Regeling vervallen per 01-01-2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal;Gelet op artikel 35 van de Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Bloemendaal 2007; b e s l u i t e n: vast te stellen het volgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2012

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.1 Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 1.2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget en deze problemen niet door zijn/haar netwerk worden of zullen worden opgevangen.

  • 1.3. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.700,--, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 1.4. De budgethouder is, ten behoeve van de verantwoording als bedoeld in artikel 5, lid 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2007, verplicht op verzoek van het college te verstrekken:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening en

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening en

    • c.

      in geval van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden een overzicht van de salarisadministratie, voor zover van toepassing.

  • 1.5. De controle van de besteding van het persoonsgebonden budget door het college vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten. Het college controleert de door de budgethouder verstrekte gegevens binnen één jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de budgetten zijn verstrekt.

Hoofdstuk 2 Hulp bij het huishouden

Artikel 2 Omvang van de eigen bijdragen

  • 2.1. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen, als bedoeld in de Algemene Maatregel van Bestuur maatschappelijke ondersteuning, meer bedraagt dan € 22.905 per jaar het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 22.905.

    € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan

    € 22.319 per jaar het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 22.319.

  • 2.2. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16.007 per jaar het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 16.007.

  • 2.3. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 28.306 per jaar het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 28.306.

  • 2.4. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt

Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 3.1. De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding vindt plaats door het beschikbaar stellen van een bedrag dat per klasse per jaar bedraagt:

    Klasse 1 (0 t/m 1,9 uur per week): € 1.105,00

    Klasse 2 (2 t/m 3,9 uur per week): € 3.320,00

    Klasse 3 (4 t/m 6,9 uur per week): € 6.030,00

    Klasse 4 (7 t/m 9,9 uur per week): € 9.350,00

    Klasse 5 (10 t/m 12,9 uur per week): € 12.670,00

    Klasse 6 (13 t/m 15,9 uur per week): € 15.990,00

    Voor additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 34 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning worden toegekend wordt een uurbedrag gehanteerd van € 21,20.

  • 3.2. Indien gebruik wordt gemaakt van de door de gemeente afgesloten dienstverlenings-overeenkomst voor ondersteuning van de budgethouder, wordt op de hierboven genoemde bedragen een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het door de gemeente met betrekking tot deze dienstverlening overeengekomen bedrag.

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 4

  • 4.1. De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de door de aanvrager ingediende en door of vanwege het college geaccepteerde offerte.

  • 4.2. Het in artikel 19 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt: afschrijving in 10 jaar (lineair).

  • 4.3. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 14 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007 bedraagt € 2.488,00.

Hoofdstuk 4 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de gekapitaliseerde tegenwaarde van de huurprijs inclusief onderhoud en reparatie van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 5 jaar.

Artikel 6

De grens waarboven een auto, de met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 23 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt anderhalf maal het relevant sociaal minimum zoals periodiek wordt gepubliceerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 7

  • a. Voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto geldt een normbedrag van € 73,20 en een maximumbedrag van € 183,00 op maandbasis (€ 2.196 op jaarbasis).

  • b. Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van € 43,50 en een maximumbedrag van € 108,75 op maandbasis (€ 1.305 op jaarbasis).

  • c. Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi gelden een normbedrag van € 73,20 en een maximumbedrag van € 183 op maandbasis ( € 2.196 op jaarbasis).

  • d. Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van € 109,50 en een maximumbedrag van € 274 op maandbasis ( € 3.288 op jaarbasis).

  • e. Voor een tegemoetkoming in de kosten van het regionaal gebruik van een eigen auto/taxi geldt een normbedrag van € 91 op maandbasis (€ 1.092 op jaarbasis).

Artikel 8

  • 8.1..

    • Het persoonsgebonden budget voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van eigen auto, taxi of rolstoeltaxi voor bewoners van AWBZ-instellingen wordt bepaald op maximaal 50% van de normbedragen genoemd in artikel 7.

  • 8.2. De maximale tegemoetkoming voor een eigen auto of taxi bedraagt voor bewoners van AWBZ-instellingen maximaal 50% van € 2.196 op jaarbasis. De tegemoetkoming wordt afgeleid van de vervoersbehoefte van de bewoners en als volgt vastgesteld:

      • a.

        Bij een vervoersbehoefte van 10% bedraagt de tegemoetkoming € 219,60 op jaarbasis.

      • b.

        Bij een vervoersbehoefte tussen de 10 en 20% bedraagt de tegemoetkoming € 439,20 op jaarbasis.

      • c.

        Bij een vervoersbehoefte tussen de 20 en 30% bedraagt de tegemoetkoming € 658,80 op jaarbasis.

      • d.

        Bij een vervoersbehoefte tussen de 30 en 40% bedraagt de tegemoetkoming € 878,40 op jaarbasis.

      • e.

        Bij een vervoersbehoeft van 40% en meer bedraagt de tegemoetkoming € 1.098 op jaarbasis.

  • 8.3. De maximale tegemoetkoming voor een rolstoeltaxi bedraagt voor bewoners van AWBZ-instellingen maximaal 50% van € 3.288 op jaarbasis. De tegemoetkoming wordt afgeleid van de vervoersbehoefte van de bewoners en als volgt vastgesteld:

      • a.

        Bij een vervoersbehoefte van 10% bedraagt de tegemoetkoming € 328,80 op jaarbasis.

      • b.

        Bij een vervoersbehoefte tussen de 10 en 20% bedraagt de tegemoetkoming € 657,60 op jaarbasis.

      • c.

        Bij een vervoersbehoefte tussen de 20 en 30% bedraagt de tegemoetkoming € 986,40 op jaarbasis.

      • d.

        Bij een vervoersbehoefte tussen de 30 en 40% bedraagt de tegemoetkoming € 1.315,20 op jaarbasis.

        e.Bij een vervoersbehoefte van 40% en meer bedraagt de tegemoetkoming € 1.644 op jaarbasis.

Hoofdstuk 5 Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 9

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de gekapitaliseerde tegenwaarde van de huurprijs inclusief onderhoud en reparatie van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 5 jaar. Indien maatwerk nodig is, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald aan de hand van een offerte van een erkende leverancier van rolstoelen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. Per die datum vervalt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2011.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 2011.
Th.M. Nederveen , burgemeester
Ph. van der Wees , secretaris
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 29 december 2011.
In werking: 1 januari 2012.