Regeling vervallen per 01-09-2011

Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2005

Geldend van 01-09-2011 t/m 31-08-2011

Intitulé

Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2005

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

in deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: Huisvestingswet;

b. aftoppingsgrens: het daarover bepaalde in artikel 20 van de Wet op de huurtoeslag;

c. besluit: het Huisvestingsbesluit;

d. Convenant Woonruimteverdeling:de overeenkomst tussen het gewest, namens de samenwerkende gemeenten, en de in de gewestgemeenten actieve corporaties inhoudende afspraken over onder meer de woonruimteverdeling.

e. doorstromer: de woningzoekende die een zelfstandige herbezetbare woonruimte in de regio achterlaat voor verhuur of verkoop en die zich op de woningmarkt begeeft.

f. economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam (dat is: ten minste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio en dat ook het duurzaam volgen van een dagopleiding in de regio hiermee wordt gelijkgesteld;

g. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

h. GBA: gemeentelijke basisadministratie;

i. gewest: het gewest Gooi en Vechtstreek;

j. huishouden: een alleenstaande, danwel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voert resp. voeren, danwel wenst resp. wensen te voeren;

k. huurprijs: de rekenhuur van artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

l. ingezetene: degene die, gedurende tenminste een jaar direct voorafgaande aan de datum van aanvraag voor een urgentie, in de basisadministratie van één van de gemeenten in de regio is ingeschreven;

m. inkomen: het belastbaar inkomen bedoeld in artikel 2.3 onder a, b en c van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, dan wel, indien geen aanslag is of wordt vastgesteld het loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag;

n. kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woning bestemd voor woon- of slaapruimte.

o. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1 onder m van de wet bepaalde, te weten de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de regionale samenleving verband houdend belang heeft zich in die regio te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die niet meer in de regio woonachtig zijn, maar gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

p. onttrekken aan de bestemming tot wonen: het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden

q. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

r. onzelfstandige woonruimte: woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voor¬zie¬ningen buiten die woon¬ruimte;

s. regio: het grondgebied van de gemeenten Blaricum, Bussum, Wijdemeren, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp;

t. regionale urgentiecommissie: de commissie die in de regio het advies uitbrengt inzake de toekenning van urgentie, als bedoeld in deze verordening;

u. regionale volkshuisvestingscommissie (RVC): het portefeuillehoudersoverleg van het gewest belast met intergemeentelijke beleidsvorming en afstemming op het terrein van de volkshuisvesting zoals nader aangegeven in artikel 8 van het geweststatuut;

v. starter: de woningzoekende die zich vanuit een onzelfstandige woonsituatie op de woningmarkt begeeft; tevens dient hieronder te worden verstaan de in de regio ingezetene woningzoekende die in een proces van echtscheiding verkeert respectievelijk in een proces van ontbinding van de duurzame samenwoning;

w. statushouder: persoon van wie de asielaanvrage uitmondt in een geldige status tot verblijf (verblijfsvergunning) in Nederland en voor wie dientengevolge dezelfde rechten en plichten als Nederlanders gelden;

x. urgente: het daaromtrent in hoofdstuk 2 van deze verordening bepaalde;

y. van binding vrijgestelden: gepensioneerden, arbeidsongeschikten, langdurig werklozen, remigranten zonder economische binding, van echt gescheidenen zonder economische binding, wettelijk erkende vluchtelingen aan wie de verblijfsstatus is toegekend en maatschappelijk gebondenen;

z. vestiger: de woningzoekende die niet in de regio woonachtig is, dan wel korter dan 1 jaar woonachtig is in de regio, met ofwel een economische binding ofwel een maatschappelijke binding ofwel van binding vrijgesteld;

aa. woningen: zelfstandige woonruimte die valt onder de werkingsfeer van de Huurprijzenwet Woonruimte en bestemd is voor verhuur voor onbepaalde tijd;

bb. woonduur voor doorstromers: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop een doorstromer zijn huidige woning (als huurder dan wel eigenaar) in één van de gewestgemeenten heeft betrokken;

cc. woonduur voor starters: de leeftijd van de starter minus 18 jaar.

dd. overige woningen: zelfstandige woonruimte niet vallend onder de werking van de Huurprijzenwet of niet bestemd voor verhuur.

ee. tweede kans: de aan een huurder van de woningcorporaties, die met uitzetting wordt bedreigd vanwege omstandigheden die in de sfeer van de huurder liggen, geboden gelegenheid tot verplichte begeleiding teneinde de problematiek, die tot huisuitzetting van huurder zou leiden, op te lossen dan wel sterk te verminderen.

Artikel 1.2 Woningzoekenden die in een proces van ontbinding van de duurzame relatie verkeren

  • 1 Voor ingezetenen van de regio die in een echtscheidingsprocedure verkeren, en zich op de woningmarkt begeven, geldt het starterscriterium als bedoeld in artikel 1.1 onder v, indien hiervan blijkt uit een echtscheidingsconvenant of een voorlopige voorziening terzake;

  • 2 Voor ingezetenen van de regio, die hun duurzame samenwoningsrelatie beëindigen, en zich op de woningmarkt begeven, geldt eveneens het starterscriterium als bedoeld in artikel 1.1 onder v, indien hiervan blijkt uit de afstandsverklaring van de gezamenlijke woning zoals die bij de verhuurder van de gezamenlijke woning is overgelegd, dan wel uit een gewijzigde eigendomsakte c.q. notariële akte bij eigen woningbezit;

  • 3 Het gestelde onder lid 1 en lid 2 blijft van kracht gedurende een termijn van maximaal 1 jaar vanaf het afsluiten van het echtscheidingsconvenant of de voorlopige voorziening dan wel de afstandsverklaring van de gezamenlijke woning en eindigt in ieder geval op de datum van bijschrijving in het register van de burgerlijke stand. Vanaf die datum is de persoon/personen aan wie de woning is toegewezen 'doorstromer' en de persoon/personen aan wie de woning niet is toegewezen 'starter'. De persoon die een tijdelijke oplossing heeft gevonden buiten de regio wordt vanaf die datum een ‘vestiger’.

Hoofdstuk 2 Inschrijving als urgent woningzoekende

Artikel 2.1 Register van urgent woningzoekenden

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden met een urgentie.

Artikel 2.2 Behandeling van verzoeken om toekennen van urgentie

  • 1 Degene die wegens een noodsituatie met voorrang voor een woning in aanmerking wenst te komen kan daartoe een schriftelijk verzoek indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2 Burgemeester en wethouders stellen ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde verzoeken een model aanvraagformulier vast en bepalen welke gegevens bij het verzoek moeten worden overgelegd.

  • 3 Burgemeester en wethouders vermelden op een verzoek als bedoeld in het eerste lid de datum van ontvangst.

  • 4 Burgemeester en wethouders beslissen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken, na de datum van ontvangst op een verzoek als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.3 Criteria t.a.v. de aanvrager van een urgentie

  • 1 De aanvrager van een urgentie moet voldoen aan de navolgende criteria:

    ingezetene in de regio zijn dan wel vestiger zijn, te onderscheiden in woningzoekende

    a. met een economische binding; of

    b. met een maatschappelijke binding; of

    c. die van binding zijn vrijgesteld;

  • 2 De aanvrager dient 18 jaar of ouder te zijn.

  • 3 De aanvrager van de urgentie voor het huishouden moet de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

Artikel 2.4 Toekennen van urgentie

  • 1 Burgemeester en wethouders kennen op een verzoek als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 de gevraagde urgentie slechts toe op basis van uitgangspunten en criteria als nader bepaald in artikel 2.6.en artikel 2.7;

  • 2 Alvorens een besluit te nemen winnen burgemeester en wethouders over het verzoek als bedoeld in artikel 2.2. lid 1, het advies in van de regionale urgentiecommissie.

  • 3 Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van hun besluit aan de in het tweede lid bedoelde commissie.

  • 4 Indien burgemeester en wethouders besluiten tot het toekennen van een of meer urgentie(s) schrijven zij de naam van de verzoeker in het register in als bedoeld in artikel 2.1.

  • 5 Een urgentie heeft een geldigheid van drie maanden vanaf de datum van toezending van het besluit tot toekenning;

  • 6 De urgentie geeft voorrang op de kandidaten die volgens het convenant woonruimteverdeling voor een woning in aanmerking zouden komen;

  • 7 De urgentie dient in principe gebruikt te worden om te reflecteren op aangeboden woningen in de gehele regio, tenzij burgemeester en wethouders, op grond van de omstandigheden van verzoeker, een beperkter gebied hebben aangewezen.

Artikel 2.4a Intrekken urgentie

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen een toegekende urgentie intrekken indien de aanvrager niet meer voldoet aan het criterium of de criteria op grond waarvan de urgentie is toegekend.

  • 2 Alvorens een besluit te nemen winnen burgemeester en wethouders het advies in van de regionale urgentiecommissie over de voorgenomen intrekking.

Artikel 2.5 Verlenging geldigheid urgentie

  • 1 Een verzoek om verlenging van de geldigheid van een urgentie wordt schriftelijk gericht aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2 Alvorens een besluit te nemen winnen burgemeester en wethouders over het verzoek als bedoeld in artikel 2.2. lid 1, het advies in van de regionale urgentiecommissie.

  • 3 Verlenging van de geldigheid van een urgentie wordt alleen verleend indien:

    de urgent woningzoekende binnen de geldigheidstermijn van drie maanden van de toegekende urgentie in voldoende mate heeft gereageerd op het aanbod van beschikbaar komende woningen die zijn afgestemd op de aard van de urgentie én de urgent woningzoekende geen aangeboden woning(en) ongegrond heeft geweigerd;

Artikel 2.6 Randvoorwaarden

  • 1 Een urgentieverklaring wordt alleen toegekend indien sprake is van een noodsituatie die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op zeer korte termijn -uiterlijk binnen 3 maanden- een (andere) woning beschikbaar komt, ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die het rechtstreeks gevolg is van de woonsituatie.

  • 2 De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentieaanvrager;

  • 3 De eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende voor het ontstaan en het oplossen van de eigen woonsituatie staat voorop;

  • 4 De aanvrager dient aan te geven op welke wijze(n) hij geprobeerd heeft het probleem op te lossen;

  • 5 Een vestiger dient voorts aan te tonen dat zijn woonprobleem uitsluitend in deze regio opgelost kan worden.

Artikel 2.7 Urgentiecriteria

  • 1 Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking, indien hij voldoet aan een of meer van de onder lid 2 t/m 8 opgenomen criteria en per criterium aan alle daarbij gestelde en van toepassing zijnde voorwaarden.

  • 2 Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van een medische problematiek waarop de huidige woonsituatie een zeer ernstige, negatieve invloed heeft en die binnen de huidige woonsituatie redelijkerwijs niet oplosbaar is;

    b. de beoordeling van de medische situatie geschiedt door een regionaal optredend medisch deskundige, wiens advies wordt gevraagd door het regionaal urgentiebureau die dat verwerkt in haar rapportage aan de regionale urgentiecommissie als bedoeld in artikel 2.4. lid 2 van deze verordening.

  • 3 Voorwaarde:

    a. de woning dient blijvend onbewoonbaar te zijn en de woningzoekende kan niet zelf in andere woonruimte voorzien.

  • 4 Voorwaarden:

    a. de ouder kan bij een scheiding, dan wel na beëindiging van opname in een psychiatrische inrichting, niet over woonruimte beschikken voor hem/haar en zijn/haar minderjarig(e) kind(eren);

    b. de andere ouder kan het kind/de kinderen van aanvrager aantoonbaar evenmin huisvesten;

    c. de aanvrager moet aantonen dat redelijkerwijze niet van hem of haar kan worden gevergd dat de echtelijke woning wordt opgeëist.

  • 5 Voorwaarden:

    a. er dient sprake te zijn van een onvoorziene en niet aan aanvrager te wijten financiële ontwrichting van het huishouden waarvoor geen oplossing (in financiële zin) is, zodat de huidige woonlasten niet (meer) kunnen worden opgebracht.

  • 6 Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging die tot gevolg heeft dat aanvrager niet langer in de huidige woonruimte kan blijven wonen en direct elders geen (tijdelijke) onderdak beschikbaar is;

    b. het geweld of de bedreiging moet aantoonbaar zijn, zo mogelijk door een rapport van de politie.

  • 7 Voorwaarden:

    a. er moet sprake zijn van zeer ernstige problemen met betrekking tot de huidige woonsituatie én

    b. er moet sprake zijn van een situatie waarin de aanvrager in samenhang met zeer ernstige woonproblemen niet meer in staat dreigt te zijn zelfstandig te functioneren in gezin (of als alleenstaande) en/of maatschappij.

Artikel 2.8 Status van een urgentie

  • 1 De urgentie betekent een voorrangspositie ten opzichte van andere woningzoekenden conform het bepaalde in artikel 6 van het Convenant Woonruimteverdeling en voorts in die zin dat dit de gestelde leeftijdseisen bij alle woningen overstijgt tenzij de woningen bestemd zijn voor specifieke doelgroepen als ouderen en lichamelijk gehandicapten, blijkende uit aangebrachte fysieke kenmerken of wanneer het specifiek benoemde jongerencomplexen betreft.

  • 2 Om met een urgentieverklaring voor woningtoewijzing in aanmerking te komen moet het desbetreffende huishouden voldoen aan de volgende eisen:

    a. de in de advertentie gestelde inkomenseisen;

    b. het in de advertentie gestelde woningtype moet overeenkomen met het woningtype zoals dat vermeld is op de urgentiebeschikking.'

Artikel 2.8a Weigering urgentie.

  • 1 Burgemeester en wethouders weigeren de gevraagde urgentie indien:

    a. de aanvrager heeft geweigerd gebruik te maken van een tweede kans, als gedefinieerd in artikel 1.1 onder ee. dan wel

    b. de aanvrager gebruik heeft gemaakt van de tweede kans maar door aan aanvrager te wijten oorzaken de tweede kans is mislukt.

  • 2 Indien er een termijn van drie jaar is verstreken gerekend vanaf de datum van het besluit als bedoeld in artikel 10 van het convenant woonruimteverdeling, is het bepaalde inzake de weigering van urgentie als bedoeld in lid 1 van dit artikel niet meer van toepassing.

Artikel 2.9 Doorhalen van de inschrijving

Burgemeester en wethouders halen de naam van de urgent woningzoekende in het register als bedoeld in artikel 2.1 door, indien:

a. de urgent woningzoekende daarom heeft verzocht;

b. de urgent woningzoekende na afgifte van de toegekende urgentie een woning in gebruik heeft genomen;

c. de urgent woningzoekende binnen een termijn van drie maanden na afgifte van de toegekende urgentie niet heeft gereageerd op het aanbod van beschikbaar komende woningen die zijn afgestemd op de aard van de urgentie;

d. de urgent woningzoekende een aangeboden woning ongegrond heeft geweigerd;

e. de urgentie is toegekend op basis van gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 2.10 Nadere bepalingen omtrent urgentiecommissie

Het college van burgemeester en wethouders stelt -gecoördineerd door middel van de RVC- nadere regelen vast waarin de taak, samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van de in artikel 2.4. lid 2 bedoelde commissie worden vastgelegd.

Artikel 2.11 Deelname aan aanbiedingssysteem

De urgent woningzoekende dient, om voor een woning in aanmerking te komen, te reflecteren op een woning die volgens het convenant woonruimteverdeling wordt aangeboden, tenzij sprake is van een acute noodsituatie. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders rechtstreeks bemiddelen bij een eigenaar van woonruimte.

Artikel 2.12 Bemiddeling

Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in dit hoofdstuk kunnen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woningen waarmee geen convenant is afgesloten actief bemiddelen, opdat voor hen een passende woning ter beschikking komt binnen de bij urgentietoekenning gestelde termijn.

Artikel 2.13 Relatie tussen woning en huisvestingsproblematiek

De in artikel 2.2 lid 1 bedoelde voorrang en de in artikel 2.10. bedoelde bemiddeling beperken zich uitsluitend tot toewijzing van een woning die passend is in verband met de specifieke huisvestingsproblematiek die aan de urgentietoekenning ten grondslag ligt.

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 3.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen.

Artikel 3.2 Vergunningsvereiste

  • 1 Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woning geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot woning te onttrekken.

  • 2 Onder het onttrekken aan de bestemming tot woning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan bewoning. Onder onttrekking wordt mede verstaan het samenvoegen met andere woning en het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimte.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in lid 1 is een vergunning voor de onttrekking van een woning aan de bestemming tot woning niet vereist indien de sloop van de woning als bedoeld in lid 2 plaatsvindt met het oog op vervangende woningbouw zodanig dat het aantal te slopen woningen gelijk is aan dan wel kleiner is dan het aantal nieuw te bouwen woningen.

Artikel 3.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

De aanvraag om een woonruimte-onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 3.2 wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders en vermeldt:

a. naam en adres van de eigenaar;

b. de personalia van de bewoner(s);

c. de huur- of koopprijs van het pand;

d. een exacte aanduiding van de te onttrekken vertrekken van het pand;

e. het beoogde gebruik van (de onttrokken delen van) het pand na de onttrekking.

Artikel 3.4 Ongenoegzaamheid van stukken

  • 1 Als de ingevolge artikel 3.3 in te dienen gegevens niet volledig zijn, stellen burgemeester en wethouders aanvrager schriftelijk in de gelegenheid om de benodigde ontbrekende gegevens alsnog binnen vier weken in te dienen.

  • 2 Als de aanvullende gegevens niet tijdig worden ingediend c.q. ook in tweede instantie niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 3.3, nemen burgemeester en wethouders het verzoek niet in behandeling.

Artikel 3.5 Besluitvormingstermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken op een verzoek om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.

Artikel 3.6 Afwegingscriterium

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in artikel 3.2 tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad niet door het stellen van voorwaarden of voorschriften voldoende kan worden gediend.

Artikel 3.7 Compensatie

  • 1 Burgemeester en wethouders verbinden aan het verlenen van een onttrekkingsvergunning de voorwaarde van het naar keuze van vergunninghouder hetzij bieden van compensatie door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woning(en), welke naar hun oordeel gelijkwaardig zijn aan de te onttrekken woning(en), hetzij de voorwaarde van het bieden van een financiële compensatie, overeenkomstig het bepaalde in lid 2.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen richtlijnen vaststellen tot het beschikbaar stellen van vervangende woningen c.q. heffing van een financiële bijdrage bij onttrekking van woningen

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Artikel 4.1 Het Convenant Woonruimteverdeling

  • 1 Burgemeester en wethouders komen met de besturen van de toegelaten instellingen een Convenant voor de Woonruimteverdeling overeen. Dit Convenant vormt een aanvulling op deze verordening.

  • 2 De overeenkomsten als bedoeld in het 1e lid worden ter goedkeuring voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders en ter kennis gebracht van het portefeuillehoudersoverleg volkshuisvesting/woonruimtezaken van het gewest Gooi en Vechtstreek.

  • 3 De inhoud van de in het 1e lid bedoelde overeenkomsten wordt in ruime mate door burgemeester en wethouders bij de ingezetenen en andere belangstellenden bekend gemaakt.

Artikel 4.2 Hardheidsclausule

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de bepalingen in deze verordening af te wijken, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot niet gerechtvaardigde hardheid.

  • 2 Alle besluiten op grond van hardheid worden ter kennis gebracht van het portefeuillehoudersoverleg volkshuisvesting/woonruimtezaken van het gewest Gooi en Vechtstreek.

Artikel 4.3 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders -gecoördineerd door middel van het portefeuillehoudersoverleg volkshuisves-ting/woonruimtezaken van het gewest- overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 4.4 Status toelichting

De bij deze verordening behorende toelichting op de regionale huisvestingsverordening wordt geacht onlosmakelijk deel uit te maken van de verordening.

Artikel 4.5 Overgangsbepalingen

  • 1 Verzoeken om toekennen van urgentie welke zijn ingediend vóór 1 juli 2005 worden afgedaan op de voet van het bepaalde in de huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2000.

  • 2 Aanvragen tot verlening van een onttrekkingsvergunning welke zijn ingediend vóór 1 juli 2005 worden afgedaan op de voet van het bepaalde in de huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2000.

Artikel 4.6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2005.

Artikel 4.7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 30-juni-2006

Bijlage Bijlagen

Huisvestingsverordening Toelichting