Regeling vervallen per 21-04-2012

Beleidsregels re-integratievordering WWB IOAW IOAZ 2010

Geldend van 21-04-2012 t/m 20-04-2012

Intitulé

Beleidsregels re-integratieverordening WWB IOAW IOAZ 2010

In de Wet werk en bijstand, verder te noemen WWB, worden de arbeidsverplichtingen die zijn verbonden aan het recht op bijstand, expliciet genoemd in artikel 9 (plicht tot arbeidsinschakeling), artikel 9a (ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders), artikel 10 (aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling) en artikel 10a (participatieplaatsen) van de WWB. In de re-integratieverordening is invulling gegeven aan de wijze waarop de aangehaalde artikelen worden uitgevoerd.

In de re-integratieverordening is aan het college van burgemeester en wethouders een aantal taken opgedragen. In deze beleidsregels is neergelegd op welke wijze het college uitvoering geeft aan deze taken. Daar waar noodzakelijk wordt per artikel een toelichting gegeven. De invulling van de beleidsregels volgt de artikelsgewijze opzet van de re-integratieverordening volgen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder algemeen geaccepteerde arbeid wordt ook verstaan deeltijd arbeid, participatiebanen en een baan met loonkostensubsidie.

Artikel 4 Beleidsregels

Omschrijving van het beleid ten aanzien van de doelgroep

In het geval er binnen de doelgroep keuzes moeten worden gemaakt moeten worden betreffende de inzet van tijd, geld en nadere middelen, zal de overweging zijn of de inzet hiervan leidt tot verhoogde uitstroom, verlaagde instroom of een kortere periode waarover bijstand moet worden verstrekt.

De primaire taak van de gemeente is volgens de wet re-integratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en personen met een uitkering op de grond van de Algemene nabestaandenwet. De bedoeling van de re-integratieverordening en het klantmanagement is om zoveel mogelijk mensen zelfstandig in het levensonderhoud te laten voorzien. Waar dit niet mogelijk is, dient te worden gestreefd naar een zo groot mogelijke zelfredzaamheid door een actieve deelname aan het maatschappelijke verkeer door het voorkomen of opheffen van een sociaal isolement of oplossen van psychische en of lichamelijke problemen. Deze boodschap dient vanaf het moment dat iemand een uitkering aanvraagt, te worden gecommuniceerd.

Nieuwe instroom

Er wordt gestreefd naar het voorkomen van het noodzakelijk verstrekken van een uitkering of, als er al een uitkering is toegekend, zo snel mogelijk actie te ondernemen richting re-integratie. Uiteraard dienen de nodige nuances te worden aangebracht in de benadering van deze groep. Een groot aantal aanvragers heeft geen medische beperkingen en verder geen problemen. Deze groep kan een maatregel in het vooruitzicht worden gesteld bij hen verwijtbare onvoldoende inspanning.

Met klanten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zal anders dienen te worden omgegaan als met de personen die goed bemiddelbaar zijn. Voor hen zal een uitgebreidere intake en diagnose noodzakelijk zijn en zal er een uitgebreid trajectplan moeten worden opgesteld.

Alleenstaande ouders met kinderen

Een groot deel van deze personen -merendeels vrouwen- wil aan de slag. Onder deze groep bevindt zich een groot aantal potentiële uitstromers. Zij hebben vaak een relatief lage leeftijd en recente werkervaring of scholing. In verband met verzorging van de kinderen zal werk in eerste instantie vaak parttime plaatsvinden met op den duur uitstroom naar fulltime werk. Een belangrijke voorwaarde is wel de beschikbaarheid van kinderopvang.

Nuggers en Anw-ers

Onder deze groep valt in principe iedereen die, los van kansen en (on)mogelijkheden, zelf heeft aangegeven op zoek te willen naar betaalde arbeid.

 

Flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en integrale hulpverlening

Voor een goed flankerend beleid geldt dat diverse afdelingen en instanties elkaars handelingen kennen en communiceren. Dit geldt zeker voor situaties waarbij zich problemen voordoen op het gebied van huisvesting, uitkering, medische en sociale zorg en schulden. In geval van dergelijke complexe probleemsituaties voert de klantmanager van de gemeente de regie over het traject. Verwijzen naar de juiste instanties en controle van voortgang zijn van groot belang.

Minimabeleid

Het gemeentelijk minimabeleid omvat regelingen en voorzieningen binnen en buiten de WWB die minima helpen om rond te komen. Het minimabeleid is een onderdeel van het bijzondere bijstandsbeleid van de HBEL gemeenten. Het minimabeleid omvat:

• Individuele bijzondere bijstand

• De regeling 65+

• De regeling chronisch zieken en gehandicapten

• De regeling deelname aan het maatschappelijk verkeer

• De Computerregeling voor kinderen van minima

• De Langdurigheidstoeslag

Verder kan gebruik worden gemaakt van:

• Schuldhulpverlening

• Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

• De collectieve ziektekostenverzekering

• Andere voorzieningen

Schuldhulpverlening

Schulden kunnen re-integratie naar de arbeidsmarkt in de weg staan. Door schuldhulpverlening op te nemen als re-integratieactiviteit in een trajectplan wordt men verplicht deze schulden via schuldhulpverlening aan te pakken. Het verlichten van de schuldsituatie geeft klanten weer psychische ruimte voor stappen naar werk of vormen daarvan. Er wordt niet alleen gezocht naar een financiële oplossing, maar er is ook aandacht voor budgetbegeleiding, budgetbeheer en psychosociale hulp. Daarnaast is aandacht voor het verbeteren van de sociaal-maatschappelijke positie, waardoor nieuwe schulden worden voorkomen. De klanten die in zo´n situatie terecht zijn gekomen, moeten bewust worden gemaakt van het eigen handelen zodat hun zelfredzaamheid wordt vergroot.

 

Afhankelijk van de situatie volgt de klant het traject naar werk en schuldhulpverlening tegelijkertijd of na elkaar. De Kredietbank, gemeente en klant overleggen over het re-integratietraject en het startpunt daarvan. Het traject wordt opgenomen in een trajectplan en de klantmanager van de gemeente voert vervolgens de regie.

Kinderopvang

In de Wet Kinderopvang is de subsidie niet meer gericht op de opvanginstellingen maar op individuele ouders. Ouders kunnen subsidie ontvangen waarbij de Belastingdienst en de ouder elk een gedeelte van de kosten van de kinderopvang op zich nemen. Bepaalde groepen minima (bijvoorbeeld studenten, ouders met een aanvullende WWB-uitkering, tienermoeders) kunnen bij de gemeente een aanvraag indienen voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang. De vergoeding is afhankelijk van de doelgroep waar iemand toebehoort.

Wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven

De aanbesteding van re-integratieactiviteiten kan regionaal (schaalgrootte), dan wel per gemeente plaatsvinden. Hiervoor vindt regelmatig overleg c.q. afstemming plaats tussen de regiogemeenten in de regionale werkgroep Arbeidsmarktbeleid. De re-integratieactiviteiten van elke gemeente afzonderlijk zijn regionaal beschikbaar en kunnen op individuele basis bij elkaar worden ingekocht.

Artikel 5 Criteria ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling

Algemeen geaccepteerde arbeid

In principe heeft iedereen onder de 65 jaar in de wet de arbeidsverplichting: de cliënt is verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. De klant moet 'maatschappelijk aanvaarde arbeid' (inclusief gesubsidieerde arbeid) accepteren en mag geen eisen stellen met betrekking tot opleidingsniveau, werkervaring en beloning onder het motto 'zo snel mogelijk weer aan het werk'. Met het begrip algemeen geaccepteerde arbeid wordt bedoeld werk dat algemeen maatschappelijk aanvaard is. Werkzaamheden die niet algemeen geaccepteerd zijn, zoals prostitutie, zijn hiermee uitgesloten. Ook werkzaamheden die ingaan tegen de integriteit van de persoon, zoals werkzaamheden die gewetensbezwaren oproepen, worden uitgesloten.

Prioriteit betaalde reguliere arbeid

Betaald werk komt op de eerste plaats, en een uitkering wordt in principe tijdelijk verstrekt. Iedere uitkeringsgerechtigde is verplicht zich als werkzoekende in te schrijven bij het UWV werkbedrijf en naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te zoeken, te aanvaarden en/of gebruik te maken van een voorziening.

Categoriale ontheffing van de arbeidsplicht is niet mogelijk. Alleen op individuele basis, indien sprake is van dringende redenen, kan een tijdelijke ontheffing van de verplichting als genoemd in artikel 9 WWB worden verleend. Op individueel niveau maakt de klantmanager van de gemeente een afweging op noodzaak, redelijkheid en billijkheid.

Eventueel aanwezige belemmeringen voor deelname aan een voorziening richting werk of een vorm van werk worden weggenomen door het aanbieden van voorzieningen en ondersteuning. Alleen bij hoge uitzondering kunnen zich tijdelijk situaties voordoen dat voorzieningen niet toereikend zijn om belemmeringen geheel of gedeeltelijk op te heffen. In deze situatie worden de op te leggen verplichtingen aangepast aan de mogelijkheden die betrokkene nog wel heeft. Elke vrijstelling c.q. ontheffing is tijdelijk (maximaal 1 jaar) en de klantmanager herbeoordeelt dat periodiek op grond van ingewonnen advies.

Zorg voor kinderen (artikel 9a WWB, artikel 38 IOAW en artikel 38 IOAZ)

De alleenstaande ouder met jonge kinderen krijgt hiermee een recht op ontheffing van de arbeidsplicht. Een alleenstaande ouder die de zorg heeft voor een kind dat nog geen vijf jaar is kan op aanvraag ontheffing van de arbeidsplicht worden verleend. Deze ontheffing duurt maximaal zes jaar. Ook al is ontheffing van de arbeidsplicht verleend, de alleenstaande ouder blijft wel de re-integratieplicht (scholingsplicht) houden.

 

Aan alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 12 jaar kan ontheffing van de arbeidsverplichting worden verleend. Wanneer blijkt dat de zorg voor de kinderen niet te combineren is met arbeid of scholing. Een belangrijk criterium bij de beoordeling is de mogelijkheid op aanspraak op kinderopvang. Als kinderopvang beschikbaar is, dan kan in beginsel de arbeidsplicht worden opgelegd.

 

Deelname aan re-integratieactiviteit

Tijdens deelname aan een re-integratieactiviteit kan vrijstelling worden verleend van de actieve sollicitatieplicht voor de duur van het traject of de activiteit. Dit is uiteraard afhankelijk van het doel van het traject of activiteit. In het geval van een (duaal) inburgeringstraject blijft de arbeidsverplichting bestaan. De klantmanager van de gemeente zorgt voor een goede afweging tussen arbeidsplicht en inburgeringplicht, waardoor de inburgering niet in de verdrukking komt.

Scholing

Gedurende de periode dat noodzakelijk geachte scholing wordt gevolgd, kan geheel of gedeeltelijk ontheffing worden verleend van de sollicitatieplicht en de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

 

Uitzondering op deze regel zijn de personen die in het buitenland een HBO of universitaire studie hebben gedaan en in Nederland zijn komen wonen. Voor hen is een (aanvullende) studie toegestaan van 2 jaar op HBO of universitair niveau. Gedurende die periode geldt geen sollicitatieplicht of verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. De WWB geeft gemeenten de vrijheid om de personen met potentie een (verkorte) hogere opleiding te laten volgen met behoud van hun uitkering, zodat zij de kans krijgen door te groeien naar een duurzame baan die past bij hun capaciteiten. Het betreft hier bijvoorbeeld hoog opgeleide vluchtelingen.

Fysieke of psychische belemmeringen

Ontheffing van één of meer arbeidsverplichtingen is tijdelijk (maximaal 1 jaar), waarna de klantmanager van de gemeente de ontheffing herbeoordeelt. De op te leggen verplichtingen dienen afgestemd te worden op de mogelijkheden die de betrokkene nog wel heeft. Denken in mogelijkheden van de klant en niet in beperkingen. Om een juiste, individuele beoordeling te garanderen maakt de klantmanager van de gemeente gebruik van adviezen van externe onafhankelijke deskundigen, gespecialiseerde re-integratiebedrijven of de Wsw-indicatiecommissie.

 

Het advies van de deskundige moet antwoord geven op o.a. de volgende vragen:

• Zijn er belemmeringen aanwezig en wat betekent dit voor arbeidsinschakeling?

• Welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor arbeidsinschakeling via de kortste weg?

• Is er een adequate medische behandeling mogelijk die tot verhoging van de arbeidsgeschiktheid kan leiden?

• Wat is in dit specifieke geval de meest geschikte vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene?

• Indien sprake is van (gedeeltelijke) arbeidsgeschiktheid, voor welke beroepen kan betrokkene dan wél worden bemiddeld of geschoold?

 

Naar aanleiding van het advies wordt door de klantmanager een (vervolg)traject vastgesteld en een trajectplan opgesteld.

Zodra professionele hulpverlening wordt ingeschakeld, is er sprake van ontheffing van sollicitatieplicht. De duur hiervan is tijdelijk en de klantmanager van de gemeente herbeoordeelt dat periodiek. Indien sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid wordt eveneens tijdelijk ontheffing van de sollicitatieplicht verleend. Deze ontheffing wordt periodiek beoordeeld door de klantmanager op duur en mogelijkheden.

In artikel 55 van de WWB is geregeld dat aan de klant met psychische- en/of verslavingsproblemen nadere verplichtingen kunnen worden opgelegd als dit arbeidsinschakeling in de weg staat. De klant kan worden verplicht om een behandeling te ondergaan dan wel een andere vorm van professionele hulpverlening te aanvaarden. De klantmanager beoordeelt in hoeverre hij de klant moet begeleiden, informeren dan wel motiveren om professionele hulpverlening te aanvaarden.

Artikel 7 Wijze van het ter beschikking stellen van middelen

In het geval er sprake is van vergoedingen in het kader van het traject zoals reiskosten of de kosten van het aanschaffen van lesmateriaal, dan kan de vergoeding vooraf ter beschikking worden gesteld.

Artikel 13 Algemene bepalingen over de voorzieningen

De voorziening dient te zijn gericht op het (op korte termijn) mogelijk maken van arbeidsinschakeling of, indien dit niet mogelijk is, het participeren in de samenleving. Al naar gelang de afstand tot de arbeidsmarkt kan een voorziening zijn gericht op sociale activering of het opdoen van werkervaring. De opsomming van voorzieningen is niet limitatief, tot de voorzieningen die kunnen worden aangeboden behoren:

1. sociale activering;

2. beroepsgerichte scholing;

3. gesubsidieerde arbeid, loonkostensubsidies en/of werkstages;

4. maatschappelijke participatie.

5. nazorg

Sociale activering

Sociale activering kan als voorziening worden ingezet ter voorbereiding op deelname aan scholing en werkervaringsplaatsen voor bijstandsgerechtigden die de sollicitatieverplichting hebben. Het doel van dit traject is om een proces op gang te brengen, waarbij deze met intensieve ondersteuning en begeleiding inzicht krijgt in eigen mogelijkheden en beperkingen. Tijdelijke deelname aan vrijwilligerswerk, met als doel overstap naar betaalde arbeid, kan als sociale activering worden gezien.

Scholing

Indien uit onderzoek is gebleken, dan wel door het re-integratiebedrijf is geadviseerd, dat de uitkeringsgerechtigde een beroepsgerichte scholing dient te volgen om re-integratie succesvol te

maken zal de gemeente, indien noodzakelijk in overleg met het re-integratiebedrijf, een geschikt opleidingsinstituut verzoeken de opleiding te verzorgen. De scholing duurt in beginsel maximaal 12 maanden.

Opstapbaan

De opstapbaan is een voorziening voor gemeenten om langdurig werklozen te re-integreren. Niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de werkstage aangeboden wordt. Dit vanwege het gevaar dat de opstapbaan beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst. Een opstapbaan heeft de volgende kenmerken, welke meegenomen worden in de afweging om al dan niet een werkstage aan te bieden als arbeidsmarktinstrument:

1. er is sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid

2. de arbeid is gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer

3. er is geen sprake van een beloning

4. er kan een gerichte stagevergoeding of onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten

5. de arbeidsrelatie is gemaximaliseerd tot 6 maanden

6. er is geen sprake van een reguliere arbeidsovereenkomst

7. er is geen conflict met de Europese richtlijn inzake staatssteun;

8. het recht ontstaat om als interne kandidaat te solliciteren op vacatures

9. er vindt geen verdringen van reguliere of gesubsidieerde arbeid plaats

10. er vindt begeleiding plaats door de stagebieder of vanwege de gemeente

11. de werkgever sluit een WA-verzekering af voor de deelnemer;

12. de werkgever draagt zorg voor de benodigde voorzieningen (kleding, schoeisel etc) of maakt hierover met de gemeente afspraken.

13. voorafgaande aan de opstapbaan wordt een overeenkomst opgesteld. Hierin worden expliciet de bovenstaande punten aan de orde gesteld.

Maatschappelijke participatie

Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of deelname aan activiteiten welke sociaal isolement voorkomen of beperken, voor hen die geen arbeidsverplichting hebben, waarmee wordt bedoeld dat mensen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten, met name vrijwilligerswerk.

 

Nazorg

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat na uitstroom niet na een korte periode sprake is terugval in de uitkering. De duur en de frequentie van het contact met de belanghebbende is afhankelijk van de behoefte en wordt beoordeeld en vastgesteld door de klantmanager. Nazorg kan worden geboden voor de duur van maximaal 6 maanden na acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ongeacht of hiervoor loonkostensubsidie is verleend aan de werkgever.

Artikel 14 Subsidie in loonkosten

Loonkostensubsidie is een re-integratieinstrument om de kansen op een reguliere baan en het bereiken van uitkeringsonafhankelijkheid te vergroten. Als de klant nog niet helemaal klaar is voor de arbeidsmarkt en enige vorm van begeleiding nodig heeft, kan het inzetten van de loonkostensubsidie een extra stimulans zijn voor de werkgever. Een voorwaarde voor het verstrekken van loonkostensubsidie is dat de werkgever voornemens is om bij gebleken geschiktheid van de werknemer na de subsidieperiode de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

 

Algemene uitgangspunten bij het inzetten van loonkostensubsidie zijn opgenomen in de wet STAP (Stimulering Arbeidsparticipatie d.m.v. loonkostensubsidie en participatieplaatsen). Deze wet regelt de mogelijkheid voor met name het UWVwerkbedrijf om loonkostensubsidie in te zetten voor de arbeidsparticipatie van klanten in het UWV-domein. Gemeenten en WERKbedrijf zijn echter samen verantwoordelijk om mensen met een grote(re) afstand te begeleiden naar werk. In de samenwerking bieden we diensten aan die zoveel mogelijk aansluiten.

Bij de invulling van banen met loonkostensubsidie worden de volgende criteria/uitgangspunten gehanteerd voor de overweging om al dan niet gesubsidieerde arbeid aan te bieden als arbeidsmarktinstrument:

1. mate van maatschappelijke relevantie;

2. relevantie voor uitstroom naar regulier werk;

3. beperking in duur van het contract (1 jaar, na dat jaar wordt opnieuw gekeken naar de arbeidsmogelijkheden van de belanghebbende en de noodzaak voor het in stand houden van de subsidie);

4. alleen personen met voldoende capaciteiten tot uitstroom naar een reguliere baan worden geplaatst;

5. met de werkgever wordt vooraf vastgelegd hoe een toenemende verdiencapaciteit (afname loonkostensubsidie in de tijd) dient te resulteren in het regulier maken van een baan;

6. er vind geen verdringen plaats van reguliere arbeid;

7. er is geen conflict met de Europese richtlijn inzake staatssteun;

8. de eis kan worden gesteld dat voorafgaande aan de gesubsidieerde baan een succesvol afgeronde werkstage heeft plaatsgevonden;

9. de werkgever sluit een WA-verzekering af voor de deelnemer;

10. de werkgever draagt zorg voor de benodigde voorzieningen (kleding, schoeisel etc) of hierover met de gemeente afspraken.

 

Het is altijd ter beoordeling van de klantmanager en/of de medewerker re-integratie welke vorm van subsidie redelijk is en het beste aansluit bij de klant. Tijdens de periode dat sprake is van loonkostensubsidie, dient er wel regelmatig contact tussen de gemeente, werkgever en werknemer te zijn. Doel is uiteindelijk toch om op termijn een subsidieonafhankelijke arbeidsovereenkomst te creëren.

 

Op individuele basis kan van de voorwaarde ´in diensttreden bij de werkgever´ worden afgeweken. Denk bijvoorbeeld aan een subsidie voor de werkgever gedurende een stageperiode, voorafgaand aan het in dienst treden. In de regiogemeenten wordt als richtlijn een subsidie van € 150,- per maand voor begeleidingskosten gedurende een periode van 6 maanden gehanteerd, als de klant eerst een stageperiode nodig heeft.

 

Tot slot is van belang dat de administratieve lasten voor werkgevers maximaal worden beperkt! Daartoe is noodzakelijk dat de matching van werkzoekenden en werkgevers snel en soepel verloopt; hetzelfde geldt voor de afwikkeling van de loonkostensubsidie.

 

Premiekorting ouderen

Werkgevers die een uitkeringsgerechtigde aannemen van 50 jaar of ouder, kunnen een korting krijgen op de WW- en arbeidsongeschiktheidspremies. Het gaat om ouderen met een WW-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. De werkgevers krijgen de korting van € 6500 euro drie jaar lang. De wet is sinds 1 januari 2009 van kracht.

 

De werkgevers krijgen verder een premiekorting van € 2750 (vanaf 2013: € 6500) euro per jaar per werknemer van 62 jaar of ouder die ze in dienst houden. Deze wet vervangt de bestaande premievrijstellingsregeling voor het aannemen van een werknemer van 50 of ouder en het in dienst houden van een werknemer van 54,5 jaar of ouder. De premievrijstelling bedraagt gemiddeld € 1500 euro per jaar. Werkgevers die al premievrijstelling krijgen voor hun werknemer(s) van 54,5 jaar of ouder, behouden die.

 

Met ingang van 1 januari 2009 komt een werkgever die een uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder in dienst neemt gedurende maximaal drie jaar in aanmerking voor een premiekorting van € 6500, ongeacht de uitkeringsachtergrond.

 

Het is belangrijk dat zowel de werkzoekende, de werkgever, de klantmanager als de jobhunter deze subsidiemogelijkheid kennen. We gebruiken het instrument enkel als marketinginstrument. Deze subsidiemogelijkheid kan namelijk potentiële werkgevers stimuleren om een oudere werkzoekende in dienst te nemen. De subsidieaanvraag loopt via de belastingdienst. Dit betekent dat binnen de gemeente geen extra registratie ten behoeve van premiekorting ouderen plaatsvindt.

 

Voor de toepassing van de premiekorting moet de werkgever kunnen aantonen dat hij daartoe gerechtigd is. Een werkgever moet hiervoor in zijn administratie een document bewaren dat aantoont dat de betrokkene voorafgaand aan de premiekorting een uitkering had (Doelgroepverklaring).

Artikel 16 Premies

In de re-integratieverordening 2010 is bepaald dat het college nadere regels vaststelt over de voorwaarden van de premies en de hoogte. Deze nadere regels zijn afzonderlijk opgesteld en voor de volledigheid ook in deze beleidsregels opgenomen.

 

Bij het vaststellen van de hoogte en voorwaarden van de premies wordt gebruik gemaakt van de participatieladder. De participatieladder is voor en door gemeenten ontwikkeld om te bepalen waar iemand zicht bevindt met betrekking tot het participeren in de maatschappij of de arbeidsre-integratie.

 

Het principe van de Participatieladder is simpel. Zes treden geven het participatieniveau aan. De onderste vier zijn voor mensen zonder een arbeidscontract. De bovenste twee voor mensen met regulier werk: met ondersteuning (trede 5) of zonder (trede 6). Wie op welke trede thuishoort is overzichtelijk gedefinieerd en valt relatief eenvoudig vast te stellen.

 

De participatieladder onderscheidt zes participatieniveaus (treden):

1. Geïsoleerd

2. Sociale contacten buiten de deur

3. Deelname aan georganiseerde activiteiten

4. Onbetaald werk

5. Betaald werk met ondersteuning

6. Betaald werk zonder ondersteuning

De participatieladder wordt als volgt visueel uitgebeeld:

Zie Bijlage 1.

 

Algemene voorwaarden premies

Premies zijn alleen toegankelijk voor uitkeringsgerechtigden en worden verstrekt wanneer na onderzoek blijkt dat er een maximale inspanning is geleverd die geresulteerd heeft in een doel dat op basis van individualisering is vastgesteld.

 

Trede 6: Betaald werk:

Reguliere arbeid in loondienst

De uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid in loondienst gaat verrichten, daardoor volledig uit de uitkering of gesubsidieerde arbeid stroomt, heeft recht op een premie van € 600 zodra de arbeid 6 maanden onafgebroken is verricht. Als de uitkeringsgerechtigde na een onafgebroken periode van 6 maanden, volgend op de eerste periode van 6 maanden, nog steeds arbeid in reguliere loondienst verricht, bestaat recht op een premie van € 600.

 

Reguliere arbeid in loondienst in deeltijd

De uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid in loondienst gaat verrichten maar niet volledig uitstroomt heeft geen recht op een premie wegens het aanvaarden van betaalde arbeid, maar heeft gedurende de duur van 6 maanden recht op de vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31, onder o van de wet. Het uitgangspunt is dat vrijlating altijd bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

 

Trede 5: Betaald werk met ondersteuning:

Loonkostensubsidie

De uitkeringsgerechtigde die werk met loonkostensubsidie gaat verrichten heeft recht op een eenmalige premie van € 300.

Opstapbaan

De uitkeringsgerechtigde die een opstapbaan aanvaard heeft recht op een eenmalige premie van € 300, behalve in het geval de uitkeringsgerechtigde van de werkgever al een premie of onkostenvergoeding ontvangt. Deze premie kan worden vrijgelaten tot het maximumbedrag als genoemd in artikel 31, onder k, van de wet.

 

Trede 4: Onbetaald werk:

Premie participatiebanen vanaf 12 uur per week

Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde die een participatiebaan heeft als bedoeld in artikel 10a, van de wet of artikel 38a IOAW/Z, na iedere zes maanden een premie van telkens

€ 300 indien de uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.

 

Trede 4: Onbetaald werk:

Vrijwilligerswerk van 0 – 12 uur per week

De uitkeringsgerechtigde die in het kader van een traject gericht op arbeidsre-integratie dan wel sociale activering, met toestemming van het college vrijwilligerswerk verricht, heeft recht op een eenmalige premie van € 300. De premie wordt achteraf uitbetaald, behalve in het geval de uitekeringsgerechtigde van de werkgever al een premie of onkostenvergoeding ontvangt. Deze premie kan worden vrijgelaten tot het maximumbedrag als genoemd in artikel 31, onder k, van de wet.

 

Trede 3: Deelname aan georganiseerde activiteit:

Scholingspremie alleenstaande ouders die op grond van artikel 9a, van de WWB, artikel 38 van de IOAW of artikel 38 van de IOAZ, zijn ontheven van de arbeidsinschakeling

De uitkeringsgerechtigde die op grond van artikel 9a, van de WWB, artikel 38 van de IOAW of artikel 38 van de IOAZ, is ontheven van de arbeidsplicht en een opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert met succes afrondt, heeft recht op een eenmalige premie van € 300.

 

Cumulatie van premies

Cumulatie van premies en/of loonkostenvergoedingen van de werkgever in het geval van vrijwilligerswerk, is niet wenselijk aangezien slechts een van beiden belastingvrij is. Het ontvangen van meerdere premies en/of onkostenvergoedingen heeft negatieve gevolgen voor de huurtoeslag en andere inkomensafhankelijke regeling en leidt tot een naheffing van de belastingdienst. Jaarlijks bestaat er recht op maximaal een vorm van premie of onkostenvergoeding, uitgezonderd de premie participatiebanen welke eenmaal per 6 maanden wordt verstrekt.

Ondertekening

Blaricum, 6 juli 2010
Burgemeester en wethouders van Blaricum,
 
De gemeentesecretaris,                       de burgemeester,
 
 
A. Hogendoorn                                       J.N. de Zwart-Bloch

Bijlage Bijlagen

Beleidsregels re-integratieverordening WWB IOAW IOAZ 2010 Bijlage 1 Participatieladder