Regeling vervallen per 10-12-2015

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2010-2014

Geldend van 10-12-2015 t/m 09-12-2015

Intitulé

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2010-2014

De raad van de gemeente Bladel;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 mei 2009;

besluit:

 

tot vaststelling van het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2010-2014 en het daarbij behorende het uitvoeringsplan 2009‑2018.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Riolering is een onmisbare voorziening voor het verwijderen van overtollig hemel- en afvalwater uit de woonomgeving. De aanleg en beheer van riolering is een gemeentelijke taak die zijn wettelijke basis vindt in de Wet Milieubeheer (Wm). Op grond van artikel 4.22 van de Wet Milieubeheer is een gemeente verplicht een Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) op te stellen. Een GRP is een beleidsmatig en strategisch plan voor de aanleg en beheer van de gemeentelijke riolering.

Het voorgaande GRP van de gemeente Bladel is opgesteld in 2005 en is tot en met 2010 geldig. In verband met de nieuwe wetgeving voor de gemeentelijke watertaken is deze volledig herzien.

In samenwerking met Breijn is het verbreed Gemeentelijk Riolering Plan voor 2010-2014 opgesteld, kortweg het vGRP genoemd.

1.2 Geldigheidsduur

Conform Wm artikel 4.22 is de gemeente gerechtigd de geldigheidsduur van een vGRP vast te stellen. Hierbij speelt de mate, waarin ontwikkelingen kunnen worden geschat en waarin onzekerheden kunnen worden uitgesloten een belangrijke rol. De geldigheidsduur voor het nieuwe vGRP is vastgesteld op 5 jaar. Het betreft de planperiode 2010-2014.

1.3 Verbreding gemeentelijke watertaken

Per 1 januari 2008 is het wetsvoorstel 'wetswijziging verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken' in werking getreden. Met het wetsvoorstel, ook wel de Wet gemeentelijke watertaken genoemd, worden drie verschillende wetten aangepast. Het gaat hier dan ook niet om een nieuwe wet, maar een stelsel van aanpassingen van de Gemeentewet, de Wet op de Waterhuishouding en de Wet Milieubeheer.

In het wetsvoorstel zijn de drie volgende gemeentelijke watertaken wettelijk verankerd:

  • 1.

    De zorg voor doelmatige inzameling en het doelmatig transport van stedelijk afvalwater.

  • 2.

    De zorg voor doelmatig beheer van het afvloeiende hemelwater in stedelijk gebied.

  • 3.

    De zorg voor een doelmatige verwerking van het overtollige grondwater in stedelijk gebied.

De zorgplichten zijn per 1 januari 2008 in werking getreden. In artikel IV van de Wet gemeentelijke watertaken is bepaald dat uiterlijk binnen vijf jaar na het van kracht worden van de wet, dus uiterlijk 1 januari 2013, de nieuwe aspecten, als hemelwater en grondwater, in het GRP moeten zijn verwerkt.

Met de Wet gemeentelijke watertaken worden een aantal wettelijke voorzieningen gecreëerd waarmee een adequate aanpak van de stedelijke wateropgave wordt gewaarborgd. Het versterkt namelijk de gemeentelijke regierol voor omgaan met hemelwater in bebouwd gebied. Daarnaast geeft het de gemeente ook een rol in de aanpak van stedelijke grondwaterproblemen. Uitgangspunt is dat perceelseigenaren verantwoordelijk zijn voor de verwerking van water op hun eigen perceel, de gemeente is dit in het openbaar gebied.

Gezien het bovenstaande is er bewust voor gekozen om binnen de komende planperiode uitgebreid aandacht te besteden aan de nieuwe zorgplichten. De nieuwe wetgeving en de gevolgen hiervan worden uitgebreid behandeld in dit vGRP.

De gemeente beschikt over een gemeentelijk waterplan. Dit plan heeft een looptijd van 2000 tot en met 2015. Gemeente en waterschap hebben de voorkeur uitgesproken om in het volgende GRP, het waterplan te integreren.

1.4 Procedure

Uitgangspunt voor het opstellen van dit plan is het herzien van het voorgaande GRP. De nadruk ligt hierbij op het evalueren van de destijds opgestelde doelen en het opstellen van de doelen voor de nieuwe planperiode in relatie tot de drie nieuwe zorgplichten. Hierbij wordt ingegaan op de veranderingen door de nieuwe wetgeving en de manier waarop hiermee wordt omgaan. Het Waterschap de Dommel en de Provincie Noord-Brabant zijn beide betrokken bij de voorbereiding.

Voor het opstellen van dit vGRP is de volgende procedure gevolgd:

  • 1.

    Afstemming procesvorming vGRP met betrokken instanties.

  • 2.

    Inventarisatie gegevens.

  • 3.

    Het evalueren van de gestelde doelen uit de vorige planperiode.

  • 4.

    Het opstellen van de te volgen strategie.

  • 5.

    Het opstellen van het concept vGRP.

  • 6.

    Het ter commentaar toezenden van het concept GRP naar Waterschap de Dommel en Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant.

  • 7.

    Het verwerken van eventuele opmerkingen.

  • 8.

    Het ontwerp-vGRP voor de planperiode 2010-2014 voorleggen aan B&W en de betrokken raadscommissie(s).

  • 9.

    Na instemming van B&W of de raadscommissie het voorleggen van het ontwerp vGRP aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant en het bestuur van het waterschap de Dommel.

  • 10.

    Het vaststellen van het vGRP door de gemeenteraad en bekendmaking van het besluit door B&W.

In het voorbereidingstraject van dit vGRP is in 2008 een aanvulling op het GRP 2006-2010 opgesteld; “Aanvulling GRP 2006-2010, gemeente Bladel”, d.d. 31 oktober 2008. In dit kader heeft het overleg met de provincie en het waterschap plaatsgevonden.

1.5 Leeswijzer

In dit vGRP is het beleid voor de planperiode 2010-2014 weergegeven, voor de rioleringszorg, de zorg voor de afvoer van hemelwater en de zorg voor grondwater in stedelijk gebied. Dat houdt onder meer in dat het volgende beschreven wordt:

- Wat is de gewenste situatie voor de bestaande en nieuwe zorgplichten (welke doelen dienen deze zorgplichten en welke eisen kunnen daaruit worden afgeleid)?

- Wat is er in de huidige situatie aanwezig en hoe ziet dat er uit, hoe functioneert dat (in hoeverre worden de doelen nu gehaald)?

- Wat moet er nog worden gedaan om de gestelde doelen te kunnen bereiken?

- Wat kost dat (welke middelen zijn er met het behalen van de doelen gemoeid)?

Belangrijke leidraad voor het opstellen van het vGRP vormt het ontwerp-beleidskader verbrede gemeentelijke rioleringsplannen van dinsdag 30 september 2008. Dit document is een gezamenlijk product van waterschappen, gemeenten en provincie in Noord-Brabant. Bovendien is bij het opstellen van het nieuwe GRP rekening gehouden met de methodiek conform de Leidraad Riolering, module A1050, van de stichting RIONED en het beleid van waterschap de Dommel. In verband met de introductie van het verbreed rioleringsplan wijkt de indeling enigszins af ten opzichte van het vorige GRP. Bij de opzet is rekening gehouden met het nieuwe beleid en wetgeving, waarin de concrete invulling van de zorgplichten wordt behandeld.

In hoofdstuk 2 'Evaluatie' volgt de evaluatie van de gestelde doelen uit de vorige planperiode, die zijn beschreven in het GRP 2006-2010.

In hoofdstuk 3 'Gewenste situatie’ worden de beleidskeuzes voor de zorgplichten voor het stedelijke afvalwater, regenwater en grondwater geformuleerd. Daarnaast worden de doelen voor de komende planperiode (en de periode daarna) omschreven en uitgewerkt (gewenste situatie) en de relatie met andere overheden, beleidsontwikkelingen en de huidige wetgeving.

In hoofdstuk 4 'Huidige situatie en toetsing’ wordt per zorgplicht de huidige situatie getoetst aan de doelen en wordt een oordeel gegeven over de mate waarin deze doelen nu al zijn gerealiseerd. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de aanwezige voorzieningen, de toestand van deze voorzieningen en het functioneren hiervan.

In hoofdstuk 5 'De opgave’ is aangegeven via welke strategie en taakstelling de gewenste situatie wordt bereikt of wordt behouden.

In hoofdstuk 6 'Middelen en kostendekking' wordt de opgave vertaald naar de benodigde personele en financiële middelen en een wijze van kostendekking (Wm, artikel 4.22 lid e).

Ten slotte in hoofdstuk 7 ‘conclusies en besluit’ worden de conclusies samengevat voor de gekozen strategieën en de bijbehorende kostendekking. Deze worden aangevuld met besluiten en aanbevelingen.

Dit vGRP is een gemeentelijk plan, waar de gemeenteraad zich over moet uitspreken. Het is echter niet alleen voor de gemeente geschreven, maar ook voor overleg met de in de Wet milieubeheer genoemde instanties. Dit heeft tot gevolg dat in dit vGRP 'vaktaal' wordt gebruikt. In bijlage 1 is een uitgebreide verklarende woordenlijst opgenomen. Voor de verklaring van termen en definities wordt naar deze woordenlijst verwezen.

2 Evaluatie

2.1 Inleiding

Voorgaand aan het opstellen van het nieuwe vGRP wordt terug gekeken naar de uitgevoerde activiteiten uit de achterliggende planperiode in relatie tot de gestelde doelen, functionele eisen en maatstaven. De resultaten bepalen mede de vertrekpositie voor het nieuwe vGRP 2010-2014.

2.2 Evaluatie GRP 2006-2010

In het vorige GRP uit 2006 werden de volgende doelen gesteld:

- Het inzamelen van het binnen het gemeentelijke gebied geproduceerde afvalwater.

- Het inzamelen van het hemelwater dat niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding.

- Het transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt Waarbij:

>Geen ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem en grondwater

voorkomen; en

>Geen overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt (in de breedste zin van het woord).

In bijlage 2 is een overzicht opgenomen, waarin staat aangegeven of de uit te voeren activiteiten wel of niet zijn uitgevoerd.

De gehele evaluatie van de achterliggende planperiode kan in hoofdlijnen als volgt worden samengevat:

1. Aanpak ongezuiverde lozingen buitengebied

Vrijwel alle panden zijn aangesloten op riolering of een gierkelder.

Conclusie:

Door de verrichte inspanningen in de voorgaande planperioden zijn alle panden voorzien van een aansluiting op riolering of gelijkwaardige voorziening.

2. Uitvoeren van maatregelen om de basisinspanning te bereiken en het beperken / voorkomen van de vuiluitworp naar oppervlaktewater en bodem

In het voorgaande plan zijn maatregelen opgenomen om te voldoen aan de eisen van de basisinspanning. Dit betrof vooral het terugdringing van de vuiluitworp uit de gemengde stelsels. Een deel van deze maatregelen dient in de komende planperiode nog te worden uitgevoerd.

Conclusie:

Nog niet alle maatregelen om aan de basisinspanning te voldoen zijn uitgevoerd. De randvoorziening Veiligoord dient nog te worden gerealiseerd, De Planetenwijk dient nog te worden afgekoppeld (in voorbereiding) en de overstort aan de provinciale weg dient nog te worden gesaneerd.

3. Uitvoeren diverse hydraulische maatregelen om wateroverlast te voorkomen In de planperiode is het afvoerend verhard oppervlak opnieuw geïnventariseerd. De geïnventariseerde oppervlakken worden jaarlijks actueel gehouden in een database.

Op basis van de inventarisatie van het verhard oppervlak heeft een herberekening van de gemengde stelsels plaatsgevonden. De maatregelen voortvloeiende uit deze hydraulische berekening zijn in de planperiode van het vorige GRP uitgevoerd.

Conclusie:

Alle rioleringsplannen zijn actueel.

4. Doelmatig beheer en goed gebruik van de riolering

In de afgelopen planperiode zijn de aanwezige voorzieningen geïnspecteerd en onderhouden. De gemeente heeft volledig inzicht in de toestand van de riolering. Het rioolbeheersysteem is bij wijzigingen geactualiseerd op basis van revisiemetingen.

Verder voert de gemeente Bladel H2S-gasmetingen uit en realiseert indien nodig voorzieningen om het ontstaan van H2S-gas te voorkomen. Deze voorzieningen bestaan uit het inblazen van lucht. De maatregel heeft tot doel om aantasting van de buizen te voorkomen. Dit wordt in de komende planperiode voortgezet.

Benchmark rioleringszorg

De gemeente Bladel heeft deelgenomen aan de Benchmark Rioleringszorg van Rioned om de werkwijze en het functioneren van de interne organisatie te kunnen analyseren. Hierbij worden de gemeentelijke taken op het gebied van de rioleringszorg beoordeeld en vergeleken met andere gemeenten. De resultaten hiervan zijn weergegeven in de rapportage ‘Benchmark rioleringszorg, individueel rapport gemeente Bladel’, d.d. juni 2007. In onderstaande figuur is de score van de gemeente Bladel weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

* KPI: kritische prestatie-indicatoren ofwel beoordelingscriteria

Uit bovenstaande figuur blijkt dat op 5 gebieden bovengemiddeld wordt gescoord en de gemeente haar taken goed op orde heeft.

Samenvattend wordt in de benchmark gesteld dat de gemeente Bladel haar rioleringszorg bovengemiddeld goed op orde heeft.

Op het gebied van uitgaven, planrealisatie, activiteiten en Good Housekeeping wordt iets minder gescoord. Deze mindere score heeft als oorzaak dat de gemeente zelf weinig fte voor rioleringswerkzaamheden in de organisatie beschikbaar heeft. Dit werk is uitbesteed aan verschillende externe bureaus (dit wordt in de benchmark niet erkend). Toch wordt in de benchmark geconcludeerd dat de gemeente haar werkzaamheden goed uitvoert. Hierna wordt per categorie een toelichting gegeven op de afwijkingen. Hierna wordt de score uit de benchmark nader toegelicht zoals deze door de benchmark en de gemeente wordt geïnterpreteerd. De benchmark is opgenomen in bijlage 9.

·Uitgaven

Er wordt kostenbewust met het beheer omgegaan. De kapitaallasten zijn bovengemiddeld door de inspanningen die de gemeente heeft geleverd (voor o.a. het realiseren van de basis inspanning) zijn de kapitaallasten toegenomen. De gemeente wordt op dit punt ook vergeleken met gemeenten die weinig inspanningen hebben verricht en dus minder hebben uitgegeven. De vergelijking loopt daardoor scheef en er kan worden geconcludeerd dat de gemeente het goed doet.

·Planrealisatie

Door problemen bij het verwerven van gronden (o.a. Veilig Oord) ten behoeve van de realisatie van randvoorzieningen wordt hier minder gescoord. Het niet uitvoeren van reguliere vervangingen (omdat de toestand nog goed was) is echter juist een teken van kostenbewust rioolbeheer.

·Activiteitenniveau

Doordat (onderhouds)werkzaamheden worden uitbesteed heeft de gemeente het minder druk met de taken dan wordt verwacht. Het aantal fte’s is hier op afgestemd. De planefficiëntie is goed waardoor het activiteitenniveau niet zwaar telt.

·Good Housekeeping

Dit aspect heeft betrekking op het opstellen en realiseren van plannen. Dit heeft een directe link met planrealisatie. Door externe factoren (zie planrealisatie) wordt hier minder op gescoord. De inspanningen van de gemeente zijn echter voldoende en er volledig op gericht om de plannen te realiseren.

Conclusie:

De gemeente voldoet aan het aspect doelmatig beheer en goed gebruik van de riolering. Wat betreft de werkwijze en het functioneren van de interne organisatie heeft de gemeente haar taken goed op orde.

3 Gewenste situatie

3.1 Algemeen

Conform de Wet milieubeheer dient elke gemeente een Gemeentelijk Rioleringsplan op te stellen. De nieuwe wetgeving bepaalt, dat gemeenten in hun GRP naast de zorgplicht voor inzameling van afvalwater óók expliciet aandacht besteden aan de nieuwe zorgplichten voor de doelmatige inzameling van overtollig hemelwater en een doelmatige verwerking van het overtollige grondwater in stedelijk gebied.

Gemeenten moeten uiterlijk 1 januari 2013 beschikken over een verbreed GRP dat voldoet aan de nieuwe vereisten. Het vGRP dient de visie en beleidskeuzes van de gemeente te bevatten over de invulling van bovenstaande zorgplichten. De gemeente heeft hierin een zekere beleidsvrijheid, maar wel moet duidelijk zijn wat van de gemeente kan worden verwacht over de concrete zorgplichten. Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de provinciale verordeningen en de beleidslijnen van het waterschap.

Voor de nieuwe zorgplichten dient het vGRP inzicht te geven in:

- wat redelijkerwijs zelf van de particulier verwacht mag worden voor de verwerking van hemelwater en wanneer van particulieren kan worden gevraagd zelf het hemelwater te verwerken;

- wanneer en waar er sprake is van structurele grondwaterproblemen;

- de voorgenomen maatregelen voor de aanpak van aanwezige grondwaterproblemen door de gemeente en wanneer particuliere perceelseigenaren in het beginsel zelf maatregelen moeten

nemen.

Ook moet het vGRP een overzicht bevatten van de aanwezige voorzieningen voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater, hemelwater en overtollig grondwater en welke functie de verschillende gemeentelijke systemen hebben. Zoals voorzieningen uitsluitend voor stedelijk afvalwater (openbaar vuilwaterstelsel of bijvoorbeeld een IBA (=een voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater), voorzieningen voor hemelwater (openbaar hemelwaterstelsel), voorzieningen voor overtollig grondwater (openbaar ontwateringsstelsel) en voorzieningen voor zowel stedelijk afvalwater, hemelwater en overtollig grondwater (gemengde stelsels).

Verder dient er in het GRP een overzicht te worden opgenomen van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten. Daarbij worden alle directe en indirecte kosten inzichtelijk gemaakt. In het plan moet verder tot uitdrukking worden gebracht welk afwegingskader wordt gebruikt bij de uitvoering van de bovenstaande zorgplichten. De kosten voor de uitvoering van de zorgplichten kunnen sinds 1 januari 2008 worden verhaald via een nieuwe rioolheffing. Deze rioolheffing is een zogenaamde bestemmingsbelasting, waarbij de opbrengsten bestemd zijn voor een bepaald doel. De opbrengsten van de heffing mogen niet hoger zijn dan de kosten voor de uitvoering van de taken (kostendekkend tarief). Bij het vaststellen van dit vGRP wordt de nieuwe heffing vastgesteld.

Per 1 januari 2010 dient de gemeentelijke belastingverordening aangepast te worden. Doordat het rioolrecht komt te vervallen en wordt vervangen door de rioolheffing, moet de verordening worden aangepast. Daarbij moet de gemeente nagaan of de huidige heffingsgrondslag gehandhaafd blijft. De wetaanpassing biedt de mogelijkheid om ook de grondslag te herzien.

Uitgangspunten nieuwe zorgplichten (wetgeving)

Hieronder staan op hoofdlijnen de uitgangspunten van de zorgplichten beschreven conform de nieuwe regelgeving. In paragraaf 3.2 staan de beleidskeuzes van de gemeente weergegeven waarin concrete invulling wordt gegeven aan de zorgplichten.

1.Afvalwaterzorgplicht

De in de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen zorgplicht wordt toegespitst op de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Stedelijk afvalwater is in de nieuwe terminologie huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. Op grond van de nieuwe regelgeving is hemelwater apart gedefinieerd en komt niet meer primair in de afvalwaterzorgplicht aan de orde.

Voor de rioleringszorg voor stedelijk afvalwater houdt de vernieuwde regeling het volgende in:

  • 1.

    De gemeente heeft een zorgplicht voor de inzameling door middel van een openbaar vuilwaterriool en het transport naar een RWZI.

  • 2.

    De gemeente kan ook gebruik maken van alternatieve systemen, indien daarmee eenzelfde graad van milieubescherming wordt bereikt, dit moet dan uit het vGRP blijken.

  • 3.

    Indien de inzameling en transport van afvalwater in delen van het gebied niet doelmatig is, kan de gemeente van de provincie een ontheffing krijgen van de zorgplicht.

  • 4.

    In de Wm staat een voorkeursvolgorde voor het verwijderen van afvalwater. De gemeente moet hiermee rekening houden bij haar beslissingen, maar hoeft deze niet in acht te nemen. De gemeente kan dus van de voorkeursvolgorde afwijken.

  • 5.

    De gemeente kan bij verordening regels stellen voor het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater door particulieren.

Het inzamelen van afvalwater kan ook worden ingevuld door de aanleg van alternatieve systemen in beheer van een overheid. Hierdoor is het mogelijk om grotere delen van het buitengebied te voorzien van een gemeentelijke voorziening voor de verwijdering van afvalwater. Echter ook binnen de bebouwde kom kunnen percelen worden voorzien van een alternatief systeem als aansluiting op het riool ondoelmatig is en milieuhygiënisch onnodig.

2.Hemelwaterzorgplicht

In de Wet op de waterhuishouding (Wwh) wordt de zorgplicht voor de gemeente geregeld voor het afvloeiende hemelwater. Met deze hemelwaterzorgplicht wordt in praktische zin geen nieuwe zorgplicht gecreëerd, maar wordt de bestaande afvalwaterzorgplicht gesplitst. De hemelwaterzorg is aan de gemeenten toebedeeld omdat dit nauw verweven is met de andere ingrepen en al bestaande verantwoordelijkheden in de stedelijke leefomgeving (volgens de watersysteembenadering zou deze taak bij de waterschappen thuishoren).

De hemelwaterzorgplicht heeft betrekking op het inzamelen van hemelwater dat op een perceel is verzameld en waarvan de houder zich niet anders kan ontdoen dan door het aan de gemeente over te dragen. Met andere woorden de perceelseigenaar moet het hemelwater, dat van het perceel afvloeit, inzamelen en is primair verantwoordelijk voor de afvoer. Kan de perceelseigenaar eenvoudig, op het eigen perceel, het hemelwater zelf infiltreren of in een oppervlaktewater lozen, dan hoeft de gemeente geen voorziening te treffen.

Als het redelijkerwijs niet van de perceelseigenaar is te verlangen dit water zelf af te voeren, moet de gemeente een doelmatige voorziening treffen. Welke voorziening dit is maakt voor de zorgplicht niet uit (gemengd of gescheiden), de perceeleigenaar kan het hemelwater kwijt.

Beleidsmatig bestaat er een voorkeur voor gescheiden rioleren. In de Wm is hiervoor een voorkeursvolgorde opgenomen (Wm art. 10.29a).

De hemelwaterzorgplicht heeft kenmerken van de afvalwaterzorgplicht. Het gaat om het aanbieden van een voorziening. Het verschil is voornamelijk dat bij de hemelwaterzorgplicht eerst wordt gekeken of de perceelseigenaar het hemelwater zelf kan afvoeren, terwijl bij de afvalwaterzorgplicht dit juist niet de bedoeling is dat hij dat doet. De gemeente heeft een inzamelplicht voor afvalwater.

3.Grondwaterzorgplicht

Tot nu toe heeft de gemeente geen actieve taak gehad in de zorg voor het grondwater. Bij het in werking treden van de nieuwe wet is daar verandering in gekomen. De nieuwe gemeentelijke zorgplicht (art. 9b Wwh) heeft betrekking op het treffen van maatregelen in het openbare gemeentelijke gebied. De maatregelen moeten er op gericht zijn de structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

De gemeente hoeft alleen maatregelen te treffen als deze doelmatig zijn en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort. Bovendien moet het gaan om structurele problemen en de zorg beperkt zich tot de openbare ruimte van het gemeentelijke stedelijke gebied. De wetgever gaat er van uit dat de eigenaar zelf verantwoordelijk is voor het treffen van maatregelen op het perceel. De eigenaar met grondwateroverlast moet wel met zijn probleem bij de gemeente terecht kunnen. De gemeente is het eerste aanspreekpunt (loket) voor de burger.

De grondwaterzorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied, omdat de grondwaterstand (zeker in bebouwd gebied) niet volledig te sturen is. De toelichting op de wetgeving geeft aan: ‘De zorgplicht van de gemeente betekent niet dat de gemeente verantwoordelijk is voor de grondwaterstand. De grondwaterstand in het stedelijk gebied varieert immers sterk in tijd en ruimte en is dus niet volledig te beheersen. Er zijn vele factoren van invloed op de grondwaterstand, die lang niet allemaal door de gemeente te beïnvloeden zijn.’De zorgplicht werkt niet met terugwerkende kracht en leidt niet tot aansprakelijkheid voor schadesituaties uit het verleden.

3.2 Gemeentelijke beleidskeuzes zorgplichten

In deze paragraaf wordt bekeken of de beleidsuitgangspunten uit de voorgaande planperiode bijgesteld of gewijzigd dienen te worden. Voor de nieuwe wetgeving dient ook beleid te worden geformuleerd voor de inzameling van afvloeiend hemelwater en grondwater.

Beleid stedelijk afvalwater

De afvalwaterzorgplicht biedt twee mogelijkheden voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, namelijk de afvoer via een vuilwaterriool naar een RWZI of de afvoer via een alternatieve voorziening (mits eenzelfde graad van milieubescherming bereikt wordt). Voor de situatie binnen de gemeente Bladel wordt in principe de afvoer via een gemengde of vuilwaterriool naar RWZI Hapert als de meest doelmatige invulling gezien. De gemeente kiest voor de brede zorgplicht, waarbij voor de particulier de meest doelmatige oplossing voor de behandeling van het afvalwater wordt gezocht.

Voor de gemengde stelsels geldt, dat splitsing van de (afval)waterstromen wel gewenst is, dit beleid is al eerder ingezet. In feite blijft het beleid uit de voorgaande planperiode ongewijzigd.

Beleid hemelwater

Bij de concrete invulling van de hemelwaterzorgplicht heeft de gemeente de vrijheid om zelf de integrale afweging te maken hoe om te gaan met afvloeiend hemelwater. De inzameling van hemelwater vindt binnen de gemeente Bladel plaats via gemengde riolering en via hemelwaterriool c.q. infiltratievoorzieningen. Voor bestaande gebieden wil de gemeente in principe het huidige beleid voortzetten. Er wordt een ‘blauw-ader-plan’ opgesteld om dit efficiënt vorm te kunnen geven. In het blauwe aderplan worden de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van het inzamelen van hemelwater én de relatie met de stedelijke wateropgave opgenomen. Een eerste aanzet voor het ‘blauwe aderplan’ is in het waterplan van de gemeente Bladel gedaan. Ombouw van de rioolstelsels vindt pas plaats als daar een aanleiding toe bestaat (renovatie, overlast e.d.)

Hierbij wordt in de planperiode bepaald welke inspanning van de particulier wordt verwacht. Bij bestaande, oudere bebouwing wordt vaak het afvalwater en hemelwater via dezelfde leiding afgevoerd naar het omringende gemengde riool. Bij ombouw van deze gebieden naar een (verbeterd) gescheiden stelsel dienen bovenstaande waterstromen te worden gesplitst (zie ook beleid stedelijk afvalwater).

In bijlage 10 is een overzicht opgenomen van de van de riolering afgekoppelde verharde oppervlakken.

Op dit moment kiest de gemeente ervoor om de zorgplicht niet bij de particulier neer te leggen, voor zover dit al wenselijk is. De gemeente gebruikt deze planperiode om te onderzoeken op welke manier binnen de kernen kan worden omgegaan met hemelwater. Op basis van het onderzoek kan de gemeente haar visie vormen over het omgaan met hemelwater en de daaruit volgende verplichtingen voor de particulier.

Beleid grondwater

Om discussies in de toekomst te voorkomen is het belangrijk de term grondwateroverlast nader te definiëren. Er dient een nadere omschrijving te komen van de begrippen grondwateroverlast en structurele grondwaterproblemen. Hierbij spelen de hoogte van de grondwaterstand, de tijdsduur en het aantal percelen, die hier overlast van ondervinden een rol. Het is van belang om de knelpunten / klachten binnen de gemeente Bladel in kaart te brengen en beter inzicht te krijgen in de huidige grondwaterstanden, alvorens een beleid te kunnen formuleren. Dit wordt in deze planperiode vorm gegeven.

Bovenstaande neemt niet weg, dat het belangrijk is om een aantal acties binnen dit GRP in gang te zetten om het inzicht in het grondwaterbeheer binnen de gemeente te vergroten. De nadruk komt in deze planperiode te liggen op onderzoek en het verbreden van kennis. Op basis hiervan kan een invulling worden gegeven aan de beleidsuitgangspunten. Het onderzoek bestaat uit het gebruiken van het klachtenregistratiesysteem dat te zijner tijd in het kader van BOR (Beheer Openbare Ruimte) wordt ingericht. Waarschijnlijk wordt dit systeem in 2010 operationeel. Verder wordt een grondwatermeetnet ingericht. Aan de hand van deze informatie wordt inzicht verkregen in de grondwaterproblematiek en kan uiteindelijk getoetst aan de, nog op te stellen, definities worden bepaald of er sprake is van structurele overlast. Al bekende locaties met historische grondwateroverlast (die ondertussen wel zijn opgelost) zijn geïnventariseerd en weergegeven op tekening (bijlage 8).

In het volgende vGRP worden de beleidsuitgangspunten verder uitgewerkt en wordt uiteindelijk het definitieve beleid vastgesteld. Daarmee wordt het voor de particulier duidelijk wanneer men maatregelen kan verwachten van de gemeente en/of van het waterschap.

3.3 Doelen, Functionele eisen, maatstaven en meetmethoden

De gewenste situatie wordt in dit vGRP beschreven in termen van doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden, conform de module A1100 uit de Leidraad Riolering van de Stichting Rioned. Door doelen en functionele eisen wordt een handvat gegeven aan deze zorgplichten met een duidelijk toetsingkader.

Met het opstellen van de doelen wordt de gewenste situatie van de toestand en het functioneren van afval-, regen- en grondwatervoorzieningen vastgelegd. Om de doelen te kunnen bereiken zijn functionele eisen opgesteld, waaraan de voorzieningen dienen te voldoen. Met het formuleren van maatstaven wordt het mogelijk gemaakt de gestelde functionele eisen te kwantificeren. Met de meetmethoden wordt vastgesteld hoe de functionele eisen worden vergeleken met de maatstaven. Samen vormen zij de basis van alle activiteiten voortvloeiend uit de ‘verbrede’ zorgplicht voor de nieuwe gemeentelijke watertaken. Om te kunnen toetsen of de doelen voor de zorgplichten worden gehaald, zijn functionele eisen en bijbehorende maatstaven opgesteld. Deze zijn opgenomen in bijlage 3.

De doelen van de gemeentelijke watertaken zijn gebaseerd op de nieuwe wettelijke formuleringen van de zorgplichten in de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. In het kader van dit vGRP zijn deze doelen nu als volgt omschreven (zonder prioriteitsstelling):

  • 1.

    Zorgen voor inzameling van stedelijk afvalwater.

  • 2.

    Zorgen voor transport van stedelijk afvalwater.

  • 3.

    Zorgen voor inzameling van hemelwater (voor zover niet door particulier).

  • 4.

    Zorgen voor verwerking van ingezameld hemelwater.

  • 5.

    Zorgen dat (voor zover mogelijk) de grondwaterstand het gebruik van een gebied, volgens de bestemming, niet structureel belemmert. In de huidige planperiode van het vGRP ligt de nadruk voornamelijk op het vergaren van kennis, om in het volgende vGRP invulling te geven aan het gestelde doel.

Vanuit deze algemene doelen zijn de specifieke doelen voor de stedelijk afvalwaterzorg, hemelwaterzorg en grondwaterzorg van de gemeente Bladel afgeleid. De afvalwaterzorg en hemelwaterzorg zijn hierbij onder ‘doelen voor de rioleringszorg’ gebundeld.

3.3.1 Doelen voor de rioleringszorg (stedelijk afvalwater en hemelwater)

Vanuit de algemene doelen van de gemeentelijke watertaken kunnen de doelen voor de rioleringszorg worden afgeleid. Hiermee wordt aangegeven hoe aan de zorg voor stedelijk afvalwater en hemelwater (aanleg en beheer van voorzieningen) invulling wordt gegeven.

  • 1.

    Inzameling van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerde stedelijk afvalwater.

  • 2.

    Inzameling van het hemelwater dat niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding.

  • 3.

    Transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt. waarbij:

  • 4.

    Ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem, grondwater en rwzi wordt voorkomen.

  • 5.

    Geen overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt (in de breedste zin van het woord).

  • 6.

    Effectief rioleringsbeheer wordt uitgevoerd.

Deze doelen komen overeen met de huidige doelen voor riolering zoals ze in het GRP 2006-2009 zijn opgenomen. Hier wordt ook naar verwezen voor de hemelwaterzorgplicht.

3.3.2 Doelen voor de grondwaterzorg

Vanuit de algemene doelen van de gemeentelijke watertaken (zie paragraaf 3.3.) kunnen doelen voor de grondwaterzorg worden afgeleid. Hiermee wordt aangegeven hoe binnen de planperiode van het huidige GRP invulling wordt gegeven aan de zorg (inspanningsplicht met betrekking tot voorkoming/beperking van grondwateroverlast). De gemeente heeft nog onvoldoende, gedetailleerd, inzicht in het grondwatersysteem. De nadruk voor de doelen voor de grondwaterzorg is dit vGRP voornamelijk op onderzoek gericht (doel 1 en 2).

  • 1.

    Inzicht verkrijgen in structurele grondwaterproblemen binnen het gemeentelijke gebied.

  • 2.

    Inzicht verkrijgen in duurzame en doelmatige oplossingen om een bepaalde grondwaterstand of grondwaterregime te bereiken.

  • 3.

    Inzameling van het binnen gemeentelijk gebied aanwezige overtollige grondwater.

  • 4.

    Transport van het ingezamelde grondwater naar een geschikt lozingspunt. waarbij:

  • 5.

    Geen overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt (in de breedste zin van het woord).

  • 6.

    Effectief beheer met betrekking tot de grondwaterzorgplicht.

3.4 Relatie met andere planten

Diverse wetten en beleidsdocumenten zijn van toepassing op dit vGRP. De meest relevante wetten en beleidsdocumenten zijn opgenomen in bijlage 7.

Hierna worden een aantal planvormen nader toegelicht waar de gemeente rekening mee heeft gehouden bij het opstellen van het vGRP of die van belang zijn in deze planperiode.

Nationaal bestuursakkoord water (NBW)In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn de waterpartijen overeengekomen dat

gemeenten en waterschappen gezamenlijk de Stedelijke wateropgave (SWO) inzichtelijk maken, voor zover dit uit het oogpunt van tenminste de wateroverlastproblematiek door partijen noodzakelijk wordt gevonden. Tevens wordt geadviseerd om waterplannen op te stellen. Een waterplan, waarin water in de stad en de omgeving integraal wordt beschouwd, blijkt in de praktijk een goed instrument in het gemeenschappelijk streven naar een duurzaam stedelijk watersysteem.

Het waterbeheer in het stedelijk gebied is in de afgelopen decennia aangepast aan maatschappelijke veranderingen. Daarnaast is er sprake van klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en een toename van de hoeveelheid verhard oppervlak. Dit heeft geleid tot bijvoorbeeld variërende grondwaterstanden, toenemend gebruik van grondwater voor allerlei doeleinden en snelle afvoer van regen- en afvalwater met daaruit voortvloeiende problemen als verdroging enerzijds en wateroverlast in en rond het stedelijk gebied anderzijds. Daarom is een (inter)nationaal en regionaal beleid geformuleerd met als doel om tot verbetering van de waterhuishouding te komen.

Kaderrichtlijn Water

Water gaat over landsgrenzen en is daarom altijd van internationaal belang. Veel water dat door Nederland stroomt, is van buitenlandse afkomst. Om er voor te zorgen dat er geen vervuild water van het ene naar het andere land stroomt, zijn Europese maatregelen opgesteld.

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is één van de wateropgaven die hierover plannen en maatregelen bevat. Deze richtlijn is in 2000 van kracht geworden en stelt dat de landen van de Europese Unie de kwaliteit van hun ‘eigen’ water op peil moeten brengen en houden. Daarnaast moeten landen die bovenstrooms liggen zorgen dat de landen die benedenstrooms liggen (zoals Nederland) geen last hebben van de watervervuiling die zij veroorzaken.

Op termijn wordt de gemeente bij de uitvoering van maatregelen vooral betrokken bij maatregelen aan de riolering, afkoppelen van hemelwater, het inrichten van ecologische verbindingszones en het beheer van het stedelijke water. Ook hebben gemeenten invloed op een beperking van diffuse lozingen, bijvoorbeeld door de toepassing en verordening van niet-uitlogende bouwmaterialen en het verder afbouwen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en dergelijke. De gemeente is één van de eerste aanspreekpunten voor burgers en heeft daarom ook een belangrijke rol bij de beeldvorming van en de vorming van draagvlak bij het publiek. Gemeenten zijn ook belangrijke spelers in de ruimtelijke ordening via bestemmingsplannen en als grondeigenaar kan de uitvoering van maatregelen worden gewaarborgd. Daarnaast hoort bij deze taken ook het beschikbaar stellen van de financiën door de gemeente. Er is ook een waterambassadeur ingesteld, die de contacten met de gemeente onderhoudt.

In het kader van de KRW willen gemeente en waterschap een waterkwaliteitsspoor onderzoek uitvoeren. In dit onderzoek wordt bepaald in hoeverre, na uitvoering van de maatregelen voor de basisinspanning, er nog effecten van de riolering op de waterkwaliteit zijn en hoe deze kunnen worden opgelost.

Samenwerking waterketen

Door de sectorale benadering in het verleden hebben gemeenten en waterschappen destijds ieder een eigen beleidsmatige invulling gegeven aan de opgelegde inspanningsverplichtingen aan het functioneren van hun voorzieningen voor inzameling en verwerking van afvalwater. Door waterschap de Dommel is het initiatief genomen om samen met gemeenten optimalisatie-studies uit te gaan voeren. Met als voornaamste motief de inzameling, het transport en het zuiveren van afvalwater op een duurzame wijze en tegen de laagst maatschappelijke kosten uit te voeren. Door van elkaar te leren en het gezamenlijk integraal beschouwen van de afvalwaterketen wil men niet alleen kosten besparen en het milieurendement vergroten, maar ook meer inzicht krijgen in de maatregelen die in de nabije toekomst op beide partijen afkomen. De maatregelen voortvloeiend uit de optimalisatiestudies worden vastgelegd in een te sluiten Afvalwaterakkoord tussen het waterschap en de gemeente.

Onder het motto samen dóen is door Rijk, IPO (Interprovinciaal Overleg), UvW (Unie van Waterschappen), VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en Vewin (Vereniging voor Waterbedrijven in Nederland) in juli 2007 het bestuursakkoord waterketen gepresenteerd. Door ‘grenzeloos’ samen te werken en door bedrijfsprocessen kritisch te beschouwen en te verbeteren neemt de doelmatigheid in de waterketen toe. Partijen vinden dit nodig omdat de lasten voor burgers en bedrijven zullen stijgen. Het inspelen op klimaatveranderingen, het voldoen aan hogere eisen aan de waterkwaliteit en de vervanging van riolen vragen om nieuwe investeringen. Partijen willen de daardoor optredende lastenstijging zo veel mogelijk beperken. De extra inspanningen worden zichtbaar voor burgers en bedrijven door transparant te zijn in kosten en prestaties. De uitdaging ligt in het gezamenlijk zetten van de volgende stap: van het samen onderzoeken en opstellen van plannen naar het samen uitvoeren van taken in de waterketen. Tevens dienen interne bedrijfsprocessen te worden geoptimaliseerd. Daarmee kan de doelmatigheid en transparantie verbeteren. Maar om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen zal ook innovatie nodig zijn. En door de burger meer te betrekken wordt de basis gelegd voor significante verbeteringen. Want wie de waarde van water kent en ervan geniet, zal er verstandig mee omgaan.

Door de partijen zijn de volgende speerpunten opgesteld:

1. Doelmatigheid en transparantie

Via de benchmark krijgen besturen van gemeenten en waterschappen en aandeelhouders van drinkwaterbedrijven inzicht in de geleverde prestaties en de kosten en kunnen op basis daarvan hun invloed doen gelden. Datzelfde geldt voor burgers en bedrijven.

2. Samenwerken

De uitdaging ligt in het efficiënt afstemmen van taken in de keten en taken die daaraan gerelateerd zijn, en in het slim benutten van de kwaliteiten van de waterketenpartners.

3. Zicht op kosten

Daarnaast is het gewenst kostendekkende tarieven te hanteren.

4. Innovatie

Een duurzame waterketen vraagt om een lange termijn visie over de gehele keten. Welke autonome ontwikkelingen worden voorzien en welke ontwikkelingen zouden moeten worden geïnitieerd en gestimuleerd (urinescheiding, waterloos toilet, verwijderen medicijnsporen uit drinkwater, nulemissie vanuit overstorten, geavanceerde afvalwaterzuivering, kringloopsluiting bij bedrijven, decentraal zuiveren, point-of-use producten, etc.)? Uit de visie kunnen gewenste en noodzakelijke innovaties worden afgeleid, die bij kunnen dragen aan een meer duurzame waterketen en die de positie van Nederland in het internationale waterveld kunnen versterken.

5. Betrokken burger

Door de beleving van water te versterken kan een bewuster en duurzamer omgaan met water worden gestimuleerd.

In 2009 wordt een tussentijdse ijking van het waterketenbeleid gehouden, deze wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In 2011 vindt een definitieve ijking van het waterketenbeleid

plaats.

3.4.1 Wetgeving en beleid

De wetgever heeft de gemeentelijke (water)taken vastgelegd in de Wet Milieubeheer (Wm) en de Wet op de Waterhuishouding.

Wet gemeentelijke watertaken

Per 1 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken in werking getreden. Deze wijzigingswet verandert een aantal bestaande wetten. De nieuwe wetgeving stelt gemeenten beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. Ook verduidelijkt de

nieuwe wetgeving de taakverdeling tussen gemeente en burger. Gemeenten krijgen zorgplichten voor de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en grondwater. Zij moeten beleid ontwikkelen hoe deze zorgplichten in te vullen.

De Wet gemeentelijke watertaken is geen zelfstandige wet, maar is de titel van een voorstel tot wijziging van drie bestaande wetten. Zo is de gemeentelijke rioleringszorgplicht in de Wet milieubeheer vervangen door een zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater.

Daarnaast is in deze wet geregeld dat de gemeente voor 1 januari 2013 een “verbreed” GRP moeten opstellen, waarin de drie zorgplichten worden beschreven met de bijbehorende maatregelen. In de Wet op de waterhuishouding is een zorgplicht voor inzamelingen verwerking van

afvloeiend hemelwater opgenomen. Verder is in die wet ook een gemeentelijke zorgplicht voor het grondwater in bebouwd gebied geïntroduceerd. De Wet op de waterhuishouding gaat in 2009 op in de nieuwe Waterwet.

Tot slot wordt ook de Gemeentewet gewijzigd. De wijze waarop het rioolbeheer wordt gefinancierd is aangepast aan de nieuwe watertaken. De nieuwe rioolheffing kan vanaf 1 januari 2008 worden toegepast. Daarnaast zal het rioolrecht vanaf 1 januari 2010 komen te vervallen. De gemeenten hebben twee jaar de tijd om over te schakelen van het oude naar het nieuwe systeem. Bij de overgang tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010 van rioolrecht naar rioolheffing zal de gemeente haar verordening daarop moeten aanpassen.

De wettelijke basis voor het heffen van de nieuwe rioolheffing is opgenomen in artikel 228a Gemeentewet. De rioolheffing is een algemene belasting geworden. Dit betekent dat er geen rechtstreeks verband meer hoeft te zijn tussen de heffing en het profijt dat de belastingplichtige heeft van een voorziening. De opbrengsten uit de heffing mogen echter uitsluitend worden besteed aan de activiteiten die in het GRP staan beschreven.

In bijlage 7 is de gewijzigde wettekst van de Wet gemeentelijke watertaken opgenomen en wordt dieper ingegaan op de consequenties van deze wet.

Omgevingsvergunning

Aan de basis van de omgevingsvergunning ligt het Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Onder de omgevingsvergunning vallen als eerste alle vergunningen op VROM-gebied, zoals die voor wonen, bouwen, ruimte en milieu. Maar ook vergunningen op beleidsterreinen van andere departementen gaan mee, zoals vergunningen op het gebied van monumenten, natuurbescherming, flora en fauna en water.

VROM wil de verschillende vergunningen (maar ook ontheffingen en andere toestemmingsvereisten) voor wonen, ruimte en milieu zoveel mogelijk samenvoegen. De bedoeling is dat in de toekomst één vergunning volstaat: de omgevingsvergunning. Deze kan bij één loket worden aangevraagd. Hiervoor gaat één procedure gelden waarop één besluit volgt. Voor beroep tegen dat besluit zal er één beroepsprocedure zijn.

De omgevingsvergunning is in 2008 wettelijk geregeld. Waarschijnlijk gaan gemeenten, waterschappen en provincies vanaf 1 januari 2010 met de nieuwe vergunning werken. Het project Omgevingsvergunning is onderdeel van het programma Modernisering VROM-regelgeving'. Dit programma heeft als doel het aantal wetten en regels van VROM flink te verminderen en te verbeteren. De omgevingsvergunning is een belangrijk onderdeel hiervan.

3.5 Overleg met andere overheden

Tussen gemeente Bladel, Waterschap de Dommel en Provincie Noord-Brabant heeft voorafgaand aan het opstellen van het vGRP overleg plaatsgevonden, waarin de aandachtspunten van het waterschap en de provincie zijn besproken. Het ontwerp vGRP wordt ter goedkeurig en kennisgeving verstuurd naar beide instanties.

4 Huidige situatie en toetsing

4.1 Inleiding

In hoofdstuk 4 vindt de toetsing van de huidige situatie plaats aan de voor de toekomst gewenste (vereiste) situatie, op basis van de in hoofdstuk 3 beschreven doelen en functionele eisen. Toetsing vindt plaats aan de hand van de gestelde maatstaven, vermeld in hoofdstuk 3. Daar waar de huidige situatie ongunstig afwijkt van de gewenste situatie, dienen maatregelen te worden getroffen. Deze toetsing betreft het uitgangspunt voor de in hoofdstuk 5 beschreven maatregelen in de komende planperiode.

Het vaststellen van de huidige situatie vindt plaats aan de hand van de gegevens uit:

  • ·

    het vorige GRP;

  • ·

    de actuele toestand van de riolering, opgeslagen in het geautomatiseerde rioolbeheer programma met daarin alle relevante rioleringsgegevens;

  • ·

    een klachtenregistratie met betrekking tot de riolering;

  • ·

    tussentijds opgestelde basisrioleringsplannen van recent aangelegde nieuwbouwwijken;

  • ·

    recent opgestelde basisrioleringsplannen voor de bestaande kernen;

  • ·

    informatie, resulterende uit een evaluatie- en toetsingsbespreking met de betrokken medewerkers van de gemeente.

4.2 Stedelijk afvalwater

4.2.1 Nog niet aangesloten bebouwing

Alle bebouwing in de gemeente Bladel is sinds 1 juli 2005 aangesloten op de riolering.

Conclusie

De huidige situatie voldoet aan maatstaf 1a, dat alle panden op de riolering zijn aangesloten dan wel op een andere wijze het afvalwater behandelen of afvoeren.

4.2.2 Aangesloten nieuwe bebouwing

In de gemeente Bladel heeft nieuwbouw plaatsgevonden. Deze nieuwbouwplannen zijn vooraf door de gemeente beoordeeld in het watertoetsproces.

Conclusie:

Bij de ontwikkeling van nieuwe bebouwing in zowel uitbreidingsgebieden als woningen in bebouwde gebieden worden voor het ontwerp van de riolering de geformuleerde doelstellingen nagestreefd. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde maatstaven.

4.2.3 Overzicht aanwezige voorzieningen

Overzicht rioleringgebieden

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de aanwezige rioleringstelsels in de gemeente Bladel. In bijlage 6 is een schematische weergave van het rioolstelsel in een blokkenschema weergegeven.

Kern

Bemaling

Naam

Type stelsel

Bladel

Hoofdbemaling

Kom Bladel (ABCD)

Gemengd*

Onderbemaling

Veilig Oord (E)

Gemengd

Onderbemaling

Industrie De Sleutel/Rootven (F)

Verbeterd Gescheiden

Onderbemaling

Industrie Beemdstraat (G)

Verbeterd Gescheiden

Hapert

Hoofdbemaling

Kom Hapert (HA)

Gemengd**

Onderbemaling

De Kuil (HB)

Gemengd

Onderbemaling

I Akkerwinde (HC)

Gemengd

Onderbemaling

Industrie Hapert (HD/HE)

Verbeterd Gescheiden

Onderbemaling

Kom Hapert (HP)

Gemengd

Onderbemaling

Dalem (HQ)

Netersel

Hoofdbemaling

Kom Netersel (M)

Gemengd**

Onderbemaling

Kom Netersel (N)

Gemengd

Casteren

Hoofdbemaling

Kom Casteren (HH)

Gemengd**

Hoogeloon

Hoofdbemaling

Hoogeloon (HG)

g

Onderbemaling

Landrop (HF)

Gemengd**

Tabel 4.1 bemalingsgebieden

* in de gebieden A, B en D zijn gedeelten van de verharding afgekoppeld

** in dit rioleringsgebied zijn gedeelten van de verharding afgekoppeld

De stelsels van de industriegebieden zijn van het type verbeterd gescheiden stelsel. De overige gebieden zijn van het gemengde type, echter daarbinnen zijn diverse afkoppelprojecten uitgevoerd. Deze afkoppelprojecten zijn tevens bedoeld om aan de basisinspanning invulling te geven.

Overzicht aanwezige voorzieningen voor stedelijk afvalwater

Het rioleringsstelsel voor de afvoer van stedelijk afvalwater in de gemeente Bladel is als volgt te kwantificeren:

• vrijvervalriolering

• - (verbeterd) gemengd lengte: ca. 90,4 km

• - gescheiden (dwa) lengte: ca. 12,7 km

• - verbeterd gescheiden (dwa) lengte: ca. 8,9 km

• - drukriolering lengte: ca. 6,5 km

• randvoorzieningen hoeveelheid: 5 stuks

• rioolgemalen waterschap hoeveelheid: 4 stuks

• rioolgemalen gemeente hoeveelheid: 29 stuks (excl. drukriolering)

• overstortlocaties gemengd hoeveelheid: 18 stuks

Een overzicht van de aanwezige overstorten is opgenomen in bijlage 6.

Ouderdom riolering voor stedelijk afvalwater

In onderstaande grafiek is de leeftijdsopbouw van de riolering voor de afvoer van stedelijk afvalwater weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.1 Ouderdom riolering

Conclusie:

De gemeente beschikt over een geautomatiseerd rioleringsbeheersysteem met bijhorende actuele gegevensbestanden. Hiermee wordt voor de vrijvervalriolering voldaan aan de maatstaf voor effectief rioolbeheer, dat alle relevante rioleringsgegevens direct beschikbaar en toegankelijk moeten zijn. De database is actueel en wordt continue bijgehouden.

4.2.4 Toestand van objecten

Om een goed inzicht te krijgen in het functioneren en de toestand van het rioleringsstelsel is het noodzakelijk dat de bestaande riolen regelmatig worden geïnspecteerd. In de gemeente is in de periode 1990 t/m heden het rioolstelsel geïnspecteerd waarbij vanuit het riool met een TV-camera wordt geïnspecteerd. De riolen worden hierbij in gereinigde toestand geïnspecteerd.

De geconstateerde onvolkomenheden zijn vastgelegd overeenkomstig NEN 3399:2004, ‘Classificatiesysteem bij visuele inspectie van riolen’ en verwerkt in de rioolbeheerprogrammatuur. Deze verwerking betreft de basis voor onder andere het vervangingsprogramma van vrijvervalriolen. In de gemeente Bladel is op deze wijze ca. 91 % globaal of gedetailleerd geïnspecteerd en verwerkt.

De gedetailleerde geïnspecteerde riolen zijn getoetst aan de uitgangspunten zoals vermeld in de NEN 3398. Deze uitgangspunten hebben een informatieve status en zijn in bijlage 11 opgenomen. Afhankelijk van de lokale situatie kan deze tabel worden aangepast.

Op basis van de gegevens uit het rioolbeheerprogramma van de gemeente is de toestand van de riolering als volgt te kwantificeren.

• ca 2,4% van de geconstateerde schadebeelden betreft een waarschuwingsmaatstaf.

• ca 1,6% van de geconstateerde schadebeelden betreft het een ingrijpmaatstaf. In bijlage 11 is een samenvattend overzicht weergegeven van de waargenomen schadebeelden tijdens de al uitgevoerde rioolinspecties.

Bij de riolen waarin een ingrijpmaatstaf voor waterdichtheid is aangetroffen dient te worden opgemerkt dat het toestandsaspect BAJ C, ‘verplaatste verbinding-hoekverdraaing’ vaak een aanzienlijk aandeel uitmaakt van de beelden van de desbetreffende riolen. Dit toestandsaspect geeft echter in veel gevallen niet aanleiding tot ingrijpen. Slechts in combinatie met andere toestandsaspecten is ingrijpen mogelijk noodzakelijk. Eén en ander dient per locatie nader te worden beoordeeld. De gemeente heeft aangegeven dat alle schadebeelden die de waarschuwings- of ingrijpmaatstaf hebben bereikt al zijn gerepareerd.

Conclusie:

De gemeente Bladel is actief bezig om aan de maatstaf voor effectief rioleringsbeheer, dat ieder jaar minimaal 10% van de vrijverval riolering moet worden geïnspecteerd, te kunnen voldoen. In de afgelopen periode zijn voldoende inspecties uitgevoerd om de inspectiecyclus af te kunnen ronden. Vervolgens zal een nieuwe cyclus gestart worden, zodat elk jaar minimaal 10% wordt geïnspecteerd. Aan de maatstaven 1b, 2b, 3d, 4a, 4b en 5b, waarin is aangegeven dat ingrijpmaatstaven niet mogen voorkomen, wordt wel voldaan voor de riolen waar een inspectie is uitgevoerd.

4.2.5 Functioneren van de voorzieningen

Voor de controle van het hydraulisch en milieutechnisch functioneren van het gemengd stelsel zijn de rioleringsberekeningen van alle bestaande gebieden geactualiseerd.

Hydraulisch functioneren

Voor de bovenstaande berekeningen is het verharde oppervlak voor de betreffende kernen opnieuw geïnventariseerd. Dit oppervlak is gehanteerd in de herberekening van alle kernen in de gemeente Bladel. De resultaten van deze hydraulische herberekeningen zijn verwerkt in een knelpuntenrapportage. Om de hydraulische knelpunten op te heffen zijn de maatregelen voorgesteld, deze zijn in de afgelopen planperiode uitgevoerd.

Milieutechnisch functioneren (basisinspanning)

In het hydraulische rioolmodel zijn tevens alle randvoorzieningen (bergbezinkvoorzieningen en retentievoorzieningen) opgenomen. Door het uitvoeren van een 10-jarige neerslagreeks is het stelsel getoetst aan de basisinspanning. Hierbij zijn de aanbevelingen van de CIW uit de rapportage ‘Eenduidige basisinspanning’ gehanteerd. Dit stemt overeen met de methode van Waterschap de Dommel. Uit de berekeningen blijkt dat aan de basisinspanning wordt voldaan nadat de nog resterende maatregelen worden uitgevoerd.

Rioolmonitoring

De gemeente Bladel heeft alle gemengde overstorten voorzien van registratieapparatuur. De waterhoogte wordt hier gemeten. In de vorige planperiode van dit GRP is een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd van de huidige situatie. Hieruit is gebleken dat het systeem in enkele situaties inzicht kan geven in het functioneren van de overstorten, maar onvoldoende robuust is. Er kunnen gegevens verloren gaan, doordat de meters handmatig moeten worden uitgelezen. Bij het falen van het opslagmedium of de batterijen kan waardevolle informatie kwijt worden geraakt.

Het waterschap ziet de meerwaarde van een samenwerking met de gemeente om een monitoringsproject te starten. Gezamenlijk wordt een meettraject gestart, waarbij de huidige meetopstelling wordt geoptimaliseerd. Deze acties worden in de komende planperiode verder opgepakt.

Conclusie

De gemeente Bladel heeft voldoende inzicht in de aanwezige voorzieningen en de toestand daarvan. Doordat het rioolstelsel ook hydraulisch is doorgerekend met actuele gegevens is er ook een goed beeld van het hydraulische functioneren. Dit heeft erin geresulteerd dat maatregelen aan het rioolstelsel nodig zijn. Deze maatregelen zijn in de afgelopen planperiode uitgevoerd.

4.2.6 Vergunningen

De controle van verordeningen en vergunningen wordt uitgevoerd door het cluster Handhaving en Uitvoering van de gemeente Bladel.

Verder bezit de gemeente Bladel een overkoepelende Wvo-vergunning voor het water dat wordt geloosd via overstortputten van gemengde (en verbeterd gescheiden) rioolstelsels. Bij werkzaamheden aan het rioolstelsel die hierop van invloed zijn, wordt een gescheiden wvovergunning aangevraagd en indien nodig een ontheffing van de keur op oppervlaktewateren.

4.3 Hemelwater

4.3.1 Verwerking van hemelwater

Zoals in paragraaf 4.2 genoemd zijn op verschillende plaatsen oppervlakken van de gemengde riolering afgekoppeld. Dit is hoofdzakelijk gelijktijdig met rioolwerkzaamheden uitgevoerd. De openbare verharding is steeds afgekoppeld en omwonende perceeleigenaren is verzocht om het hemel-water van hun bebouwing af te koppelen naar het nieuwe hemelwater-stelsel. Deze gegevens worden bijgehouden in een afkoppelbeheerkaart. In de tabel in bijlage 10 zijn de gebieden aangegeven waar afkoppeling van verhard oppervlak heeft plaatsgevonden. Tevens wordt verwezen naar tekening 1108184-Z02 in bijlage 10.

Bij de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen is rekening gehouden met de aanleg van een gescheiden systeem. Daar waar een (verbeterd) gescheiden stelsel aanwezig is, hebben eigenaren/bewoners binnen stedelijk gebied, het overtollige hemelwater afkomstig van hun eigen perceel gescheiden aangeboden op het hemelwaterriool.

4.3.2 Overzicht aanwezige voorzieningen

Op basis van de gegevens uit het vorige GRP en de gegevens uit het actuele rioolbeheerprogramma van de gemeente, zijn de kenmerken van de riolering voor hemelwater als volgt weer te geven:

Overzicht rioleringsgebieden

De in paragraaf 4.2 genoemde rioleringsgebieden zijn tevens van toepassing op de inzameling van hemelwater. De gemengde stelsels ontvangen dus naast het huishoudelijk afvalwater ook hemelwater. Dit wordt gezamenlijk afgevoerd naar de zuivering en bij hevige neerslag geloosd op oppervlaktewater. Ter verbetering van de waterkwaliteit en vanuit het principe duurzaam stedelijk waterbeheer zijn in de gemengde rioolgebieden op diverse plaatsen oppervlakken afgekoppeld om het hemelwater te laten infiltreren in de bodem of om direct af te voeren naar het oppervlaktewater. (zie paragraaf 4.3.1). De verbeterd gescheiden stelsels hebben een apart regenwaterriool. Hiervan wordt alleen het vervuilde deel (de first-foul-flush) afgevoerd naar de zuivering.

In paragraaf 4.3.1 in tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de aanwezige rioleringsgebieden.

Overzicht aanwezige voorzieningen

Het rioleringsstelsel voor de afvoer van hemelwater in de gemeente Bladel is als volgt te kwantificeren:

  • ·

    vrijvervalriolering

  • ·

    - gescheiden (rwa) lengte: ca. 16,7 km

  • ·

    - verbeterd gescheiden (rwa) lengte: ca. 8,9 km

  • ·

    regenwatergemalen hoeveelheid: 5 stuks

  • ·

    overstortlocaties regenwater hoeveelheid: 28 stuks

Een overzicht van de aanwezige overstorten is opgenomen in bijlage 6

Ouderdom

In onderstaande grafiek is de leeftijdsopbouw van de riolering ten behoeve van de afvoer van het hemelwater weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Conclusie:

De gemeente beschikt over een geautomatiseerd rioleringsbeheersysteem met bijhorende actuele gegevensbestanden. Hiermee wordt voor de vrijvervalriolering voldaan aan de maatstaf voor effectief rioolbeheer, dat alle relevante rioleringsgegevens direct beschikbaar en toegankelijk moeten zijn. De database is actueel en wordt elk jaar bijgehouden.

4.3.3 Toestand van de objecten

Voor een overzicht van de toestand van de vrijvervalriolering wordt verwezen naar hoofdstuk 4.2.4.

Het onderhoudsprogramma voor infiltratie- en buffervoorzieningen dient nader bepaald te worden. Momenteel zijn deze voorzieningen nog niet opgenomen in het reguliere onderhoudsschema.

4.3.4 Functioneren van de voorzieningen

Zoals genoemd in paragraaf 4.2.5 zijn de rioolstelsel van alle kernen in de gemeente Bladel hydraulisch herberekend. Hierin zijn ook de hemelwaterstelsel betrokken.

Hydraulisch functioneren

Ten behoeve van de genoemde berekeningen is het verharde oppervlak voor de betreffende kernen opnieuw geïnventariseerd en inzichtelijk gemaakt naar welk afvoersysteem dit afwatert. Dit oppervlak is gehanteerd in de herberekening. De resultaten van deze hydraulische herberekeningen zijn verwerkt in een knelpuntenrapportage. Om de hydraulische knelpunten in de regenwaterstelsel op te heffen zijn maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen zijn in de vorige planperiode uitgevoerd.

4.4 Grondwater

4.4.1 Inzicht grondwaterregime

Om inzicht te krijgen in de omvang van de zorgplicht voor het grondwater is onderzocht in welke mate grondwateroverlast wordt verwacht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de rapportage GGOR stedelijk gebied in Noord-Brabant van de provincie. GGOR staat voor Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime. In de rapportage wordt een indicatie van mogelijke toekomstige grondwaterproblemen in stedelijk gebied omschreven en gevisualiseerd aan de hand van kaartmateriaal. Om een globaal inzicht te verkrijgen wordt de actuele situatie, de situatie bij opheffen van grondwaterwinningen en het klimaatscenario 2050 bekeken. Bij het klimaatscenario is een extra jaarneerslagsom van 7,7 % toegepast.

Omdat het beschikbare kaartmateriaal is ontstaan als resultaat van regionale modelberekeningen zijn de kaarten slechts geschikt om een indicatie van mogelijke grondwaterproblemen aan te geven. Er heeft overleg tussen de gemeente, het waterschap en de provincie plaatsgevonden om de grondwatersituatie in de gemeente Bladel te bespreken. Na dit overleg heeft de gemeente een overzichtskaart aangeleverd waarop historische grondwateroverlast is aangegeven (bijlage 8). Deze problemen zijn opgelost, het is wel zinvol om deze locaties te monitoren.

4.4.2 In dicatie grondwaterproblemen bestaande bebouwing in de actuele situatie

afbeelding binnen de regeling

Alle kernen zijn hoofdzakelijk groen gekleurd en dus voornamelijk vrij van grondwateroverlast. De randen van Bladel, Netersel, Landrop en Hapert vertonen echter wel knelpunten (rode kleur). In deze zone’s komen ook lichte knelpunten (gele kleur) voor evenals op bedrijventerrein de Sleutel, het oostelijk deel van Hapert en in het noorden van Hoogeloon.

Dit beeld komt overeen met de historische probleem locaties in de gemeente Bladel. Omdat er nu geen klachten zijn is geen actie vereist. Wel zal het beoogde grondwatermeetnet zich ook op deze locaties richten om meer inzicht te verkrijgen in de werkelijke grondwaterstanden.

Toelichting

Groen: geen knelpunt

Geel: licht knelpunt (actuele grondwaterstand ligt 0 tot 20 cm

boven de optimale grondwaterstand)

Rood: knelpunt (actuele grondwaterstand ligt meer dan 20 cm

boven de optimale grondwaterstand)

4.4.3 Indicatie grondwaterproblemen bestaande bebouwing bij stopzetten alle winningen

afbeelding binnen de regeling

Indien alle grondwaterwinningen worden stopgezet zal uiteraard de grondwaterstroming veranderen. In nevenstaande figuur is hiervan een prognose weergegeven. Hieruit blijkt dat vooral in Bladel, Netersel, Hoogeloon en Landrop de knelpunten toenemen (rode kleur) en er nieuwe knelpunten ontstaan (blauwe kleur). De geel gekleurde gebieden zijn momenteel al knelpunten.

Om de gevolgen goed inzichtelijk te maken zijn dit aandachtsgebieden bij de grondwatermonitoring.

Toelichting

Groen: geen knelpunt

Geel: huidig knelpunt (het knelpunt verslechtert met minder dan 5

cm)

Blauw: nieuw knelpunt (er was geen knelpunt, maar in de nieuwe

situatie ligt de actuele grondwaterstand boven de optimale

grondwaterstand)

Rood: Toename huidig knelpunt (het knelpunt verslechtert met

meer dan 5 cm)

4.4.4 Overzicht aanwezige voorzieningen

In de gemeente is op enkele plaatsen drainage aanwezig. Hiervan is 1,2 km opgenomen in het rioolbeheersysteem. Deze is aangelegd in een woonwijk (Het Ronsel / De Mulder) aan de zuidwestzijde van Hapert. De overige drainage is nog niet opgenomen in het beheersysteem. Deze zijn wel aanwezig in de woonwijk De Biezen (Bladel) en in de omgeving Bieshof (Hoogeloon). De gemeente beschikt over een grondwatermeetnet. De grondwaterstanden in de peilbuizen worden maandelijks gemeten. Deze gegevens zijn alleen analoog beschikbaar. Bovendien is de ligging van de peilbuizen niet op tekening beschikbaar. Er kan niet worden beoordeeld in hoeverre het huidige grondwatermeetnet voldoet om voldoende inzicht te krijgen in het grondwaterregime binnen de verschillende kernen van de gemeente Bladel.

4.4.5 Klachten en overlast

De gemeente heeft kennis van gebieden met hogere grondwaterstanden. Dit zijn potentiële gebieden waar wateroverlast kan optreden. Momenteel zijn er geen structurele klachten met betrekking tot het grondwater. Als gevolg van eventuele wijzigingen in het grondwaterregime (stopzetten onttrekkingen e.d.) kunnen deze in de toekomst wel ontstaan. Deze aandachtsgebieden zijn aangegeven op tekening 1108184-Z03 in bijlage 8.

5 De Opgave

5.1 Algemeen

De opgave geeft de hoofdlijnen weer van de aanpak waarmee invulling wordt gegeven aan de riolering-, hemel- en grondwaterzorg en die leiden tot het bereiken van de gestelde doelen. Verschillende strategieën kunnen, uitgaande van de doelen, elk een andere samenhang tussen onderzoek, maatregelen, benodigde middelen en tijd bevatten.

Voor de uiteenzetting van de te verrichten werkzaamheden is per zorgplicht een onderverdeling gemaakt naar:

  • ·

    Aanleg van voorzieningen bij bestaande bebouwing en/of nieuwbouw;

  • ·

    beheer van bestaande voorzieningen.

Per onderdeel wordt een toelichting gegeven op de te volgen strategie.

In bijlage 4 is een overzicht weergegeven van alle in de planperiode geplande werkzaamheden inclusief de daarbij geraamde kosten.

5.2 Aanleg van voorzieningen

5.2.1 Stedelijk afvalwater

In de Wet Milieubeheer is de gemeentelijke zorgplicht omschreven voor de doelmatige inzameling en het transport van afvalwater, dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen.

Aanleg bij bestaande bebouwing

Alle panden zijn aangesloten op riolering.

Resultaat

Alle percelen binnen gemeentelijk gebied waar afvalwater wordt geproduceerd zijn voorzien van een aansluiting op riolering.

Aanleg bij nieuwbouw

Bij nieuwbouw in te ontwikkelen in- of uitbreidingsplannen wordt te allen tijde riolering aangelegd, conform het Bouwbesluit. De aanleg van riolering wordt in het algemeen gefinancierd uit de grondexploitatie en staat daarmee buiten de financiële kaders van het vGRP. Een overzicht van de te realiseren woningen in de planperiode is opgenomen in tabel 5.1

Kern

Aantal woningen

Bladel

567

Casteren

77

Hapert

283

Hoogeloon

53

Netersel

41

TOTAAL 1021

Tabel 5.1 Woningbouw programma 2010-2014

Bovendien is de gemeente bezig met de ontwikkeling van het Kempisch bedrijventerrein (KBT). Dit betreft een ontwikkeling van 150 ha.

Strategie

  • ·

    Bij de realisatie van inbreidings- en nieuwbouwplannen dient het stedelijk afvalwater gescheiden ingezameld te worden van andere waterstromen door middel van een gemeentelijk vuilwaterriool.

  • ·

    Het stedelijk afvalwater wordt getransporteerd naar de RWZI Hapert en wordt daar gezuiverd, tenzij lokale zuivering doelmatiger is.

Omdat nieuwe systemen voor de inzameling van afval-, hemel- en grondwater relatief gecompliceerd kunnen zijn, is het van belang om de controle en handhaving van (huis)aansluitingen intensief uit te voeren. Zodoende worden foute aansluitingen voorkomen, waardoor het goed functioneren van een systeem gewaarborgd blijft.

Resultaat

Het resultaat van het gemeentelijk beleid bij nieuwbouw is dat wordt voldaan aan de gestelde eisen voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater.

5.2.2 Hemelwater

In de Wet op de waterhuishouding (Wwh) is de gemeentelijke zorgplicht opgenomen voor het afvloeiende hemelwater dat op een perceel is verzameld en waarvan de houder zich niet anders kan ontdoen dan door het aan de gemeente over te dragen. Als het redelijkerwijs niet van hem is te verlangen dit water zelf af te voeren, moet de gemeente, in de openbare ruimte, een voorziening treffen tot aan de perceelsgrens.

Aanleg bij bestaande bebouwing

Riolering buitengebied

Inzameling en transport van hemelwater afkomstig van bebouwing in het buitengebied van de gemeente Bladel wordt niet als doelmatig en duurzaam beschouwd. Eigenaren/bewoners in het buitengebied dienen het overtollige hemelwater afkomstig van hun eigen perceel zelf te verwerken.

Werkzaamheden in openbaar gebied

Op het moment dat er werkzaamheden worden uitgevoerd in het openbare gebied, zoals groot wegonderhoud, herinrichting, rioolrenovatie of rioolvervanging worden wel de kansen onderzocht om, daar waar mogelijk en doelmatig, schoon hemelwater af te koppelen van de riolering.

Aanlegstrategie

  • ·

    Bij renovatie van bestaande bebouwing dienen perceeleigenaren het afvloeiende hemelwater gescheiden aan te bieden.

  • ·

    Bij rioolvervanging van gemengde riolering wordt de afweging gemaakt of het mogelijk is om te bouwen naar een gescheiden systeem.

  • ·

    Indien haalbaar eerst het schone hemelwater infiltreren of rechtstreeks afvoeren naar het oppervlaktewater. Is dit niet mogelijk dan het regenwater gescheiden aanbieden op de riolering.

De gemeente heeft al op verschillende plaatsen verharding van de gemengde riolering afgekoppeld. Daarbij word per project bekeken of ook toekomstige projecten van het stelsel gebruik kunnen maken.

Blauw aderplan

Om aan de hemelwaterzorgplicht invulling te geven wordt een ‘blauwe-ader-plan’ opgesteld om zodoende voor de hele gemeente inzichtelijk te hebben waar eventueel af te koppelen regenwater naar toe kan worden afgevoerd (infiltreren, nieuwe rwa-riolering etc). In het plan is tevens aandacht voor eventuele knelpunten en risico’s bij afkoppelen. Hiervoor wordt een calamiteitenplan opgesteld. Zodoende wordt een robuust hemelwatersysteem ontworpen om in de toekomst hemelwater vanaf verharde oppervlakken via af te voeren.

Het uiteindelijk aan te leggen afwateringssysteem dient te worden gedimensioneerd conform de ontwerprichtlijnen uit de Leidraad Riolering en hydraulisch correct te functioneren overeenkomstig de gestelde doelen in dit vGRP.

Resultaat

Voor percelen binnen gemeentelijk gebied wordt het hemelwater zoveel mogelijk gescheiden van andere (afval)waterstromen aangeboden op een gemeentelijke voorziening. Dit betreft een lange termijn strategie.

Aanleg bij nieuwbouw

Voor een overzicht van de woningbouwprognose wordt verwezen naar paragraaf 5.2.1 ‘ Aanleg bij nieuwbouw’.

Strategie

Bij nieuwe woongebieden wordt gestreefd naar een integrale aanpak van het gehele watersysteem voor het afvoeren van hemelwater.

Bij in- en uitbreidingsplannen wordt telkens een afweging gemaakt tussen inpassing in het omringende stelsel of aanleg van een geheel nieuw, zelfstandig rioolstelsel. In de bestemmingsfase dient dit te worden beoordeeld via de watertoets (bestaande wettelijke verplichting) en te worden vastgelegd in de waterparagraaf van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat schoon hemelwater niet afgevoerd wordt naar de RWZI. Het hemelwater wordt door een nader te bepalen methode afgevoerd naar de bodem, het oppervlaktewater of een opslaglocatie voor eventueel hergebruik, voor zover dit redelijk haalbaar en verantwoord is.

Voor nieuw aan te leggen rioolstelsels in bedrijventerreinen geldt dat deze stelsels minimaal gelijkwaardig aan een verbeterd gescheiden rioolstelsel moeten worden uitgevoerd. Hierbij hebben duurzame systemen de voorkeur. Aanleg van een ‘derde’ buizennet voor schoon hemelwater in de openbare grond wordt niet wenselijk geacht vanwege het ruimtebeslag. Hierdoor zouden de kosten voor aanleg en onderhoud toenemen. Ook de kans op foutieve aansluitingen neemt enorm toe, waardoor het onbeheersbaar zal worden. Verdere splitsing tussen vuil en schoon hemelwater schiet dan zijn doel voorbij. Per plan worden de mogelijkheden afgewogen.

Bij de aanleg van infiltratievoorzieningen dient er rekening gehouden te worden met inspectiemogelijkheden. Aan de hand hiervan kan de infiltratievoorziening de eerste jaren na aanleg gemonitoord worden, waardoor inzicht wordt verkregen naar het functioneren van de voorziening. Ook kan aan de hand hiervan een onderhoudsfrequentie worden bepaald.

Resultaat

Het resultaat van het gemeentelijk beleid bij nieuwbouw is dat wordt voldaan aan de gestelde eisen voor het hydraulisch functioneren en de beperking van de vuiluitworp door regenwaterlozingen op oppervlaktewater.

5.2.3 Grondwater

In de Wet op de waterhuishouding is een zorgplicht voor de gemeente opgenomen voor grondwater. De nieuwe gemeentelijke zorgplicht heeft betrekking op het treffen van maatregelen in het openbare gemeentelijke gebied. De maatregelen moeten er op gericht zijn de structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

De zorgplicht is een inspanningsverplichting; er is geen resultaatsverplichting. Daarnaast werkt de zorgplicht niet met terugwerkende kracht en leidt deze niet tot aansprakelijkheid voor schadesituaties uit het verleden.

Aanleg bij bestaande bebouwing

Binnen de gemeente zijn er momenteel geen structurele grondwaterproblemen bekend. Er zijn daarom geen specifieke maatregelen voor de komende planperiode gepland bij bestaande bebouwing.

Strategie

Voor het beoordelen van potentiële toekomstige grondwateroverlast bij bestaande bebouwing is het noodzakelijk om de actuele grondwaterstanden in beeld te brengen. Hiertoe dient het grondwatermeetnet geoptimaliseerd worden, zodat er bij eventuele klachten van particulieren adequater kan worden gereageerd of er bijvoorbeeld sprake is van structurele grondwateroverlast en wie er dan verantwoordelijk is voor eventuele vervolgacties.

Resultaat

Voor nieuwe voorzieningen bij bestaande bebouwing zijn geen maatregelen opgenomen in dit vGRP, omdat er geen structurele grondwaterproblemen bekend zijn bij de gemeente.

Wanneer er direct inzicht bestaat in de aanwezig grondwaterstanden kunnen particulieren sneller en beter worden voorgelicht bij grondwateroverlast.

Aanleg bij nieuwbouw

Op grond van de zorgplicht dient de gemeente zich zoveel mogelijk in te spannen om structurele problemen als gevolg van een voor de gebruiksfunctie nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied te voorkomen of te beperken. Ter voorkoming van grondwateroverlast in nieuwbouwgebieden is het dus van belang om van tevoren heldere uitgangspunten te formuleren.

In de bestemmingsfase worden eventuele grondwaterproblemen onderkend binnen het onderzoek van de ‘watertoets’ (ruimtelijke ordening). Dit geldt overigens ook om verdroging tegen te gaan. Hierbij wordt als randvoorwaarde opgelegd dat hydrologisch neutraal ontwikkeld dient te worden. Concreet levert dit waterberging in het plangebied op en wordt er geen water versneld afgevoerd.

De gemeente ziet er op toe dat in de inrichtingsfase de maatregelen worden gerealiseerd door middel van voorwaarden in de grondexploitatie-overeenkomst en bouwvoorschriften (bouwvergunning). Mochten zich daarna nog problemen voordoen in verband met de grondwaterstand dan dient de gemeente, binnen de grenzen van doelmatigheid, maatregelen te treffen om deze gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Resultaat

Hiermee kan structurele grondwateroverlast in de toekomst worden voorkomen.

5.3 Beheer van bestaande voorzieningen

Voor het beheer van de riolering zijn de volgende onderwerpen van belang:

Onderzoek

a. Inventarisatie

b. Inspectie

c. Meten

d. Berekenen

e. Planvorming

f. Controle van verordeningen en vergunningen

Maatregelen en effecten

a. Onderhoud

b. Reparatie

c. Renovatie c.q. vervanging

d. Verbetering

In de navolgende paragraven worden bovenstaande onderwerpen nader toegelicht.

5.3.1 Rioleringsbeheer (afvalwater en regenwater)

Onderzoek

Onderzoek is noodzakelijk om voldoende inzicht in het functioneren van het rioleringsstelsel te krijgen en te houden. Het beoordelen van resultaten van onderzoeken levert de benodigde informatie voor het opstellen van maatregelen dan wel het verrichten van aanvullende onderzoeken. Het onderdeel onderzoek omvat inventarisatie, inspectie, meten en berekenen en controle van verordeningen en vergunningen.

a. Inventarisatie

Rioleringsgegevens

Zoals in hoofdstuk 3.4.1 is vermeld, heeft de gemeente Bladel de beschikking over een actueel beheerprogramma voor het beheer van alle bestaande riolering binnen de gemeente. Dit betreft een programma met gegevens afkomstig uit revisiemetingen, archiefmateriaal en kennis van de betrokken ambtenaren. Het gegevensbestand is recent bijgewerkt tot en met 2008.

Bij nieuwe aanleg dient direct een revisiemeting plaats te vinden. Alle revisiemetingen van zowel vrijverval als drukriolering dienen eenduidig aan te worden geleverd door de aannemers. De gemeente dient hiertoe de gewenste wijze van aanlevering te formuleren in een programma van eisen.

De bestanden dienen minimaal één maal per jaar, te worden geactualiseerd om aan de maatstaf voor effectief rioleringsbeheer te blijven voldoen.

Kaartmateriaal

Om de riolering adequaat te kunnen beheren, is het van belang te beschikken over duidelijk kaartmateriaal. Op basis van het actuele rioolbeheersysteem beschikt de gemeente over goed kaartmateriaal (rioolbeheerkaart).

Gegevens ongezuiverde lozingen

Er zijn in de gemeente Bladel geen panden met ongezuiverde lozingen meer aanwezig. Slechts drie panden zijn niet van een rioolaansluiting of IBA voorzien, doch hebben een zogenoemde gesloten voorziening.

Inventarisatie verhard oppervlak

Om invulling te kunnen geven aan de ambitie om verhard oppervlak van de riolering af te koppelen is inzicht in de werkelijke omvang van het verhard oppervlak noodzakelijk. Daarnaast is het verharde oppervlak de maatgevende factor betreffende de hoeveelheden van het overstortende rioolwater.

In de afgelopen planperiode is het verhard oppervlak voor de kernen Bladel, Hapert, Casteren, Netersel en Hoogeloon geïnventariseerd. Het verhard oppervlak is aan de putten toegekend en gebruikt voor de hydraulische berekening van de stelsels. Uit de inventarisatie blijkt dat het totale verhard oppervlak in geringe mate is toegenomen ten opzichte van de oppervlakken die in het verleden zijn gebruikt voor de hydraulische- en vuilemissieberekeningen. Jaarlijks wordt bijgehouden welke oppervlakken van de riolering zijn afgekoppeld.

De gemeente en het waterschap zijn in overleg over de interpretatie van de inventarisatie van het verhard oppervlak.

Toetsen doelen en functionele eisen (klachtenregistratie)

Voor het verkrijgen van voldoende informatie over het functioneren van de riolering dient een gedegen klachtenregistratie aanwezig te zijn. Naast het ontvangen van de klachten over aard, omvang etc. vindt tevens analyse van de klachten plaats en dienen daarnaast maatregelen in gang te worden gezet om de oorzaken doelmatig en efficiënt weg te nemen. In de gemeente Bladel worden klachten via de centrale balie afgehandeld.

Onderzoek naar conditie op korte termijn te herstellen riolering

In het beheerprogramma van de gemeente zijn de tijdens de rioolinspecties geconstateerde schadebeelden weergegeven. Onderzoek en beoordeling heeft reeds plaatsgevonden om de noodzaak en aard van reparatie van de aangegeven rioolstrengen te kunnen vaststellen. De gemeente Bladel heeft aangegeven dat alle onderzochte schadebeelden die de waarschuwings- of ingrijpmaatstaf hadden bereikt zijn gerepareerd.

b. Inspectie

Voor een goede toestandsbeoordeling van de riolering dienen recente en volledige inspectiegegevens voorhanden te zijn. Hiertoe wordt de volgende werkwijze geadviseerd:

Globale inspecties

Het globaal inspecteren van het rioleringsstelsel. Hierbij worden de rioolstrengen vanuit de toegangskokers visueel geïnspecteerd en wordt de toestand middels de NEN 3399:2004 vastgelegd. Deze inspectie wordt uitgevoerd in gebruikstoestand (niet gereinigd). Voor een goede beoordeling moet 10% van het vrijverval-rioleringsstelsel globaal worden geïnspecteerd.

Gedetailleerde inspecties

In aansluiting op de inspectie en de beoordeling van de resultaten dienen de geselecteerde riolen te worden gereinigd en visueel met videocamera te worden geïnspecteerd. Dit betreft de inspectie van naar schatting gemiddeld 4 km riolering per jaar. In de vorige planperiode is de huidige inspectiecyclus volledig afgerond. De gemeente start deze planperiode met de nieuwe inspectiecyclus.

Aanvullende inspecties

Voor operationele doeleinden is een aanvullende jaarlijkse inspectie van circa 1% van het vrijverval riool opgenomen. Het betreft de inspectie van riolering waarvan de levensduur theoretisch is beëindigd. Op basis van de inspecties en eventueel aanvullende onderzoeken is een inschatting van de restlevensduur te maken.

Mechanische riolering

De visuele inspectie van rioolgemalen vindt plaats met een frequentie van circa 1 maal per twee maanden. Naar aanleiding van deze inspecties wordt tevens het noodzakelijke onderhoud verricht. De gemeente Bladel voert de inspecties in eigen beheer uit. Tevens dient het elektronische gedeelte van de drukrioolgemalen gecontroleerd te worden conform de Europese Norm EN-50110 en de Nederlandse aanvulling NEN 3140, 3e druk. Deze werkzaamheden worden gecombineerd met de inspectie van de gemalen. De inspectiefrequentie wordt bepaald aan de hand van de norm.

c. Meten

Door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) is in september 2002 een praktische methode opgesteld waarmee een monitoringsprogramma kan worden opgesteld voor het eenvoudig en betaalbaar monitoren van riooloverstorten.

Het monitoren van riooloverstorten bevindt zich op het snijvlak van riolering en stedelijk water, ofwel op het grensvlak van taken en bevoegdheden van riool- en waterbeheerders. Daarom is het nodig om het monitoren van riooloverstorten in het juiste perspectief te plaatsen. Hiervoor is door de CIW een drie sporenbeleid ontwikkeld. Dit betreft:

- spoor 1. inventarisatiefase (eenvoudige en goedkope metingen aan riool- en/of watersysteem);

- spoor 2. praktijkmetingen riolering (meer aandacht voor het functioneren van het rioolsysteem);

- spoor 3. waterkwaliteitsmetingen (waterkwaliteitsmetingen aan overstorten gekoppeld aan de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater.

Het eerste spoor is bedoeld om basaal inzicht te krijgen in de locatie, het tijdstip, de frequentie en de duur van de overstorting. Spoor 2 en 3 geeft meer inzicht in het functioneren van de riolering en de effecten hiervan op de waterkwaliteit.

Meer inzicht in de overstortingsfrequentie en -duur is nuttig voor het streven naar een meer doelmatige rioleringszorg. De informatie die hierbij vrijkomt, kan worden gebruikt voor de volgende doeleinden:

  • ·

    verantwoording van beleid;

  • ·

    signaleren van afwijkend gedrag/calamiteiten;

  • ·

    verbetering van het rioleringsmodel;

  • ·

    verbetering van planvorming;

  • ·

    sturing van het operationeel programma;

  • ·

    vergroting van de betrokkenheid;

  • ·

    invulling geven aan de voorwaarden uit de wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo)overstortvergunning.

Op dit moment worden de overstorten uit het gemengde rioleringsstelsel al gemonitoord. In de eerste plaats wil de gemeente meer inzicht krijgen in de werking van het stelsel. In de tweede plaats wordt monitoring ook verplicht gesteld in de Wvo overstortvergunning van Waterschap De Dommel.

De gemeente beschikt over een meetplan voor het monitoren van de overstorten. Gemeente en waterschap zijn in overleg hoe ze het meetplan kunnen operationaliseren. Uiteindelijk wil de gemeente het meetnet inrichten om hiermee het hydraulische model te optimaliseren (spoor 2).

d. Berekenen

Alle berekeningen zijn actueel. De gemeente en het waterschap willen in de planperiode een onderzoek uitvoeren naar de interactie tussen oppervlaktewater en riolering. Hiermee moeten de gevolgen van de al berekenende stedelijke wateropgave inzichtelijk worden.

e. Planvorming

De gemeente heeft al op verschillende plaatsen verharding van de gemengde riolering afgekoppeld. Daarbij werd per project bekeken of ook toekomstige projecten van het stelsel gebruik kunnen maken.

Om aan de hemelwaterzorgplicht invulling te geven wordt een ‘blauwe-ader-plan’ opgesteld om zodoende voor de hele gemeente inzichtelijk te hebben waar eventueel af te koppelen regenwater naar toe kan worden afgevoerd (infiltreren, nieuwe rwa-riolering etc).

f. Controle van vergunningen en verordeningen

De controle van verordeningen en vergunningen geschiedt in de huidige situatie door het cluster Handhaving en Uitvoering. Binnen het huidige handhavingsbeleid worden regelmatig controles uitgevoerd. Dit wordt gedurende de planperiode 2010-2014 gecontinueerd.

Zodra meer duidelijk is over de nieuwe waterwet dient de gemeente en het waterschap gezamenlijk te bepalen hoe hieraan nader invulling wordt gegeven.

Maatregelen en effecten

Het treffen van maatregelen aan de riolering is noodzakelijk voor een correct functioneren van de riolering. Het onderdeel maatregelen omvat onderhoud, reparaties, renovaties of vervanging en verbeteren. Hierbij is per onderdeel het beoogde resultaat weergegeven.

a. Onderhoud

Onderhoud is noodzakelijk om een goede afstroming van de vrijvervalriolering te kunnen handhaven. Bij onderhoud blijft de toestand van het object ongewijzigd. In de afgelopen jaren is 100% van de vrijvervalriolering gereinigd en geïnspecteerd. De inspectiecyclus wordt gecontinueerd zodat alle riolen periodiek (in 10 jaar) worden geïnspecteerd. De reiniging vindt één maal per 10 jaar plaats en loopt zoveel als mogelijk parallel met de gedetailleerde inspectie van riolen.

De volgende onderhoudsfrequentie wordt in de planning aangehouden:

  • ·

    vrijvervalriolering: ca. 10% per jaar reinigen en inspecteren (o.b.v. van stroomgebieden);

  • ·

    kolken: allen 2 keer per jaar reinigen;

  • ·

    rioolgemalen: een keer per jaar reiniging en inspectie en indien nodig wordt onderhoud uitgevoerd;

Vrijkomend slib wordt afgevoerd naar een daartoe erkende locatie.

Resultaat van het plegen van onderhoud is dat de afstroming in het rioolstelsel gewaarborgd blijft en de vervuilingstoestand acceptabel is (maatstaf 3d en 4b).

Om aantasting van de vrijvervalriolering te voorkomen voert de gemeente Bladel H2Sgasmetingen uit en realiseert indien nodig voorzieningen om het ontstaan van H2S-gas te voorkomen. Deze voorzieningen bestaan uit het inblazen van lucht. De maatregel heeft tot doel om aantasting van de buizen te voorkomen.

b. Reparatie

In hoofdstuk 2 is weergegeven dat ingrijpmaatstaven conform de NEN 3398 niet mogen voorkomen. Niet elk schadebeeld is echter ernstig genoeg om de gehele streng te vervangen. Herstel kan in deze gevallen worden verricht door een of meerdere reparaties. Bij reparatie wordt slechts een beperkte toestandswijziging doorgevoerd. De restlevensduur van het desbetreffende object wordt dan ook beperkt verlengd.

De jaarlijkse inspecties dienen te worden beoordeeld op het desbetreffende schadebeeld, aan de hand van de daarbij behorende maatstaven, zoals verwoord in de NEN 3398. Per riool moet een afweging worden gemaakt tussen aanpak d.m.v. plaatselijke reparatie, renovatie of uitstel van aanpak. Zie ook 4.3.1.2., inspectie, voor het onderzoek naar de aard van de maatregelen. De gemeente Bladel kiest bij geconstateerde schadebeelden hoofdzakelijk voor een deellijnreparatie. Resultaat van het verrichten van reparaties is dat de riolering met relatief geringe inspanningen een verlenging van de levensduur krijgt.

c. Renovatie of vervanging

Indien de schadebeelden zodanig omvangrijk en ernstig zijn dat reparatie niet mogelijk is dan komt renovatie of vervanging in aanmerking.

Renovatie betreft evenals vervanging een ingrijpende toestandswijziging. Uitstel van deze maatregel betekent een vergroot risico op instorting, wegverzakkingen en bodem(milieu)verontreiniging als gevolg van bijvoorbeeld lekkages. Het renovatieschema uit het beheerprogramma beslaat de periode 2010-2038, waarbij per jaar is aangegeven welke riolen op basis van levensduurbeëindiging zouden moeten worden vervangen. De berekende restlevensduur van de riolen is afhankelijk van de aanlegperiode van de riolering en de gegevens uit de rioolinspecties. Bij aangetroffen aanzienlijke schadebeelden is de levensduur naar beneden bijgesteld.

De renovatiewerkzaamheden worden in de gemeente Bladel zoveel mogelijk geclusterd. Dit gebeurt in overleg met weg- en groenbeheer, zodat eventuele combinaties van werkzaamheden gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. Tevens vindt in de gemeente Bladel gelijktijdige scheiding van de afvalwaterstromen plaats (droogweerafvoer scheiden van regenwater). Indien mogelijk wordt het neerslagwater in de bodem geïnfiltreerd. Op deze wijze worden duurzame gescheiden rioolstelsels gecreëerd.

Voor de bijkomende rioleringswerken (gemalen, lozingspunten, randvoorzieningen, drukriolering, etc.) wordt eveneens een renovatieplanning opgesteld op basis van de technische levensduur en inspectie.

In de begrotingsperiode 2010-2014 worden een aantal maatregelen verricht. Het betreft het vervangen van de mechanische/elektrische installaties van enkele rioolgemalen. De gemalen die hiervoor in aanmerking komen volgen uit het rioolbeheerprogramma van de gemeente.

Daarnaast worden in de planperiode drukrioolgemalen vervangen. Een deel van de aanwezige drukriolering is aangelegd in 1986. Verder is in 1993-1994 eveneens drukriolering aangelegd.

In de planperiode wordt rekening gehouden met een grootschalige vervanging van de desbetreffende onderdelen.

Resultaat.

Resultaat van de strategie voor reparatie, renovatie en vervanging is dat de waterdichtheid en stabiliteit van de riolen kan worden gewaarborgd en vuiluitworp naar de bodem en grondwater kan worden voorkomen (doelstelling 4).

Resultaat van de strategie voor de vervanging van gemalen en drukrioleringunits is dat de bedrijfszekerheid en het transport van het ingezamelde afvalwater te allen tijde gewaarborgd is (doelstelling 3 en 5).

d. Verbetering

Verbeteringen aan de riolering kunnen noodzakelijk zijn om het hydraulisch en/of het milieutechnisch functioneren van het rioolstelsel op te waarderen. In de voorgaande hoofdstukken is weergegeven aan welke criteria de stelsels en de vuiluitworp dient te voldoen.

Hydraulische en milieutechnische maatregelen

Voor het milieutechnisch functioneren dienen nog een aantal maatregelen te worden uitgevoerd. In bijlage 4 worden de maatregelen met planning en kosten vermeld.

5.3.2 Grondwater

Uit paragraaf 4.4 volgt, dat er momenteel beperkt inzicht bestaat in de huidige grondwatersituatie binnen het stedelijk gebied. Een eerste toetsing van de huidige grondwatersituatie aan de gewenste grondwatersituatie heeft in het kader van dit vGRP nog niet plaatsgevonden. Er wordt in de gemeente Bladel, op basis van klachten, geen noemenswaardige overlast van grondwater ondervonden.

Onderzoek

Het onderdeel onderzoek ten aanzien van grondwater beperkt zich in dit vGRP tot inventarisatie, planvorming/ studies en meten.

a. Inventarisatie

Inventarisatie aanwezige voorzieningen

Binnen de gemeente zijn op een aantal locaties drainagesystemen aangelegd. De locaties zijn voor een klein deel opgenomen in het beheersysteem. Er wordt een systematiek opgezet om gegevens te verzamelen en periodiek te actualiseren. Dit betreft zowel gegevens van voorzieningen bij nieuwbouw als van bestaande voorzieningen voor de ontwatering van deelgebieden.

Kaartmateriaal

Om de aanwezige voorzieningen adequaat te kunnen beheren, is het van belang te beschikken over duidelijk kaartmateriaal. Er is op dit moment weinig tot geen informatie direct beschikbaar.

De actuele situatie van de drainagesystemen dient hiertoe in kaart te worden gebracht. Een en ander kan geïntegreerd worden met het kaartmateriaal voor riolen.

Inventarisatie klachten

Vanuit de nieuwe wetgeving krijgt zowel de gemeente als de burger een taak in het grondwaterbeheer.

De gemeente wordt het directe aanspreekpunt voor de burger met betrekking tot het grondwater en zal daarnaast moeten bepalen of de private partij of de publieke partij (overheid) maatregelen moet treffen.

Om adequaat te kunnen reageren op klachten en voor het verkrijgen van voldoende informatie over grondwateroverlast dient een gedegen klachtenregistratie aanwezig te zijn. Een dergelijke registratie kan waardevol zijn bij de analyse van knelpunten. Door het instellen van een (digitaal)waterloket wordt hieraan invulling gegeven. Alle meldingen die binnen komen worden geregistreerd. Vervolgens zal een analyse worden gemaakt over de mogelijke oorzaak van de overlast en welke instantie daar primair verantwoordelijk voor is.

Bij klachtenregistratie zijn naast algemene gegevens zoals locatie etc. verder nog de volgende zaken van belang:

• de aard en overlast van grondwaterproblemen (is er bijvoorbeeld sprake van een te hogegrondwaterstand of slecht afstromend hemelwater?);

• de mate van overlast (is er sprake van incidentele, periodieke of structurele overlast?). De organisatie beschikt momenteel al over een klachtenloket waar burgers met alle klachten terecht kunnen. Het waterloket moet uiteindelijk hieronder worden gebracht. Omdat de afhandeling coordineren met andere partijen ook bij de gemeente wordt ondergebracht, dient er rekening gehouden te worden met een extra inspanning voor budget en personele middelen.

De insteek is om binnen de planperiode het huidige klachtenregistratiesysteem ook geschikt te maken voor meldingen over grondwateroverlast. De invulling van de coordinerende rol van de gemeente dient overigens nog met het waterschap te worden afgestemd.

b. Planvorming

Er wordt een onderzoek gestart om inzicht te krijgen in de grondwaterstanden op basis van het huidige (peilbuizen)meetnet. Tevens wordt beoordeeld in hoeverre de gegevens bruikbaar zijn. Het opzetten van een plan van aanpak voor dit onderzoek wordt in de planperiode van het vGRP meegenomen. De uitvoering en analyse van het peilbuizennet wordt in het volgende vGRP opgenomen.

c. Meten

Voor het beoordelen van grondwateroverlast is het noodzakelijk de actuele grondwaterstanden in beeld te brengen. Op basis van het, deels nog in te richten, grondwatermeetnet wordt inzicht verkregen in de grondwaterstanden binnen het stedelijke gebied. Tevens is het belangrijk om direct inzicht te krijgen in de fluctuaties en de oorzaak hiervan. Deze gegevens zijn ook relevant voor nieuwbouwprojecten.

Maatregelen

Het treffen van maatregelen aan voorzieningen is noodzakelijk voor een correct functioneren van het ontwateringsysteem. Het onderdeel maatregelen omvat onderhoud, reparaties of vervanging en verbeteren. Hierbij is per onderdeel het beoogde resultaat weergegeven.

a. Onderhoud

Onderhoud is noodzakelijk om een goede afstroming van het ontwateringstelsel te kunnen garanderen. Bij onderhoud blijft de toestand van het object ongewijzigd. Op basis van de inventarisatie kan worden bepaald of en met welke frequentie onderhoud nodig is.

Resultaat.

Het vaststellen van de onderhoudsfrequentie voor de drainage.

b. Reparatie / vervanging

Tot heden zijn er binnen de gemeente nog geen drainagesystemen gerepareerd.

Resultaat.

Alleen bij klachten wordt bekeken of reparatie/vervanging noodzakelijk is om het transport van overtollig grondwater te kunnen blijven waarborgen.

c. Verbeteren

Om meer inzicht te verkrijgen in het grondwaterregime wordt het bestaande grondwatermeetnet geoptimaliseerd. Zie ook onderdeel b en c van deze paragraaf voor de voorgestelde maatregelen voor het grondwatermeetnet.

Resultaat

Door het optimaliseren van een grondwatermeetnet wordt beter inzicht verkregen in de grondwaterstanden binnen het stedelijke gebied. Aan de hand van dit beeld kan een betere onderbouwing worden gegeven bij de beoordeling met betrekking tot grondwateroverlast.

5.4 Kader Richtlijn Water

In januari 2008 hebben Waterschap de Dommel en de inliggende gemeenten het concept waterprogramma Beerze, Reuzel, Lijen opgesteld. In ambtelijke werkgroepen zijn door provincie, waterschap, gemeenten en Rijkswaterstaat de doelen, maatregelen en te maken keuzen in beeld gebracht en waterprogramma´s opgesteld. Voor de gemeente Bladel is een nadere uitwerking van de maatregelen opgenomen.

Het waterprogramma is als zelfstandig product niet vastgesteld, maar het wordt gebruikt als belangrijke bouwsteen voor het waterbeheerplan van Waterschap De Dommel én voor de gemeentelijke plannen. Daarnaast vindt afstemming plaats met de plannen van Provincie en Rijkswaterstaat. Gemeenten nemen de maatregelen waarvoor zij zelf verantwoordelijk zijn over in een eigen plan en/of raadsbesluit. Besluitvorming in de afzonderlijke besturen kan tot bijstelling van het waterprogramma leiden. Voorzien is dat er een aantal bijstellingsmomenten zijn voor het waterprogramma. Een selectie van doelen en maatregelen uit de waterprogramma´s is vervolgens opgenomen in het 1e Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) voor de Maas (2009-2015) voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water.

5.4.1 Welke opgave ligt er voor de gemeente Bladel

De gemeente valt in het stroomgebied van de Beerze. Een groot deel van de Beerze is door het Rijk aanwezen als Robuuste Ecologische Verbindingszone. De Aa of Goorloop en het Dalemstroompje zijn de bovenlopen van de Groote Beerze die ter hoogte van landgoed Baest samen komt met de Kleine Beerze en als Beerze verder stroomt.

In januari 2008 heeft de gemeente een intentieverklaring ondertekend voor de uitvoering van de KRW-maatregelen. De doelen uit het stroomgebiedsbeheerplan zijn verankerd in dit GRP. Om uitgaande van de huidige situatie de doelen te bereiken is een maatregelenpakket opgesteld. De effectiviteit van maatregelen is ingeschat op basis van expert-judgement. Als maatregelen weinig effectief of buitensporig duur zijn dan zijn deze beargumenteerd afgevallen.

In bijlage 4 zijn de specifieke maatregelen voor de gemeente Bladel opgesomd. Voor een groot deel betreft dit autonome maatregelen vanuit het GRP 2006-2010 zoals afkoppelen en aanleg van randvoorzieningen. Een aantal maatregelen heeft betrekking op maatregelen in het oppervlaktewater, op het gebied van communicatie, ruimtelijke ordening of baggeren. Voor de rioleringsmaatregelen zijn de kosten al voorzien vanuit het GRP. De eerste uitvoeringstermijn loopt van 2009 tot en met 2015 en van 2016 tot en met 2027 en valt dus gedeeltelijk buiten de planperiode van het huidige GRP.

In het kader van de KRW maatregelen wordt in de gemeente tevens een waterkwaliteitsspoor onderzoek opgestart. De doelstelling is te voorkomen dat de lozingen van riooloverstorten de realisatie van waterkwaliteitsdoelstellingen in de weg staan. Eventuele maatregelen grijpen in op het rioolstelsel, daarom hangt dit onderzoek nauw samen met de optimalisatie van het afvalwatersysteem.

5.4.2 KRW grondwater

De provincie heeft grondwatergerelateerde onderwerpen voorbereid. De volgende onderwerpen voor grondwater zijn opgesteld door de provincie en relevant voor de KRW-maatregelen.

  • 1.

    grondwaterwinningen voor de openbare drinkwatervoorziening;

  • 2.

    historische bodemverontreiniging in grondwaterbeschermingsgebieden;

  • 3.

    industriële en eigen grondwateronttrekkingen voor menselijke consumptie;

  • 4.

    grootschalige historische bodemverontreinigingen onder stedelijk gebied.

Door de provincie is aangegeven dat de onderwerpen 1, 2 en 4 betrekking hebben op de gemeente Bladel.

  • 1.

    Aangezien de gemeente Bladel voor een klein gedeelte in de 25-jaarszone van het waterwingebied Vessem ligt, wordt dit punt ook voor Bladel relevant geacht. De kwaliteit van het grondwater dient dusdanig te zijn dat met eenvoudige zuiveringstechnieken drinkwater kan worden bereid. Het huidige beleid van de provincie (preventie van risico’s in grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones) blijft gehandhaafd en wordt aangescherpt met de volgende maatregelen:

    • vermindering gebruik bestrijdingsmiddelen;

    • onderzoek naar historische bodemverontreinigingen (zie ook punt 2).

    De gemeente Bladel gebruikt geen chemische bestrijdingsmiddelen en beschikt over het certificaat DTB goud.

  • 2.

    Historische bodemverontreiniging is als relevant aangemerkt omdat de gemeente Bladel in de 25-jaarszone van waterwingebied Vessem ligt. Er is geen directe actie vereist, bovendien is te verwachten dat de invloed gering is voor de winning te Vessem. Dit omdat slechts een zeer klein areaal van de gemeente in de 25jaarszone ligt.

  • 3.

    Voor de gemeente Bladel niet als relevant aangemerkt.

  • 4.

    Er zijn bij gemeente, waterschap en provincie geen grootschalige historische bodemverontreinigingen in Bladel bekent. Waardoor geen actie nodig is.

6 Organisatie en financiën

6.1 Algemeen

Zoals omschreven in de doelen en functionele eisen, dienen de voorzieningen voor riolering en grondwater doelmatig te worden beheerd en onderhouden. Daartoe zijn middelen noodzakelijk in de vorm van financiën en personele inzet. Uitgangspunt daarbij is dat de in dit plan gestelde doelen voor de planperiode worden bereikt. Dit houdt ondermeer in dat volledige inhoud moet worden gegeven aan de zorg voor de riolering en grondwater.

6.2 Verbrede rioolheffing

De gemeentelijke taken op het gebied van rioolbeheer worden bekostigd uit het rioolrecht. De aanleg van nieuwe riolering bij nieuwbouwprojecten wordt bekostigd uit de grondexploitatie. Het rioolrecht is een retributie gebaseerd op artikel 229, eerste lid van de Gemeentewet. Het retributiekarakter van het rioolrecht houdt in dat de gemeente een dienst moet leveren gekoppeld aan het individuele profijt van de burger. Met de genoemde wetswijzigingen moet de gemeente ook maatregelen treffen die meer van algemene aard zijn. Daarmee is de grondslag voor het heffen van rioolrecht niet meer toereikend.

In de Gemeentewet is daarom een nieuw artikel toegevoegd (artikel 228a) waarvan de in dit wetsvoorstel bedoelde taken kunnen worden bekostigd. De nieuwe rioolheffing is een belasting, waarvan de inkomsten uitsluitend gebruikt mogen worden voor de gemeentelijke wateropgave. De nieuwe rioolheffing treedt in de plaats van het huidige rioolrecht (retributie), waarbij ook geldt dat deze maximaal kostendekkend mag zijn.

Op grond van artikel I, onderdeel B is het niet langer meer toegestaan kosten voor riolering te heffen op grond van het huidige rioolrecht (gebaseerd op artikel 229 Gemeentewet). Door dit onderdeel pas na 2 jaar in werking te laten treden (2010) is het mogelijk om gedurende 2 jaar de huidige heffingsgrondslag te laten voortbestaan.

De gemeentelijke belastingverordening wordt aangepast. De kosten, voor het invulling geven van de nieuwe taken, kunnen alleen nog op grond van de rioolheffing (artikel 228a) geïnd worden bij de burgers. De basis waarmee de hoogte van de heffing wordt bepaald hoeft daarmee niet te worden gewijzigd. Verder geldt de heffing voor alle percelen op gemeentelijk grondgebied, ongeacht dat er sprake is van een rioolaansluiting.

Gemeenten kunnen de kosten voor de waterketen en het watersysteem apart bij de burger in rekening brengen. Dit houdt in dat de gemeenten de kosten voor de afvalwaterafvoer enerzijds en de kosten voor hemelwater- en grondwaterafvoer anderzijds, apart inzichtelijk moeten maken. Dit is echter niet verplicht. Waar dit nog niet mogelijk is biedt de gemeentewet tevens nog de mogelijkheid om ook in de toekomst met één heffing te blijven werken.

6.3 Personele middelen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de door de gemeente te verrichten inspanningen om de in dit vGRP genoemde maatregelen te realiseren. In de modules van de Leidraad Riolering van de stichting Rioned is uiteengezet hoeveel tijd gemiddeld benodigd is voor het goed beheren van de gemeentelijk riolering.

Vooral ten aanzien van het bepalen van de personeelsbehoefte en de omgang met riolerings-taken wordt hierop nader ingegaan. Centrale vraag daarbij is: zelf doen of uitbesteden? In de module D2000 wordt onderscheid gemaakt in een aantal deeltaken, te weten:

Vakinhoudelijk

  • 1.

    Beheren van het gemeentelijk rioleringsplan

  • 2.

    Opstellen van operationele programma’s

  • 3.

    Onderzoek in de vorm van berekeningen

  • 4.

    Onderzoek in de vorm van inspecties

  • 5.

    Onderzoek in de vorm van inventarisaties

  • 6.

    Onderhoud en reparatie

  • 7.

    Renovatie en vervanging

  • 8.

    Verbetering

  • 9.

    Aanleg riolering bij nieuwbouw

  • 10.

    Aanleg riolering bij bestaande bebouwing

  • 11

    Facilitaire taken.

Algemeen

  • 12.

    Management

  • 13.

    Financiële en administratieve zaken

  • 14.

    Communicatieve en juridische aspecten

  • 15.

    Administratieve voorbereiding en afwerking.

6.3.1 Huidige situatie

In de benchmark is inschatting gemaakt van de beschikbare personele middelen in de gemeente Bladel. Er is momenteel 0,1 fte (HBO) beschikbaar plus 0,5 fte in de buitendienst. Ter ondersteuning wordt een adviesbureau ingeschakeld.

6.3.2 Gewenste situatie

Het uitgangspunt voor de gemeente is dat specifieke taken worden uitbesteed aan gespecialiseerde bedrijven. Niet alle werkzaamheden kunnen worden uitbesteed. Een bepaald pakket aan werkzaamheden worden door medewerkers van de gemeente verricht. Dit geldt vooral voor interne en algemene zaken en de begeleiding van de uitbesteding aan gespecialiseerde bedrijven.

In deze planperiode zijn de werkzaamheden vooral gericht zijn op beheer en onderhoud van de riolering en planvorming gericht op het rijksbeleid (NBW, KRW e.d.). De gemeente heeft aangegeven dat de beschikbare 0,1 fte + 0,5 fte gehandhaafd blijft. De extra werkzaamheden worden uitbesteed aan externe bedrijven.

6.4 Financiële middelen

De nieuwe rioolheffing is een zogenaamde bestemmingsbelasting. Dat is een belasting waarvan de opbrengsten bestemd zijn voor een bepaald doel. In dit geval de uitoefening van de zorgplichten door de gemeente. Alle kosten die de gemeente maakt voor de uitvoering van de zorgplichten kan zij met de nieuwe heffing verhalen. De gemeente mag alleen geen hogere opbrengst van de heffing krijgen dan de uitvoering van de taken kost.

Uitgangspunt van de nieuwe rioolheffing is dus het kostendekkend kunnen beheren van de gemeentelijke watertaken (volgens begroting).

Welke kosten ten laste en welke baten ten gunste van de gemeentelijke watertaken kunnen worden gebracht, dienen hiertoe inzichtelijk te zijn volgens het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Aan de hand daarvan kan de benodigde rioolheffing per aansluiteenheid in de gemeente worden bepaald.

6.4.1 Toelichting kosten en opbrengsten

In bijlage 5 zijn de financiële gegevens voor de nieuwe rioolheffing opgenomen. De navolgende onderwerpen zijn te onderscheiden:

a. Kapitaallasten lopende investeringen

Dit betreft de kapitaallasten van investeringen die in het verleden (tot en met het jaar 2009) zijn gedaan voor het uitvoeren van rioleringswerken.

b. Kapitaallasten nieuwe investeringen

Dit betreft de kapitaallasten van de voor de periode 2009 tot en met 2018 geplande investeringen voor het uitvoeren van rioleringswerkzaamheden. Hieronder vallen de volgende rubrieken:

• vernieuwingen vrijvervalriolering;

• hydraulische maatregelen;

• renovatie drukrioolgemalen;

• ombouw gescheiden stelsel/afkoppeling regenwater;

• vervanging telemetrie en overstortmeters;

• inrichten grondwatermeetnet;

• maatregelen voor uitvoering stedelijke wateropgave en KRW.

Voor een specificatie van deze investeringsramingen wordt verwezen naar bijlage 5.

c. Exploitatielasten en bedrijfsvoering

Hieronder zijn o.a. begrepen:

  • ·

    kosten reinigen, inspecteren en onderhoud van de riolen;

  • ·

    stortkosten rioolslib, landmeetkundige werkzaamheden;

  • ·

    energiekosten gemalen, perceptiekosten inning rioolrechten;

  • ·

    structureel uitbestede werkzaamheden rioolbeheer;

  • ·

    aandeel diverse kostenplaatsen (overhead).

d. Voorziening onderhoud riolering

Ter dekking van de onder a. tot en met c. genoemde lasten van rioolbeheer wordt jaarlijks ingezet:

  • ·

    de stand van de voorziening onderhoud riolering per 1 januari.

e. Rioolheffing

De jaarlijks te realiseren opbrengst uit rioolheffing is de resultante van de geraamde kapitaalen exploitatielasten en de stand van de egalisatiereserve en de voorziening onderhoud riolering waarbij als uitgangspunt wordt gehanteerd dat in een periode van 10 jaar de totale baten gelijk moeten zijn aan de lasten (100% kostendekking).

Door toepassing van deze methodiek worden de toekomstige lastenverhogingen gespreid over een periode van 10 jaar. Na elke begrotingscyclus wordt de volgende jaarschijf uit het Gemeentelijk Rioleringsplan toegevoegd en kan het nieuwe gemiddelde verhogingspercentage voor de komende 10 jaren worden (her)berekend.

De genoemde bedragen in bijlage 5 zijn inclusief alle bijkomende kosten en inclusief 19% btw, gebaseerd op prijspeil 2009 en vermeld in Euro’s. De financiële gegevens zijn per planjaar getotaliseerd en vormen de basis voor het jaarlijks vast te stellen kostendekkingsplan.

6.5 Kostendekking

Op basis van de hiervoor beschreven methodiek is een kostendekkingsplan opgesteld. In bijlage 5 zijn de berekeningen van het desbetreffende scenario bijgevoegd. De volgende aanvullende, financiële uitgangspunten zijn bij de opstelling van het kostendekkingsplan gehanteerd:

• als heffingsmaatstaf voor de rioolheffing geldt het daadwerkelijke aantal kubieke meters water dat in het heffingsjaar is afgenomen bij de waterleidingmaatschappij, gekoppeld aan een tarief per afgenomen kubieke meter water;

• een rioolheffing van € 1,62 per kubieke meter waterverbruik voor het jaar 2009;

• de rioolheffing stijgt in de jaren 2010 tot en met 2018 zodanig dat de noodzakelijke investeringen en daarbij behorende exploitatielasten mogelijk worden gemaakt;

• de renteopbrengsten uit de gevormde voorziening onderhoud riolering worden toegevoegd aan de algemene reserve.

De investeringsramingen en onderhoudslasten worden jaarlijks geactualiseerd (inclusief inflatie/prijsstijgingen). Als gevolg daarvan zal ook het gemiddelde verhogingspercentage voor de eerstvolgende periode van 10 jaar worden bijgesteld.

7 Conclusies en besluit

Om de gestelde doelen en functionele eisen te kunnen bereiken en zorg te dragen voor een goed beheer van alle aanwezige voorzieningen voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater is er in de komende planperiode een aantal acties noodzakelijk. Naast het uitvoeren van gedegen onderzoek om in bepaalde situaties c.q. materie meer inzicht te verkrijgen is er op korte termijn een aantal investeringen gepland. Op lange termijn zijn investeringen gepland om de huidige rioleringsvoorzieningen te onderhouden en, indien noodzakelijk, te vervangen. Deze zijn in het GRP meegenomen.

In de komende planperiode ligt de nadruk op maatregelen die voortvloeien uit onder andere de Kaderrichtlijn Water, Stedelijke wateropgave en Optimalisatiestudie voor het afvalwatersysteem. Daarnaast is het onderzoek gericht op het uitbreiden van de kennis over het grondwaterregime in het stedelijke gebied en het beheer hiervan. Verder moet het gegevensbeheer geoptimaliseerd worden, om aan de WION te kunnen voldoen.

Om de geplande acties te kunnen verwezenlijken maar ook om de huidige (riolerings)voorzieningen te kunnen onderhouden, zodat de kans op calamiteiten en overlast tot een minimum kan worden beperkt, zijn middelen noodzakelijk. Middelen in de vorm van personeel en financiën. Om tijdig te kunnen signaleren en bijsturen worden de investeringsramingen en onderhoudslasten jaarlijks geactualiseerd. Voor de financiële dekking van de kosten van rioolbeheer voor het jaar 2009 zijn de uiteindelijk benodigde opbrengsten uit de rioolheffing berekend op € 1.785.047.

Scenario’s

Voor de financiële dekking van de kosten van rioolbeheer is op basis van het kostendekkingsplan 2008-2017 voor het jaar 2009 een rioolrecht van

€ 1,62 per kubieke meter waterverbruik becijferd. Op basis van de in het uitvoeringsplan 2009-2018 opgenomen investeringsramingen dient de rioolheffing voor de periode 2009-2018 met gemiddeld 5,86% te stijgen om aan het uitgangpunt van 100% kostendekking te blijven voldoen. Op basis van het kostendekkingsplan 2008-2017 bedroeg dit gemiddelde stijgingspercentage nog 5,76%. Dit betekent dat het gemiddelde stijgingspercentage op basis van het nieuwe verbrede GRP slechts minimaal toeneemt ten opzichte van het vorige GRP. Omdat de nieuwe zorgtaken conform de Wet gemeentelijke watertaken door de gemeente Bladel deels in het verleden al zijn opgepakt, is het effect voor de kostendekking vrij gering. De investeringsramingen en onderhoudslasten worden jaarlijks geactualiseerd (inclusief inflatie/ prijsstijgingen). Daardoor wordt ook het gemiddelde verhogingspercentage voor de eerstvolgende periode van 10 jaar bijgesteld.

Wel zijn de totale lasten van de investeringen ten opzichte van vorige kostendekkingsplan uit 2006 gestegen met circa 16 %. Enerzijds te verklaren door de stijgende kosten vanuit de exploitatie en anderzijds door de actualisatie van de gegevens uit het vorige GRP naar het huidige niveau (bijvoorbeeld wijzigingen in het gegevensbestand, inflatiecorrectie etc.).

Het verbrede GRP is opgesteld voor de planperiode 2010-2014. Na de vaststelling van het vGRP voldoet de gemeente Bladel aan de gemeentelijke planverplichting zoals vermeld in de Wet Milieubeheer. Daarnaast wordt met het opstellen van dit ‘verbrede’ GRP verdere invulling gegeven aan de zorgplicht voor grondwater.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 16 juli 2009.
 
 
De raad voornoemd,
de griffier,                                   de voorzitter,
 

Bijlage 1

Bijlage 2

Bijlage 3

Bijlage 4

Bijlage 5

Bijlage 6

Bijlage 6a

Bijlage 7

Bijlage 8

Bijlage 9

Bijlage 10

Bijlage 11