Regeling vervallen per 02-09-2011

Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 1995

Geldend van 08-12-1995 t/m 01-09-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 1995

De raad van de gemeente Blaricum;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wet¬houders de dato 6 juni 1995, nr. 74;

 

gelet op artikel 229 van de Gemeentewet en artikel 9, tweede lid, van de Woonwagenwet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid,onderdeel h, van de Woningwet;

b. woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid,onderdeel e, van de Woningwet;

c. huurovereenkomst : de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "staangeld" wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet dan wel de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4 Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang met betrekking tot de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5 Tarief

Het recht als bedoeld in artikel 2 bedraagt per maand fl.191,43 (€ 86,87).

Artikel 6 Heffingstijdvak

Het heffingstijdvak loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven bij wegen van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1 Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2 Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3 Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

     

Artikel 9 Termijn van betaling

De betaaltermijn is 14 dagen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van het staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van het staangeld.

Artikel 12 Verzending van aanslagen

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van de gedagtekende schriftelijke kennisgeving, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 13 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen genoemd in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 14 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling

Ingeval op grond van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend, wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op één gedagtekende schriftelijke kennisgeving vermelde rechten gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van fl. 50, (€ 22,69) niet te boven gaat.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De "Verordening staangeld 1994" van 21 juli 1994, goedgekeurd bij besluit van 6 oktober 1994, nr. 94.007829, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 augustus 1995.

  • 4 Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening staangeld 1995".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Blaricum, gehouden op 28 juni 1995.
 
 
 
de voorzitter                                          de secretaris