidsmedewerkers van de vier gemeenten en de GGD hebben onafhankelijk van elkaar de verschillende speerpunten op basis van 6 criteria een waardering gegeven. Door de scores op de verschillende criteria van alle beleidsmedewerkers te totaliseren zijn de speerpunten geprioriteerd.

De verschillende criteria waren:

  • 1.

    Ernst en omvang van het gezondheidsprobleem;

  • 2.

    Mogelijkheden van een doelmatige en effectieve aanpak binnen het gemeentelijk beleid;

  • 3.

    Betreft het een (wettelijke) verplichting tot (gezondheids)beleid;

  • 4.

    Behoort dit thema tot de prioriteiten binnen het landelijk beleid;

  • 5.

    Heeft dit thema draagvlak bij de betrokken organisaties en instellingen;

  • 6.

    Hoe belangrijk vonden de deelnemers aan de startbijeenkomst het thema?

Deze exercitie heeft de volgende rangorde opgeleverd:

  • 1.

    Overgewicht Bewegen Gezonde voeding, incl. consumptie groenten / fruit, ontbijtgedrag Diabetes

  • 2.

    Schadelijk alcoholgebruik

  • 3.

    Roken

  • 4.

    Depressie

  • 5.

    SOA’s / Seksueel risicogedrag

3.3 De onderdelen nader bekeken

De in 3.2 genoemde landelijke en regionale speerpunten kunnen op verschillende plekken binnen het lokale gezondheidsbeleid een plaats krijgen. In paragraaf 1.1 is al opgemerkt dat er binnen het gezondheidsbeleid drie domeinen kunnen worden onderscheiden:

  • -

    Gezondheidsbevordering;

  • -

    Jeugdgezondheidszorg;

  • -

    Algemene gezondheidszorg

Alle drie de domeinen zijn even belangrijk. De lokale speelruimte is echter het grootst bij het domein gezondheidsbevordering, hier hebben de gemeenten de meeste ruimte voor autonoom beleid. En we hebben er daarom voor gekozen om de speerpunten onder 3.3.1. gedetailleerd toe te lichten. Binnen de Jeugdgezondheidszorg en de Algemene gezondheidszorg is de lokale speelruimte klein. In deze domeinen wordt getracht om, binnen de wettelijke verplichtingen en kaders, de speerpunten zoveel mogelijk aandacht te geven.

Om de speerpunten beter te kunnen plaatsen en om te kunnen bepalen welke partijen primair verantwoordelijk zijn voor het oppakken en invullen van de verschillende speerpunten worden in deze paragraaf de drie domeinen nader inhoudelijk beschreven, geven we een overzicht van activiteiten die al worden uitgevoerd en geven we inzicht in de wijze van aansturing en mogelijkheden voor lokale beïnvloeding. Daar waar bij een onderdeel het kopje Wat doen we? wordt gebruikt is de opsomming van activiteiten compleet, daar waar het kopje Voorbeelden wordt gebruikt is de opsomming niet compleet. Alleen die activiteiten worden genoemd die in samenwerking met of onder verantwoordelijkheid van de gemeenten worden ontplooid.

3.3.1 Gezondheidsbevordering

Gezondheidsbevordering richt zich op de leefstijl of het gezondheidsgedrag van individuen en groepen mensen. Gezondheidsbevordering is één van de functies van de openbare gezondheidszorg die wordt uitgevoerd door de GGD. Een belangrijk deel van de activiteiten bij de GGD bestaat uit het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van preventieprogramma’s. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan beleidsontwikkeling en beleidsadvisering op het gebied van gezondheidsbevordering.

De activiteiten van gezondheidsbevordering zijn in de volgende kernfuncties samen te vatten:

  • -

    Uitvoering van interventies:

  • -

    Beleidsadvisering:

  • -

    Informatie en ondersteuning:

  • -

    Onderzoek en ontwikkeling:

  • -

    Verbeteren van de preventiestructuur:

De Wcpv vormt een belangrijk kader voor gezondheidsbevordering. Volgens de Wcpv dienen gemeentes zorg te dragen voor de opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en –opvoeding. Tevens is omschreven dat gemeenten zorg moeten dragen voor een samenwerkingsstructuur op het gebied van gezondheidsbevordering tussen verschillende instellingen. De wet voorziet ook in epidemiologische functie van de GGD. Daarnaast voorziet de Wcpv in gezondheidsbevordering op verschillende andere gebieden binnen de openbare gezondheidszorg.

Roken

Roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare doodsoorzaak in Nederland. Jaarlijks sterven ruim 20.000 Nederlanders aan acht ziektes die met roken te maken hebben. Ongeveer 90 procent van alle longkanker komt door roken. Circa 30 procent van alle kanker is het gevolg van roken. Bij hart- en vaatziekten is dat ongeveer 20 procent. Meeroken (passief roken) leidt in Nederland jaarlijks naar schatting tot (circa) tien gevallen van wiegendood, enkele honderden doden door longkanker, enkele duizenden sterfgevallen door hartaandoeningen en vele tienduizenden (meer of minder ernstige) luchtwegaandoeningen bij kinderen.

Stoppen met roken geeft direct resultaat en zorgt ervoor dat mensen langer gezond leven. Als je stopt met roken op je 30e kun je tien jaar langer leven, op je 40e levert dat negen jaar op, op je 50e zes en op je 60e drie jaar. Rokers die blijven roken, verliezen - vergeleken met niet-rokers - gemiddeld tien jaar van hun leven. Europese landen die meer en steviger maatregelen hebben genomen, hebben veel minder rokers.

Landelijke doelstelling roken: in 2010 zijn er nog 20 procent rokers (nu: 28 procent). Uit de cijfers van de GGD blijkt dat het percentage rokers in de regio (26%) onder het landelijke gemiddelde ligt (28%).

Voorbeelden

  • -

    De GGD en gemeenten werken actief mee aan het lokaal uitvoeren van landelijke campagnes.

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

college van B&W

Regie en advies

regiegroep LGB

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD, derden

Schadelijk alcoholgebruik

Teveel alcohol drinken heeft schadelijke gevolgen. Chronisch teveel alcohol beschadigt op den duur alle organen die direct bij de opname en verwerking van alcohol betrokken zijn, zoals de maag, de lever en de alvleesklier. Ook de hersenen, het zenuwstelsel en het immuunsysteem lijden onder aanhoudend misbruik. Teveel drinken verhoogt bovendien het risico op hoge bloeddruk en daarmee op beroerten en bepaalde hartziekten. Diverse onderzoeken laten een verband zien tussen overmatig alcoholgebruik en kanker aan de mond, keel en slokdarm, vooral bij drinkers die ook roken. Overmatig gebruik van alcohol verhoogt ook het risico op kanker aan de lever en de dikke darm. Vrouwen die veel drinken krijgen vaker borstkanker dan vrouwen die niet drinken. Alcoholgebruik heeft gevolgen voor de vruchtbaarheid van zowel mannen als vrouwen en bij zwangere vrouwen zelfs gevolgen voor de ontwikkeling van het ongeboren kind. Bij de meeste negatieve effecten neemt het risico op schade toe, naarmate men méér drinkt.

De schade hangt mede af van de groep waartoe men behoort. Zo lopen jongeren en vrouwen een hoger risico. Fors alcoholgebruik op jonge leeftijd kan leiden tot acute alcoholvergiftiging en op langere termijn schade aan de hersenen. Die zijn immers nog in de groei. Uit onderzoek blijkt ook dat wie jong begint met het drinken van alcohol, op latere leeftijd een verhoogd risico op alcoholproblemen heeft. Onderzoek toont aan dat jongeren in Nederland fors meer alcohol drinken de afgelopen jaren. Het drinken van alcohol op jonge leeftijd is schadelijk voor de gezondheid en kan bijvoorbeeld leiden tot hersenbeschadiging. Ouders zijn steeds makkelijker geworden over het (toenemende) drankgebruik van hun kinderen. Zij kennen de schadelijke effecten van alcohol meestal ook niet.

Landelijke doelstelling schadelijk alcoholgebruik:

  • -

    het gebruik van alcohol bij jongeren onder de 16 jaar terugbrengen naar het niveau van 1992;

  • -

    minder volwassen probleemdrinkers: van 10,3 procent nu naar 7,5 procent in 2010.

Voorbeelden:

  • -

    Regionaal alcoholmatigingsproject “Laat je niet flessen”:

  • -

    Ouderbrochure

  • -

    Leeftijdsinspecties alcoholverkoop

  • -

    Pilot JGZ interventie op basisscholen (o.a. Eersel)

  • -

    Pilot keetbeleid

  • -

    Buzz actie

  • -

    Artikelenreeks

  • -

    Radiospot

  • -

    Nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen bij verstrekkers

  • -

    Ontwikkeling en implementatie verbeterd alcoholbeleid sportkantines

  • -

    Ontwikkeling en implementatie verbeterd alcoholbeleid overige paracommercie

  • -

    Handhavingsacties openbare dronkenschap

  • -

    Huiskamerbijeenkomsten (o.a. Bergeijk en Reusel – De Mierden)

  • -

    Extra controle kampeerboerderijen (Reusel – De Mierden)

  • -

    Dienstverlening alcohol en drugs op het Pius X college (Bladel)

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W

Regie en advies

regiegroep LGB

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD, Novadic-Kentron, derden

Overgewicht (bewegen en voeding)

Overgewicht is wereldwijd een explosief groeiend probleem. In 1980 had 1 op de 15 kinderen van 4 tot 14 jaar overgewicht, in 2004 was dit al 1 op de 5 kinderen. Overgewicht komt meer voor bij mensen met een lage sociaal economische status. Mensen met obesitas (gevaarlijk overgewicht) leven minder lang en vooral langer in slechtere gezondheid. Met overgewicht lopen mensen niet alleen meer kans op fysieke problemen, zoals diabetes, hart- en vaatziekten, sommige vormen van kanker en aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Mensen met overgewicht hebben vaak een negatief stempel en kunnen daarmee psychische klachten krijgen of in een sociaal isolement raken.

Het kabinet hanteert de volgende doelstellingen voor de aanpak van overgewicht:

  • -

    het percentage volwassenen met overgewicht moet gelijk blijven;

  • -

    het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen.

Voorbeelden:

  • -

    Individuele aanpak kinderen met overgewicht

  • -

    Campagne Familie Lekkerbek In Balans

  • -

    Project “Lekker Fit” basisschool (Bladel)

  • -

    Sportbuurtwerk (Bladel en Eersel)

  • -

    Ouderavonden op scholen voor voortgezet onderwijs over gezonde voeding (Bladel en Eersel)

  • -

    Voorlichting gezonde voeding ouderen (Bladel)

  • -

    De werkgroep leefstijl initiëert activiteiten op het terrein van het bevorderen van een gezonde leefstijl, met het accent op voeding en bewegen

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W

Regie en advies

regiegroep LGB

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD, Zuidzorg, derden

Diabetes

In Nederland hebben meer dan 600.000 mensen diabetes, elk jaar komen er ruim 70.000 bij. De verontrustende toename van (vooral ook jongere) diabetespatiënten, bedreigt de vitaliteit van de samenleving en heeft ook economische gevolgen.

Het kabinet wil dat het aantal patiënten met diabetes tussen 2005 en 2025 met niet meer dan 15 procent stijgt. De meeste winst is te behalen bij de groepen met meer kans op diabetes: jongeren met overgewicht, mensen met een lage sociaal economische status, allochtonen met een verhoogd risico, zwangere vrouwen en mensen die al diabetes hebben maar dat nog niet weten.

Landelijke doelstelling diabetes:

  • -

    het aantal patiënten met diabetes mag tussen 2005 en 2025 met niet meer dan 15 procent stijgen;

  • -

    daarbij heeft 65 procent van de diabetespatiënten geen complicaties.

Voorbeelden:

  • -

    Advies GGD en Diabetes preventie

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W

Regie en advies

regiegroep LGB

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD

Depressie

Per jaar lijden 737.000 volwassenen in Nederland aan depressie, waarvan 359.000 nieuwe gevallen. De Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation, WHO) zet depressie bij mannen op de tweede plaats van veroorzakers van de grootste ziektelasten, bij vrouwen van 15 tot 40 jaar zelfs op de eerste plaats.

Belangrijke doelstelling bij depressie is: zorgen voor een groter bereik van de bewezen effectieve interventies de komende jaren.

Voorbeelden:

  • -

    Pilot Maatschappelijke steunsystemen (Bladel)

  • -

    Dienstverlening algemeen maatschappelijk werk

  • -

    Project deskundigheidsbevordering signaleren door vrijwilligers

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W

Regie en advies

regiegroep LGB

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGzE, AMW Dommelregio, GOW De Kempen

Seksueel overdraagbare aandoeningen / Seksueel risicogedrag

Hoewel seksueel risicogedrag geen grote bijdrage levert aan de sterfte in Nederland, valt er met de preventie aanzienlijke gezondheidswinst te behalen en kunnen ernstige gevolgen voorkomen worden, zoals onvruchtbaarheid en ongewenste zwangerschap.

Seksualiteit en relaties zijn een belangrijk onderdeel van het leven en hebben een grote invloed op het geestelijk en lichamelijk welzijn van mensen. Vaak wordt er in dit verband gesproken van ‘seksuele gezondheid’. Indicatoren voor seksuele gezondheid zijn onder meer de cijfers met betrekking tot ongewenste zwangerschappen, tienerzwangerschappen, abortus en soa/hiv.

Het landelijke percentage schoolgaande jongeren dat ervaring heeft met geslachtsgemeenschap is gestegen tot 31% in 2004; dit is bijna eenderde meer dan de 24% in 1995. De gemiddelde leeftijd waarop jongeren voor het eerst geslachtsgemeenschap hebben, ofwel de startleeftijd voor seksuele activtiteit, is sinds 1995 niet noemenswaard veranderd. In eerdere decennia was nog wel sprake van een toename in vroege seksuele activiteit en daarmee ook in het risico op onveilig vrijgedrag. Een belangrijke risicogroep in de Kempen zijn jongeren. Uit de meest recente jeugdmonitor van de GGD Zuidoost-Brabant blijkt dat van de seksueel actieve 15-17 jarigen 55% wel eens onveilig seksueel contact heeft gehad.

Voorbeelden:

  • -

    Advies en voorlichting aan scholen, jongerenwerkers, etc.

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W

Regie en advies

regiegroep LGB

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD

Vergroten sociale weerbaarheid kinderen

Het vergroten van weerbaarheid bij kinderen levert een bijdrage aan het voorkomen van psychosociale problemen bij kinderen, levert een bijdrage aan het voorkomen seksueel machtsmisbruik, aan het voorkomen van het gebruik van genotmiddelen en overgewicht ('nee' kunnen zeggen). Vergroting van sociale weerbaarheid kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan andere speerpunten.

Voorbeelden:

  • -

    Sociale vaardigheidstraining basisonderwijs

  • -

    Zomercursus “met plezier naar school”

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W

Regie en advies

regiegroep LGB

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD, GGzE

3.3.2 Jeugdgezondheidszorg

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg van 0-19 jarigen. Dit is bepaald in de gewijzigde Wcpv en het bijbehorend Besluit Jeugdgezondheidszorg (BJGZ) in 2003. De toewijzing van een sterkere regierol van gemeenten ging gepaard met het vaststellen van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. Dit basistakenpakket moet waarborgen dat alle kinderen in Nederland dezelfde basiszorg ontvangen en dat van elk kind dezelfde gegevens beschikbaar zijn. Binnen het basistakenpakket wordt gedifferentieerd naar een uniform en maatwerkdeel. Het uniformdeel bestaat uit activiteiten die op vastgestelde leeftijdsgebonden contactmomenten worden aangeboden. De beleidsvrijheid voor de gemeente is hier beperkt. Voor het maatwerkdeel heeft de gemeente beleidsvrijheid, hierbij gaat het om activiteiten die per gemeente, regio en jeugdige kunnen verschillen.

In de WCPV en de Wmo zijn de gemeentelijke taken in het kader van de jeugdgezondheidszorg beschreven. Aan de hand van deze taken zijn de kernactiviteiten van de jeugdgezondheidszorg weergegeven. Deze kernactiviteiten zijn:

  • -

    Informatie en advies;

  • -

    Signalering en monitoring;

  • -

    Beoordelen en toeleiden;

  • -

    Licht pedagogische hulp;

  • -

    Coördinatie van zorg;

  • -

    Het treffen van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

In de Kempengemeenten zijn de GGD en Zuidzorg de organisaties die deze taken voor een groot gedeelte uitvoeren.

Informatie en advies

De jeugdgezondheidszorg bevordert de condities voor jongeren om gezond op te groeien. Dit doet zij dagelijks in de reguliere contacten door het geven van informatie en advies op maat aan ouders en kinderen/jongeren. Voor ouders betreft dit alledaagse thema's als het stellen van grenzen, belonen en straffen, maar ook het omgaan met eetproblemen, bedplassen, het praten met hun kinderen over het gebruik van alcohol en drugs of wat te doen met een kind dat op school gepest wordt. Aan jongeren worden adviezen gegeven over bijvoorbeeld hygiëne, genotmiddelengebruik, seksualiteit en relaties. Informatie en advies wordt zowel individueel als in groepsverband aangeboden. De individuele voorlichting is onderdeel van de contactmomenten van jeugdgezondheidszorg met de jongere en ouders. De onderwerpen voor groepsvoorlichting worden veelal bepaald op basis van speerpunten in het gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld alcoholpreventie) en aan de hand van thema's waar de gemeente/school de jeugdgezondheidszorg een rol toedicht.

Wat doen we:

  • -

    Begeleidingshuisbezoeken;

  • -

    Spreekuur voor opvoedingsvragen;

  • -

    Kortdurende videohometraining;

  • -

    Baby extra (project voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen);

  • -

    Gezondheidsvoorlichting en opvoedingsondersteuning;

  • -

    Inloopochtenden op basisscholen;

  • -

    Cursussen.

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

Zuidzorg, GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

Zuidzorg, GGzE, GGD

Signalering en monitoring

Signalering door de jeugdgezondheidszorg (tot 4 jaar) vindt plaats bij de contactmomenten op het consultatiebureau, inloopspreekuur, huisbezoek of contacten met peuterspeelzaal en kinderdagverblijven. Signalering door de jeugdgezondheidszorg (4 tot 19 jaar) vindt plaats door preventieve gezondheidsonderzoeken (contactmomenten) door de GGD in groep 2, groep 7 van het basisonderwijs, in klas 2 van het voortgezet onderwijs en op het speciaal onderwijs. Meer dan 95% van de kinderen/jongeren wordt hiermee bereikt. In de gezondheidsonderzoeken wordt de ontwikkeling van de kinderen gemonitord. Risico's en problemen op zowel somatisch als psychosociaal en psychiatrisch gebied kunnen in een vroeg stadium gesignaleerd worden. Naast signalering op individueel niveau vindt via de epidemiologische onderzoeken van de GGD signalering op collectief niveau plaats. Op basis van de verkregen gegevens verschaft Jeugdgezondheidszorg inzicht in de gezondheidstoestand van de jeugd en de risico's die haar bedreigen.

Wat doen we:

  • -

    Bereik van de doelgroep maximaliseren;

  • -

    Consultatiebureau;

  • -

    Bereik specifieke doelgroepen;

  • -

    Opstellen gezondheidsprofielen;

  • -

    Individuele contactmomenten groep 2 en 7 basisonderwijs, klas voortgezet onderwijs;

  • -

    Taal-spraakscreening groep 2;

  • -

    logopedisch onderzoek groep 2;

  • -

    epidemiologische analyse;

  • -

    rapportage en beleidsadvies (profielen op niveau van gemeente, wijk en school).

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

Zuidzorg, GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

Zuidzorg, GGD

Beoordelen en toeleiden

De Jeugdgezondheidszorg onderzoekt in welke mate de ouders/verzorgers en het kind worden belast en of ouders/verzorgers de opvoeding en verzorging van hun kind aan kunnen. Dit leidt tot een inschatting van de behoefte aan advies, begeleiding of hulpverlening. Wanneer verdere begeleiding of hulpverlening nodig is zal jeugdgezondheidszorg de jeugdige en/of ouders inzicht geven in de problematiek en hen motiveren voor en verwijzen en waar nodig begeleiden naar passende hulpverlening. Hierbij is het streven dat de kinderen en hun ouders zo vroeg mogelijk, zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk hulp krijgen. De jeugdgezondheidszorg blijft het kind volgen tot het is overgedragen aan huisarts, medisch specialist, maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg etc. De jeugdgezondheidszorg is een van de partners die kinderen en hun ouders/verzorgers kunnen beoordelen en toeleiden. De jeugdgezondheidszorg heeft hierbij een specifieke benadering, namelijk de benadering vanuit de sociaal-medische invalshoek. Dat wil zeggen dat vanuit de jeugdgezondheidszorg zowel rekening gehouden wordt met kindfactoren (aangeboren, lichamelijk, geestelijk, cognitief ) als met omgevingsfactoren. Ook heeft de jeugdgezondheidszorg toegang tot medische informatie en kan bij huisarts en specialist informatie opvragen.

Wat doen we:

  • -

    Intake JGZ (huisbezoek alle kinderen als deze 2 weken oud zijn);

  • -

    Spreekuren (telefonisch en inloop);

  • -

    VTO-team (vroegtijdige opsporing van ontwikkelingsproblemen);

  • -

    Spraak-Taal spreekuur;

  • -

    Pilot project Samen Starten (vroegsignalering van psycho-sociale problematiek);

  • -

    Stevig Ouderschap (preventieprogramma gericht op risicogezinnen);

  • -

    Onderzoek op aanvraag van derden (scholen, maatschappelijk werk, ouders) van risicokinderen en/of kinderen met spraak-taalproblemen;

  • -

    Hypothese-toetsend onderzoek door psycholoog / psychologisch assistente;

  • -

    Consultatie en deskundigheidsbevordering door psycholoog van artsen en verpleegkundigen bij aanpak kinderen met psychosociale problematiek, gedragsproblemen of ontwikkelingsachterstand;

  • -.

    Consultatie en deskundigheidsbevordering door logopedist aan artsen en verpleegkundigen bij signaleren van spraak-taalproblemen;

  • -

    Advies aan intern begeleider / zorgcoördinator op school over individuele kinderen;

  • -

    Advisering leerplichtambtenaar inzake leerplichtontheffing;

  • -

    Directe verwijzing naar 2e lijn naar aanleiding van individuele screening of vervolgcontact;

  • -

    Volgen of een kind daadwerkelijk bij hulpverlening aankomt en/of hulpverlening krijgt;

  • -

    Motivatiegesprekken om toeleiding naar hulpverlening te bevorderen.

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

Zuidzorg, GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

Zuidzorg, GGD

Licht pedagogische hulp

In elke leeftijdsfase worden ouders met nieuwe opvoedingsvragen geconfronteerd. De meeste ouders stemmen hun manier van opvoeden automatisch af op wat hun kind nodig heeft in een bepaalde periode. Soms verloopt dit aanpassingsproces niet soepel en ervaren ouders opvoedingsproblemen. De jeugdgezondheidszorg beantwoordt tijdens de reguliere contactmomenten vragen over het opvoeden van kinderen. Veelal gaat het om vragen om informatie of een bevestiging of men de opvoeding op een goede manier aanpakt. Jeugdgezondheidszorg kan, op verzoek van gemeenten, haar expertise inzetten bij de kortdurende advisering en lichte hulpverlening, middels infopunten opvoeding of lichte ambulante begeleiding in de thuissituatie. Het betreft hier juist gezinnen met enkelvoudige problemen, waarbij door vroegtijdig interveniëren voorkomen kan worden dat de problemen groter worden.

Voorbeelden:

In veel van de hierboven genoemde activiteiten zit deels ook licht pedagogische hulp andere voorbeelden van activiteiten zijn:

  • -

    Videohometraining;

  • -

    Video interactie begeleiding;

  • -

    Licht ambulante hulp ggd (maximaal 3 of 5 gesprekken door arts, verpleegkundige of psycholoog);

  • -

    Licht pedagogische begeleiding middels extra gesprekken (stap-voor-stap methode) in de thuissituatie;

  • -

    Zomertraining met plezier naar school;

  • -

    Jeugd preventie programma;

  • -

    Internet hulpverlening;

  • -

    Schoolmaatschappelijk werk;

  • -

    Infopunt opvoeding.

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

Zuidzorg, GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

Zuidzorg, GGD

Coördinatie van zorg

De gemeente moet ervoor zorgen dat lokale instellingen afspraken maken over het bij elkaar brengen van afzonderlijke probleemsignalen van/over het gezin en het onderling afstemmen van de hulpverlening. Deze functie van het lokale preventieve jeugdbeleid (en daarmee van de JGZ) is nog relatief onderontwikkeld. Inmiddels zijn er lokaal en landelijk ontwikkelingen in gang gezet die deze gemeentelijke functie verder moet versterken. Deze ontwikkelingen zijn:

  • -

    de verwijsindex risicojongeren;

  • -

    centrum voor jeugd en gezin;

  • -

    het elektronisch kinddossier.

Verwijsindex

De verwijsindex risicojongeren is een (elektronische) applicatie waarin signalen die verschillende instellingen doorgeven worden geregistreerd. De verwijsindex bevat geen inhoudelijke informatie: er staat alleen in dat er een (risico)contact is geweest met een jeugdige, niet wat dat contact dan behelsde.

De verwijsindex beperkt zich juist niet tot één instelling of één sector, maar verzamelt de signalen van zoveel mogelijk partijen die met jeugd in aanraking komen. Wanneer er twee of meer signalen binnen zijn over één en dezelfde persoon zal verbinding worden gelegd tussen de diverse melders waardoor zij in elk geval een beter beeld hebben en zij gecoördineerd actie gaan ondernemen.

In het kader van de verwijsindex wordt in de Kempengemeenten bij meerdere signalen afgesproken wie als zorgcoördinator het initiatief neemt om de betrokken partijen bij elkaar te roepen en afspraken te maken over de te verlenen zorg. Deze zorgcoördinator ziet tevens erop toe of de afgesproken zorg wordt geboden en het gewenste resultaat oplevert of dat er andere interventies wenselijk zijn. De jeugdgezondheidszorg heeft de expertise om, op voordracht van de gemeente, de rol van zorgcoördinatie op zich nemen.

Centrum voor jeugd en gezin

Het centrum voor jeugd en gezin is 1 loket waarin alle instellingen die zich met jeugdzorg bezighouden samenwerken. Achter dit loket worden de taken van in ieder geval de jeugdgezondheidszorg, de delen van het algemeen maatschappelijk werk die voor jeugdigen en/of ouders relevante ondersteuning aanbieden en andere organisaties op het gebied van de opvoed- en gezinsondersteuning, gebundeld.

In een centrum voor jeugd en gezin brengt de jeugdgezondheidszorg informatie in over (de geschiedenis van) het kind en haar expertise op sociaal-medisch en pedagogisch gebied. In deze overleggen wordt afgestemd wie wat doet en wanneer dat gedaan wordt. De landelijke implementatie van deze centra zal naar alle waarschijnlijkheid in de periode 2008 – 2010 plaatsvinden

Elektronisch kinddossier

De Jeugdgezondheidszorg legt informatie over het kind en het gezin vast in het integraal dossier. De geschiedenis van het kind wordt vanaf -9 maanden vastgelegd. Zij registreert deze informatie op dit moment in een papieren dossier.

De rijksoverheid heeft het voornemen om vanaf 1 januari 2008 dit papieren dossier te vervangen door het Elektronisch Kinddossier (EKD). Per 1 januari wordt het EKD verplicht. Recent hebben de instellingen voor JGZ in Zuidoost-Brabant besloten om de invoering van het EKD in onderlinge samenwerking op regionaal niveau uit te voeren onder de noemer “Rondom Jeugd”. Gemeenten hoeven dus over de invoering van het EKD niet apart met de JGZ 0-4 en met de JGZ 5-19 te overleggen.

Voorbeelden:

  • -

    Bijdrage in permanente commissie voor leerlingenzorg (speciaal onderwijs);

  • -

    Participatie in zorgteams op scholen of andere lokale structuren (basisonderwijs);

  • -

    Participatie in buurtnetwerken;

  • -

    Participatie in beleidsnetwerken.

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W

Regie en advies

ketenpartners preventieve jeugdzorg / jeugdbeleid

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

ketenpartners preventieve jeugdzorg / jeugdbeleid

Het treffen van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen

Hierbij gaat het om verschillende activiteiten ter preventie van gezondheidsrisico’s. Voorbeelden hiervan zijn activiteiten als sociale vaardigheid- en weerbaarheidtrainingen, ziekteverzuimbegeleiding en hulp bij calamiteiten op scholen. Deze activiteiten worden in overleg met de Kempengemeenten en/ of scholen uitgevoerd.

Voorbeelden:

  • -

    Ziekteverzuimbegeleiding voortgezet onderwijs;

  • -

    Gespreksgroep kinderen gescheiden ouders;

  • -

    Opleiding en advisering van “hoofdluisouders”;

  • -

    Bedplassen; voorlichting en korte interventie gericht op kinderen / ouders;

  • -

    Hulp bij calamiteiten in het onderwijs (bijvoorbeeld plotselinge dood leerkracht of leerling;

  • -

    Externe vertrouwenspersoon;

  • -

    Project meisjesbesnijdenis.

Aansturing / lokale beïnvloeding

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD

3.3.3 Algemene gezondheidszorg Infectieziektebestrijding

Infectieziektebestrijding in de openbare gezondheidszorg richt zich op de bestrijding van infectieziekten zoals kinkhoest, legionellose, hepatitis A, B en C, voedselinfecties, griep en seksueel overdraagbare aandoeningen. Infectieziektebestrijding heeft tot doel het optreden van infectieziekten zoveel mogelijk te voorkómen, toch opgetreden infectieziekten te signaleren en verspreiding van deze infectieziekten te bestrijden. In de Wcpv is vastgelegd dat de gemeenteraad zorgdraagt voor de uitvoering van infectieziektebestrijding. De GGD heeft hierin een signalerende, ondersteunende en uitvoerende rol.

Wat doen we:

  • -

    Bestrijding van infectieziekten in het algemeen;

  • -

    Bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder aids;

  • -

    Tuberculosebestrijding;

  • -

    Het opsporen van bronnen van infectieziekten en contacten van personen met een infectieziekte om zo verspreiding tegen te gaan;

  • -

    Het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting en begeleiding.

Aansturing / lokale beïnvloeding:

Gezien de aard van het taakgebied zijn de beinvloedingsmogelijkheden vanuit de gemeente beperkt. Infectieziektebestrijding is een uniforme taak waarin de GGD een signalerende, ondersteunende en uitvoerende rol heeft. Lokale preventieactiviteiten worden vooral ingegeven door de actualiteit van een bepaald inhoudelijk onderwerp.

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD

Technische hygiënezorg

In de Wcpv is vastgelegd dat de gemeenteraad verantwoordelijk is voor het bevorderen van technische hygiënezorg in de gemeente. Deze taak wordt uitgevoerd door de GGD. In de wet wordt technische hygiënezorg als volgt omschreven: nagaan waar een risico bestaat op overdracht van infectieziekten, zoals legionella, infecties van het maag-darmkanaal, via bloed overdraagbare aandoeningen, zoals hiv-infecties en hepatitis A, B en C, en maatregelen voorstellen om dit risico te verminderen.

Het bevorderen van het hygiënisch handelen ter voorkoming van ziekten is een basistaak van de GGD. De GGD is dan ook het regionaal adviescentrum betreffende hygiëne voor zowel de gemeenten als de inwoners. Speciale aandacht wordt geboden aan risicogroepen (jonge kinderen en ouderen) en risicovolle omstandigheden met name in of rondom openbare gelegenheden. Het Rijk stelt aan gemeenten extra gelden ter beschikking voor toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang. Scholen worden regelmatig gecontroleerd

op hygiëne en veiligheidsaspecten.

Wat doen we:

  • -

    Het bijhouden van een lijst met instellingen waar een verhoogd risico bestaat op overdracht van infectieziekten;

  • -

    Het adviseren van deze instellingen over mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om deze risico’s te verkleinen;

  • -

    Het signaleren van ongewenste situaties;

  • -

    Het beantwoorden van vragen uit de bevolking;

  • -

    Het geven van voorlichting aan instellingen over technische hygiënezorg.

Aansturing / lokale beïnvloeding:

In theorie heeft de gemeente grote beleidsvrijheid met betrekking tot de invulling van de technische hygiënezorg. Het gaat hier echter om een redelijk uniforme taak waar specialistische kennis en vaardigheden voor nodig zijn. Om pragmatische redenen is de uitvoering van deze taak neergelegd bij de GGD en zijn de lokale beinvloedingsmogelijkheden beperkt.

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD

Medische milieukunde

De medische milieukunde is een taak van de gemeenten die is vastgelegd in de Wcpv. De gemeenten hebben deze taak uitbesteed aan de GGD.

Een onderdeel waar de afdeling medische milieukunde van de GGD zich de laatste jaren sterk op heeft toegelegd is verbetering van het binnenmilieu. Mensen brengen gemiddeld 85% van hun tijd binnenshuis door, waarvan 70% in de eigen woning. Allerlei stoffen die binnenshuis vrijkomen, zoals vocht, tabaksrook en radon, kunnen zich bij slechte ventilatie ophopen in huis en kunnen gezondheidseffecten zoals hoofdpijn of luchtwegklachten veroorzaken. Het is daarom belangrijk om voldoende te ventileren. Mensen met luchtwegaandoeningen, zeer jonge kinderen, zieken en mensen met een slecht functionerend afweersysteem hebben een hoger risico op gezondheidseffecten zoals astma en allergie door verontreiniging van het binnenmilieu dan de algemene bevolking. Ook ouderen die minder mobiel zijn en daardoor vaak binnen zitten, lopen een hoger risico.

Wat doen we:

  • -

    Het signaleren van ongewenste situaties. Een onderdeel daarvan is het doen van onderzoek naar de relatie tussen blootstelling aan milieufactoren en een bepaald gezondheidsprobleem;

  • -

    Adviseren over de gezondheidseffecten van beleid;

  • -

    Het beantwoorden van vragen, klachten en meldingen uit de bevolking;

  • -

    Het geven van op preventie gerichte voorlichting, zoals over een gezond binnenmilieu in scholen;

  • -

    Het adviseren over de gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen bij ongelukken, incidenten en rampen of bij dreiging daarvan. In grootschalige situaties vindt deze advisering plaats onder coördinatie van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongelukken en Rampen (GHOR).

Aansturing / lokale beinvloeding:

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

College van B&W, Algemeen bestuur GGD

Regie en advies

GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD

Bevolkingsonderzoeken

Bevolkingsonderzoek borstkanker

De organisatie van het bevolingsonderzoek borstkanker is in handen van de Stichting Bevolkingsonderzoek Borstkanker Zuid-Nederland (BOBZ), een samenwerkingsverband van GGD’en in Noord-Brabant en Noord-Limburg en het Integraal Kankercentrum (IKZ) Eindhoven. Alle vrouwen van 50 tot en net 74 jaar worden om de twee jaar opgeroepen voor het maken van een röntgenfoto van de borsten. De GGD verricht coördinerende taken, verzorgt de uitnodigingen, de voorlichtingsactiviteiten en de evaluatie.

Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker

In het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker (BHK) worden alle vrouwen in de leeftijd van 30 tot en met 60 jaar uitgenodigd om een uitstrijkje te laten maken bij de huisarts. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk huisartsen zelf de uitnodiging gaan versturen. De GGD verzorgt de rest van de uitnodigingen en verricht de voorlichting, registratie en evaluatie.

Aansturing / lokale beinvloeding:

De gemeenten hebben geen invloed op de werkwijze binnen de bevolkingsonderzoeken. Gemeenten kunnen er wel zelf voor kiezen om extra activiteiten te ontplooien zoals bijvoorbeeld projecten om de opkomst onder specifieke doelgroepen te verhogen.

Taak

Orgaan / organisatie

Bestuurlijke verantwoordelijkheid

GGD

Regie en advies

GGD

Uitvoeringsverantwoordelijkheid

GGD

3.4 Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen

Gezondheid heeft (vooral in de betekenis van welbevinden) veel raakvlakken met andere beleidsterreinen. Volgens artikel 2 van de Wcpv is de gemeente verplicht om bij bestuurlijke beslissingen de gezondheidsaspecten te bewaken. Dit wil dus zeggen dat gezondheidsaspecten van de verschillende gemeentelijke beleidsterreinen moeten worden betrokken in de besluitvorming. Volgens artikel 5 van de Wcpv moeten gemeenten bij besluiten die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de collectieve preventie eerst advies vragen bij de GGD. Kwalitatief noch kwantitatief wordt beschreven wat een gemeente tenminste moet doen om aan deze wettelijke verplichting te voldoen.

De inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) heeft in 2007 onderzoek gedaan naar de mate waarin gemeenten aandacht besteden aan de verplichting om bij bestuurlijke beslissingen de gezondheidsaspecten. De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet bekend. In 2005 concludeerde de IGZ echter dat de gemeentelijke betrokkenheid bij de collectieve preventie nog niet voldoende was.

Gemeenten kunnen gezondheidsaspecten bij bestuurlijke beslissingen bewaken door integraal beleid te voeren. Integraal beleid kent verschillende definities en verschillende vormen. Ongeacht definitie of vorm moet de doelstelling zijn om tenminste aan de wettelijke verplichting te voldoen. Het onderzoek van de IGZ zal uitsluitsel moeten geven over de mate waarin de kempengemeenten hieraan voldoen. De indruk die nu bestaat is echter dat niet in voldoende mate wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen.

Er is sprake van integraal gezondheidsbeleid wanneer beleidssectoren buiten het volksgezondheidsdomein al dan niet gezamenlijk beleid maken en daarbij de bescherming of bevordering van gezondheid als een van de doelen hebben. Bij facetbeleid probeert de sector volksgezondheid invloed uit te oefenen op andere sectoren. Facetbeleid kan als een variant van integraal beleid worden gezien.

Integraal beleid maken in het algemeen en gezondheidsfacetbeleid in het bijzonder staan in de vier kempengemeenten nog in de kinderschoenen. Het invoeren van facetbeleid over de volle breedte vraagt het nodige van de gemeentelijke organisatie en kan niet vanuit één functionele afdeling worden ingevoerd. Om integraal of facetbeleid tot een succes te maken zal eerst de bedrijfsvoering van de totale organisatie onder de loep moeten worden genomen en worden geïnventariseerd welke aanpassingen in de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn. Het moet wel mogelijk zijn om vanuit een inhoudelijk beleidsveld of functionele afdeling facetbeleid op de kaart te zetten. De staat van de bedrijfsvoering en de mogelijkheden van de organisatie vormen dan de grenzen voor de breedte en diepte van het facetbeleid.

De doelstelling voor de komende planperiode is dat tenminste aan de wettelijke verplichtingen wordt voldaan en dat vanuit de functionele afdeling en de GGD de acties worden genomen om dit te bewerkstelligen.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

Om doelmatig en doeltreffend gezondheidsbeleid te kunnen voeren moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Indien aan één of meerdere voorwaarden niet of niet voldoende wordt voldaan zullen gestelde doelen niet worden gehaald en geplande activiteiten niet volgens plan worden uitgevoerd.

Artikel 4.1 Organisatiestructuur

Algemeen

De ontwikkeling van het Lokaal Gezondheidsbeleid is begonnen voordat er sprake was van een brede samenwerking op verschillende terreinen in de Kempen tussen de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-de Mierden. Inmiddels wordt er op verschillende terreinen, zoals de ISD en de WMO, intensief samengewerkt. De samenwerking wordt dan volgens een min of meer vaste structuur vormgegeven: een stuurgroep met daarin alle portefeuillehouders sturen de samenwerking bestuurlijk aan en daaronder voeren regie-, project-, en werkgroepen taken uit. Voorgesteld wordt om in de nieuwe planperiode ook het LGB samenwerking op dezelfde vorm te geven.

Het is belangrijk om op te merken dat een gezamenlijke regionale nota lokaal gezondheidsbeleid niet wil zeggen dat we in alle gemeenten precies dezelfde dingen moeten doen. We kiezen voor een aantal gezamenlijke speerpunten binnen het domein gezondheidsbevordering. Binnen deze speerpunten kunnen de gemeenten zelf accenten leggen en zelf activiteiten initiëren en uitvoeren.

Stuurgroep LGB

In de stuurgroep hebben alle portefeuillehouders Gezondheidsbeleid van de Kempengemeenten zitten. Zij sturen de bestuurlijke samenwerking aan en zijn eindverantwoordelijk voor resultaten die worden behaald ten aanzien van de speerpunten overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, roken, depressie en SOA’s / sexueel risicogedrag. De stuurgroep is eveneens verantwoordelijk voor de eindproducten van de regiegroep LGB.

Regiegroep LGB

In de regiegroep hebben de ambtenaren gezondheidsbeleid van de Kempengemeenten diverse uitvoeringsinstellingen zitting. Deze uitvoeringsinstellingen zijn:

  • -

    Gemeentelijke Gezondheidsdienst Zuidoost Brabant;

  • -

    Zorgbelang Brabant;

  • -

    Zuidzorg;

  • -

    Maatschappelijk Werk Dommelregio;

  • -

    Stichting Gecoördineerd Ouderenwerk De Kempen;

  • -

    Regionale Stichting Zorgcentra De Kempen;

  • -

    K2;

  • -

    MEE;

  • -

    Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen;

  • -

    de huisartsen

  • -

    de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel – De Mierden;

De regiegroep werkt in opdracht van de stuurgroep. De eerste opdracht die zij van de stuurgroep zal krijgen betreft het maken van een uitvoeringsplan voor de speerpunten van deze nota LGB.

De belangrijkste aandachtspunten van de regiegroep bij het vervullen van haar taak zijn:

  • -

    Samenwerken waar het kan en lokaal maatwerk leveren waar het moet.

  • -

    De samenwerking is niet vrijblijvend, voor succes is commitment van de deelnemende partijen noodzakelijk.

Werkgroepen

De regiegroep kan zich laten adviseren door werkgroepen. De samenstelling van de werkgroep is afhankelijk van het onderwerp waarover advies is gevraagd, maar zal over het algemeen bestaan uit uitvoerende medewerkers.

afbeelding binnen de regeling

4.2 Budget en formatie

In principe wordt het lokaal gezondheidsbeleid uitgevoerd binnen de bestaande budgettaire kaders. De gemiddelde ureninzet van ambtenaren gezondheidsbeleid blijft 4 uur per week. En de huidige lokale budgetten voor preventief gezondheidsbeleid blijven hetzelfde.

Van de samenwerkingspartners en regiegroepleden wordt verwacht dat zij binnen bestaande kaders bijdragen aan het lokale gezondheidsbeleid tenminste door de inzet van uren van deskundige medewerkers.Indien er nieuwe activiteiten worden ontplooid die extra inzet van financiële middelen vergen dan zullen deze nieuwe wensen worden ingebracht in reguliere begrotingscyclus van de verschillende gemeenten.

4.3 Uitvoeringsprogramma

Nadat de nota lokaal gezondheidsbeleid is vastgesteld stelt de regiegroep een uitvoeringsprogramma voor 2 jaar op. In dit programma komt te staan waarom welke activiteiten wanneer worden uitgevoerd, wie de activiteit uitvoert, wie ervoor verantwoordelijk is, en wat de kosten en dekking van de activiteit zijn.

De gemeente committeert zich aan het uitvoeringsprogramma doordat het college van burgemeester en wethouders het programma vaststelt. Uitvoeringsorganisaties committeren zich aan het programma door het ondertekenen van een intentieovereenkomst.

Na 1,5 jaar wordt het uitvoeringsprogramma geëvalueerd en wordt, met behulp van de evaluatieresultaten, een nieuw 2 jaarlijks uitvoeringsprogramma gemaakt.

Wanneer zich nieuwe speerpunten aandienen tijdens de werkingsduur van het lokaal gezondheidsbeleid kan het beleid worden aangepast. Eventuele nieuwe speerpunten dienen te voldoen aan de volgende voorwaarden: - het probleem / speerpunt is door middel van epidemiologisch onderzoek aangetoond; - het speerpunt betreft preventief gezondheidsbeleid: - de gemeente kan sturen op de oplossing van het probleem;Als de toevoeging ertoe leidt dat voor de reeds vastgestelde speerpunten minder activiteiten worden uitgevoerd ten gunste van het nieuwe speerpunt dan moeten de colleges van de 4 kempengemeenten instemmen met de wijziging

4.4 Rapportage en evaluatie

Uiterlijk 1 december 2009 wordt aan het college van burgemeester en wethouders een tussenrapportage aangeboden. Dit is tevens het moment waarop beleidsuitgangspunten en / of activiteiten kunnen worden gewijzigd. De eindevaluatie is uiterlijk 1 juli 2011 afgerond zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in het nieuwe meerjaren gezondheidsbeleid.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 6 maart 2008.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Bijlage 1 Lijst van gebruikte termen en afkortingen

AGZ

Algemene Gezondheidszorg

Awbz

Algemene wet bijzondere ziektekosten

BJGZ

Besluit Jeugdgezondheidszorg

BOBZ

Bevolkingsonderzoek Borstkanker Zuid-Nederland

EKD

Elektronisch Kinddossier

GBV

Gezondheidsbevordering

GGD

Gemeenschappelijke gezondheidsdienst

GGzE

Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen

GHOR

Geneeskundige hulpverlening bij ongelukken en rampen

GVO

Gezondheidsvoorlichting

IGZ

Inspectie voor de gezondheidszorg

JGZ

Jeugdgezondheidszorg

LGB

Lokaal gezondheidsbeleid

OGZ

Openbare gezondheidszorg

SOA

Seksueel overdraagbare aandoening

VTO

Vroegtijdige opsporing van ontwikkelingsproblemen

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport

Wcpv

Wet collectieve preventie volksgezondheid

WHO

World health organisation (Wereldgezondheidsorganisatie)

Bijlage 2 Gezondheidssituatie per gemeente

In het kader van de WCPV verzamelt en analyseert de GGD elke vier jaar gegevens over de gezondheidssituatie van de verschillende bevolkingsgroepen. Dat houdt in dat elk jaar een andere groep wordt onderzocht; achtereenvolgens de jeugd van 0-11 jaar, de jeugd van 12-18 jaar, de volwassenen tot 65 jaar en de ouderen. De uitkomsten van deze monitors leveren een schat aan informatie voor gemeentelijk beleid. Niet alleen het gezondheidsbeleid, maar ook het jeugdbeleid, ouderen- en gehandicaptenbeleid en niet te vergeten het beleid ten aanzien van de WMO kan de regionale en veelal ook lokale cijfers als input gebruiken.

Hieronder wordt een opsomming gegeven van de belangrijkste resultaten op het gebied van gezondheid en welzijn van de monitors in de afgelopen vier jaar, gegroepeerd naar thema en leeftijdsgroep. Opgemerkt dient te worden, dat het alleen voor de groep volwassenen en ouderen mogelijk was om de resultaten te vergelijken met eerder onderzoek. Voor de overige doelgroepen zijn nog geen trends weer te geven, althans niet op basis van het regionale onderzoek in Zuidoost-Brabant.

Gezondheidssituatie Reusel-de Mierden

Gezondheidssituatie Eersel

Gezondheidssituatie Bladel

Gezondheidssituatie bergeijk

Bijlage 3 Verslag startbijeenkomst Lokaal Gezondheidsbeleid 27 september 2007

Op 27 september 2007 is voor raads- en commissieleden van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel – De Mierden een startbijeenkomst voor het lokaal gezondheidsbeleid 2008-2011 georganiseerd. Aan de hand van een inleidende film zijn de raads- en commissieleden geïnformeerd over het belang van lokaal gezondheidsbeleid en de verantwoordelijkheid van de gemeente hierin. Door middel van een startnotitie zijn de leden nader geïnformeerd over de taken, rollen en verantwoordelijkheden van de gemeente met betrekking tot lokaal gezondheidsbeleid.

In het tweede deel van de bijeenkomst zijn de aanwezigen in subgroepen uiteengegaan en hebben aan de hand van stellingen gesproken over deze taken, rollen en verantwoordelijkheden. Het doel van de bijeenkomst was om raads- en commissieleden bewust te maken van de gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden en om zicht te krijgen op de wijze waarop de gemeenten hieraan invulling willen geven.

Ondanks de matige opkomst is het door de interesse en betrokkenheid van de aanwezige raads- en commissieleden mogelijk geweest om tot een inhoudelijke goede en nuttige gedachtewisseling te komen. Hieronder wordt verslag gedaan van deze bijeenkomst. Dit verslag kan door de regiegroep en de college’s worden gebruikt bij uitwerking van het uitvoeringsprogramma LGB.

Groep 1

Thema: preventie van schadelijk alcoholgebruik

Het gesprek spitst zich vooral toe op het voorkomen of beperken van alcoholgebruik door jongeren. De gemeente heeft géén taak ten aanzien van volwassenen. Volwassenen dienen echter een voorbeeldfunctie te hebben: dus drinken mag zolang het met mate gebeurd.

Uit de discussie wordt duidelijk dat veel drinken en op jonge leeftijd drinken onderdeel is van de cultuur in de Kempen. Het is lastig om als ouder tegen deze sociale druk in te werken.

Hoe kan de gemeente bijdragen aan voorkomen schadelijk alcoholgebruik?

De ideeën staan in willekeurige volgorde.

  • 1.

    Meer voorlichting geven, met name over de gevolgen van alcoholgebruik op jonge leeftijd (mindere hersenfunctie e.d.) zodat ouders zich hiervan bewuster worden.

  • 2.

    Voor ouders moet duidelijk zijn waar men terecht kan als men vragen heeft.

  • 3.

    Aanpassen openingstijden horeca

  • 4.

    Aansluiten bij ‘Vroeg op stap’

  • 5.

    Meer handhavend optreden.

  • 6.

    Alternatieven bieden voor jongeren zodat ze niet gaan stappen en veel alcohol gebruiken

  • 7.

    Creëer win – win situatie. Dus als een organisatie wat extra’s doet, dan stelt de gemeente hier iets tegenover. Dit geldt overigens niet alleen voor alcoholpreventie.

  • 8.

    Alcoholverkoop in supermarkten is zeer lastig tot onmogelijk te beïnvloeden.

  • 9.

    Gemeente moet zelf het goede voorbeeld geven (gebeurtenissen waarnaar kritisch kan worden gekeken zijn opening van de carnaval en de nieuwjaarsreceptie).

  • 10.

    Gemeente moet er geld voor over hebben. Bijvoorbeeld: wanneer een sportvereniging in de kantine geen / minder alcohol schenkt dan kunnen de barinkomsten hier onder lijden. De gemeente zou dan meer subsidie kunnen geven.

  • 11

    Gemeente moet goede voorbeelden belonen en ongewenst gedrag straffen.

Hoe bereik je ouders?

Via de scholen. Koppel het thema alcoholgebruik door kinderen / jongeren aan een ander thema dat een minder groot taboe is.

In de regio (Eersel) start de GGD met een pilot waarmee landelijk al goede ervaringen zijn opgedaan. In groep 7 keurt een verpleegkundige van de GGD alle kinderen. De ouders zijn hierbij aanwezig. De verpleegkundige krijgt met ingang van schooljaar 2007 / 2008 5 minuten extra tijd om met het kind, en de ouders, te praten over alcoholgebruik.

Hoe vroeg moet je ouders bereiken?

Ouders moeten op tijd weten wat de gevolgen zijn van alcoholgebruik op jonge leeftijd: dus vóór de leeftijd waarop veel kinderen voor de eerste keer in aanraking worden gebracht met alcohol.

Een goed moment is het tijdstip waarop kinderen in groep 3 of groep 4 zitten.

De voorlichting moet worden herhaald.

Thema: depressie

Eenzaamheid en depressie gaan vaak samen. Naar aanleiding van die uitgangspunt geven de aanwezigen een aantal adviezen:

  • 1.

    In Eersel werken de KBO, Zonnebloem en kerken met elkaar samen bij het signaleren en bestrijden van depressie / eenzaamheid. Ouderen kennen elkaar bijna allemaal en weten daardoor snel wanneer er iemand in de put zit. Men probeert emotionele ondersteuning te regelen door pessimisten en optimisten bij elkaar te zetten. Dit werkt vooral goed wanneer het bekenden van elkaar zijn en men de familie en geschiedenis van elkaar kent. Bij werkende volwassenen is het lastiger zicht te krijgen op depressie en eenzaamheid.

  • 2.

    Mensen die in het kader van de Wmo hulp bij het huishouden verlenen zouden ook in staat moeten zijn om (beginnende) depressie of eenzaamheid te signaleren.

  • 3.

    Er is best veel aanbod op dit terrein. Al met dit goed onder de aandacht brengen van burgers is al veel winst te behalen. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor het zorgloket.

  • 4.

    Het geven van voorlichting is belangrijk, vooral bij mensen die net weduwe of weduwnaar zijn geworden.

  • 5.

    De Kempengemeenten willen signalering breed verspreiden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de deskundigheid van de KBO’s.

  • 6.

    Wanneer eenmaal contact is gelegd met een depressieve of eenzame inwoner kan de contactpersoon een keer iemand van het zorgloket meenemen.

In verband met de tijd is deze discussie niet afgerond.

Groep 2

Thema: preventie van schadelijk alcoholgebruik

  • 1.

    Men onderschrijft de doelstellingen van het project ‘Laat je niet flessen’. Wel zou men graag een ‘tussenstand’ zien. Binnenkort is er een presentatie vanuit het project.

  • 2.

    De ouders moeten geconfronteerd worden met de cijfers, al op de basisschool (niet wachten tot voortgezet onderwijs). De grote vraag is: hoe doe je dat? Immers: meestal komen de meest betrokken ouders naar voorlichtingsavonden… we moeten dus zoeken naar creatieve en aansprekende manieren om de ouders te betrekken. De boodschap moet wellicht ook wat harder/duidelijker – meer normerend- zijn. Verzin een teken voor ‘alcoholvrij huishouden’, analoog aan de ‘niet-roken-sticker’. Veel ouders vinden het goed dat hun kinderen thuis (breezertjes e.d.) drinken; hier meer grip op proberen te krijgen! De regelgeving door ouders is van belang. Het idee ‘dat deden wij vroeger ook, dus het moet kunnen’ moet doorbroken worden.

  • 3.

    Maak afspraken met sportkantines; kijk ook eens goed naar de vergunningen. Te vaak is er sprake van een ‘derde helft’…

  • 4.

    Er moeten leuke uitgaansalternatieven komen voor de jeugd van 11 tot 16 jr (voorbeeld:”de Schakel” in Reusel-De Mierden). Gemeente is hierin voorwaardenscheppend! Wellicht kunnen deejays worden ingezet als ‘rolmodel’.

  • 5.

    Gemeente moet de handhaving serieus nemen. Controle op pasjes maakt wel degelijk indruk op de jongere jeugd. Ook de actie ‘kamperen bij de boer’ in Reusel getuigt van een effectieve aanpak: er is 47 keer gecontroleerd door de politie en 23 keer door de jongerenwerker.

Thema: binnenmilieu

  • 1.

    Men is er voorstander van om het project met de CO2-meters uit te breiden naar andere doelgroepen. Eigenlijk is het goed voor alle gebouwen waar grotere groepen mensen bijeen zijn. Eén iemand geeft aan: denk bij ouderen ook een aan de lichtsterkte; dit heeft invloed op hun welbevinden/geestelijke toestand.

Thema: overgewicht

  • 1.

    Men is van mening dat het landelijk beleid ‘toch wel op ons bordje komt’. Maar men staat hier ook wel achter, want “als je als gemeente de schoolartsen opdracht geeft om kinderen te monitoren op lengte en gewicht, heb je eigenlijk ook de verantwoordelijkheid om hier vervolgens iets mee te doen”.

Thema: roken

  • 1.

    De aanwezigen vragen zich af, of de jeugd niet steeds meer gaat roken? Dit lijkt althans zo in het straatbeeld. Wellicht kan de komende jeugdmonitor hier meer duidelijkheid over geven.

  • 2.

    Men wil aansluiten bij landelijk beleid

  • 3.

    Het feit dat de overheid geld geeft aan scholen om ze rookvrij te maken, is positief: handhaven (surveilleren e.d) kost immers mankracht en dus geld. Maar dit doet men liever dan posters ophangen. Het PIUS X en Were Di zijn/worden dan ook rookvrij.

  • 4.

    Een lokale ‘subtiele’ aanpak (bijvoorbeeld aanbod voor sporten en stoppen met roken door acupunctuur als combi) zou wellicht positief kunnen werken.

Bijlage 4 Evaluatie activiteiten 2003 – 2007

In de periode 2003-2007 heeft het lokaal gezondheidsbeleid zich met name gericht op gezondheidsbevordering en preventie. De volgende prioriteiten en kader voor de aanpak van het lokaal gezondheidsbeleid zijn in de nota destijds als volgt geformuleerd:

Prioriteiten:

  • -

    Bevorderen van een gezonde leefstijl;

  • -

    Gezondheid en leefomgeving;

  • -

    Geestelijke gezondheid.

Kader voor aanpak:

  • -

    we pakken niet alles aan, alleen wat belangrijk en beïnvloedbaar is;

  • -

    we richten ons op de (impliciete) zorgvraag van grotere groepen c.q. de bevolking;

  • -

    we richten ons op een aanbod van activiteiten dat stimuleert tot gezond gedrag en het verminderen van gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen;

  • -

    door coördinatie en regie streven we naar een continue bijdrage van zorgaanbieders en zorgvragers aan de aanpak van gezondheidsproblemen;

  • -

    we sluiten ons bij de organisatie en uitvoering van lokaal gezondheidsbeleid zoveel mogelijk aan bij reeds bestaande structuren en activiteiten.

Hieronder wordt weergegeven wat er de afgelopen jaren ten aanzien van de diverse prioriteiten is gedaan.

Activiteit of project

Betrokken partijen

Stand van zaken najaar 2007

Thema bevorderen van een gezonde leefstijl :algemeen en PR

Onder de noemer 'de Kempen… kerngezond!' zijn diverse activiteiten opgezet en is aandacht in de lokale media gevraagd voor dit thema. Hiertoe zijn diverse PR-materialen ontwikkeld (spandoek, posters, briefpapier, stickers). De klankbordgroep Leefstijl heeft het logo en de materialen bij diverse activiteiten ingezet, onder andere bij de informatiestands in de bibliotheken. Voor de aankondiging van diverse activiteiten is gebruik gemaakt van de gemeentepagina's in de lokale huis-aan-huis bladen en zijn persberichten verstuurd naar alle andere regionale en lokale media.

Jeugdmonitor 12-17 jr (2004)

GGD Zuidoost-Brabant

De monitor heeft inzicht geleverd in de leefsituatie en leefstijl van jeugdigen. De resultaten zijn voorgelegd aan de diverse overleggroepen rond Jeugdbeleid in de Kempengemeenten en ook aan de stuurgroep LGB. Deze metingen worden elke vier jaar herhaald.

Thema bevorderen van een gezonde leefstijl: alcohol

Pilot alcoholmatiging in de Kempen: 'Drinken of verzuipen'

Kempengemeenten, politie, GGD, Novadic, JOK, K2

Doelstelling van het project was dat scholen, (sport-)verenigingen, horeca en winkels actief mee gaan werken om het alcoholgebruik van jongeren tussen de 11 en 24 jaar terug te dringen (jongste groep weerhouden van drinken, oudere jeugd weerhouden van teveel drinken). Er zijn diverse activiteiten voor jongeren georganiseerd én er zijn cursussen en voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor ouders en voor sportverenigingen, winkels, én horeca over het schenken en verkopen van drank aan jongeren. Project is in 2005 geëvalueerd. Hierover is een apart verslag verschenen.

Project ‘Laat je niet flessen!’

SRE, gemeenten, GGD, Novadic, …

De regio heeft in 2005 het initiatief genomen om in gezamenlijkheid het toegenomen alcoholgebruik aan te pakken. In het project ‘Laat je niet flessen!’ ligt de nadruk op de preventie van het alcoholgebruik bij jongeren tussen de 10 en 15 jaar waarbij wordt uitgegaan van de systeembenadering. Dit betekent dat de hele omgeving (het systeem) van de jongeren worden benaderd. Het project kent de volgende twee hoofddoelstellingen: - Opschuiven startleeftijd van alcoholgebruik: Introductie en bestendiging van de norm: onder de 16 geen alcohol.

- Afname van dronkenschap in het gehele publieke domein: Introductie en sanctie van de norm: dronken jongeren op straat accepteren we niet langer, evenmin als het schenken aan dronken jongeren. Effectieve alcoholpreventie bestaat uit drie deels overlappende kernelementen: publiek draagvlak, regelgeving en naleving, handhaving. De werkgroepen zijn ook naar deze drie kernelementen ingedeeld.

SRE, GGD, Novadic- Kentron, Bibliotheek de Kempen

In de Week van de gezondheid in april 2007 heeft in alle bibliotheken in de Kempen het thema alcohol en opvoeding en het project 'Laat je niet flessen' centraal gestaan. In alle bibliotheken was een tentoonstelling ingericht over dit thema en werden alcoholvrije cocktails gemaakt en uitgedeeld door medewerkers van Novadic- Kentron en de GGD.

Thema bevorderen van een gezonde leefstijl: voeding & bewegen

initiëren van activiteiten op het terrein van het bevorderen van een gezonde leefstijl, met het accent op voeding en bewegen

werkgroep leefstijl: Gezondheid Service (Zuidzorg), Sportservice Noord-Brabant, een beleidsmedewerker Zorg & Welzijn namens de vier gemeenten en de GGD Zuidoost-Brabant

er is een inventarisatie gedaan van het aanbod op het terrein van leefstijl van de diverse lokale en regionale instellingen in de Kempen. Tevens zijn de risicogroepen, de problemen en kansen in kaart gebracht (2004) begin 2005 heeft het thema voeding in de schijnwerpers gestaan. In bibliotheken, kranten en lokale blaadjes is er aandacht besteed aan gezonde voeding. Er is een receptenwedstrijd gehouden, een tentoonstelling en er is aandacht besteed aan het project “Dunner Groeien”. Via de gemeentehuizen zijn informatiepakketten 'gezonde voeding' verspreid. In Reusel en Eersel zijn ouderbijeenkomsten 'Kind en gewicht in balans' georganiseerd. najaar 2005/2006: thema bewegen in de bladen, bibliotheken en op scholen onder de aandacht . Ook is er een beweegmarkt georganiseerd. In het kader van de campagne 'Familie Lekkerbek in balans' (van de GGD) zijn alle scholen in De Kempen in het najaar van 2006 bezocht en is het boekje met richtlijnen over eten en drinken op school uitgedeeld. Als scholen een activiteit uit willen voeren in het kader van voeding en bewegen, dan kunnen ze vanuit de werkgroep Leefstijl extra ondersteund worden. Een school in Knegsel heeft zich al gemeld en daar worden een aantal activiteiten opgepakt: ontbijtactie en lessen 'Energiebalans'. Ook wordt op deze school de kick-off gehouden voor de campagne 'Familie Lekkerbek in balans". In de week van de gezondheid, 7 t/m 15 april 2006, heeft in alle bibliotheken het thema Diabetes centraal gestaan. Er werd een infostand ingericht en daarnaast werd in alle bibliotheken een 'spreekuur' gehouden door een dietiste of een diabetesverpleegkundige van Zuidzorg. Er werd aangesloten bij de landelijke campagne 'Kijk op diabetes'. Op het PiusX- college is een ouderavond gehouden over gezonde voeding door een dietiste van Zuidzorg en de schoolarts. Er zijn op deze school ook plannen om het kantine en automatenbeleid aan te pakken. Op het Rythoviuscollege in Eersel heeft een ouderavond plaatsgevonden over gezond eten, verzorgd door een dietiste van Zuidzorg. Vanuit de klankbordgroep De Kempen… Kerngezond! is een informatiestand ingericht.

BOZ, SSN-Br, GOW, GGD

In overleg met de werkgroep leefstijl is subsidie aangevraagd en verkregen bij de provincie voor uitvoering van het project Leefstijl Actief in de wijk van het Brabants Ondersteuningsinstituut Zorg (BOZ). Leefstijl Actief in de Wijk is een wijkgericht stimuleringsproject. Het project richt zich op sociale activering van ouderen door middel van bewegingsactiviteiten in groepsverband. Het project is in 2006 in de gemeenten Bladel en Reusel – De Mierden uitgevoerd. Na de zomer hebben in Hapert en Reusel voorlichtingsavonden plaats gevonden. De voorlichtingen werden slecht bezocht. Hierdoor is er alleen in Reusel een groep gestart. Naar aanleiding van het project zou de KBO Hapert alsnog een wervingsactie gaan houden voor de cursus Als Botten en Spieren Protesteren.

Werkgroep leefstijl (gemeenten, GGD, Zuidzorg)

De werkgroep leefstijl heeft verschillende pogingen ondernomen om een activiteit van de grond te krijgen die de participatie van jongeren van 12- 18 jaar in sport stimuleert. Uiteindelijk is in het najaar van 2007 met de uitvoerders van het jongerenwerk (Jeugdpunt) afgesproken dat er een activiteit Regiosport de Kempen wordt uitgevoerd begin 2008.

Project ‘dunner groeien’

Zuidzorg i.s.m. GGD, SSN-Br, sportverenigingen en i.o.m. werkgroep leefstijl

Het betreft een 2-jarig leefstijl project, gericht op ouders en kinderen van 9 tot 12 jaar. Doel is het verkrijgen van een betere balans in energieopname en –verbruik. Start was voorzien in maart 2004. Gebleken is dat het heel lastig is om voldoende deelnemers te vinden. Vandaar is de cursus tot nu toe wegens te weinig belangstelling niet doorgegaan. Folders zijn verspreid via de JGZ, scholen, huisartsen, fysiotherapeuten, maatschappelijk werk, apotheek, bibliotheek.

Voorlichting gezonde voeding ouderen

GOW

Het GOW merkt dat veel ouderen en gehandicapten worstelen met thema’s als hoe bereid je een gezonde maaltijd, hoe pas je een voorgeschreven dieet toe, welke voorzieningen zijn er m.b.t. maaltijden en welke alternatieven zijn er als je niet alleen wilt eten? Door middel van een regionale informatiemiddag in mei 2006 in Bladel heeft het GOW aandacht besteed aan deze thema’s. Doelstelling was dat de verschillende mogelijkheden die in De Kempen voorzien in een gezonde dagelijkse maaltijd aan het netwerk rond de doelgroep ouderen en gehandicapten bekend wordt gemaakt. Het ging hierbij om mantelzorgers, vrijwilligers, wijkverpleegkundigen etc. Door, middels een film, aandacht te besteden aan kleinschalige initiatieven van ouderen en gehandicapten zelf heeft het GOW laten zien dat het niet moeilijk hoeft te zijn om je eigen oplossingen te organiseren. Tot slot zijn er workshops georganiseerd over Gezonde Voeding en Dieetkoken voor mantelzorgers.

Thema gezondheid en leefomgeving

Leveren van inzicht in de prevalentie van lawaai- en stankoverlast en andere aspecten van de woonomgeving plus ontwikkelen van beleid en uitvoering

GGD afd. onderzoek, Gemeente

In de Monitor Volwassenen zijn specifieke vragen over deze onderwerpen opgenomen. De uitkomsten zijn onder andere besproken in de Stuurgroep LGB. De metingen worden elke vier jaar herhaald (dat houdt in: jaarlijks één van de genoemde doelgroepen)

Handreiking Gezondheid en milieu

Milieudienst SRE, GGD ZOB en Eindhoven, gemeenten Bladel en Helmond

In een samenwerking tussen de MDRE, de gemeenten Bladel en Helmond en de GGD’en is de handreiking ‘Gezondheid en Milieu’ verschenen. Met als doel regiogemeenten bekend te maken met de verplichtingen die voortvloeien uit het Actieprogramma Gezondheid en Milieu’ van het ministerie van VROM.

Cursus Valpreventie

Fysiotherapie Coenen (Bergeijk)

Door de Stuurgroep LGB is een financiële bijdrage verleend aan het opzetten van een cursus Valpreventie. De informatieve cursus “In Balans” startte op 6 oktober 2004 met 10 deelnemers.

Pollenallergie

Werkgroep pollen (Gemeenten, GGD)

In het kader van het thema leefomgeving en milieu zijn in 2005 de mogelijkheden voor gemeentelijke interventies op het gebied van pollen en allergie onderzocht. Dit heeft geresulteerd in de notitie: "Lokaal gezondheids beleid, en pollen gerelateerde gezondheidsklachten: wat kan een gemeente doen?"

Verder zijn gedurende februari t/m september 2006 maandelijks publicaties geplaatst in de lokale pers omtrent de actuele allergie-veroorzakende pollen. Belangstellenden konden bij het gemeentehuis of de plaatselijke bibliotheek een informatiepakket afhalen.

Cursus Valpreventie

GOW, Stichting Steunfonds Gezondheidszorg Kempenland, GGD Zuidoost Brabant, Zuidzorg en de plaatselijke Katholieke Bonden voor Ouderen

Het project Valpreventiie is gericht op het voorkomen van vallen bij senioren. Het valpreventieproject wil dit bereiken door het geven van een voorlichting en door het aanbieden van cursussen in iedere gemeente. De voorlichting is erop gericht senioren te informeren over de risico’s van vallen en op de mogelijkheden valrisico’s te verkleinen. De cursussen zijn erop gericht vallen bij senioren te voorkomen door de conditie, spierkracht en evenwicht te verbeteren. Dit project is gestart in 2005.

Opzet en uitvoering van een project ter bevordering van een gezond binnenmilieu op basisscholen

GGD

Bij onvoldoende ventilatie in een klaslokaal kunnen de leerlingen last krijgen van hoofdpijn en vermoeidheid, wat het leervermogen kan beïnvloeden. Vooral bij kinderen met ademhalingsproblemen treden versneld versterkte klachten op bij slechte ventilatie.

Doelstelling van het pilot-project was om door het geven van Ventilatie-Advies-Op-Maat, docenten beter de aanwezige ventilatievoorzieningen te laten gebruiken. Daarbij werd specifiek onderzocht in hoeverre de aanwezigheid van een CO2-signaalaanduiding op het bureau van de docent tot een extra verbetering van de ventilatie leidt. Inmiddels zijn alle scholen in de vier Kempengemeenten onderzocht en van advies voorzien.

De resultaten van dit project, uitgevoerd door afdeling Milieu van de GGD, zijn zeer positief. Het ventilatiegedrag op de deelnemende basisscholen verbeterde aanzienlijk en met kleine ingrepen kon het leefklimaat aanzienlijk verbeterd worden, hetgeen zich ook vertaalde in een betere luchtkwaliteit (CO2‑gehalte). Om het succes van dit project voort te zetten heeft de stuurgroep LGB in 2007 besloten alle scholen (indien men dit wenst) te voorzien van een eigen CO2-meter. Tevens ontvangen zij een lespakket over dit onderwerp. Vrijwel alle scholen hebben aangegeven graag een CO2-meter te ontvangen.

Thema Geestelijke Gezondheid

Coördinatie- en Adviespunt Huiselijk Geweld de Kempen

MW Dommelregio

Binnen de vier Kempengemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel – De Mierden is sinds februari 2004 het coördinatie en adviespunt Huiselijk Geweld operationeel. Dit is onderdeel van het project Stop Huiselijk Geweld De Kempen. Positieve effecten zijn o.a.: maatschappelijk werkers zijn nu beter in staat om door te vragen op de problematiek huiselijk geweld; cliënten doorbreken het zwijgen over huiselijk geweld in een eerder stadium; in veel gevallen blijkt het mogelijk om het actuele geweld te stoppen op het moment dat hulpverlening van start gaat; Het pilotproject Huiselijk Geweld is inmiddels afgerond en geëvalueerd. Vanaf 1 januari 2007 zal de frontoffice Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld voor zowel Eindhoven als voor de regio uitgevoerd worden door NEOS te Eindhoven. Er is één telefoonnummer voor de hele regio waar iedereen rechtstreeks terecht kan voor informatie, advies en meldingen met betrekking tot huiselijk geweld. De hulpverlening (backoffice) wordt vervolgens lokaal aangeboden.

provinciaal project ‘ouderenmishandeling’

GDD’en in Noord-Brabant

Het provinciale project ‘ouderenmishandeling’ van de GGD’en in Noord-Brabant sluit aan op het project huiselijk geweld. Beide projecten richten zich op het meer bespreekbaar maken van de problematiek en het bevorderen van het daadwerkelijk melden van het geweld.

Leveren van inzicht in aspecten van de geestelijke gezondheid bij de bevolking

GGD afd. onderzoek

In zowel de jeugd (kinderen en jongeren), volwassenen- als ouderenmonitor is aandacht voor de geestelijke gezondheid (inclusief eenzaamheid/sociale aspecten) van de doelgroep. Deze metingen worden elke vier jaar herhaald (dat houdt in: jaarlijks één van de genoemde doelgroepen).

Thema Geestelijke Gezondheid: eenzaamheid

Stuurgroep LGB, GOW

Dommelregio, GGzE

GGD

e.a.

Het thema 'eenzaamheid' is in 2004 uitgebreid in de Stuurgroep LGB aan de orde geweest. Hoewel verschillende partijen zich met dit thema bezighouden, blijkt het een moeilijk grijpbaar onderwerp. Cruciaal is het 'vinden' van de eenzame en het op maat begeleiden van hem of haar. Er is door medewerkers van de GGD en de gemeente overleg gevoerd met het AMW, GOW en GGZE over deze problematiek. Geen van de bevraagde organisaties bleek echter in staat of in de gelegenheid om de kar te gaan trekken voor een gezamenlijk project rond dit thema.

In de Kempen wordt al veel gedaan door de genoemde partijen, maar ook door vrijwilligersorganisaties. Het preventief huisbezoek is één van de middelen die worden ingezet, maar ook valt te denken aan laagdrempelige inloopactiviteiten, bezoekdiensten, een signaleringsnetwerk en aan cursussen voor verweduwden.

Maatjesproject

GOW

In 2007 zijn afspraken gemaakt met vrijwilligersorganisaties (wonen, zorg en welzijn) over inzet van vrijwilligers bij mensen in een sociaal isolement met als doel hen te stimuleren/ ondersteunen om deel te nemen aan lokale activiteiten/ het verenigingsleven. Met professionele organisaties (MW en GGZ) zijn afspraken gemaakt over de begeleiding van de vrijwilligers. De Lokale loketten zijn ingesteld als meldpunt eenzaamheid. Vragen om langdurige aan huisgebonden inzet van vrijwilligers worden vanaf 2008 doorverwezen naar MEE.

Project ‘adviserend huisbezoek’ voor ouderen van 75 jr

GOW, KBO

Ouderen van 75 jaar worden door persoonlijke voorlichting wegwijs gemaakt in de mogelijkheden op het gebied van zorg- en dienstverlening. Dit alles met als doel om zelfstandig wonen zo lang en verantwoord mogelijk te bevorderen.

Verbeteren signalering eenzaamheid

GOW, ouderenadviseurs

In 2005 zijn de ouderenadviseurs (die de preventieve huisbezoeken afleggen) nageschoold op het gebied van signaleren van eenzaamheid.

Seniorenraad, KBO

In Bladel is al enkele jaren een 'signaleringsnetwerk' actief. Dit richt zich o.a. op eenzaamheid bij ouderen.

Stuurgroep LGB – werkgroep signalering

In 2006/2007 is vanuit de stuurgroep een werkgroep signalering opgestart met als doel de mogelijkheden te verkennen voor een 'brede' vorm van signalering: eenzaamheid, depressie, overbelasting mantelzorg, armoede, etcetera. Hoewel er mogelijkheden liggen is nog onduidelijk welk vervolg hieraan gegeven gaat worden.

Cursus “ik mag niet klagen” voor medewerkers verzorgingshuizen

GgzE, RSZK

Het project is in 2005 door GGzE afgerond in de Wiekenborg. De geïntroduceerde observatielijst wordt bij de consultatie door een hulpverlener van GGzE gebruikt.

Eetpunt in de Ster (Lage Mierde)

Rode Kruis

Met financiële hulp van de Stuurgroep Lokaal Gezondheidsbeleid is in de gemeente Reusel-De Mierden een eetproject voor ouderen gestart. In ‘de Ster’ te Lage Mierde kunnen oudere inwoners sinds 1 maart 2004 terecht voor een gezonde en gezellige maaltijd samen met anderen. Per keer maken hier ongeveer 30 personen gebruik van. Dit eetpunt biedt mensen de mogelijkheid elkaar te ontmoeten en is derhalve een probaat middel in de eenzaamheidspreventie.

Thema Geestelijke Gezondheid: mantelzorg

de Wiekenborg (RSZK), GGD Zuidoost-Brabant, beleidsmedewerker Welzijn namens de vier gemeenten, Steunpunt Mantelzorg (GOW), Maatschappelijk Werk Dommelregio, Zuidzorg, regionaal Platform Belangenbehartiging Mantelzorg ZOB, GGzE, MEE en de Plaatse.

Mede als gevolg van de invoering van de WMO krijgt de lokale overheid steeds meer verantwoordelijkheid op het gebied van zorg voor en ondersteuning van ouderen, zieken en gehandicapten. Ook de ondersteuning van mantelzorgers valt hieronder. In de Stuurgroep Lokaal Gezondheidsbeleid van de Kempengemeenten (LGB) is daarom in februari 2005 besloten om een "werkgroep Mantelzorg de Kempen’ op te richten. Vanuit deze werkgroep zijn de volgende activiteiten opgezet: In gezondheidsmonitor volwassenen zijn o.a. op aangeven van de werkgroep extra vragen over mantelzorg opgenomen en is een antwoordstrook toegevoegd waarmee men kon aangeven extra informatie te willen ontvangen over mantelzorg. In het voorjaar van 2006 is in elke gemeente een bijeenkomst met mantelzorgers georganiseerd om hun knelpunten te beluisteren. De eindresultaten zijn gebundeld in een adviesbrief richting gemeenten. De formatie van het steunpunt mantelzorg is uitgebreid. Als rechtstreeks gevolg van deelname aan de werkgroep heeft het RSZK mantelzorgondersteuning expliciet opgenomen in haar beleidsplan. Door de werkgroepleden zijn onderling voorbeeldprojecten uit den lande uitgewisseld over mantelzorgondersteuning in de intramurale zorg. In het najaar van 2006 zijn in elke gemeente informatiemiddagen georganiseerd over mantelzorg en de ondersteuning door hulpmiddelen in huis. Helaas werden deze bijeenkomsten slecht bezocht. Bekeken zal worden of deze informatie in 2007 op een andere manier onder de aandacht kan worden gebracht. De werkgroep heeft het Brabants Ondersteuningsinstituut Zorg (BOZ) ingezet om een vergelijking te maken tussen behoeften en aanbod. Dit heeft begin 2007 geresulteerd in een rapportage. maandelijkse ontmoetingsbijeenkomst voor mantelzorgers in elk van de vier Kempengemeenten welke wordt begeleid door medewerkenden van het Steunpunt Mantelzorg de Kempen (onderdeel van het GOW). Er wordt gewerkt aan een website: www.mantelzorgdekempen.nl . Het aanbod op het gebied van mantelzorgondersteuning is door de werkgroep uitgebreid geïnventariseerd en gebundeld in een handboek. Deze handboeken zijn in het najaar van 2007 aangeboden aan de portefeuillehouders en gaan gebruikt worden door de lokale loketten. Momenteel wordt nog gewerkt aan een overzicht voor de diverse intermediairen.