Regeling vervallen per 16-04-2015

Beleidsregels artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo gemeente Bladel

Geldend van 16-04-2015 t/m 15-04-2015

Intitulé

Beleidsregels artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo gemeente Bladel

Hoofdstuk 1: Algemeen

1.1 Inleiding

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft gevolgen voor de zogenaamde buitenplanse ontheffing van het bestemmingsplan die in artikel 3:23 van de Wet ruimtelijke ordening was beschreven. Dit artikel is inmiddels vervangen door artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo. In artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gelezen in combinatie met artikel 4 van bijlage II van het Bor wordt vermeld voor welke categorieën planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning kan worden verleend. Artikel 4 van bijlage II van het Bor vervangt het oude artikel 4.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

In artikel 4 van bijlage II van het Bor staan diverse categorieën vermeld waarvoor afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Per categorie zijn maximum maten c.q. criteria genoemd die niet overschreden mogen worden. Het afwijken van het bestemmingsplan is echter een bevoegdheid en geen plicht. Dit insinueert reeds dat niet automatisch de maximale mogelijkheden hoeven te worden toegepast. Om de door de wetgever gegeven beleidsvrijheid verder in te vullen is het wenselijk dat beleidsregels worden opgesteld zodat duidelijk wordt in welke gevallen het college van burgemeester en wethouders wil afwijken van het bestemmingsplan middels artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo.

1.2 Doel

Het is van belang dat met gelijke gevallen ook gelijk omgegaan wordt. Met de beleidsregels kan dit worden gewaarborgd. Daarnaast is het voor burgers van belang dat zij van te voren weten hoe de gemeente Bladel met de gegeven bevoegdheid in concrete gevallen omgaat. Ook geeft het juridisch gezien een motiveringsvoordeel wanneer een beleidsregel wordt opgesteld. Dit is handig bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Tot slot is deze afwijking van het bestemmingsplan onderdeel van de reguliere procedure van de Wabo. Dit betekent dat het bevoegd gezag binnen acht weken moet reageren op een aanvraag. Doen zij dat niet dan ontstaat er een van rechtswege verleende vergunning. In een dergelijke procedure is het dus essentieel om snel te handelen. Voorliggende beleidsregels dragen daaraan bij.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de juridische basis en de noodzaak tot het opstellen van beleidsregels weergegeven.

In hoofdstuk 3 is beschreven hoe de beleidsregels moeten worden toegepast. Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de beleidsregels weergegeven.

Hoofdstuk 2: Beleidsregels en de noodzaak

2.1 Beleidsregels

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt in artikel 4:81 Awb dat een gemeente beleidsregels kan opstellen. Het voordeel daarvan is dat conform artikel 4:82 Awb bij de motivering van een besluit volstaan kan worden naar het verwijzen naar de beleidsregels. Het is dus niet meer nodig om elke aanvraag afzonderlijk te motiveren. Indien er geen beleidsregels zijn dan zal elk besluit afzonderlijk wel gemotiveerd moeten worden. Dit conform afdeling 3.7 van de Awb.

Het opstellen van beleidsregels betekent dat het bestuur in beginsel gebonden is om ook conform de beleidsregels te handelen. Voor bijzondere gevallen biedt artikel 4:84 Awb echter een afwijkingsmogelijkheid. Het spreekt voor zich dat hier slechts incidenteel gebruik van mag worden gemaakt.

2.2 Noodzakelijkheid beleidsregels

De vraag is of het opstellen van beleidsregels noodzakelijk is voor de gemeente Bladel. Van groot belang is dat bijna alle bestemmingsplannen in onze gemeente actueel zijn. De algemene regel is dat het niet wenselijk is om van actuele bestemmingsplannen, en het daarin opgenomen beleid, af te wijken.

Bij het onderzoek naar de noodzaak tot het opstellen van beleidsregels kan onderscheid gemaakt worden in het binnengebied en het buitengebied. Dit onderscheid wordt ook reeds gemaakt in artikel 2:12, eerste lid onder a 2 van de Wabo.

Buitengebied

Het bestemmingsplan Buitengebied is door de gemeenteraad in 2010 vastgesteld en is van kracht voor het hele buitengebied van de gemeente Bladel. Dit bestemmingsplan bevat reeds veel regels inzake afwijking en bepalingen omtrent het gebruik die in de nodige flexibiliteit voorzien. In dat geval wordt niet toegekomen aan het afwegen van een omgevingsvergunning met gebruik van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo.

Het bestemmingsplan is doorzocht op algemene thema’s zoals beroep aan huis, mantelzorg, bed and breakfast, mini campings, stallen van caravans, verkoop streekproducten etc. De conclusie is dat al deze factoren in het bestemmingsplan Buitengebied zijn opgenomen. Dit is van belang nu juist deze thema’s vaak tot verzoeken om een omgevingsvergunning met gebruik van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo kunnen leiden. Daar waar geen ontheffing is opgenomen, zoals ten aanzien van beroep aan huis bij een agrarisch bedrijf is een stedenbouwkundige argumentering aanwezig waarom dit niet in het bestemmingsplan is opgenomen. In dit geval willen we ook niet afwijken van het bestemmingsplan zodat een omgevingsvergunning met gebruik van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo toch niet verleend zal worden.

Ook de systematiek van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde is adequaat geregeld in dit bestemmingsplan zodat ook hier geen beleid voor hoeft te worden opgesteld.

Binnengebied

In het binnengebied zijn bijna alle plannen recent geactualiseerd. Voor die gebieden geldt in beginsel hetzelfde als voor het buitengebied.

Het plan ‘Bladel Centrum’ in Bladel dateert echter van 1997. Het idee is om dit plan binnen afzienbare termijn te actualiseren maar de wijzigingsprocedure neemt de nodige tijd in beslag en tot die tijd blijft het plan ‘Bladel Centrum’ van kracht. Voor dit gebied is het gezien de ouderdom van het plan nuttig om beleidsregels op te stellen. Voorgesteld wordt om dit te doen voor de bijbehorende bouwwerken, de bouwwerken geen gebouwen zijnde en het gebruik. Dit zijn namelijk de meest voorkomende zaken.

Omdat er een vaste systematiek is ten aanzien van bebouwings- en gebruiksvoorschriften in de reeds geactualiseerde bestemmingsplannen in de bebouwde kom, wordt voorgesteld om die systematiek als uitgangspunt te nemen voor zover het gaat om gebruik en bijbehorende bouwwerken. In vergelijking met het actualiseren van een bestemmingsplan is deze procedure sneller en eenvoudiger.

Ondanks de recente bestemmingsplannen komt het toch nogal eens voor dat er afgeweken wordt van bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de volgende thema’s die ook regelmatig in het bouwteam besproken worden:

  • -

    bouwen van een erfafscheiding hoger dan 1 meter voor het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen;

  • -

    bouwen van een carport tot op de perceelsgrens bij een hoekwoning;

Voorgesteld wordt om ook hier beleidsregels voor op te stellen die van toepassing zijn voor het gehele binnengebied van de gemeente.

Voor de andere categorieën die in artikel 4 van bijlage II van het Bor zijn genoemd bestaat geen aanleiding om beleid te maken. Deze zaken worden per geval bekeken.

De conclusie is dat voor de volgende punten beleidsregels worden opgenomen:

  • -

    het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het plangebied Bladel Centrum;

  • -

    bouwen van een erfafscheiding hoger dan 1 meter voor het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen;

  • -

    bouwen van een carport tot op de perceelsgrens;

  • -

    gebruik van bouwwerken (beroep aan huis) in het plangebied Bladel Centrum.

Hoofdstuk 3: Toepassen beleidsregels

3.1 Inleiding

Voorafgaand aan de toetsing aan de beleidsregels vindt eerst de toetsing plaats aan het bestemmingsplan. Indien de aanvraag om een vergunning in het bestemmingsplan past of past in de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking dan zijn de beleidsregels niet relevant.

Indien een aanvraag niet in het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regels inzake afwijking past, dient te worden bezien of de activiteit qua maatvoering past binnen de op bijlage II genoemde maten. Indien dit het geval is dan kan aan de beleidsregels worden getoetst.

Het voorgaande is inherent aan de systematiek van artikel 2:12 Wabo. In het eerste lid is de mogelijkheid benoemd om regels inzake afwijking op te nemen in het bestemmingsplan. Het tweede lid bevat de verwijzing naar bijlage 2 van het Bor en indirect dus ook naar de beleidsregels. Indien ook dit geen oplossing kan bieden kan het derde lid worden ingezet wat toeziet op het voeren van een uitgebreide afwijkingsprocedure (voorheen projectbesluit).

3.2 Organisatie

De toetsing aan het bestemmingsplan gebeurt door het cluster omgevingsrecht van de afdeling VROM. Omdat het cluster ruimtelijke ontwikkeling de beleidsregels mede heeft geaccordeerd hoeven individuele bouwplannen, die voldoen aan deze beleidsregels, niet meer inhoudelijk in het bouwteam te worden besproken. Bij eventuele twijfel of de beleidsregels toepasbaar zijn dient het cluster ruimtelijke ontwikkeling te worden geraadpleegd. Het verlenen van de omgevingsvergunningen is grotendeels gemandateerd aan het afdelingshoofd VROM.

3.3. Procedure

Het concept van de beleidsregels wordt ter goedkeuring gestuurd naar het college. Vervolgens worden de beleidsregels zes weken ter inzage gelegd. Daarna worden de beleidsregels definitief vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Daarbij wordt ook ingegaan op eventueel ingebrachte zienswijzen en hoe deze zienswijzen inhoudelijk zijn beoordeeld.

3.4 Inhoud beleidsregels

De beleidsregels zijn onder te verdelen in een algemeen gedeelte en een specifiek gedeelte.

Algemeen gedeelte

In het algemene stuk wordt duidelijk dat indien sprake is van actuele bestemmingsplannen, en behoudens het specifieke gedeelte van de beleidsregels, in principe geen omgevingsvergunnig wordt verleend op grond van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo. Bij actuele plannen is het zo dat de recentste visie op het ruimtelijk ordening is vastgelegd in dat plan. De noodzaak om af te wijken van actuele bestemmingsplannen is minder aanwezig dan bij recente bestemmingsplannen. Wel is een uitzondering gemaakt voor een evidente omissie in het bestemmingsplan.

Bij elke afwijking van het bestemmingsplan dient een belangenafweging plaats te vinden. Dit betekent dat bij elke aanvraag tot ontheffing in ieder geval aandacht moet worden besteed aan:

  • -

    de ruimtelijke structuur van de omgeving;

  • -

    het woon- en leefmilieu van de omgeving wat niet onevenredig mag worden aangetast;

  • -

    de milieuhygiënische situatie;

  • -

    de parkeerbalans;

  • -

    de verkeersveiligheid.

Specifiek gedeelte

In het specifieke gedeelte wordt onderscheid gemaakt in:

  • -

    het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het plangebied Bladel Centrum;

  • -

    bouwen van een erfafscheiding hoger dan 1 meter voor het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen;

  • -

    bouwen van een carport tot op de perceelsgrens;

  • -

    gebruik van bouwwerken (beroep aan huis) in het plangebied Bladel Centrum.

Hoewel dit in de komplannen minder vaak voorkomt dan in het buitengebied is een regeling voor de verruimde herbouw van bestaande legale bebouwing ook in de komplannen gewenst. Op deze wijze wordt herbouw aantrekkelijker gemaakt en wordt hiermee sanering van bestaande oude bijgebouwen, waarvoor het overgangsrecht van toepassing is, gestimuleerd. Om deze reden is besloten om een analoge toepassing van de regeling die in het buitengebied geldt, ook in voorkomende aanvragen toe te passen voor de komplannen van de gemeente Bladel. Deze regeling voorziet in de herbouwregeling tot een oppervlakte van maximaal 200m2. De regeling bijgebouwen in de komplannen gaat tot max. 115m2. De regeling die voor het buitengebied geldt, gaat uit van een extra terugbouwregeling van maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing tot maximale oppervlakte van 200m2. Door deze verfijning op te nemen in de beleidsregel voor de toepassing van de kruimelgevallen, bestaat ook voor de komplannen de mogelijkheid om in voorkomende gevallen meer m2 aan bijgebouwen toe te laten. Van geval tot geval zal worden bezien of toepassing van deze beleidsregel met gebruikmaking van de wettelijke ontheffingsmogelijkheid toepasbaar is.

Hoofdstuk 4 Beleidsregels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Aansluitend terrein

Een begrensd bouwperceel, waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

Aan huis gebonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

Actueel bestemmingsplan

Bestemmingsplan dat korter dan 5 jaar is geleden vastgesteld door de gemeenteraad;

Ander gebouw

Elk gebouw dat geen woongebouw is;

Bebouwde kom

Het gebied waar de verschillende bestemmingsplannen voor de kernen gelden, zoals dit wordt begrensd door het vigerende bestemmingsplan voor het Buitengebied;

Bebouwingspercentage

Een op de plankaart of in de voorschriften van een bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd;

Bijgebouw

Een al dan niet aan de woning vastgebouwd bouwwerk, dat geen directe verbinding heeft met die woning;

Binnengebied

Dat gebied waar bestemmingsplan ‘Buitengebied’ niet van kracht is;

Bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

Goot- en/of boeihoogte van gebouwen

De hoogte in meters gemeten vanaf het peil tot aan de de bovenkant van de goot, het boeiboord, druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk;

(Nok)hoogte

De hoogte van het hoogste punt van het gebouw (met uitzondering van schoorstenen en liftopbouwen) verticaal gemeten tot aan het peil;

Peil

Voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,2 meter;

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerdert met 0,2 meter;

Voorgevel

De gevel, die is gekeerd naar de weg, waarop de betrokken woning overwegend georiënteerd is, bij hoekwoningen kunnen dus twee voorgevels aanwezig zijn;

Voorgevelrooilijn

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen, niet zijnde een tijdelijke woning of recreatiewoning;

Woongebouw

Een gebouw met daarin opgenomen twee of meerdere woningen;

Dienstverlening

Het bedrijfsmatige verlenen van diensten;

Prostitutiebedrijf

Een bedrijf waarin personen zich tegen vergoeding beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische-pornografische aard plaats vinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

Escortbedrijf

Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

Sekswinkel

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren worden verkocht of verhuurd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel de rand van het bouwwerk geprojecteerd op afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 3 Algemene regels

Voor de toepassing van de beleidsregels gelden de volgende algemene regels:

  • 1.

    Indien sprake is van een actueel bestemmingsplan wordt geen toepassing gegeven aan een omgevingsvergunning met de afwijkingsmogelijkheid uit artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo, artikel 2.7, voor artikel 4 lid 1,2 en 4 van bijlage II van de Bor. Een actueel bestemmingsplan in dit kader betreft een bestemmingsplan dat niet ouder is dan vijf jaar. Van de genoemde vijfjarentermijn mag in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd van worden afgeweken, bijvoorbeeld indien er sprake is van een duidelijke omissie in het bestemmingsplan.

  • 2.

    Indien het bestemmingsplan ouder is dan vijf jaar verlenen burgemeester en wethouders enkel ontheffing indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • -

      de ruimtelijke structuur van de omgeving;

    • -

      het woon- en leefmilieu van de omgeving wat niet onevenredig mag worden aangetast;

    • -

      de milieuhygiënische situatie;

    • -

      de parkeerbalans;

    • -

      de verkeersveiligheid.

Artikel 4 Bijbehorende bouwwerken

Artikel 4, eerste lid van bijlage II van het Bor

Burgemeester en wethouder kunnen omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van een bijbehorend bouwwerk, mits:

a.het bouwwerk binnen de bebouwde kom is gelegen;

b. het bouwwerk buiten de bebouwde kom is gelegen;

  • 1.

    de hoogte niet hoger is dan 5 meter, tenzij er sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf, en;

  • 2.

    het bouwwerk een oppervlak heeft van niet meer dan 150 m2, en;

  • 3.

    het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

c. het aantal woningen gelijk blijft.

Uitgangspunten bij toepassing:

Bijbehorende bouwwerken

Het oprichten van een bijbehorend bouwwerk in het gebied aangeven op bijlage III is toegestaan, mits

  • 1.

    het bijbehorende bouwwerk minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bij het desbetreffende perceel behorende woning is gesitueerd;

  • 2.

    de nokhoogte van het bijbehorende bouwwerk maximaal 5,5 meter is;

  • 3.

    de goothoogte van het bijbehorende bouwwerk maximaal 3,0 meter is;

  • 4.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken de 85 m2 niet overstijgt.

Artikel 5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Artikel 4, derde lid van bijlage II van het Bor

Burgemeester en wethouder kunnen omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bestemming s plan ten behoeve van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits:

a. de hoogte niet hoger is dan 10 meter, en;

b. de oppervlakte niet meer is dan 50 .

Uitgangspunten bij toepassing:

Erf- en terreinafscheidingen

Oprichten van een terrein of erf- of terreinafscheiding bij een hoekwoning, mits:

  • 1.

    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedraagt;

  • 2.

    de erf- of terreinafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen woning worden gebouwd, mits de erfafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bij het desbetreffende perceel behorende woning wordt gerealiseerd;

  • 3.

    het perceel gelegen is in het binnengebied.

Overkappingen of carports

Oprichten van een overkapping of carport bij een hoekwoning, mits:

  • 1.

    de carport, indien voor de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen woning gesitueerd, minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bij het desbetreffende perceel behorende woning wordt gerealiseerd;

  • 2.

    de nokhoogte van de overkapping maximaal 3 meter is;

  • 3.

    het perceel gelegen is in het binnengebied.

Overige

Per geval bezien of deze omgevingsvergunning kan of moet worden verleend.

Artikel 6 Gebruik van bouwwerken

Artikel 4, negende lid van bijlage II van het Bor

Burgemeester en wethouder kunnen omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bestemming s plan ten behoeve van het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiv i teiten, mits:

  • 1.

    het bouwwerk binnen de bebouwde kom is gelegen, en;

  • 2.

    de wijziging betrekking heeft op een oppervlakte van niet meer dan

  • 1500 , en;

  • 3.

    het aantal woningen gelijk blijft.

Uitgangspunten bij toepassing:

Aan huis gebonden beroep

Voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit in een bijgebouw bij een woning kan omgevingsvergunning worden verleend onder de voorwaarde dat:

  • 1.

    de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m²;

  • 2.

    de activiteit in of het gebruik van de woning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;

  • 3.

    de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving wat impliceert dat de maximale milieucategorie milieucategorie 2 is;

  • 4.

    geen detailhandel plaatsvindt;

  • 5.

    degene die de activiteit zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn

  • 6.

    de woning, waar het aan huis gebonden beroep plaatsvindt, gelegen is in het gebied aangeven op bijlage III.

Seksinrichtingen

Een wijziging van het gebruik van een pand ten behoeve van een prostitutiebedrijf, seksinrichting, escortbedrijf en/of sekswinkel is niet toegestaan.

Recreatiewoningen, stacaravans en recreatieterreinen

Een wijziging van het gebruik van een pand ten behoeve van recreatiewoningen, stacaravans en recreatieterreinen is niet toegestaan.

Bestemmingsplannen jonger dan 5 jaar

bij bestemmingsplannen jonger dan 5 jaar kan ook toepassing worden gegeven aan de afwijkingsprocedure uit artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo, als de aanvraag betrekking heeft op de wijziging van het gebruik van bouwwerken binnen de bebouwde kom, al dan niet met inpandige bouwactiviteiten, tot een maximum van 1500 m2.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders blijft bevoegd om af te wijken van deze regeling, met name wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere

omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie op de gemeentelijke informatiepagina in de Lantaarn.

Artikel 9 Titel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo’.

Bijlage I: Artikel 2:12 Wabo

Artikel 2.12

  • 1.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend:

    a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

    1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

    2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

    3°. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

    b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;

    c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;

    d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, kan de vergunning, voor zover zij betrekking heeft op een activiteit voor een bepaalde termijn, worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

  • 3.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.

Bijlage II: Artikel 4 Bijlage II van het besluit omgevingsrecht

Voor verlenging van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk:

  • a. binnen de bebouwde kom,

  • b. buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • 1°. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

  • 2°. de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en

  • 3°. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

  • 2.

    een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. niet hoger dan 5 m, en

  • b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2;

  • 3.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. niet hoger dan 10 m, en

  • b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2;

  • 4.

    een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;

  • 5.

    een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;

  • 6.

    een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;

  • 7.

    een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;

  • 8.

    het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;

  • 9.

    het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. binnen de bebouwde kom, en

  • b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m2;

  • 10.

    het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,

  • c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

  • d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

Bijlage III: Plangebied "Bladel Centrum"

Plangebied "Bladel Centrum"

[Klik hier om het document te downloaden]