Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Bloemendaal 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Bloemendaal 2012

Nr. 2011057711

De raad der gemeente Bloemendaal;

gezien het advies van de Commissie Samenleving;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2011;

gelet op artikel 1.25 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende

Hoofdstuk 1 De begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    berekeningsjaar: het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    BSN: Burgerservicenummer;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal;

  • e.

    sociaal medische geïndiceerde: de ouder die

    • -

      een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft en voor wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of

    • -

      een kind heeft waarbij is vastgesteld dat de kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van het betreffende kind;

  • f.

    tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang;

  • g.

    de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko);

  • h.

    wettelijke doelgroep: doelgroep zoals omschreven in artikel 1.22 van de wet.

Hoofdstuk 2 Recht op tegemoetkoming

Artikel 2

Recht op de tegemoetkoming heeft die ouder die:

  • a.

    onder de wettelijke doelgroep valt als bedoeld in artikel 1.22.

  • b.

    een sociaal medische indicatie heeft.

Hoofdstuk 3 Hoogte tegemoetkoming

Artikel 3

De hoogte van de tegemoetkoming voor de in artikel 2, onder a. genoemde doelgroepen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 1.24 van de wet.

Hoofdstuk 4 Verlening van de tegemoetkoming

Artikel 4 Aanvraag

De aanvraag voor de tegemoetkoming in de kosten kinderopvang wordt ingediend bij het college.

Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval :

  • a.

    naam, adres en BSN van de ouder;

  • b.

    indien van toepassing: de naam en BSN van de partner en, als dit afwijkt van het adres van de ouder, het adres van de partner;

  • c.

    naam, geboortedatum en BSN van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

  • d.

    een offerte of contract van het kindercentrum of het gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. De offerte bevat in ieder geval gegevens over: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

  • e.

    gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1.22 van de wet;

  • f.

    van personen als bedoeld in artikel 2, onder b een loonstrook- en/of uitkeringsspecificatie;

  • g.

    een machtiging voor rechtstreekse betaling van de tegemoetkoming aan het kindercentrum of het gastouderbureau, dan wel een opgave van het bankrekeningnummer van de ouder, indien deze heeft aangegeven een dergelijke machtiging niet te willen;

  • h.

    de handtekening van de ouder en, als de ouder een partner heeft, van de partner.

Artikel 6 Aanspraak op een tegemoetkoming

  • 1. Een ouder heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem en/of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang als bedoeld in artikel 2 onder a indien het college heeft vastgesteld dat deze tot de bewuste doelgroep behoort.

  • 2. Een ouder heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem en/of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie indien het college op grond van het bepaalde in artikel 18 heeft vastgesteld in welke mate deze ouder in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in deze kosten vanwege een gebleken noodzaak op grond van sociaal medische indicatie.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid bestaat slechts aanspraak op een tegemoetkoming indien het gaat om kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.

  • 4. Het college draagt bij tot de hoogte van de door het Rijk gestelde maximum uurtarieven. Als het uurtarief hoger is dan de door het Rijk gestelde maximum uurtarieven, dan moet de ouder zelf het verschil bijbetalen.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de doelgroep de ouder behoort;

  • b.

    de naam en de geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en het adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang

    plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2.

  • 2. Het college weigert de tegemoetkoming in het geval van een persoon behorende tot een doelgroep als bedoeld in artikel 2 onder b, indien sprake is van een voorliggende voorziening.

  • 3. Het college weigert de tegemoetkoming eveneens wanneer de weigeringsgronden genoemd

    in artikel 4:35 van de Awb van toepassing zijn.

Artikel 10 De ingangsdatum tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop het kind/de kinderen voor de eerste keer in een berekeningsjaar gebruik maakt/maken van de kinderopvang.

  • 2. Een tegemoetkoming kan tot uiterlijk 3 maanden na de start van de opvang worden aangevraagd.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de tegemoetkoming bij sociaal medische indicatie niet eerder verleend dan met ingang van de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 11 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van maximaal één berekeningsjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 12 De omvang van de kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel

redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 13 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen op declaratiebasis uitbetaald.

  • 2. Voor de declaratie overlegt de ouder aan het college de factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau.

  • 3. Als de ouder hiervoor een machtiging aan het college heeft afgegeven, worden de maandbedragen na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan het kindercentrum of het gastouderbureau.

  • 4. Bij het ontbreken van een machtiging voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het

    gastouderbureau, worden de maandbedragen binnen twee weken na ontvangst van de declaratie overgemaakt op het bankrekeningnummer van de ouder.

  • 5. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Hoofdstuk 5 Definitieve vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 14 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De ouder verstrekt, eventueel door tussenkomst van het kindercentrum en gastouderbureau, binnen acht weken na afloop van de periode waarover de tegemoetkoming bij wijze van voorschot is verleend, aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van de kinderopvang over de hele periode.

  • 2.

    Het college stelt de definitieve tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 15 Verrekening van de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen één maand betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 16 Invordering

  • 1.

    Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid inzake het invorderen van verschuldigde bedragen aan de gemeente als bedoeld in artikel 1.38 van de wet.

  • 2.

    De beleidsregels terug- en invordering en verhaal WWB Bloemendaal 2012 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Artikel 17 Doelgroep

Deze verordening is van toepassing op een ouder, die woonachtig is in de gemeente Bloemendaal, hetgeen blijkt uit een inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens, en:

  • a.

    die tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en voor wie op advies van de GGD is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of

  • b.

    ten aanzien van wie door de GGD is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

Artikel 18 Vaststelling tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

  • 1. Het college stelt op aanvraag van de ouder vast of hij of zijn partner een persoon is:

  • a. met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en in welke mate om die reden, kinderopvang noodzakelijk is, of

  • b. die een kind heeft waarvoor en in welke mate kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

  • 2. Alvorens te besluiten, wint het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang als bedoeld in het eerste lid een sociaal medisch advies in bij de GGD.

  • 4. Indien er sprake is van een voorliggende voorziening, en dit ingevolge artikel 9, tweede lid zou leiden tot weigering van de tegemoetkoming ziet het college af van de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie.

  • 5. Het college kan periodiek herindicatie verrichten van personen als bedoeld in het eerste lid. De herindicatie vindt plaats overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 19 Sociaal medisch advies

Het sociaal medisch advies bevat in ieder geval:

  • a.

    de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

  • b.

    de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;

  • c.

    de geldigheidsduur van de indicatie.

Artikel 20 Hoogte van de tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming voor de in artikel 2, onder b genoemde doelgroep, wordt vastgesteld overeenkomstig de methodiek van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, rekening houdend met het inkomen van de ouder en zijn (eventuele) partner.

Artikel 21 Besluit sociaal medische indicatie

In het besluit op de aanvraag tot vaststelling van een sociaal medische indicatie, komen, aanvullend op het bepaalde in artikel 8 in ieder geval de volgende aspecten naar voren:

  • a.

    De aanwezigheid van een sociaal medische indicatie, vastgesteld door een onafhankelijke deskundige of op basis van een sociaal medisch advies.

  • b.

    De geldigheidsduur van de indicatie.

  • c.

    De omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

  • d.

    De hoogte van de tegemoetkoming.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen van de ouder

Artikel 22 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder of partner verstrekt op verzoek, binnen een door het college gestelde redelijke termijn, aan het college alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.

  • 2.

    De ouder doet het college onmiddellijk, na het bekend worden daarvan, uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot een verlaging van de tegemoetkoming.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 24 Inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening treedt in werking per 1 januari 2012.

  • 2.

    De Verordening Wet Kinderopvang Bloemendaal 2009 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Bloemendaal 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Bloemendaal,
gehouden op 22 december 2011.
R.Th.M. Nederveen , voorzitter
K.A. van der Pas , griffier
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 29 december 2011.
In werking: 1 januari 2012

Algemene toelichting

Inleiding

Op 1 januari 2005 trad de Wet kinderopvang in werking. Deze wet is met ingang van 1 augustus 2010 gewijzigd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De wet beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wet kinderopvang. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang.

De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid

met de term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)'.

Artikel 1.25 van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de

tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de

voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht.

De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht

(Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het

oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van

tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door gemeenten drie regelingen van toepassing

zijn: 1. de gemeentelijke verordening Wet kinderopvang; 2. de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; 3. de subsidieregels in titel 4.2 van de Awb.

De relatie met de subsidieverordening

De meeste gemeenten beschikken over een algemene subsidieverordening. Zo ook de gemeente Bloemendaal. De vraag is aan de orde wat de verhouding is tussen de verordening kinderopvang en de algemene subsidieverordening, en meer in het bijzonder of de algemene subsidieverordening ook van toepassing is op tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang. Deze verordening is zo opgezet dat deze geheel los staat van de algemene subsidieverordening. In dat geval is de algemene subsidieverordening niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen. Het principe geldt dan dat de meest specifieke regeling voorrang krijgt boven de algemene regeling.

Hoofdlijnen van het proces van verstrekkingen van de tegemoetkomingen

In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn.

Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen

De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten ‘open-einde regeling’. Dit betekent dat iedereen die op grond van de wet behoort tot de gemeentelijke doelgroep aanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.

Om gemeente in staat te stellen de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in de verordening de volgende bepalingen opgenomen:

  • -

    De omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming van ouders die geen eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang hoeven te betalen, wordt aan beperkingen gebonden. In de verordening wordt bepaald dat bij deze groep ouders de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken.

  • -

    De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt.

  • -

    De tegemoetkoming wordt uitbetaald in maandelijkse voorschotten. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt.

Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar

Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur één kalenderjaar. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop de betalingen door de Belastingsdienst worden verstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duur van een re-integratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).

Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappen

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb.

De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in dit artikel niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Artikel 2 Recht op tegemoetkoming

Het eerste lid behoeft geen toelichting.

Op grond van het tweede lid kan een ouder of partner die een sociaal medische indicatie heeft aanspraak maken op een tegemoetkoming. In de Wko heeft een aantal artikelen betrekking op de doelgroep met een sociaal medische indicatie (artikel 1.23 Wko, artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wko en artikel 1.6 lid 1 onderdeel l Wko).

Artikel 1.23 Wko is vooralsnog nog niet in werking getreden vanwege het ontbreken van een landelijk indicatieorgaan. Er is momenteel nog geen zicht op de komst van zo’n indicatieorgaan in de toekomst. Vanaf 2005 is er via het gemeentefonds geld beschikbaar om deze buitenwettelijke doelgroep te financieren. Deze financiering is vanaf 2010 structureel voortgezet. De gemeente moet eigen beleid maken over financiering van deze doelgroep. Bij dit beleid wordt aangesloten bij de draagkracht systematiek die voor aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand (Wet werk en bijstand) worden ingediend. Zie voor verdere toelichting artikel 20 van deze verordening.

Artikel 3 Hoogte tegemoetkoming

Dit artikel behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de wettelijke doelgroepen. Deze is geregeld in artikel 1.24 van de Wko. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk is van de kosten van de kinderopvang per kind. Naast de kinderopvangtoeslag van het Rijk en de tegemoetkoming van de gemeente, bestaat er een eigen bijdrage voor de ouder. Voor bepaalde doelgroepen heeft de gemeente de wettelijke plicht om deze eigen bijdrage te vergoeden. De hoogte van de vergoeding is door het Rijk vastgelegd in artikel 3 van de Regeling Wet kinderopvang.

Artikel 4 Aanvraag

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 1.26 Wko). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 1.22, derde lid, Wko).

Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen indien deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4:1 en 4:2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:

  • -

    schriftelijk moet worden ingediend;

  • -

    moet zijn ondertekend;

  • -

    de naam en het adres van aanvrager dient te bevatten;

  • -

    een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt, moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk te houden, verdient het aanbeveling dat de gemeente het aanvraagformulier voor een vervolgaanvraag aan de ouders toestuurt, waarbij het formulier reeds is ingevuld met de gegevens die bij de gemeente bekend zijn. De ouders hoeven dan alleen de mutaties op het aanvraagformulier aan te geven.

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 1.28, derde lid, van de wet en artikel 19, eerste lid verordening).

Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Onder d wordt bepaald dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen.

Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 1.5, eerst lid, van de wet).

Onder e wordt bepaald dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens worden gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente over de gegevens beschikt:

  • -

    de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, IOAW/IOAZ of Anw én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • -

    de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (NUG-er), is als werkzoekende geregistreerd bij het

UWV-werkbedrijf én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • -

    de ouder heeft een inburgeringsvoorziening op grond van artikel 19 van de Wet inburgering;

  • -

    het college heeft sociaal medische indicatie vastgesteld.

In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:

De ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding en ontvangt algemene bijstand op grond van de WWB of kan zo’n uitkering ontvangen

De ouder of diens partner is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet Studiefinanciering 2000

Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut

Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut

Onder i staat dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede-

ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichting is reeds neergelegd in artikel 1.26, derde lid, van de wet.

Artikel 6 Aanspraak op een tegemoetkoming

In dit artikel wordt aangegeven in welke gevallen een ouder aanspraak heeft op een tegemoetkoming. Voor wat betreft de aanspraken op grond van een de sociaal medische indicatie wordt verwezen naar artikel 18.

Artikel 7 Beslistermijn

De termijn waarin het college moet beslissen op een aanvraag bedraagt 8 weken.

In uitzonderingsgevallen waarin een beslissing binnen 8 weken niet mogelijk is, maakt het college gebruik van de in artikel 4:14 lid 3 van de Awb neergelegde mogelijkheid om de afhandelingstermijn te verlengen met ten hoogste vier weken. Indien het college gebruik maakt van de verlenging van de afhandelingstermijn wordt de ouder hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

Artikel 8 Inhoud van de beschikking

Het besluit is een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 9 Weigeringsgronden

De tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie is een vangnetvoorziening. Dit betekent dat alleen de ouder en/of partner die niet op grond van een wettelijke bepaling (Wko) of een andere voorliggende voorziening aanspraak kan maken in de kosten van kinderopvang, aanspraak kunnen maken op kinderopvang wegens sociaal medische noodzaak. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

  • 1.

    de kinderopvangtoeslag overeenkomstig 1.5 van de Wko;

  • 2.

    de Algemene wet bijzondere ziektekosten;

  • 3.

    jeugdzorg;

  • 4.

    persoonsgebonden budget;

  • 5.

    medisch kinderdagverblijf;

  • 6.

    een bijdrage van de werkgever.

Naast de weigeringsgronden in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 10 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Een tegemoetkoming over een berekeningsjaar gaat in op het moment dat de kinderopvang daadwerkelijk plaatsvindt. In het tweede lid is bepaald dat deze ingangsdatum niet eerder kan zijn dan 3 maanden voor de aanvraagdatum. Binnen drie maanden na de start van de kinderopvang moet de aanvraag uiterlijk zijn ingediend.

De ingangsdatum voor de verstrekking van de tegemoetkoming voor de sociaal medische indicatie kan niet eerder zijn dan de datum van de aanvraag.

De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.

Artikel 11 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

De tegemoetkoming wordt in principe voor een berekeningsjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een re-integratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het re-integratietraject (of een andere vorm van arbeid), hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen.

Artikel 12 Omvang van kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg (artikel 2 lid 1a) of nodig zijn vanwege de sociaal medische indicatie van de ouder of het kind (artikel 2 lid b).

Artikel 13 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele berekeningsjaar betreft).

De gemeente betaalt de tegemoetkoming op declaratiebasis uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, blijft er sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Het vijfde lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming.

Artikel 14 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Uiterlijk 8 weken volgend op het berekeningsjaar dient de ouder (eventueel door tussenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau) een overzicht van de feitelijke kosten in te leveren. Dit overeenkomstig lid 1. Vervolgens zal het college binnen acht weken na ontvangst van het overzicht de tegemoetkoming definitief vaststellen. Het college kan ook besluiten de tegemoetkoming ambsthalve definitief vast te stellen. Dit is geregeld in artikel 4:47, onderdeel a van de Awb.

Artikel 15 Verrekening van de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een houder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het teveel betaalde bedrag terugvorderen (zie artikel 16).

Artikel 16 Invordering

In artikel 1.38 Wko is de bevoegdheid neergelegd om onverschuldigde bedragen in het kader van de wet in te vorderen. Ook staat dit artikel toe dit te doen overeenkomstig de Wwb. In het tweede lid verklaren we dan ook deze regels van toepassing.

Voor de doelgroep sociaal medische indicatie is een afzonderlijk hoofdstuk ingeruimd

Artikel 17 Doelgroep

Een ouder kan een vergoeding voor de kosten van kinderopvang ontvangen als vaststaat dat het om sociaal medische redenen noodzakelijk is dat (en in welke mate) gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. De sociaal medische redenen kunnen zowel bij de ouder als bij het kind aanwezig zijn.

Artikel 18 Vaststelling tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Dit artikel regelt in welke gevallen er vastgesteld kan worden dat er sprake is van een sociaal medische indicatie, op grond waarvan er een recht op een tegemoetkoming kan zijn.

Artikel 19 Sociaal medisch advies

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 20 Hoogte tegemoetkoming

In de Wet kinderopvang is geregeld dat ouders die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders/verzorgers met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt.

Met betrekking tot de tegemoetkoming aan sociaal medisch geïndiceerde personen wordt de gemeente vrijgelaten in de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming (wel of geen eigen bijdrage). Verder mogen ze zelf de wijze van uitvoering regelen.wie

Er is een aantal argumenten om ouders/verzorgers een eigen bijdrage te vragen in de kosten van de kinderopvang.

  • -

    Door gebruik te maken van kinderopvang besparen ouders/verzorgers enigszins op de

    kosten voor levensonderhoud (verblijf en voeding).

  • -

    In veel situaties waar de overheid diensten aanbiedt en meefinanciert wordt van burgers in

    het algemeen een eigen bijdrage gevraagd, omdat zij er in meer of mindere mate profijt van hebben.

  • -

    Een eigen bijdrage verhoogt het kostenbewustzijn en hierdoor wordt er een prikkel

    ingebouwd om het gebruik van de kinderopvang te beperken en zo de kosten te kunnen beheersen.

Het algemene uitgangspunt is dat hiervoor aangesloten wordt bij de systematiek die wordt gehanteerd bij het verlenen van tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang……..

. De belastingdienst kent een tegemoetkoming die afhankelijk is van het inkomen van de ouder/verzorger en zijn partner. In dit besluit wordt ten aanzien van de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming aangesloten bij de systematiek die de belastingdienst hanteert.

Door middel van een proefberekening van de kinderopvangtoeslag kan een voorschot worden bepaald voor de tegemoetkoming. Na afloop van het jaar wordt op basis van het werkelijke verzamelinkomen en de jaaropgave van het kindercentra de subsidie definitief vastgesteld.

Indien de ouder/verzorger moet rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau kan voor

de eigen bijdrage een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend. Wanneer op

voorhand duidelijk is dat recht bestaat op bijzondere bijstand (d.w.z. als de eventuele

draagkracht al is overschreden) kan de aanvraag voor de kosten van de eigen bijdrage

meteen ook worden afgehandeld.

Artikel 21 Besluit sociaal medisch indicatie

Het besluit is een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 22 Inlichtingenplicht

Deze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 1.28 van de wet.

Volledigheidshalve worden deze verplichtingen hier herhaald.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 24 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 25 Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen toelichting