Regeling vervallen per 01-01-2016

Gemeenschappelijke regeling GGD Brabant-Zuidoost

Geldend van 30-01-2017 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GGD Brabant-Zuidoost

HOOFDSTUK 1

Algemeen

Artikel 1

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd GGD Brabant-Zuidoost.

  • 2.

    De GGD Brabant-Zuidoost is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten: Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.

  • 3.

    Het openbaar lichaam is gevestigd in Eindhoven.

Begripsbepalingen

Artikel 2

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    De regeling: de gemeenschappelijke regeling GGD Brabant-Zuidoost;

    Het openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, lid 1;

    De gemeente: één van de in artikel 1, lid 2 genoemde gemeenten; Het samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de in artikel 1, lid 2 genoemde gemeenten.

    De GGD Brabant-Zuidoost: de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, als bedoeld in de wet Publieke Gezondheid.

  • 2.

    Daar waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter.

HOOFDSTUK 2

Doel en reikwijdte

Artikel 3

De GGD heeft tot doel het bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de gezondheidssituatie van de inwoners van samenwerkingsgebied door uitvoering van de openbare gezondheidszorg en de ambulancezorg.

Taken en bevoegdheden

Artikel 4

Het openbaar lichaam is belast met:

  • a.

    Het ontwikkelen en instandhouden van een dienst voor de uitvoering van de openbare gezondheidszorg en de ambulancezorg.

  • b.

    Uitvoering van taken welke bij of krachtens de wet Publieke Gezondheid danwel andere wetten op het terrein van gezondheid en zorg, zijn opgedragen aan de gemeentelijke bestuursorganen met uitzondering van de bevoegdheid van de gemeenteraad tot vaststelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, overeenkomstig de wet Publieke Gezondheid;

  • c.

    Uitvoering van taken welke in het kader van de doelstelling bij of krachtens enig wettelijk voorschrift door de gemeenten zijn of worden opgedragen aan het openbaar lichaam;

  • d.

    Uitvoering van taken die aanvullend door de gemeenten C.q. derden in het kader van de doelstelling kunnen worden opgedragen.

HOOFDSTUK 3

Organen

Artikel 5

Het openbaar lichaam kent de volgende organen:

Het Algemeen Bestuur;

Het Dagelijks Bestuur;

De Voorzitter;

Commissies

Artikel 6

Het Algemeen Bestuur kan:

  • a.

    commissies van advies, als bedoeld in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, instellen.

  • b.

    functionele commissies, als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, instellen.

Taken en bevoegdheden van de commissies regelt het Algemeen Bestuur in een verordening.

HOOFDSTUK 4

Algemeen Bestuur

Artikel 7

  • 1.

    De raden van de deelnemende gemeenten wijzen elk een lid van het Algemeen Bestuur aan, uit hun midden de voorzitter inbegrepen, danwel uit de wethouders, met dien verstande dat de stemverhouding van de aangewezen leden in het Algemeen Bestuur als volgt is: het lid aangewezen door de raad van gemeenten tot 20.000 inwoners heeft één stem; het lid aangewezen door de raad van gemeenten vanaf 20.000 inwoners heeft twee stemmen; het lid aangewezen door de raad van de gemeente Helmond heeft drie stemmen; het lid aangewezen door de raad van de gemeente Eindhoven heeft vijf stemmen.

  • 2.

    Bij het nemen van besluiten door het Algemeen Bestuur brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen het aantal stemmen uit dat voortvloeit uit het in lid 1 bepaalde;

  • 3.

    Voor elk lid wijst de raad tevens een plaatsvervangend lid aan.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege het openbaar lichaam of daaraan ondergeschikt.

Artikel 8

  • 1.

    De aanwijzing van de leden en plaatsvervangende leden van het Algemeen Bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de raden in nieuwe samenstelling. De raden sturen hiervan bericht aan het openbaar lichaam.

  • 2.

    De leden van het Algemeen Bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het Algemeen Bestuur in functie treden.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt van rechtswege zodra een lid de kwaliteit verliest op grond waarvan het ingevolge artikel 7 lid 1 van de regeling is aangewezen.

  • 4.

    De leden van het Algemeen Bestuur kunnen op ieder moment ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het Algemeen Bestuur en de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Zij blijven niettemin in functie tot in hun opvolging is voorzien.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt wijst de raad zo spoedig mogelijk een nieuw lid of een plaatsvervangend lid aan.

Artikel 9

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden de leden van het Dagelijks bestuur aan.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur beslist over schorsing en ontslag van de leden van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 10

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Besluiten van het Algemeen Bestuur vinden plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het Dagelijks Bestuur het nodig oordelen, of indien dit door drie of meer leden schriftelijk met opgave van redenen wordt gevraagd.

HOOFDSTUK 5

Dagelijks Bestuur

Artikel 11

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat naast de voorzitter en de vice-voorzitter uit drie leden.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur worden door en uit de leden van het Algemeen Bestuur aangewezen in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stelt in zijn eerste vergadering in nieuwe samenstelling vast welk van de aangewezen leden de taak van voorzitter, vicevoorzitter, secretaris respectievelijk portefeuillehouder financiën op zich zal nemen. Het Algemeen Bestuur wordt zo spoedig mogelijk over deze taakverdeling geïnformeerd.

  • 4.

    De benoeming van de leden van het Dagelijks Bestuur geldt voor een periode van vier jaar.

  • 5.

    De leden van het Dagelijks Bestuur treden af op de dag van aftreden van leden van het Algemeen Bestuur.

  • 6.

    Op hetzelfde moment dat het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt, wordt ook het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur beëindigd.

Artikel 12

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur oefent, voor zover het Algemeen Bestuur daartoe besluit en dan conform de door het Algemeen Bestuur te stellen regels, de aan het Algemeen Bestuur wettelijk toegekende of hem op basis van de regeling toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      Het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      Het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      Het vaststellen van de regionale paragraaf voor de plannen voor het lokaal gezondheidsbeleid;

    • d.

      Het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • e.

      Het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig hoofdstuk XII;

    • f.

      Het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het lichaam en andere lichamen, als ook het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • g.

      Het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelname daaraan.

  • 2.

    Van besluiten van het Algemeen Bestuur als bedoeld in het eerste lid doet het Dagelijks Bestuur direct mededeling aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 13

Het Dagelijks Bestuur is belast met:

  • a.

    Een voortdurend toezicht op al wat het openbaar lichaam aangaat;

  • b.

    Voorbereiding van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

  • c.

    Het doen uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

  • d.

    De zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • e.

    Het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

Artikel 14

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee leden de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen 14 dagen na het verzoek gehouden.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt voor zijn vergadering een reglement van orde vast.

HOOFDSTUK 6

Informatie, verantwoording en ontslag

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van het Algemeen Bestuur geeft aan de raad die het lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad, of één of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur kan door de raad die het lid heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen

  • 3.

    Indien een lid van het Algemeen Bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de raad die het lid heeft aangewezen kan deze het betreffende lid als zodanig ontslaan. De raad stelt de voorzitter van het Algemeen Bestuur hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

Artikel 16

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten dan wel aan de colleges van burgemeester en wethouders alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden of colleges worden verlangd.

Artikel 17

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, gezamenlijk en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd over het gevoerde bestuur.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur geven ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

  • 3.

    De leden van het Dagelijks Bestuur geven gezamenlijk en/of afzonderlijk, wanneer het Algemeen Bestuur of één of meer leden hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. Deze worden zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen een termijn van vier weken verstrekt. Indien het openbaar belang dit vereist kan de voorzitter terzake geheimhouding opleggen.

HOOFDSTUK 7

De voorzitter, vicevoorzitter, secretaris, portefeuillehouder financiën.

Artikel 18

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 8, lid 2 van deze regeling, blijft de voorzitter zijn functie vervullen tot het tijdstip waarop het Algemeen Bestuur in de opvolging heeft voorzien.

  • 2.

    De Voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het Dagelijks Bestuur bij buitengerechtelijke rechtshandelingen aan een door hem schriftelijk gemachtigde opdragen.

  • 3.

    De voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen- en Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 4.

    Bij afwezigheid worden de taken van de voorzitter waargenomen door de vicevoorzitter.

Artikel 19

  • 1.

    De secretaris ondertekent mede alle stukken, die van het Algemeen en van het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 2.

    De secretaris is het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter behulpzaam bij de Uitvoering van de hen opgedragen taken.

  • 3.

    De secretaris draagt zorg voor het opstellen van de agendastukken en de vastlegging van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    De secretaris wordt voor de uitvoering van zijn taak bijgestaan door de directeur die deze taak kan mandateren aan een door hem aan te wijzen medewerker.

Artikel 20

De portefeuillehouder financiën draagt namens het Dagelijks Bestuur zorg voor:

  • a.

    het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

  • b.

    de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding, voor zover deze niet aan anderen toekomt.

HOOFDSTUK 8

Commissie financiën.

Artikel 21

  • 1.

    De conform artikel 6 ingestelde Commissie Financiën geeft het Dagelijks Bestuur gevraagd en ongevraagd advies inzake de begroting, jaarrekening en andere financiële aangelegenheden.

  • 2.

    De commissie bestaat naast de portefeuillehouder financiën uit maximaal 5 leden van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    De portefeuillehouder financiën is voorzitter van de commissie.

HOOFDSTUK 9

Ambtelijke organisatie

Artikel 22

Het Algemeen Bestuur regelt de taken, bevoegdheden en werkwijze van de GGD Brabant-Zuidoost in een organisatieverordening.

Artikel 23

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en het ontslaan van de directeur van de GGD Brabant-Zuidoost.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt een directeur aan, die belast wordt met de algehele leiding van de GGD Brabant-Zuidoost.

Artikel 24

Het Algemeen Bestuur legt de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur vast in een instructie.

Artikel 25

Het Algemeen Bestuur stelt voor het personeel van de GGD Brabant-Zuidoost een rechtspositieregeling vast.

HOOFDSTUK 10

Begroting, Rekening, Verdeling der kosten

Artikel 26

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar een integrale ontwerpbegroting met meerjarenraming op voor het volgende kalenderjaar. De begroting met meerjarenraming is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten met welke producten verband houden.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting met meerjarenraming minimaal acht weken voordat zij wordt vastgesteld, maar uiterlijk vóór 1 mei, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun zienswijze over de ontwerpbegroting ter kennis brengen van het Dagelijks Bestuur. Dit voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat toe aan de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor zij dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    Het Algemeen Bestuur zendt de begroting na vaststelling zonodig aan de raden van de deelnemende gemeenten die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

Artikel 26a

Begrotingswijzigingen die

  • -

    directe financiële gevolgen hebben voor de deelnemende gemeenten

  • -

    voortvloeien uit een substantiële wijziging in het takenpakket van de GGD

  • -

    het Dagelijks Bestuur om andere redenen aan de gemeenten wil voorleggen.

worden door het Algemeen Bestuur vastgesteld, nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze over de begrotingswijziging aan het Dagelijks Bestuur kenbaar te maken.

Daartoe zendt het Dagelijks Bestuur de ontwerpwijziging minimaal acht weken voordat zij wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat, toe aan de ontwerp begrotingswijziging, zoals deze ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

Artikel 27

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar de rekening met bijbehorend verslag van het voorgaande jaar op.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze rekening betrekking heeft.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 28

  • 1.

    De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4 worden bestreden uit:

    • a.

      rijksbijdragen;

    • b.

      opbrengsten van verrichte diensten;

    • c.

      bijdragen van de deelnemende gemeenten;

    • d.

      overige inkomsten.

  • 2.

    De bijdragen van de deelnemende gemeenten als genoemd in lid 1 worden verdeeld naar rato van het aantal inwoners van iedere gemeente, per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar, overeenkomstig de aantallen zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek deze openbaar gemaakt heeft. Uitgezonderd hiervan zijn de dienstverleningen en verrichtingen, die het Algemeen Bestuur heeft aangemerkt om in rekening te brengen aan de deelnemende gemeenten of derden op basis van een tarief zoals het Algemeen Bestuur dit vastgesteld heeft.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan besluiten, dat de deelnemende gemeenten een voorschot op de verschuldigde bijdragen betalen. Het Dagelijks Bestuur stelt de gemeenten schriftelijk in kennis van dit besluit.

  • 4.

    Binnen vier weken nadat de deelnemende gemeenten in kennis gesteld zijn van dit besluit, wordt het voorschot aan het openbaar lichaam overgemaakt.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur bepaalt - gehoord de gemeenten - de maximale hoogte van de algemene reserve van de dienst. Het exploitatieresultaat van enig jaar wordt zo mogelijk toegevoegd danwel onttrokken aan die algemene reserve.

  • 6.

    Bij opzegging van de uitvoering van taken als bedoeld in artikel 4 lid c en d van deze regeling, vergoedt de betrokken gemeente aan de GGD Brabant-Zuidoost het daaruit voortvloeiende financiële nadeel, zoals het Algemeen Bestuur dit heeft vastgesteld.

Artikel 29

Het Algemeen Bestuur stelt voorschriften vast over het geldelijk beheer, de financiële administratie en de verzekering van eigendommen.

HOOFDSTUK 11

Archief

Artikel 30

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling. In die regeling worden bepalingen opgenomen over het toezicht op de archiefzorg.

  • 2.

    De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

HOOFDSTUK 12

Inwerkingtreding, toetreding en uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 31

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2006

  • 2.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven draagt zorg voor toezending van de regeling aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur informeert burgemeester en wethouders over de vaststelling van deze gemeenschappelijke regeling ten behoeve van opname in het register van gemeenschappelijke regelingen van de betreffende gemeente.

Artikel 32

  • 1.

    Toetreding van gemeenten, als genoemd in art. 1, lid 2, tot de regeling of uittreding van gemeenten uit de regeling is mogelijk indien het bestuur van de provincie Noord-Brabant besluit het samenwerkingsgebied als genoemd in artikel 1, lid 2 van deze regeling te wijzigen.

  • 2.

    De bepalingen in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten en na verkregen goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.

  • 3.

    Aan de toetreding kunnen door de deelnemende gemeenten bepaalde voorwaarden worden verbonden.

Artikel 34

  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen aan het Algemeen Bestuur en na verkregen goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde gemeente dient uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarop de uittreding in werking treedt, het besluit tot uittreding aan het Algemeen Bestuur van de GGD BrabantZuidoost, te betekenen.

  • 3.

    De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari na de datum, waarop de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is verkregen, tenzij anders is bepaald.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur regelt onder goedkeuring van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de gevolgen van uittreding.

Artikel 35

  • 1.

    Een voorstel aan de raden van de deelnemende gemeenten tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de raden van tenminste vijf van de gemeenten.

  • 2.

    Een besluit tot wijziging van deze regeling dient met instemming van een meerderheid van de raden van alle gemeenten te worden genomen met uitzondering van wettelijk opgelegde wijzigingen.

  • 3.

    Deze regeling wordt opgeheven indien de raden van tenminste tweederde van de aan de regeling deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 4.

    In het geval van opheffing van de regeling worden de voor- of nadelige saldi van de GGD tussen de deelnemende gemeenten verdeeld overeenkomstig de normen welke gelden voor de gemeentelijke bijdragen in de taken van de GGD.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur stelt, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de vereffening van het vermogen.

  • 6.

    De GGD Brabant-Zuidoost blijft na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is.

HOOFDSTUK 13

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 36

  • 1.

    De opdrachten en de financiële bijdragen die de gemeentebesturen gegeven hebben aan de GGD Eindhoven c.q. de GGD Zuidoost-Brabant voor de uitvoering van de openbare gezondheidszorg en de ambulancezorg (vervoersdienst) worden per datum van inwerkingtreding van deze gemeenschappelijke regeling onder dezelfde voorwaarden en verplichtingen opgedragen aan de GGD Brabant-Zuidoost;

  • 2.

    Het bestuur van de GGD Zuidoost-Brabant zal tezamen met het bestuur van de GGD Eindhoven een overeenkomst aangaan met de GGD Brabant-Zuidoost strekkende tot:

    • -

      nadere specificering van de uit te voeren taken die nu zijn opgedragen aan de GGD ZuidoostBrabant en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Eindhoven;

    • -

      Het ter beschikking stellen via detacheringovereenkomsten van alle medewerkers werkzaam voor de GGD Eindhoven en de GGD Zuidoost-Brabant.

    • -

      Het ter beschikking stellen van de middelen van beide GGD'en voor de bedrijfsvoering van de GGD Brabant-Zuidoost.

Artikel 37

Indien de bestuursorganen van een of meer gemeentebesturen uiterlijk 1 april 2006 niet tot het aangaan van deze gemeenschappelijke regeling besloten hebben worden zij geacht besloten te hebben niet aan deze regeling deel te nemen.

Artikel 38

Deze regeling kan aangehaald worden als: "Gemeenschappelijke Regeling GGD Brabant-Zuidoost".