Verordening Wet kinderopvang 2005

Geldend van 16-01-2005 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet kinderopvang 2005

De raad van de gemeente Blaricum,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

besluit:

1. De Verordening Wet Kinderopvang (Vwk) 2005 conform vast te stellen.

2. In afwijking van artikel 22 lid 2 van de Tijdelijke referendumwet deze verordening op grond van artikel 25 lid 1 van de Tijdelijke referendumwet drie dagen na publicatie in werking te laten treden. Na publicatie van de verordening blijft een termijn van zes weken gelden dat het besluit aan een referendum kan worden onderworpen.

3. Met ingang van 1 januari 2005 de Blaricumse verordening kinderopvang niet van toepassing te laten zijn op de kinderopvang, wel op de peuterspeelzalen.

4. In te stemmen met het aanwenden van de stelpost nieuw beleid ad € 2.500,-- van het produkt “Kinderopvang/Peuterspeelzalen” in de begroting 2005 voor de uitvoering van de Wet Kinderopvang.

Blaricum, 23 december 2004

M. Walrave drs. W.H.C. Ton

griffier a.i. voorzitter

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders;

b. de wet: de Wet kinderopvang;

c. Awb: Algemene wet bestuursrecht

d. de begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang zijn ook van toepassing op deze verordening.

Paragraaf 2 Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

Artikel 2 Te verstrekken gegevens

  • 1 Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als bedoeld in artikel 23 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    a. naam en adres van de ouder;

    b. indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    c. naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    d. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2 Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3 Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 3 Beslistermijn

  • 1 Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2 Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 4 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:

a. de geldigheidsduur van de indicatie;

b. de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien:

a. de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen;

of

b. de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel k of l van de wet.

Paragraaf 3 Aanvraag van de tegemoetkoming

Artikel 6 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    a. naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    b. indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    c. naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    d. een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

    f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2 Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

  • 3 In geval van co-ouderschap vragen beide ouders een tegemoetkoming aan voor hun eigen deel van de kosten.

  • 4 Indien er sprake is van een uitbreiding van het aantal uren kinderopvang, dient een aanvullende aanvraag voor een tegemoetkoming in de extra kosten van kinderopvang te worden ingediend.

Paragraaf 4 Verlening van de tegemoetkoming

Artikel 7 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1 Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2 Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgrond

  • 1 Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

  • 2 De weigeringsgronden van artikel 4:35 van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1 De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2 Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1 De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 11 Omvang van de kinderopvang

  • 1 Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 12 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

a. de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;

b. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

c. de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

d. de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

g. de verplichtingen van de ouder.

Artikel 13 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Paragraaf 5 Vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 14 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1 De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2 Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

  • 3 De tegemoetkoming kan op grond van artikel 4:46 lid 2 Awb lager worden vastgesteld.

  • 4 Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk worden beschouwd, worden op grond van artikel 4:46 lid 3 Awb bij de vaststelling van de tegemoetkoming buiten beschouwing gelaten.

Artikel 15 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Paragraaf 6 Verplichtingen van de ouder

Artikel 16 Inlichtingenplicht

  • 1 De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2 De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 17 Intrekken of wijzigen van een besluit

Op grond van artikel 4:48 en 4:49 Awb kan een beschikking tot verlening van de tegemoetkoming worden gewijzigd of worden ingetrokken. De beleidsregels terugvordering WWB en Wet kinderopvang zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Terugvordering

Indien de beschikking tot verlening of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, wordt dit bedrag teruggevorderd op grond van artikel 38 van de wet. De beleidsregels terugvordering WWB en Wet kinderopvang zijn met ingang van 1 januari 2005 overeenkomstig van toepassing.

Artikel 19 Opschorten van de betaling

Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten.

Artikel 20 De bestuurlijke boete

  • 1 In verband met het opleggen van een boete zijn de artikelen 77 tot en met 84 van de wet van toepassing. Het college kan een boete opleggen van maximaal € 2.269,- indien een ouder de inlichtingenverplichting niet nakomt.

  • 2 Het college stelt nadere regels omtrent het opleggen van een boete.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1 Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet en artikel 149 van de Gemeentewet treedt deze verordening in werking 3 dagen na haar bekendmaking.

  • 2 Voor paragraaf 2, de sociaal medische indicatie, geldt dat deze in werking treedt vanaf het moment dat artikel 23 van de Wet kinderopvang in werking treedt.

Artikel 22 Algemeen

Voor de gevallen waarin deze verordening niet voorziet kan het college nadere regels stellen.

Artikel 23 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang (VWk) 2005.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 23-12-2004.