Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en invordering van een toeristenbelasting 2016

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een toeristenbelasting 2016

De raad van de gemeente Bladel;

overwegende dat in het op 25 september 2014 vastgestelde raadsprogramma 2014-2018 is opgenomen dat de toeristenbelasting de komende vier jaar met 2,8% per jaar verhoogd wordt;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2015;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

V erordening op de heffing en invordering van een toeristenbelasting 201 6

Artikel 1

Belastbaar feit.

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2

Belastingplicht.

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3

Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven terzake van het verblijf:

  • 1.

    door degene, die:

    • a.

      van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

    • b.

      als deelnemer van een groep van een georganiseerde jeugdbeweging, danwel van groepen deel uitmakend van het zogenaamde open jeugdwerk onder voldoende lei- ding overnacht in daarvoor aangewezen (jeugd-)vakantieboerderijen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 4

Maatstaf van heffing.

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

Artikel 5

Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing.

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor dan wel gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

    • c.

      niet beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd, dan wel te huur aangeboden;

    • d.

      vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

    • e.

      vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

    • f.

      seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd;

    • g.

      toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

    • h.

      kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

    • i.

      arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samenreizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

    • j.

      voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend aan het eind van de maand juni;

    • k.

      verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

    • l.

      naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

    • m.

      maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september;

    • n.

      winterarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer vijf maanden, startend bij de afloop van het kampeerseizoen en eindigend bij de start van het volgende kampeerseizoen.

  • 2.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen bepaald op 3;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste seizoenplaatsen bepaald op 2,4;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen of bepaald op 2,4.

    • d.

      mobiele kampeeronderkomens op toeristische plaatsen bepaald op:

      1o 2,4, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      2o 2,4, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      3o 2,2, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      4o 2,1, indien sprake is van een maandarrangement;

      5o 2,1, indien sprake is van een winterarrangement.

  • 3.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op: 60;

    • b.

      in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op: 50;

    • c.

      in geval van het eerste lid, sub c, bepaald op: 50.

    • d.

      in geval van het eerste lid, sub d, bepaald op:

      1o 29, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      2o 39, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      3o 14, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      4o 12, indien sprake is van een maandarrangement;

      5o 16, indien sprake is van een winterarrangement.

Artikel 6

Opteren voor een niet-forfaitaire maatstaf van heffing.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 7

Belastingtarief.

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,38.

  • 2.

    In alle gevallen waarbij niet wordt verbleven in vakantieonderkomens of niet beroepsmatig verhuurde ruimten, bedraagt het tarief € 1,28.

Artikel 8

Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9

Wijze van heffing.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10

Aanslaggrens.

Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 11

Termijnen van betaling.

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12

Kwijtschelding.

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13

Aanmeldingsplicht.

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachtingen verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 14

Registratieplicht.

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhouden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemd nachtverblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nachtregister.

  • 4.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

  • 5.

    De verplichting, genoemd onder lid 1, vervalt indien de belastingplichtige een soortgelijk, en door burgemeester en wethouders geaccepteerd, nachtverblijfregister voert.

Artikel 15

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 16

Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De “Verordening toeristenbelasting 2015” vastgesteld door de raad van de gemeente Bladel bij besluit van 18 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening toeristenbelasting 2016”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 5 november 2015.
De raad voornoemd,
de griffier, L.A.J. Dirks
de voorzitter, mr. A.H.J.M. Swachten