Regeling vervallen per 01-01-2017

Handhavingsbeleid Omgevingsrecht Bloemendaal 2013

Geldend van 24-01-2014 t/m 31-12-2016

Intitulé

Handhavingsbeleid Omgevingsrecht Bloemendaal 2013

Het college besluit:

1. het beleidsplan "handhavingsbesluit omgevingsrecht Bloemendaal 2013" vast te stellen;

2. te bepalen dat het beleid in werking treedt op de dag na publicatie;

3. het afdelingshoofd Bouwen en Wonen te belasten met de zorg voor integrale programmering, planning en uitvoering van de handhavingstaken;

4. de raad te informeren

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding

  • 1.

    1 Leeswijzer

  • 1.

    2 Nieuwe vormgeving handhavingsbeleid (BOR)

  • 1.

    3 Tafel van Elf

  • 1.

    4 Doel, probleemstelling en visie

  • 2.

    Cyclisch beleid

  • 2.

    1 Strategische cyclus

  • 2.

    2 Operationele cyclus

  • 2.

    3 Documenten

  • 3.

    Risico en probleemanalyse

  • 3.

    1 Risicomatrix

  • 3.

    2 Inschatting van het risico in de praktijk

  • 3.

    3 Prioriteitenstelling door het bestuur

  • 4.

    Toezicht

  • 4.

    1 Vormen van toezicht

  • 4.

    2 Vergunninggericht toezicht

  • 4.

    3 Objectgericht toezicht

  • 4.

    4 Gebiedsgericht toezicht

  • 4.

    5 Omgevingstoezicht

  • 4.

    6 Signaaltoezicht

  • 4.

    7 Integratie van toezicht

  • 5.

    Formatie

  • 5.

    1 Formatie vergunninggericht

  • 5.

    2 Formatie objectgericht

  • 5.

    3 Formatie gebiedsgericht

  • 5.

    4 Formatie omgevingsgericht

  • 5.

    5 Benodigde deskundigheid voor milieutoezicht

  • 5.

    6 Functiescheiding vergunningverlening en handhaving (milieu)

  • 6.

    Integratie van toezicht

  • 6.

    1 De “goede toezichthouder”

  • 6.

    2 De Bloemendaalse toezichthouder

  • 6.

    3 invulling van het toezicht

    6.3.1 Vergunningcontroles

    6.3.2 Routinecontroles

    6.3.3 Handhavingsprojecten

    6.3.4 Nalevingscontroles

    6.3.5 Bevindingenrapportages

    6.3.6 Uitvoeringsprogramma’s

  • 7.

    Toezichtstrategie

  • 7.

    1 Definitie

  • 7.

    2 Stappenplan controlebezoek

    7.2.1 dossieronderzoek

    7.2.2 aankondiging en bezoekstrategie

    7.2.3 administratieve controle

    7.2.4 controlebezoek

    7.2.5 terugmelding en afwerking controleresultaat

    7.2.6 monitoring

  • 7.

    3 Niet vergunninggebonden toezicht

    7.3.1 voorbereiding en bezoek ter plaatse

    7.3.2 gebiedstoezicht / thematisch toezicht

    7.3.3 bestaande bouw en bestemmingsplannen

    7.3.4 klachten

  • 7.

    4 Registratie handhavingsinformatie

  • 8.

    Sanctiestrategie

  • 8.

    1 Stappenplan voor de handhaving

  • 8.

    2 Voorbereiding

  • 8.

    3 Sanctionering

    8.3.1 Herstelsancties

    8.3.2 Bestuurlijke boete/strafbeschikking

    8.3.3 Proces-verbaal

    8.3.4 Intrekken vergunning

    8.3.5 Privaatrecht

  • 8.

    4 Overtredingen door de overheid

  • 9.

    Gedoogstrategie

  • 10.

    Handhavingsdoelen

  • 10.

    1 Controles

  • 10.

    2 Hercontroles

  • 10.

    3 Sanctionering

Bijlage A

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Leeswijzer

Dit integrale handhavingsbeleid beschrijft de handhaving van regels voor de (leef)omgeving, in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). De hoofdstukken bevatten verwijzingen naar de artikelen uit het Bor waarop het hoofdstuk betrekking heeft. In bijlage A zijn de belangrijkste artikelen weergegeven.

De nota biedt inzicht in de prioriteitenstelling, de integratie van handhaving, de programmering van toezicht, de methoden van toezicht en de sanctiestrategie. De concrete uitwerking volgt in uitvoeringsprogramma’s. Uitvoeringsprogramma’s worden los vastgesteld en beschrijven de uitvoering tot op detailniveau.

Hoofdstuk 1 bevat de inleiding en beschrijft de eisen van de Wabo aan handhavingsbeleid. Ook staat er in wat de doelstellingen zijn voor integrale handhaving.

Hoofdstuk 2 is de beschrijving van de planning- en controlcyclus en welke rol de begroting, de verslagen, de organisatie en het bestuur spelen om een goede integrale handhaving te borgen.

Hoofdstuk 3 gaat over de voor dit integrale beleid ontwikkelde risicomatrix. Beschreven is hoe de verschillende handhavingstaken zijn beoordeeld op risico en naleeftekort en hoe hieruit de prioriteiten worden vastgesteld.

Hoofdstuk 4 beschrijft de te onderscheiden vormen van toezicht: vergunnings-, object-, omgevings- en gebiedsgericht, als onderdeel van de uitvoerende taak, en signaaltoezicht in algemene zin, als opstap naar integratie.

Hoofdstuk 5 geeft de formatie weer die de gemeente op dit moment, volgens de begroting, voor toezicht en handhaving beschikbaar heeft.

Hoofdstuk 6 beschrijft de toezichtcategorieën.

Hoofdstuk 7 bevat de toezichtstrategie en het stappenplan, gevolgd door de sanctiestrategie in hoofdstuk 8 voor handhavend optreden, en –als handhaving niet mogelijk is- de gedoogstrategie in hoofdstuk 9. Dit is deels al bestaand beleid, echter alleen voor milieu.

In hoofdstuk 10 staan de handhavingsdoelen.

1.2 Nieuwe vormgeving handhavingsbeleid

art.7.5lid 2 Bor.

Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde in de gevallen waarin de zorg voor de handhaving daarvan aan hem is opgedragen.

Bij de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ook het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De Wabo vergt een doelmatige en integrale handhaving, en in het Bor zijn de criteria opgenomen waaraan professionele handhavingsorganisaties moeten voldoen:

  • 1.

    Handhavingsbeleid: Er is een handhavingsbeleid voor alle beleidsvelden die in de Wabo worden geïntegreerd of erbij aanhaken. Daarin staat een beschrijving van de prioriteiten, de doelen, de strategieën en de activiteiten, gebaseerd op een probleemanalyse. Het beleid is afgestemd met andere betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners (7.2 BOR).

  • 2.

    Uitvoeringsprogramma: De organisatie stelt jaarlijks een uitvoeringsprogramma vast en maakt dit bekend. Dit uitvoeringsprogramma is afgestemd met andere betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners (7.3 BOR).

  • 3.

    Uitvoeringsorganisatie: De inrichting van de organisatie waarborgt een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid. In ieder geval ligt de personeelsformatie vast. De organisatie is ook buiten kantooruren bereikbaar en beschikbaar. Werkprocessen zijn vastgesteld. Voor zover er sprake is van toezicht op inrichtingen zijn vergunningverlening en handhaving gescheiden en is er een roulatieschema (7.4 BOR).

  • 4.

    Borging van de middelen: Financiële en personele middelen zijn in de begroting gewaarborgd (7.5 BOR).

  • 5.

    Monitoring: De organisatie bewaakt en registreert resultaten en voortgang van de uitvoering van het programma (7.6 BOR).

  • 6.

    Rapportage: De organisatie rapporteert over de uitvoering van het programma en over het bereiken van de gestelde doelen (7.7 BOR).

Allereerst moet het handhavingsbeleid integraal zijn. Bloemendaal heeft voldoende aanzetten hiertoe: de “Integrale Handhavingsnota Bloemendaal 2007”, het onderzoeksrapport “Van operationele uitvoering naar Integraal Handhavingsbeleid” in 2008 en de “Nota integrale Handhaving” in de zomer van 2008, gevolgd door het “Bedrijfsplan handhaving” in 2009.

De Wabo heeft de documenten ingehaald, maar ze zijn niet zonder betekenis.

Dit beleid is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De handhaving van deze wet heeft als doel de kwaliteit van de (leef)omgeving te beschermen en waar mogelijk te verbeteren. Enkele toestemmingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening vallen onder de Wabo, maar ook andere APV-toestemmingen zijn gericht op bescherming van de woon- en leefomgeving. De systematiek van het handhavingsbeleid in deze nota kan ook worden toegepast op de overige APV-toestemmingen, of op andere toestemmingen ingevolge bijzondere wetgeving.

Waar het in dit beleid om gaat, is dat een cyclus tot stand komt van probleemanalyse, prioritering, programmering, uitvoering en evaluatie. Toegepast op alle beleidsvelden waarvoor de gemeente is belast met het toezicht op de naleving, is dat de basis voor integratie.

Daarvoor is nodig dat ook bij die andere beleidsvelden het stappenplan (hoofdstuk 7) wordt toegepast en de handhavingsdoelen (hoofdstuk 10) worden onderschreven. Uit overleg met de andere afdelingen en de brandweer waar toezicht wordt uitgevoerd, is niet gebleken dat dit niet zou kunnen.

Waar specifiek handhavingbeleid is vastgesteld, is eerst afstemming van de toezichthoudende activiteiten nodig. Indien een beleidsveld een eigen strategie heeft, kan dit in een protocol worden vastgelegd. Bij de beleidsevaluatie op de langere termijn bezien we of integratie van beleid nodig is.

1.3 Tafel van Elf

Handhaving is “doen naleven”. Eerste prioriteit is preventief toezicht: zorgen dat er geen overtredingen ontstaan, tweede prioriteit is zorgen dat overtredingen worden opgeheven (repressief toezicht).

Justitie ontwikkelde een overzicht van de redenen waarom voorschriften niet worden nageleefd. Er konden elf redenen worden onderscheiden. De VROM-inspectie gebruikt deze lijst om een gerichte interventietactiek te bepalen. Voor de gemeente is het van belang bij de probleemanalyse, want inschatting van de oorzaak van een naleeftekort bepaalt de manier van interventie.

* Niveau van kennis van de regels.

* Kosten-batenafweging.

* Mate van acceptatie van de regels (begrip).

* Normgetrouwheid van de doelgroep.

* Mate van informele controle.

* Kans op een informele melding.

* Kans op controle door de overheid.

* Kans dat de overtreding bij controle aan het licht komt.

* Selectiviteit (worden overtreders eerder gecontroleerd dan degenen die de regels wel naleven?).

* Kans op een sanctie.

* Ernst van een sanctie.

Handhaven omvat verschillende activiteiten of interventies: van communicatie en voorlichting, toezicht en controle, tot dwang en sanctionering.

Het gaat er om de juiste interventie te kiezen voor handhavingsproblemen:

  • 1.

    Waar de kans op overtreding groot is door onbekendheid met de voorschriften of met de handhavingsactiviteiten, zijn vooral communicatieve instrumenten nodig.

  • 2.

    Ondersteunende interventies zijn erop gericht om belemmeringen weg te nemen die naleving in de weg staan: het doel ervan is de naleving zo gemakkelijk mogelijk te maken (en de overtreding navenant risicovoller).

  • 3.

    Als derde interventie geldt dwang: strafmaatregelen, sancties, dwangsom en verschillende vormen van bestuursdwang. Dergelijke instrumenten zijn nodig voor degenen die ondanks kennis, kunde en ondersteuning niet tot naleving zijn te brengen.

1.4 Doel, probleemstelling en visie

Doelstellingen voor de handhaving van de bebouwde en onbebouwde (leef)omgeving:

  • -

    De regelgeving beoogt de kwaliteit van de leefomgeving te beschermen en te verbeteren; de handhaving deelt in dit doel door de regels na te leven;

  • -

    Naleving begint bij kennis en acceptatie van regels: de gemeente moet informeren, adviseren, controleren en waar nodig, handhavend optreden.

  • -

    Door toezicht groeit de betrokkenheid van “de klant” bij het doel van de regelgeving.

  • -

    Wij handhaven met verstand: het is geen doel op zich.

  • -

    Toezichtinformatie leggen wij zaakgericht vast, om deze informatie voor de handhavingpartners zichtbaar te maken.

  • -

    Door goed signaaltoezicht verbeteren wij de samenwerking met de andere handhavingpartners.

  • -

    Manier van handhavend optreden is een antwoord op risico-inschatting en naleeftekort. Zonder handhaving hebben mensen die de regels overtreden oneigenlijk voordeel ten opzichte van degenen die zich wel aan de regels houden.

  • -

    Programmatisch werken in transparante processen met meetbare doelen, monitoring, evaluatie en bijsturing om ook op langere termijn over een adequaat handhavingsbeleid te beschikken.

  • -

    De organisatie voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wabo.

Probleemstelling

Niet alle handhavingstaken kunnen volledig worden uitgevoerd: beleid voeren betekent prioriteiten stellen, en vervolgens wat we eerst doen en wat later. Prioriteiten kiezen we op basis van de probleemanalyse en de risicomatrix. De prioriteitenstelling en de (periodieke) probleemanalyse zijn de basis voor de uitvoeringsprogramma’s.

Om keuzes te kunnen maken, moeten we weten welke handhavingstaken er zijn.

Daarop geeft deze nota niet het antwoord. Wat de nota wel doet, is door middel van een risicomatrix een basis geven voor een prioriteitenstelling.

Visie

“toezicht voor allen, allen voor toezicht”

Regels voor de leefomgeving raken het belang van alle inwoners van de gemeente. Toezicht benadrukt de wil van het gemeentebestuur om het woonklimaat voor de inwoners te beschermen tegen inbreuk op die regels. In de huidige situatie is er toezicht vanuit verschillende taakvelden, op een daarvoor kenmerkende manier. Er is weinig uitwisseling.

Wij streven naar integratie van toezicht, met als centrale vraag: welke informatie hebben andere toezichthouders nodig?

De taakvelden die van belang zijn voor de leefomgeving van de burgers, zijn ruimtelijke ordening, milieu, bouwen, Algemene plaatselijke verordening en bijzondere wetten, natuur- en gebiedsbescherming, (brand)veiligheid en openbare orde.

Via de uitvoeringsprogrammering, probleemanalyse, projecten en signaaltoezicht groeien toezichthouders naar elkaar toe. Toezichthouders opereren niet meer los van elkaar, maar in onderlinge samenhang. De informatie die het toezicht oplevert, is beschikbaar voor andere taakvelden en voor opvolgende controles.

De plaatselijke bekendheid van de toezichthouder spreekt voor zich, en de centraal toegankelijke toezichtinformatie maakt het toezicht als geheel efficiënter.

Toezicht gebeurt op basis van dossieronderzoek, inclusief de plaatselijke gegevens uit stroomlijn en de vraag en het aanbod van toezichtsinformatie van andere toezichthouders. Wij streven naar informatiegestuurd toezicht en voorwaarde daarvoor is dat de informatie voor alle toezichthouders beschikbaar is.

Laatste stap is de uit toezicht verkregen informatie ook weer terug te koppelen en centraal beschikbaar te stellen.

De gemeente heeft ook externe partners in het toezicht. Ook daarvoor is samenwerking een vereiste. Bij de Wabo-taken krijgen we te maken met externe partners als de Regionale uitvoeringsdienst, de provincie en het hoogheemraadschap. Naast de bekende toezichthouders van de politie, de brandweer, natuurbeheerders en de milieudienst, kunnen er binnen afzienbare tijd ook anderen toezichtinformatie leveren en vragen.

De burger ervaart het toezicht en de handhaving als doelgericht en gerechtvaardigd. Wij houden vast aan het principe van een transparante organisatie, waar medewerkers zeggen wat ze doen en doen wat ze zeggen. Ook om die reden moet toezichtinformatie ondubbelzinnig zijn en een consistente opbouw hebben. Met het handhavingbeleid wordt de werkwijze transparanter; consequentie daarvan is dat we dan ook volgens die werkwijze handelen.

HOOFDSTUK 2 cyclisch beleid

Dit beleidsplan is de eerste aanzet voor een planning en controlcyclus voor de handhaving. Bij de professionalisering van milieu en bij de invoering van de Wabo gebruikt het Rijk daarvoor de “dubbele regelkring”, of de Big 8, die twee cycli omvat: een strategische en een operationele.

2.1 Strategische cyclus

afbeelding binnen de regeling

Gedachtegang is dat de organisatie de problemen analyseert en daarvoor beleid ontwikkelt. Onderdeel van de probleemanalyse is ook de evaluatie van het voorafgaande jaar.

Het beleidsplan beschrijft in de volgende hoofdstukken de wijze waarop de probleemanalyse moet plaatsvinden en hoe de uitvoering gebeurt. Daarna komen het strategisch en operationele beleidskader, bedoeld in artikel 7.2 van het Bor. De handhavingdoelen zijn vastgelegd en de handhavingstrategie is beschreven.

In de loop van 2014 toetst de organisatie of de toezichtstrategieën voldoende zijn en of deze voor verdere integratie vatbaar zijn.

Bij de strategie behoort ook een integraal toezichtprotocol. De organisatie moet de toetscriteria verder uitwerken. Leidraad daarvoor is het Integraal Toezichtsprotocol.

Met de operationalisering van het toezicht komt ook de opbouw van het handhavingsdossier onder de aandacht: de handhavingpartners moeten beschikking krijgen over alle bevindingenrapportages met betrekking tot één zaak. Logisch is dat SquitXO daarvoor de basis is, maar ook in Corsa dienen de onderlinge relaties te worden gelegd.

2.2 Operationele cyclus

Volgende stap na vaststelling van dit plan, is de vaststelling van protocollen, om de werkwijze binnen de toezichttaak vast te leggen. In het kader van de professionalisering heeft de organisatie protocollen voor de milieuhandhaving; deze worden verbreed tot een integrale “Wabo”-versie.

De verschillende Wabo-taakvelden werken voor 2014 aan uitvoeringsprogramma’s. De programma’s voor milieu, bouwen, brandveiligheid, het omgevingstoezicht en de gebiedsgerichte aanpak en de werkprogramma’s van de BOA’s worden naast elkaar gelegd.

Om het toezichtresultaat te delen, moeten in onderlinge afstemming afspraken worden gemaakt over de vorm van de bevindingenrapportages, de vastlegging ervan, de toegankelijkheid en de uitwisseling van gegevens.

“Werkendeweg” zijn managementgegevens nodig om te beoordelen of de handhavingsdoelen juist zijn gesteld (75 % naleving bij eerste controle, 90 % naleving tweede controle, sanctionering < 5 %). Alleen daarmee is beoordeling mogelijk van de operationele cyclus.

De formatie voor toezicht is wel inzichtelijk, maar de borging in de begroting vereist aanpassing en verbetering. De weergave dient aan te sluiten op de afdelingplannen. Ook moet voor elke omgevingstaak formatie voor handhaving beschikbaar zijn, en moet ook een aantal juridische uren worden toegekend.

2.3 Documenten

Probleemanalyse / prioriteitenstelling

Programmatische handhaving vereist een probleemanalyse. Voor de dagelijkse gang van zaken is de risicomatrix een houvast: aan de hand daarvan wordt de prioriteitenstelling gemotiveerd.

Als de praktijk afwijkt, vereist dat bijstelling van de matrix, de prioritering, het toezicht of het beleid. Afhankelijk daarvan is een nieuwe probleemanalyse vereist. Dat laatste geldt ook voor nieuwe onderwerpen (wetgeving), handhavingsprojecten of noviteiten.

De Tafel van Elf biedt de motivering voor de wijze van aanpak, en daarmee voor de benodigde tijd.

De probleeminventarisatie over 2013 is de basis voor het volgende uitvoeringsprogramma.

Uitvoeringsprogramma (laatste kwartaal)

In het uitvoeringsprogramma wordt per taakveld inzage gegeven in de omvang van de toezichtstaak, in de zin van actiepunten, doelstellingen, kengetallen en tijdsbesteding. Voor de dagelijkse werkzaamheden is de sanctiestrategie het beleidskader, voor de bijzondere onderwerpen moet dat in de probleemanalyse zijn beschreven. De totaal benodigde tijd moet kloppen met de begroting.

De uitvoeringsprogrammering wordt besproken in de werkgroep met vertegenwoordigers van alle Wabo-gerelateerde taken. Aan het college wordt een geïntegreerd programma voorgelegd.

Jaarverslag (eerste kwartaal)

Het jaarverslag voegt een verantwoording toe aan het overzicht van het uitvoeringsprogramma voor het voorafgaande jaar: actiepunten, doelstellingen (wel/niet gehaald), kengetallen (werkelijk) en tijdsbesteding (werkelijk). Hieruit kunnen conclusies worden getrokken voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde handhavingsbeleid, dan wel de effectiviteit van de organisatie.

Monitoring en evaluatie

Net zoals probleemanalyse zal monitoring en evaluatie doorlopend plaatsvinden. Vaststelling van het uitvoeringsprogramma en het jaarverslag zijn ijkpunten voor het resultaat en voor het beleid. De beide documenten bevatten een weergave van het resultaat over een jaar.

Om monitoring mogelijk te maken is tijdschrijven nodig. Geschreven moet worden op handhavingsacties en op handhavingsbeleid.

HOOFDSTUK 3 RISICO EN PROBLEEMANALYSE

Eén kwaliteitseis is om handhavingsbeleid te baseren op een probleemanalyse.

artikel7.2,tweede lid, Bor.

Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde in de gevallen waarin de zorg voor de handhaving daarvan aan hem is opgedragen.

3.1 Risicomatrix

Om het risico in beeld te krijgen ontwikkelde VROM destijds een speciale risicomatrix. Zes facetten brengen nadelige gevolgen voor burgers en gemeente bij overtreding van wet- en regelgeving in kaart. Cijfers geven van 1 tot 5 de ernst van de nadelige gevolgen aan. Het financieel-economische risico geeft de inschatting weer wat het de gemeente gaat kosten om de gevolgen op te heffen.

Fysiek

Kwaliteit

Financieel

economisch

Natuur

Volksgezondheid

Imago

1

pijn of letsel bij een individu

Nauwelijks toename onveiligheidsgevoelens

€ 1 tot 1.000

Enige verstoring van het aanzien

Gering gevaar voor de volksgezondheid

Nauwelijks bestuurlijk belang of aantasting imago

2

pijn of letsel bij meerdere individuen

Enige toename onveiligheidsgevoelens

€ 1.001 tot 10.000

Aanzienlijke aantasting van het aanzien

Gevaar voor de volksgezondheid

Klein bestuurlijk belang of aantasting imago

3

Zwaar letsel bij een enkeling of gering letsel bij velen

Gemiddelde toename onveiligheidsgevoelens

€ 10.001 tot 100.000

Aantasting leefomgeving van enige duur

Groot gevaar voor de volksgezondheid

Gemiddeld bestuurlijk belang of aantasting imago

4

Dood van een enkeling of ernstig letsel bij velen

Grote toename onveiligheidsgevoelens

€ 100.001 tot 1.000.000

Aantasting leefomgeving lange duur

Veel ziektegevallen en/of enkel sterfgeval

Groot bestuurlijk belang of aantasting imago

5

Meer doden

Zeer grote toename onveiligheidsgevoelens

€ > 1.000.001 tot

Vernietiging (deel van) leefomgeving

Meerdere sterfgevallen

Zeer groot bestuurlijk belang of aantasting imago

Nadien wordt aangegeven wat de kans is dat de wet- en regelgeving niet wordt nageleefd. In cijfers: 1 is zeer klein,

2 is klein,

3 is gemiddeld,

4 is groot,

5 is zeer groot.

BWS

Gemeente: Bloemendaal

Risicomatrix t.b.v. kadernota integrale handhaving

Handhavingtaak

fysiek

kwaliteit

Financieel economisch

Natuur en milieu

volksgezondheid

Imago gemeente

kansfactor

APV

Risico

in woorden

Afval/zwerfvuil

III

1

2

3

3

1

5

5

12.5 

Groot

Parkeren

III

1

2

3

3

1

4

5

11.7

Gemiddeld

Overhangend groen

III

1

2

3

3

1

4

5

11.7

Gemiddeld

Horeca

III

1

2

2

2

2

3

4

8

Gemiddeld

Overlast Paarden (poep) Honden poep, honden onaangelijnd

III

1

1

3

4

2

5

5

13.3

Groot

Gebruik openbare grond

(werkterrein-terras-uitstalling)

III

 1

2

3

1

1

4

5

 10

Gemiddeld

Strand

Evenementenvergunning

III

3

2

3

1

3

5

4

11.3

Gemiddeld

Horeca

III

2

2

2

2

2

3

4

8.7

Gemiddeld

Geluidsoverlast

III

1

1

2

3

2

5

4

9.3

Gemiddeld

APV overig (ontheffing berijden strand)

III

2

2

2

3

2

5

5

13.3

Groot

Afval/zwerfvuil

III

2

1

3

3

2

5

5

13.3 

Groot

Wet kinderopvang en kwaliteitseisenpeuterspeelzalen

Kinderopvang

III

3 

4 

 1

 1

 3

 4

 3

 8

gemiddeld

Peuterspeelzalen

III

3

4

1

1

3

4

3

8

gemiddeld

Openbare Orde

Vandalisme

politie

Geweld op straat

politie

Groenvoorziening

Kapvergunningen

I

 1

2 

3 

5 

 1

 5

3

8,5

gemiddeld

Illegaal gebruik gemeentegrond

I

1 

 1

3 

2 

 1

 2

2

3,3

klein

Flora en fauna

I

1

 2

3

 5

 1

 5

 3

8,5

gemiddeld

Bouw-en Woningtoezicht

Bouwvergunning/Illegale bouw

II

2 

1

1

1

1

3

3

3

klein

Sloopvergunning

II

2 

1

1

1

1

1

1

3

klein

Aanlegvergunning

II

1 

1

1

1

1

1

1

1

Zeer klein

Staat van woningvoorraad en terreinen+ open erven

II

1 

1

1

1

1

1

1

1

Zeer klein

Bouwtoezicht overig

II

Astbestverwijderingsbesluit, slopen zonder vergunning/toezicht

II

 2

1

1

1

3

3

3

4

Klein

Hygiënische woonproblemen

II

1

2

2

3

3

3

1

2,3

Zeer klein

Monumenten

II

2

1

1

1

1

1

1

2

Zeer klein

Reiniging

Aanbiedingsregels afval

1

3

2

1

2

4

5

12

groot

plaagdieren

1

3

2

3

2

3

2

4,6

klein

Ruimtelijke Ordening

Bestemmingsplannen (gebruik van gronden)

2

1

1

1

1

2

2

3

Klein

Splitsing panden

2

1

1

1

1

2

2

2

Zeer klein

Illegale bewoning

2

1

1

1

1

2

2

3

klein

Milieu-inrichtingen

Lozing

II

1

1

2

1

1

3

2

3

klein

Bodemkwaliteit

II

1

2

3

3

2

3

2

4,6

klein

Afvalbeheer

II

1 

2 

 1

3 

 1

3 

3 

5,5

klein

Geluidhinder

II

1

2

1

3

1

3

4

7,3

gemiddeld

Luchtkwaliteit

II

1

1

1

1

2

1

2

2,3

Zeer klein

Veiligheid

II

2

2

2

1

2

2

2

3,6

klein

Verontreiniging buiten inrichtingen

II

1

2

2

3

1

3

3

6

gemiddeld

Besluit bodemkwaliteit

II

1

1

3

2

2

4

4

8,6

gemiddeld

Brandweer

Brandveiligheid gebouwen

VRK

3 

1

1

1

3

3

2

4

Klein

Gebruiksvergunningen

VRK

3

1

1

1

3

3

2

4

Klein

Brandveiligheid

Brandveiligheid algemeen gebruik

II

4

1

1

1

2

1

3

5

Klein

Brandveiligheid gebruiksmelding

II

4

2

1

1

2

3

3

8

Gemiddeld

Brandveiligheid gebruiksvergunning

II

5

3

3

1

2

4

3

11

Gemiddeld

(Brand)veiligheid evenementen

II

5

2

2

1

2

4

3

10

Gemiddeld

Een voorbeeld: wat zijn de nadelige gevolgen van zwerfafval.

Het gedragsvoorschrift moet ertoe leiden dat afval niet rondzwerft. Het negatieve effect van zwerfvuil op:

  • -

    de fysieke integriteit is zeer klein: mensen krijgen er doorgaans geen pijn of letsel van (1);

  • -

    de kwaliteit: is ook klein. Het roept enige onveiligheidsgevoelens op (2);

  • -

    de financieel economische situatie: gemiddeld. Het kost veel geld (ook in termen van menskracht om zwerfafval op te ruimen) (3);

  • -

    de volksgezondheid: zeer klein (1). Slechts in extreme situaties zal zwerfafval een negatief effect op de volksgezondheid hebben.

  • -

    de natuur: gemiddeld. Als het afval niet wordt opgeruimd blijft het zichtbaar en verstoort het afval de natuurschoon (3).

  • -

    het imago van de gemeente Bloemendaal: zeer groot (5).

De kans dat mensen de regels overtreden die moeten voorkomen dat er buiten een inrichting wordt gestort en zwerfafval ontstaat is: zeer groot (5).

Het gemiddelde van de negatieve effecten (ne): (fy+so+finec+na+ge+im)

6

vermenigvuldigd met de kans (k) geeft de risicowaardering (R) aan, waarbij:

< 3 = Zeer klein

< 6 = Klein

< 12 = Gemiddeld

< 20 = Groot

< 25 = Zeer groot

Het voorbeeld “zwerfvuil” ingevuld in formule: R = ne:6 x k geeft 15:6 x 5 = 12,5 (groot)

De matrix helpt om een proportionele handhavingsinzet vast te stellen op een beredeneerd risico op een naleeftekort. Het gaat daarbij NIET om overtredingen die tijdens het toezicht zijn geconstateerd. De matrix lijkt een objectivering vanwege de vertaling in cijfers, maar het blijft subjectief: het is onze inschatting wat de gevolgen zijn van een overtreding. Daarbij gaat onder de noemer van de vermelde activiteiten een variatie aan handelingen schuil, en zijn in de vermenigvuldigingsfactor onze eigen activiteiten of reeds bestaand beleid verdekt meegenomen.

Immers, wanneer wij tot de conclusie komen dat de kans op overtreding gering is, is uit de matrix niet duidelijk of dat het gevolg is van een “gezagsgetrouwe doelgroep” of van consistent toezicht door de gemeente. En bovendien is het de vraag of de overtredingen voldoende merkbaar zijn voor onze conclusie (als er veel overtredingen zijn, wat zien wij daarvan dan in de praktijk?).

Waarom dan toch de matrix? Omdat de matrix aan de genoemde overtredingen vergelijkbare “noemers” toekent. Daardoor is selectief toezicht mogelijk. De volgende tabel geeft een voorbeelduitwerking voor toezichtmethoden, gekoppeld aan de uitkomst van de risicomatrix.

Risico

Handhavingniveau

Uitwerking bij handhaving

Zeer groot

Actieve handhavinginzet

Constant (aspect)toezicht in gehele gemeente

Groot

Actieve periodieke handhavinginzet

Constant toezicht houden na probleemanalyse

Gemiddeld

Handhavinginzet eens per vast te stellen periode

Eens per jaar toezichtactie in gehele gemeente

Klein

Handhavinginzet projectmatig

Eens per twee jaar toezichtactie op bepaalde wijk of b.v. alleen langs toegangswegen

Zeer klein

Handhavinginzet enkel n.a.v. meldingen

Alleen controle na klacht of melding

3.2 Inschatting van het risico in de praktijk

Wat niet in de matrix meegewogen wordt, maar waarmee alle toezichthouders gewoontegetrouw rekening houden, is de doelgroep. Is de doelgroep zich bewust van de regels? Vertoont de doelgroep een goed naleefgedrag? Wat is de ervaring van de toezichthouders met deze doelgroep?

De Tafel van Elf is een ruggensteun om in te schatten of er een overtredingrisico bij projecten of bij personen is, wat daarvan de oorzaak is en hoe daartegen opgetreden moet worden.

De kennis over de aanvrager of vergunninghouder laat de toezichthouder meewegen: de informatie die in het vooroverleg bij aanvragen is verstrekt, de inschatting over de normgetrouwheid van de vergunninghouder of de uitvoerder van de werkzaamheden, de aard van het werk en de ervaringen in het verleden. Vooral bij terugkerende vergunningen is het noodzakelijk ervaring vast te leggen als toezichtsinformatie.

Ten slotte is ook praktijkervaring een inschatting van het overtredingrisico van activiteiten. Daarnaast is er een veranderende omgeving: nieuwe wetgeving, volggedrag, calamiteiten die leiden tot een periode van specifieke aandacht, nieuwe activiteiten, regionale of provinciale handhavingprojecten, de resultaten van signaaltoezicht en van de controles m.b.t. frequenties.

Uit signalen, klachten, projecten kan blijken dat er een groeiend naleeftekort is, of een groter tekort dan werd aangenomen. Aan de hand van de risicomatrix (wat is het risico?) bepaalt de toezichthouder welke handhavinginzet daaraan gekoppeld wordt: een eenmalige actie in de hele gemeente, een afgebakend project of een hogere controlefrequentie op vergelijkbare gevallen of binnen een bepaald gebied.

Vanuit verschillende invalshoeken geeft de toezichthouder prioriteit aan zijn acties. Daarmee maakt hij zijn programmering. Als alle taakvelden dat doen, kan op basis daarvan een stap naar integratie worden gezet omdat daarmee het toezicht voor en door andere partners in beeld komt.

3.3 Prioriteitenstelling door het bestuur

Naast de matrix is er een bestuurlijke prioriteitenstelling. Het bestuur heeft een eigen afweging, vanwege het gevaar verbonden aan een overtreding, of het betrokken bestuurlijke belang, om een hoge prioriteit toe te kennen aan het toezicht.

Het is denkbaar dat de gemeente andere maatregelen neemt dan handhaving: zwerfvuil kent een hoog risico. Het imago van de gemeente scoort hoog als betrokken negatief effect. Toch is extra toezicht hier niet de juiste aanpak, omdat de pakkans heel klein is. De gemeente kiest voor opruimen.

afbeelding binnen de regeling

HOOFDSTUK 4 TOEZICHT

Artikel 5.2 van de Wabo draagt de bestuurlijke handhaving op aan het bevoegd gezag. Dit omvat niet alleen de toepassing van bestuursrechtelijke sancties (repressief toezicht): verzamelen en registreren van gegevens die voor de handhaving van belang zijn horen daar ook bij.

Handhaven van wettelijke- en beschikkingsvoorschriften is afhankelijk van de ontdekking van inbreuken daarop.

Toezicht is het controleren, bewaken, onderzoeken en gadeslaan van de handelingen of zaken van anderen, met het oog op de naleving van wet- en/of regelgeving. Zonder toezicht is handhaving niet mogelijk.

Het effect van toezicht is betere naleving of minder overtredingen. Hoe het toezicht wordt uitgevoerd bepaalt dus ook de mate van het effect.

Bij handhaving onderscheiden we preventief en repressief toezicht.

Dit hoofdstuk gaat alleen over het preventieve toezicht.

4.1 Vormen van toezicht

Per vakgebied zijn er verschillende controlemomenten in het toezicht:

  • -

    De Wabo noemt verschillende activiteiten vergunningplichtig: “bouwen” en “slopen” zijn naar hun aard eindige activiteiten, en de vergunning daarvoor is uitgevoerd als de activiteit is voltooid. Het toezicht is gebonden aan een bepaalde periode en locatie.

  • -

    “In werking hebben” of “gebruiken” zijn voortdurende activiteiten, en de vergunning daarvoor heeft die eigenschap dus ook. Toezicht hierop is een cyclische activiteit, niet alleen gericht op naleving van de voorschriften, maar ook op de actualiteit en kwaliteit van de vergunning. Toezicht is in dit geval gebonden aan een locatie.

  • -

    De APV en bijzondere wetten bevatten daarnaast nog toestemmingen voor eenmalige, kortdurende activiteiten, en verbodsartikelen. Toezicht daarop vindt incidenteel plaats of, op basis van eerdere ervaringen, projectmatig of thematisch.

  • -

    Gebiedskwaliteiten vragen om specifiek, gedurig toezicht, echter binnen een bepaald gebied.

  • -

    Omgevingstoezicht heeft geen beperkingen in de voorgaande zin.

In dit hoofdstuk maken we onderscheid tussen:

-vergunninggericht

het toezicht spitst zich toe op de realisatie van een eenmalige gebeurtenis of een activiteit, zoals bouwen, slopen, aanleggen, vellen (Wabo) of een evenement (APV);

-objectgericht

het toezicht richt zich op het gebruik van een object, zodat toezicht periodiek, of cyclisch, uitgevoerd kan worden (bijvoorbeeld milieu-inrichtingen, horeca (APV), standplaatsen, brandveilig gebruik van bouwwerken);

-gebiedsgericht

het toezicht is gerelateerd aan geografische gebieden met een bepaalde kwaliteit, zoals natuurmonumenten, grondwaterbeschermingsgebieden, buitengebied, strand etc. Het toezicht richt zich op behoud en bescherming van de specifieke gebiedskwaliteit;

-omgevingstoezicht

dit is algemeen gedurig toezicht op de buitenruimte, binnen het specifieke vakgebied van de toezichthouder. Voor integraal toezicht zijn toevallige constateringen van belang, die de toezichthouder vanuit een “open oog en oor”-functie tijdens zijn werk tegenkomt (bijvoorbeeld afvaldumpingen, illegale bouw of - velling, verdachte lozing of opslag, gebruik van de weg, overlastbepalingen APV etc);

-signaaltoezicht

dit is overkoepelend toezicht, een stap op weg naar geïntegreerd toezicht. Wat toezichthouders in de praktijk tegenkomen en wat buiten hun vakgebied ligt, kunnen zij als signaal doorgeven aan de anderen. Checklists kunnen sturing geven aan de signalering, waardoor bij elke hiervoor genoemde toezichtvorm gecoördineerd en integraal toezicht groeit.

4.2 Vergunninggericht toezicht

Het gaat hier om toezicht tijdens de uitvoeringsfase op:

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor bouw- en gebruiksactiviteiten waarbij wordt gecontroleerd op voorschriften uit het Bouwbesluit, de bouwverordening en het bestemmingsplan voor zover deze regels betrekking hebben op die onderliggende vergunning;

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor sloopactiviteiten, controle op de voorschriften uit de bouwverordening en het Asbestverwijderingsbesluit;

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument;

  • -

    uitvoering van een kapvergunning en eventuele herplantplicht;

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit;

  • -

    evenementen, in het kader van (brand)veiligheid, milieu, openbare orde en leefbaarheid.

GBKZ breekt een lans voor afmelding van de vergunningen, zodat de BAG en WOZ-gegevens actueel blijven. Het financiële aspect van de WOZ staat niet alleen; een verdeelmaatstaf van het gemeentefonds is het aantal nieuwbouwwoningen.

Voor omgevingsvergunningen geldt dat het dossier pas sluit met de vaststelling dat de vergunde activiteit is uitgevoerd.

4.3 Objectgericht toezicht

Objectgericht toezicht is toezicht houden op grond van een vergunning of algemene voorschriften voor bestaande objecten tijdens de gebruiksfase. Het gaat hier om periodiek toezicht op:

  • -

    “langlopende” omgevingsvergunningen en/of op algemene voorschriften, zoals periodiek toezicht op het gebied van (brand)veiligheid en milieu;

  • -

    de instandhoudingstermijn van tijdelijke bouwwerken en/of tijdelijke ontheffingen;

  • -

    horeca-exploitatievergunningen.

4.4 Gebiedsgericht toezicht

Het gebiedsgericht toezicht is gerelateerd aan geografische gebieden en gaat over toezicht op:

  • -

    welstandstechnische en cultuurhistorische aspecten, monumenten en beschermde gebieden (zoals Stads- en Dorpsgezicht);

  • -

    gebouwen, inrichtingen en activiteiten die kenmerkend zijn voor een bepaald gebied en onderlinge samenhang vertonen (zoals Noordzeestrand);

  • -

    gelijksoortige inrichtingen in elkaars nabijheid, waardoor cumulatieve effecten ontstaan (sportinrichtingen Brederodelaan);

  • -

    gebieden waarin het toezicht aan bepaalde activiteiten is gekoppeld (controle aanbiedingsregels en inzamelwijken, parkeercontroles);

  • -

    het buitengebied (projectmatig).

Het gaat hier om toezicht op algemene wet- en regelgeving en niet op objectgebonden beschikkingen (vergunningen). Overtredingen kunnen naar aanleiding van actieve controle of naar aanleiding van signalen worden geconstateerd. Dit wordt vertaald in enerzijds periodieke controles per gebied, anderzijds projectmatige controles op een bepaalde activiteit (zoals propaantanks buitengebied).

De gemeente heeft veel gebieden met een bijzondere status: landgoederen, stiltegebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en het aangewezen natura2000-gebied, waaronder de vroegere natuurmonumenten en het nationaal park vallen. In dergelijke gebieden opereren eigen toezichthouders, vaak ook met een specifieke deskundigheid. De bijzondere regels gelden soms ook buiten het aangewezen gebied. Ook is de Algemene plaatselijke verordening in die gebieden van kracht.

4.5 Omgevingstoezicht

Functies zoals de handhaver RO/BoWoTo en de BOA’s, maar ook de politie en de medewerkers van de Buitendienst, houden gedurig toezicht op de openbare buitenruimte. Het gaat om het gebruik en behoud van de kwaliteit van de openbare ruimte. De regels daarvoor zijn neergelegd in de Bouwverordening (hinderartikelen), de milieuwetgeving en de APV.

De medewerkers zijn de ogen en oren van de organisatie. Toezicht in deze vorm loopt uiteen van een eerste verkenning tot nacontrole, van signaaltoezicht tot zelfstandig optreden. Het omgevingstoezicht kan ondersteuning bieden of signalen afgeven bij:

  • -

    strijdig en/of onrechtmatig gebruik van bouwwerken en (openbare) gronden;

  • -

    het gebruik en de staat van bestaande erven, terreinen, lig- en standplaatsen;

  • -

    groeiende overlast en baldadigheid;

  • -

    bouwen zonder vergunning of vergunningvrij bouwen;

  • -

    werkterreinvergunningen;

  • -

    bodem-, water-, weg- en milieuverontreinigingen;

  • -

    beschadiging gemeente-eigendom.

4.6 Signaaltoezicht

Alle voorafgaande vormen van toezicht hebben betrekking op het vakgebied van de toezichthouders. Integratie van vakgebieden is beperkt mogelijk. Werken in een netwerk van toezichthouders leidt ertoe dat raakvlakken met vakgebieden eerder worden herkend. Een toezichthouder kan zijn aandacht verbreden naar andere beleidsvelden: als hij niet de bevoegdheid heeft om dat aan te pakken, rapporteert hij zijn bevindingen aan de andere toezichthouders. Dit is signaaltoezicht.

Dat geldt ook voor toezichthouders buiten onze organisatie. Daarvoor is noodzakelijk dat er een netwerk ontstaat waar men elkaar weet te vinden, en waar toezichtinformatie voor de deelnemers in het netwerk bijeenkomt.

Met signaaltoezicht streven we naar een netwerk waarmee de effectiviteit van toezicht toeneemt zonder het aantal controlebezoeken te vergroten, door de handhavinginformatie te structureren, centraal bijeen te brengen en binnen het netwerk beschikbaar te stellen.

Adequate handhaving is dan een volgtijdelijke, samenhangende en aansluitende reeks activiteiten die de organisatie plant en ontplooit om de handhavingsdoelen te bereiken.

Handhavingpartners zijn onder meer provincie, politie, Rijnland, LNV, AID, Voedsel- en warenautoriteit en brandweer. Onder de Wabo blijven andere organisaties hun toezicht uitoefenen op de gebruikelijke manier. Het vergunningverlenend bevoegd gezag is echter bevoegd tot handhaving en zal als gevolg daarvan ook de handhavingsinformatie moeten centraliseren.

Signaaltoezicht wordt onderdeel van alle vormen van toezicht. De informatie die dit oplevert, is de basis voor een nieuwe probleeminventarisatie en handhavingprogramma voor het volgende jaar.

Formatie voor dit onderdeel kan daarom niet worden vastgelegd, het is een aspect van het al bestaande toezicht.

4.7 Integratie van toezicht

Toezicht op de naleving van een integrale omgevingsvergunning biedt de kans het toezicht te verbeteren zonder het aantal controles te vergroten. Het gevolg van integraal toezicht moet ook zijn dat er samenhang komt, en dat niet de oplossing voor het ene probleem een handhavingprobleem wordt voor een ander vakgebied.

Dit vergt coördinatie. Daarvoor is noodzakelijk dat het toezicht vanuit eenzelfde kader wordt opgezet. Dat kader is een omgevingsanalyse, risicomatrix en probleemanalyse, en prioriteitenstelling en uitvoeringprogramma.

De verschillende karakters van de genoemde toezichtmomenten belemmeren volledige integratie. Vanwege de specifieke deskundigheid per vakgebied is volledige integratie in één toezichthouder geen optie.

Voordelen van integratie komen het best tot uiting in de toevoeging van signaaltoezicht bij alle vormen van toezicht:

  • -

    De aanwezige toezichthouder kan de aandacht vanuit een ander vakgebied vestigen op zijn constateringen, waardoor concreet toezicht, of een aspectcontrole, mogelijk is.

  • -

    De wisselende aandacht voor toezicht vanuit de vakgebieden wordt evenwichtiger.

  • -

    Toezichthouders raken bekend met andere vormen van toezicht.

  • -

    Toezichthouders van verschillende vakgebieden kunnen voor elkaar constateringen doen, zodat een tweede controlebezoek voorkomen kan worden.

Een hulpmiddel voor signaaltoezicht is een checklist. Hiervoor is een toezichtprotocol ontwikkeld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding en het Platform milieuhandhaving grote gemeenten.

Het bestaat uit een checklist met aandachtspunten voor toezicht door milieu, brandweer en bouw- en woningtoezicht. Nadeel is wel dat de licentie aangeschaft moet worden (meer dan tienduizend euro).

Via www.toezichtprotocol.nu kan een checklist opgemaakt worden voor een controlebezoek. Dit is gratis. Er is nog geen ervaring met de checklists.

Al eerder is gesteld dat toezicht voorbereiding vereist, onder andere dossieronderzoek, raadpleging brongegevens en stroomlijn. Het belang van toezichtsinformatie voor het gehele vakgebied is duidelijk. Andersom is het echter ook noodzakelijk om die informatie actueel te houden, door afmelden vergunningen, rapporteren veranderingen en geconstateerde afwijkingen.

HOOFDSTUK 5 FORMATIE

Volgens artikel 7.4 van het BOR moet de gemeente een organisatie hebben om de handhavingsdoelen en het werkprogramma adequaat en naar behoren te kunnen uitvoeren. In de eerste plaats moet de begroting de formatie vastleggen (“borgen”).

Overzicht uit begroting 2013

De begroting noemt “handhaving” bij producten: er is geen onderscheid in toezicht en handhaving

In totaal heeft Bloemendaal 12.200 uur voor formatie handhaving:

* 7020 uur op afd. III, t.w. 6.670 uur BOA’s en 350 uur functie APV

* 4950 uur op afd. II:

o Product Bouwzaken: totaal 1500 uur, t.w. RBk 250 uur en 5 BWT’ers x 250 uur

o Product RO: totaal 1244 uur, t.w. JVs 50, ESr 1194

o Product Milieu: totaal 2206 uur, HKk 140, vdb 200, Jge 16, VKp 1100 en 750 uur BOA’s

* 230 uur op afd. I, t.w. DWm 30, PDg 50 en WDs 150

Milieu heeft volgens dienstverleningsovereenkomst 300 uur ondersteuning van de milieudienst IJmond, in te plannen voor het handhavingprogramma.

Voor handhaving is juridische ondersteuning nodig. In het totaal van 12.200 uur is de juridische ondersteuning 500 uur. Bij sommige productonderdelen is er geheel geen juridische ondersteuning opgenomen (monumentenzorg). De inzet van toezicht op kapvergunningen en huisvuilinzameling door de BOA’s is ondergebracht bij Milieu (afd. II), terwijl de taak wordt behartigd door Reiniging en Groenvoorziening (afd. I).

Aan de hand van de afdelingsplannen moet hierin de komende jaren meer duidelijkheid komen.

5.1 Formatie vergunninggericht

Het aantal beschikbare uren voor toezicht is nauw verbonden met het aantal verleende vergunningen. Bouw- en woningtoezicht hanteert een norm van (gemiddeld) 6 uur toezicht per vergunning. Dit toezicht bestaat uit gemiddeld vier controles. Door invoering van de Wabo, of de daarmee samenhangende regels voor vergunningvrij bouwen, is de voorlopige inschatting dat het aantal vergunningprocedures op 250 uitkomt. Voor het toezicht is dan 1.500 uur beschikbaar. Programmering en monitoring zal uitwijzen of dat voldoende is.

Voor beide producten Bouwzaken en RO is slechts 50 uur juridische ondersteuning opgenomen voor handhaving. Dat is niet reëel.

Toezicht op de uitvoering van kapvergunningen berust bij de BOA’s. In het broedseizoen en het plantseizoen vergt toezicht meer inzet. Het aantal kapvergunningen per jaar is ± 300. Niet elke vergunning wordt gecontroleerd; bij constatering van een velling gaan de BOA’s na of vergunning is verleend. In feite werkt dit als signaaltoezicht.

5.2 Formatie objectgericht

Bij deze vorm van toezicht is ook belangrijk wat er in het verleden is geconstateerd. Milieu heeft procesbeschrijvingen vastgelegd in protocollen, vanaf dossieronderzoek tot bevindingenrapportage. Standaard rekent Milieu 12 uur voor een periodieke routinecontrole. Voor 80 controlebezoeken (inclusief hercontroles) per jaar is 960 uur nodig. Eenderde deel van de toezichtstaak voert de milieudienst IJmond uit. Dat is deels het gevolg van de professionaliseringsslag (roulatieschema van toezicht), deels ingegeven door het soort inrichting (specifieke bedrijven als vuurwerkopslag). Milieu heeft één toezichthouder.

Meer dan 90 % van de inrichtingen valt onder het Activiteitenbesluit en heeft geen vergunning nodig. Voor inrichtingen type B is melding verplicht en dus is de inrichting bekend, zodat de toezichthouder van tevoren de controle kan inschatten. Voor inrichtingen type A geldt geen meldplicht: de controle is in principe integraal en verrassingen zijn mogelijk.

Vergunningplichtige of type C inrichtingen kennen een controlefrequentie die samenhangt met de inrichtingscategorie. Naast nalevingscontrole is ook beoordeling van de actualiteit van de voorschriften nodig. De milieudienst IJmond adviseert over de vergunningvoorschriften.

De juridisch medewerker Milieu behandelt procedures voor handhaving en vergunningen. Daarmee is toezicht en vergunningverlening gescheiden.

De brandweer kent ca 155 te controleren objecten (totaal aantal gebruiksvergunningen en -meldingen).

Het aantal uit te voeren controles is afhankelijk van de controlefrequentie en het naleefgedrag. Juridische ondersteuning voor handhaving is niet vastgelegd.

5.3 Formatie gebiedsgericht

Door de Estafette-dagen is het netwerk opgebouwd. Omdat de gemeente meer te maken krijgt met flora- en faunabescherming en vanwege de Wabo, is onderhoud van dit netwerk vereist.

De inzet van de gemeentelijke BOA’s is voor een groot deel gebiedsgericht:

  • -

    Gebieden waar met parkeermeters of een blauwe zone het parkeren aan regels is gebonden (3.850 uur).

  • -

    De inzamelwijken en –rondes voor afvalinzameling (500 uur).

  • -

    Het Noordzeestrand (1.500 uur).

Het strand heeft een eigen dynamiek met vaste elementen (opbouw paviljoens, evenementen, ontruiming strand, afschouw), waardoor de toezichthouders vanuit diverse disciplines met elkaar te maken krijgen. Dit is een integratie-onderwerp.

5.4 Formatie omgevingstoezicht

De beschikbare uren hiervoor zijn niet inzichtelijk te maken, ofwel alles wat niet onder 4.1 t/m 4.3 valt. Voor de taak Bouwtoezicht en Ruimtelijke Ordening is een handhaver belast met algemeen toezicht (± 1.200 uur).

De BOA-taken voor omgevingstoezicht gerelateerd aan de Wabo omvatten:

  • -

    toezicht op overhangend groen en vellen van bomen (600 uur);

  • -

    controle op afvaldumpingen (200 uur).

5.5 Benodigde deskundigheid voor milieutoezicht

De taakgroep Milieu heeft 3,5 fte. Er is één toezichthouder, maar alle medewerkers zijn aangewezen als toezichthoudend ambtenaar, zodat zij de bevoegdheden hebben die de wet daaraan toekent. Ook de medewerkers van de milieudienst IJmond zijn, categoraal, aangewezen als toezichthouder binnen het territorium van de gemeente Bloemendaal.

Voor milieutoezicht gelden strengere eisen in het Bor. Om het toezicht op een adequaat uitvoeringsniveau te houden, is samenwerking met de milieudienst nodig. Dat laatste houdt ook verband met een efficiënt gebruik van de beschikbare deskundigheid:

  • ·

    Kan de taakgroep het zelf, dan is de expertise van de milieudienst in principe op de achtergrond aanwezig als vraagbaak.

  • ·

    Moet de taakgroep expertise ontwikkelen, dan kan door begeleiding van de milieudienst een leerproces in gang worden gezet.

  • ·

    De uitvoering kan worden opgedragen aan de milieudienst indien de omvang van de taak in Bloemendaal onvoldoende is om deskundigheid te ontwikkelen of op peil te houden.

Bij meer complexe zaken verlenen specialisten van de milieudienst ondersteuning of wordt het toezicht geheel door de milieudienst uitgevoerd.

De mate waarin toezicht op aspecten als geluid, verruimde reikwijdte, veiligheid, etc. wordt opgepakt door de taakgroep Milieu, de milieudienst IJmond, of zelfs door een extern bureau, verschilt per aspect. Het is continu in ontwikkeling en is afhankelijk van verschillende factoren, waarvan complexiteit er slechts één is.

5.6 Functiescheiding vergunningverlening en handhaving (Milieu)

Een vereiste voor professionele handhaving is objectiviteit. Voor Milieu geldt dat minimaal een personele scheiding van vergunningverlening en handhaving nodig was: een scheiding op dossierniveau is niet voldoende. Het BOR vereist deze functiescheiding alleen voor milieu-inrichtingen.

Artikel7.4van het BOR

1.Het bestuursorgaan richt zijn organisatie zodanig in dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma gewaarborgd is. Daartoe draagt het bestuursorgaan er in ieder geval zorg voor dat:

…b. de personen die zijn belast met de voorbereiding van besluiten ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking hebben op activiteiten met betrekking tot een milieu-inrichting, of met de voorbereiding van beslissingen over milieuvoorschriften of het stellen van voorschriften, niet worden belast met: 1°. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde met betrekking tot een inrichting, en 2°. het voorbereiden of uitvoeren van bestuurlijke sancties met betrekking tot een inrichting;

Concreet vereist het BOR dat degenen die betrokken zijn bij de voorbereiding van milieubesluiten op aanvragen, niet worden belast met het toezicht op de naleving van die voorschriften, noch met de voorbereiding of uitvoering van bestuurlijke sancties.

Omdat de milieutoezichthouder een schakelfunctie heeft tussen vergunninghouder en bestuur, is deze scheiding begrijpelijk. De achterliggende gedachte was dat het beter was om gezamenlijk een oplossing te bedenken dan om onder dwang een ander gedrag te bewerkstelligen.

Ook de eis van wisselend toezicht is met name van belang voor objectgericht, cyclisch toezicht. Er mag geen ‘vaste” relatie ontstaan.

Team Milieu houdt hiermee rekening bij de programmering, door toezichthouders te rouleren:

* Van een vaste handhavingrelatie is sprake bij inrichtingen die jaarlijks en elke twee jaar worden gecontroleerd (vermeld in de probleemanalyse en prioriteitenstelling).

* Een toezichthouder voert als regel niet meer dan twee achtereenvolgende routinecontroles uit.

* In de jaarplanning worden de routinecontroles aan de toezichthouders toebedeeld.

* De milieudienst zorgt voor de benodigde extra inzet.

Van een relatie is ook sprake als het stappenplan niet wordt gehanteerd en de handhaving te lang in waarschuwingen, termijnen en vervolgafspraken blijft hangen. Hoe langer dat duurt, hoe moeilijker het wordt om een handhavingsbesluit te nemen.

De eis geldt formeel nog niet voor het Bouwtoezicht. Toch is het aan te bevelen om bij grotere bouwprojecten vergunningverlening en handhaving te scheiden.

Het voorgaande vereist een strikte vastlegging van afspraken, overtredingen en eerdere acties. Ook daarvoor is een handhavingsdossier, althans een centrale registratie van handhavingsinformatie, noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Integratie van toezicht

In hoofdstuk 3 is onderscheid gemaakt tussen vergunninggericht toezicht en objectgericht toezicht. Bij het toezicht op bouwvergunningen en milieu- of gebruiksvergunningen, verschilt de strategie zozeer dat integratie niet aannemelijk is (niet in de persoon, noch in tijd):

  • ·

    Bij vergunninggericht toezicht is er sprake van een voortgaand proces met een eind. Als interventie nodig is, moet dat direct gebeuren. Handhaving is strikt en formeel.

  • ·

    Bij objectgericht toezicht hoort een opleveringscontrole, die de overgang inluidt van vergunningverlening naar toezicht. Deze controle heeft als doel betrokkene op de hoogte te brengen van de voorschriften en knelpunten te signaleren. De vergunninghouder krijgt de gelegenheid de knelpunten zelf op te lossen. Pas daarna volgt het eerste toezichtmoment, met eventueel een hercontrole. Handhaving heeft in dit geval meer een overtuigend karakter.

Het omgevingsrecht gebruikt steeds vaker meldingen en algemene regels (gebruiksbesluit, activiteitenbesluit, vergunningvrij bouwen). Procedures zijn niet nodig, maar de nadruk verschuift naar toezicht. Voor de probleemanalyse betekent dit dat de vraag opportuun is of het normsubject voldoende op de hoogte is van de regels (zie Tafel van Elf). Ook meldingen, hoewel dit geautomatiseerd is, kunnen onvolledige informatie bevatten. Dat komt pas door toezicht aan het licht.

Bij vergunningvrij bouwen krijgt dit nog een extra dimensie omdat vergunningvrij bouwen in principe ook onbekend is bij de organisatie. Of iets onterecht zonder vergunning of terecht vergunningvrij gebouwd wordt, vereist toch een beoordeling. Het toezicht verschuift hiermee van “vergunninggericht” naar “omgevingsgericht”, zelfs is een grotere rol voor signaaltoezicht weggelegd. Geautomatiseerde mutatiesignalering biedt een vangnet voor het toezicht en de controle op vergunningvrije bouw. Ook hier geldt weer dat de waarde ervan staat of valt met onderlinge gegevensuitwisseling.

De extra dimensie houdt in dat niet alleen toezicht wordt gehouden op producten van de organisatie. Ook leidt toezicht, meer dan voorheen, tot beoordelings- en toetsingsvraagstukken voor de “backoffice”.

Geautomatiseerde systemen als het OLO of de AIM maken het aanvragen van een vergunning of het doen van een melding eenvoudiger. Maar beoordeling blijft nodig; ook de indiener heeft een afweging gemaakt toen hij de vragenlijst invulde. Toezicht beweegt zich hierdoor naar de grens met vergunningverlening, de toezichthouder moet de vragenboom kennen die een indiener heeft doorlopen om tot een bepaalde conclusie te komen.

6.1 De goede toezichthouder

Het bedrijf K+V Organisatieadvies heeft onderzocht wat “goed toezicht” is. Het is geen verrassing dat toezicht “doelmatig” moet zijn: welke gemeente zou dat niet willen. Maar de Wabo schept nieuwe kansen. Toezicht wordt gepland, en omdat de Wabo op verschillende beleidsvelden van toepassing is, kunnen we de toezichtmomenten afstemmen. Dat is ook mogelijk bij andere beleidsvelden, als daar een planning wordt gemaakt van toezicht. Afwegingen daarbij zijn:

  • -

    of toezicht gezamenlijk wordt gehouden, of afzonderlijk in een bepaalde volgorde;

  • -

    wanneer toezicht wordt uitgeoefend (gekoppeld aan de risicomatrix alleen bij klachten, projectmatig, regelmatig of continu);

  • -

    hoe toezicht (aspect-, administratief-, routine- of integrale controle) wordt uitgevoerd, en

  • -

    waarop de toezichthouder let (oog- en oorfunctie voor anderen).

Dat vooronderstelt dat er een “integraal” handhavingsdossier is, waaruit de toezichthouder zijn conclusies voor het toezicht opbouwt. K+V stelt dat toezichthouders:

  • ·

    deskundig moeten zijn en

  • ·

    onafhankelijk,

  • ·

    dat goed toezicht proportioneel en transparant is, en

  • ·

    ruimte biedt aan flexibiliteit.

Met dit laatste heeft K+V op het oog dat de toezichthouder oordeelt volgens de “geest van de wet” en niet louter op de letterlijke tekst.

De ideale toezichthouder die K+V daarmee schetst, bestaat niet. Deze zou kennis moeten hebben van verschillende vakgebieden èn voldoende ervaring met het toezichtobject om innovatieve toepassingen te toetsen aan bestaande regels èn tegelijkertijd voldoende afstand bewaren (er mag geen “relatie” ontstaan tussen toezichthouder en de gecontroleerde.)

6.2 De Bloemendaalse toezichthouder

De toezichthouder in Bloemendaal is een verbindende schakel tussen de gecontroleerde en de deskundigen in de organisatie; hij signaleert, rapporteert en stelt de noodzaak tot interventie vast. De organisatie registreert, wisselt gegevens uit, stemt af, besluit en reageert.

Het verschil in toezichtstrategie laat onverlet dat die op eenzelfde handhavingsbeleid stoelt. Alleen zullen per toezichtsoort de handhavingstappen anders ingevuld worden. En in alle gevallen is direct ingrijpen mogelijk als een overtreding dat vergt.

6.3 Invulling toezicht

We onderscheiden 4 categorieën van toezicht, met elk hun eigen werkwijze:

  • 1.

    Vergunningcontroles, zowel tijdens een gebeurtenis als in de loop van een uitvoeringsproces.

  • 2.

    Routinecontroles volgens het controleprogramma.

  • 3.

    Toezichtscontroles in handhavingsprojecten.

  • 4.

    Controles naar aanleiding van klachten, meldingen, incidenten en signalen.

6.3.1Vergunningcontroles

Het aantal controles wordt bepaald door het aantal verleende vergunningen. Deze controle is altijd integraal. De toezichthouder schenkt specifieke, d.w.z. aspectgerichte, aandacht aan voorschriften die verband houden met zienswijzen die tijdens de voorbereidingsprocedure zijn ingebracht, of bezwaren die daarna zijn ingediend. De vergunninghouder moet zich vanaf de datum van inwerkingtreding houden aan de vergunningvoorschriften.

Elke vergunninghouder kan erop rekenen dat controle plaatsvindt als de vergunning van kracht is.

Bij objectgericht toezicht is deze controle vooral inventariserend bedoeld. De vergunninghouder krijgt een termijn om de gebreken op te heffen en er volgt een hercontrole.

Bij vergunninggericht toezicht ligt de nadruk op corrigerend optreden.

6.3.2Routinecontroles

De cyclische, of regelmatig terugkerende controles vloeien voort uit het controleprogramma. Het gaat grotendeels om objectgerichte controles. De probleemanalyse bepaalt de prioriteitenstelling, rekening houdend met het klachtenpatroon, eerder naleefgedrag, invloed op de omgeving en het verwachte rendement van de controle. Correcte naleving van regels vermindert de controlefrequentie. De routinecontroles kunnen integraal plaatsvinden. Daarvoor is afstemming met de andere handhavingspartners een vereiste. De basis daarvoor zijn de onderlinge handhavingsprogramma’s.

Controles bij vergunninggericht toezicht, gericht op een aflopende activiteit, kunnen routinecontroles zijn. Omdat het unieke gebeurtenissen zijn, is er geen programma mogelijk. De toezichthouder bepaalt op basis van de probleemanalyse hoe vaak controle op het uitvoeringsproces nodig is.

6.3.3Handhavingsprojecten

Op basis van de probleemanalyse kunnen we om verschillende redenen besluiten een handhavingsproject uit te voeren: de introductie van nieuwe wetgeving, het opzetten van samenwerking met andere handhavingspartners, nieuwe ontwikkelingen in de gemeente, het vergroten van kennis over een bepaalde methode of een bepaald onderwerp, gebrekkige naleving in de praktijk of te behalen efficiencyvoordelen door branchegericht werken. Sommige projecten komen van een ander overheidsorgaan, en zijn regionaal, provinciaal of landelijk van aard.

Afhankelijk van de doelstelling de doelstelling van een project kunnen controles integraal zijn, of gericht op een bepaald aspect.

6.3.4Nalevingscontroles

Gewoonlijk vindt een aspectcontrole plaats als derden (omwonenden of andere toezichthouders) een nalevingsgebrek signaleren. De toezichthouder houdt rekening met calculerend gedrag of opzet (zie de Tafel van Elf). Klachten, incidenten of signalen van andere toezichthouders kunnen wijzen op een groter naleefgebrek of een slechte bedrijfsvoering. In dat geval kan een integrale controle op zichzelf het karakter van een handhavingsmiddel krijgen.

Het dossieronderzoek levert de toezichthouder een beeld van wat hij aantreft, de eerdere constateringen, de gegevens over de contactpersoon en toezichtsinformatie van anderen.

Indien de klacht, het ongeval of het incident ontstaan is uit een overmachtsituatie, vindt er geen integrale controle plaats. In zo’n geval is de controle vooral oplossinggericht, om herhaling te voorkomen.

6.3.5Bevindingenrapportages

Resultaten van controles worden centraal en zaakgericht vastgelegd. Bij de volgende probleemanalyse bepalen het klachtenpatroon van een inrichting, de bevindingen van de controles, de ervaringen bij vergunninggericht toezicht, de resultaten van het gebieds- en omgevingstoezicht en de signalen van anderen, de controlefrequenties, handhavingsprojecten, aandachtsgebieden voor het volgende programma.

Controles worden op een eigen wijze voorbereid. Uiteraard kennen projectcontroles de meest uitgebreide voorbereiding omdat dat in het project besloten ligt. De controles naar aanleiding van meldingen hebben de minste voorbereidingstijd. In principe kondigt een toezichthouder een controle aan, maar bij nalevingscontroles is het oplossen van de klacht van groter belang.

6.3.6Uitvoeringsprogramma’s

Deze nota beoogt bij te dragen aan een programmatische, planmatige en cyclische aanpak van de handhaving, waarover bovendien helder en eenduidig gerapporteerd kan worden. Aan de hand van de gestelde prioriteiten door middel van de risicomatrix, is de vervolgstap om jaarlijks een concreet uitvoeringsprogramma vast te stellen. Dit kan per thema zijn of bijvoorbeeld gebiedsgericht of ingegeven door een nieuw bestemmingsplan. Ieder jaar zal worden beoordeeld waar de accenten komen te liggen.

Dat veronderstelt een centrale plaats waar handhavingsinformatie bijeenkomt. Het plan is om daarvoor de zaakgerichte locatiedossiers van SquitXO te gebruiken.

Hoofdstuk 7 Toezichtstrategie

Een handhavingstrategie beschrijft op welke manier en met welke middelen een organisatie het gedrag van doelgroepen wil beïnvloeden. De handhavingstrategie is het antwoord op de Tafel van Elf. Dit kan onderverdeeld worden in:

  • 1.

    bevorderen van de spontane naleving, door hoofdzakelijk communicatieve instrumenten of positieve financiële prikkels;

  • 2.

    bevorderen van de naleving door het toezicht, zoals uitgewerkt in een toezichtstrategie (ondersteunende instrumenten);

  • 3.

    bevorderen van de naleving door sancties, uitgewerkt in een sanctiestrategie (dwangmiddelen).

Meestal gaat het om een combinatie van instrumenten, die met elkaar de naleving maximaal kunnen beïnvloeden. De volgende strategieën zijn hierbij van belang:

  • 1.

    Toezichtstrategie (intensiteit en wijze van controle).

  • 2.

    Sanctiestrategie (bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving).

  • 3.

    Gedoogstrategie (inzicht in wijze van sanctioneren).

In dit hoofdstuk gaat het over de toezichtstrategie.

Het BOR, in artikel 7.2, en het MOR, in artikel 10.3, tweede lid, vereisen een strategie per beleidsveld waarmee het bestuur inzichtelijk maakt hoe het toezicht wordt uitgeoefend, hoe de bevindingen worden vastgelegd en wat het gevolg van die bevindingen is.

Toezicht varieert van aspectcontroles en willekeurige of vaste controlemomenten, tot integrale opleveringscontroles waarmee de overdracht wordt gemarkeerd van de vergunningverlenende fase naar de gebruiksfase.

Er is een aanpak voor controles. Toezicht na signalen zal vaak gericht zijn op een aspect. Omgevingstoezicht is algemeen gericht. Opleveringscontroles bij vergunningen voor de gebruiksfase zijn integraal en hebben een informatief karakter. Vergunningcontroles in de uitvoeringsfase hebben een corrigerend en handhavend doel.

Indien het wenselijk is om voor gemeentelijke taken specifieke strategieën te hanteren, kan dit in protocollen worden geregeld. Een voorbeeld daarvan is het Horacasanctiebeleid.

7.1 Definitie

Toezicht = alle eerste controles en controles, waarbij geen sprake is van een redelijk vermoeden van overtreding.

Als een toezichthouder een overtreding constateert, dan zet hij een repressief handhavingtraject in, conform de sanctiestrategie van het handhavingsbeleid. De grens tussen toezicht en opsporing is heel dun bij het toezicht naar aanleiding van een klacht. Wij beschouwen de (aspect)controle naar aanleiding van een klacht nog als toezicht. Indien de conclusie van controle luidt dat de klacht het gevolg is van een overtreding, kan vanaf dat moment ook opsporing plaatsvinden.

Toezicht en controlebezoeken

Een controle is integraal als alle aspecten die bij een omgevingsproject zijn betrokken, worden onderzocht. Bij controles naar aanleiding van klachten is het logischer om de aandacht te richten op het aspect waarop de klacht betrekking heeft.

afbeelding binnen de regeling

7.2 Stappenplan controlebezoek

Een controlebezoek bestaat globaal uit:

  • -

    de administratieve voorbereiding,

  • -

    het bezoek met de inspectieronde,

  • -

    de terugkoppeling aan de vergunninghouder en

  • -

    administratieve vastlegging in een bevindingenrapport.

stappenplan controlebezoek

  • -

    dossieronderzoek, check gegevens basisregistraties

  • -

    bepalen van de bezoekstrategie naar aanleiding van deze gegevens, bijvoorbeeld;

    • o

      aan welke aspecten wordt geen of juist extra aandacht besteed,

    • o

      waren er zienswijzen/bezwaren in het voortraject,

    • o

      welke controle wordt toegepast (administratieve controle, aspect - of integrale controle),

  • -

    aankondiging controlebezoek

  • -

    administratieve controle

  • -

    controle op locatie

  • -

    administratieve verwerking (NB. Terugkoppeling basisregistraties!)

7.2.1 Dossieronderzoek

Goed toezicht vereist een goede voorbereiding. De basis van de controle is de informatie die in het zaakdossier is opgeslagen, zoals het vooroverleg, afspraken, bezwaren, eventueel klachtenpatroon, het naleefgedrag, de aard van de activiteiten, productie- of bedrijfsprocessen, afvalstromen etc.

Voor integraal toezicht is een “handhavingsdossier” vereist, waarin de bevindingen van de toezichthouders voor deze locatie zijn opgenomen. Logische plaats daarvoor is SquitXO.

Aan de basis daarvan liggen de brongegevens over adressen, bewoners, percelen, omgeving etc. uit stroomlijn. Die basis is noodzakelijkerwijs actueel, en dat vergt ook een actieve terugkoppeling uit het veld om de gegevens actueel te houden.

Uit de toezichtsinformatie blijkt wie eerder heeft gecontroleerd en welke afspraken nog gelden, of andere toezichthouders om signaaltoezicht of om aspectcontroles vragen, of het resultaat van andere controles richting geeft aan de voorgenomen controle, welke apparatuur nodig is, of dat een gezamenlijk bezoek nodig is.

De toezichthouder kiest op welke voorschriften of wettelijke bepalingen hij de nadruk legt tijdens het bezoek, hij bepaalt de bezoekstrategie.

De toezichthouder kan zich legitimeren, hij is bevoegd bewijs vast te leggen met een geluidmeter, camera of tablet, en kan personen meenemen indien die voor de uitvoering van zijn taak noodzakelijk zijn. Hij moet over veiligheidsvoorzieningen kunnen beschikken als werkschoenen, werkjas, helm, gehoorbescherming en veiligheidvest.

7.2.2 Aankondiging en bezoekstrategie

Een routine- of periodiek controlebezoek wordt altijd aangekondigd.

Bij periodieke controles voor milieu bepaalt de toezichthouder welke informatie de inrichtinghouder tijdens het controlebezoek beschikbaar moet hebben, zoals een logboek, keuring- en onderhoudsrapporten, certificaten of verbruikscijfers. De vergunninghouder moet een bezoek voorbereiden.

Vergunninggericht toezicht vergt van de vergunninghouder minder voorbereiding. Bij bouw bepaalt de voortgang de toezichtmomenten. Een gedetailleerde omschrijving van de wijze waarop een toezichtbezoek wordt uitgevoerd is opgenomen in het protocol (ITP) Integraal Toezicht Protocol voor het uitvoeren van een controle. Aan de hand van het toezichtprotocol en de aandachtspunten uit het dossier stelt de toezichthouder een checklist op. Op de checklist krijgt ook het signaaltoezicht voor andere partners gestalte.

7.2.3 Administratieve controle

Administratief toezicht is een belangrijk onderdeel van het bedrijfsbezoek. Tijdens het controlebezoek worden de gegevens vergeleken die de inrichtinghouder, naar aanleiding van de aankondiging, overhandigt, met de informatie die op basis van dossieronderzoek verkregen is. Administratieve controles zijn: lijncontrole, verbandcontrole of een cijferbeoordeling.

Voor milieucontroles is in verband daarmee een logboek noodzakelijk, met daarin boekhoudingen van gevaarlijke stoffen, oplosmiddelen of afvalstoffen, ledigingsbonnen van de vetafscheiders, gegevens over energieverbruik, onderhoudscontracten en certificaten van installaties etc.

7.2.4 Controlebezoek

De controle gebeurt in aanwezigheid van een contactpersoon, bij voorkeur de vergunninghouder of degene die verantwoordelijk is voor de bedrijfsvoering als geen vergunning nodig is. Dit is van belang indien afspraken moeten worden gemaakt over de naleving.

Als tijdens een inspectie een ernstige overtreding wordt geconstateerd, dient de toezichthouder over te schakelen op handhaving en kan hij direct de zienswijze van de overtreder vragen over het toepassen van sancties.

Informatie die van belang is voor de administratieve controles, komt in het handhavingsdossier. Hierin moeten alle bevindingen uit controles vastgelegd worden. Deze kunnen leiden tot checklists, signaaltoezicht, aangepaste controlefrequentie, aspectcontroles, of zelfs een ambtelijke of bestuurlijke hercontrole, en een sanctie. Het gaat daarbij voornamelijk om kenbare feiten. Dit signalerend toezicht voor andere taakvelden (bijvoorbeeld brandweer, bijzondere wetten, ruimtelijke ordening, bouw- en woningtoezicht, verkeer, gemeente-eigendom en openbare orde) draagt bij aan de beeldvorming over het naleefgedrag.

7.2.5 Terugmelding en afwerking controleresultaat

Het toezicht eindigt met een rapportage. Dit is de terugkoppeling voor de andere handhavingpartners, de evaluatie van het toezicht (strategie en beleid) en levert de informatie voor volgende toezichtacties.

NB:. Ook de constatering dat geen overtreding is geconstateerd is relevant voor het naleefgedrag, de controlefrequentie en de evaluatie van het toezicht.

De feitelijke bevindingen en overtredingen worden (eenduidig en uniform) schriftelijk vastgelegd, voor een goede en persoonsonafhankelijke dossiervorming, en een basis voor integratie van toezicht. Ook de bewijsbaarheid voor zowel het strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke vervolgtraject is hiermee gebaat. Een bevindingenrapport wordt opgesteld, gearchiveerd in het locatiedossier en beschikbaar gesteld volgens de protocollen “bevindingenrapport”, “controle”, “dossiervorming” en “afstemming”, zodat een volgende toezichthouder bij de planning van zijn controlebezoek daarmee de bezoekstrategie kan invullen.

Onderdeel van de terugmelding bij geconstateerde overtredingen is de invulling van het stappenplan handhaving uit de sanctiestrategie. De toezichthouder neemt hierbij de Tafel van Elf in aanmerking.

Bij bouwactiviteiten geldt dat de vergunninghouder niet schriftelijk wordt geïnformeerd als er geen overtredingen zijn geconstateerd. Omdat ook steeds een exacte omschrijving nodig is van de al gerealiseerde activiteiten, staat schriftelijke bevestiging niet in verhouding tot het nut ervan. Het toezichtsprotocol kan in deze leemte voorzien.

7.2.6 Monitoring

Als ervaring is opgedaan met administratief toezicht dan wordt het instrument “monitoring” toegevoegd. Met behulp hiervan worden gedurende langere tijd, op van tevoren vastgelegde peilmomenten, administratieve gegevens gegenereerd, waarmee de toezichthouder inzicht krijgt in bijvoorbeeld het energieverbruik bij bedrijven over langere tijd. Monitoring zal voornamelijk in het kader van de verruimde reikwijdte voor milieu-inrichtingen een rol spelen. Van belang is dat bepaalde gegevens worden vastgelegd in een logboek door de vergunninghouder.

Monitoring leidt ook tot vastleggen van ervaringen bij kortdurende, repeterende activiteiten. Op basis daarvan kan bij een volgende aanvraag evaluatie plaatsvinden van de aanvrager, de locatie, de activiteit of de handhavingstrategie.

7.3 Niet vergunninggebonden toezicht

Dit toezicht valt onder gebieds- en omgevingstoezicht en is niet gerelateerd aan een inrichting of een vergunde activiteit. Wij bedoelen hier mee o.a. illegale bouw, illegaal gebruik, vergunningvrije bouw, vrijstellingen en gedoogsituaties. Meestal is het toezicht naar aanleiding van signalen.

7.3.1Voorbereiding en bezoek ter plaatse

Als er relatie is met een inrichting of activiteit verricht de toezichthouder, als daarvoor tijd is, eerst dossieronderzoek en raadpleegt hij stroomlijn. Aan de hand van de klacht of handhavinginformatie in het dossier kiest de toezichthouder voor een integrale of aspectcontrole, of voor bijstand door een deskundige, de politie of een collega. De toezichthouder legt de constateringen zo mogelijk vast op beeld, met een geluidmeter, of neemt monsters.

7.3.2Gebiedstoezicht/thematisch toezicht

Niet-vergunning gebonden toezicht vindt gebiedsgericht en thematisch plaats; deze wijze is geschikt voor specifieke onderwerpen die op de bestuurlijke agenda staan.

Van het gebiedsgericht thematisch toezicht moet het algemene gebiedstoezicht worden onderscheiden

op basis van visuele controle (quick scan) vanuit het openbare gebied.

7.3.3 Bestaande bouw en bestemmingsplannen

Bij excessen als leegstand, verloedering en verwaarlozing treedt de toezichthouder op.

Ook het toezicht op monumenten valt daar onder. Bij bestemmingsplannen wordt toezicht gehouden op het gebruik van gronden en bouwwerken, werken of werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning vereist is, en het bouwen in strijd met het plan.

7.3.4 Klachten

Uitgangspunt is dat op klachten wordt gereageerd binnen een redelijke termijn. De toezichthouder leidt uit de aard van de klacht af wat een redelijke termijn is. Als er een mogelijke dader is, vindt controle onaangekondigd plaats. De toezichthouder noemt nooit de naam van de klager. Tijdens het bezoek kan de aandacht via het ITP (Integraal Toezicht Protocol) voor signalerend toezicht op verschillende aspecten worden toegepast. De toezichthouder kan dan besluiten een integrale controle uit te voeren, hetzij meteen, hetzij op korte termijn.

Op een handhavingverzoek is snellere reactie noodzakelijk (voor milieu binnen 4 weken, overigens binnen 8 weken). Verzoeken worden afgewikkeld op grond van het handhavingsbeleid en het protocol.

7.4 Registratie handhavinginformatie

Toezichtresultaten vormen de basis voor het volgende uitvoeringsprogramma en voor eventuele handhavingsprocedures. Tegelijkertijd moeten deze resultaten inzichtelijk zijn voor andere toezichthouders of handhavingspartners, zeker als in het kader van de integratie gevraagd is, of wordt, om signalen van en door anderen.

De registratie moet eenduidig zijn, gestandaardiseerd met protocollen, om het risico dat informatie blijft “hangen” te verkleinen. Het zaakdossier in SquitXO biedt de beste opties: registratie in Corsa alleen is onvoldoende.

Centrale registratie van toezicht en handhavinggegevens is ook van belang voor de evaluatiemomenten van het beleid, de capaciteit of de effectiviteit. Monitoring van controles en repressieve handhavingsprocedures is noodzakelijk om de handhavingsdoelen te evalueren. Deze zijn meetbaar geformuleerd, maar het is een streefsituatie waarvan in de praktijk moet blijken of dat optimistisch is ingeschat.

De informatie die daarvoor nodig is betreft:

-totaal aantal controles;

-aantal geconstateerde overtredingen;

-aantal hercontroles;

-aantal voortdurende overtredingen;

-aantal sanctieprocedures en welke;

-aantal effectueringen;

-aantal beroepsprocedures en het resultaat daarvan.

Hoofdstuk8Sanctiestrategie

De sanctiestrategie is het tweede onderdeel van de totale handhavingstrategie.

Dit onderdeel gaat over de repressieve handhaving: overtreding is geconstateerd en het bestuur past sancties toe om de overtreding op te heffen. Ook strafrechtelijke sancties vallen onder repressieve handhaving, maar het strafrecht behoort niet tot de taak van het gemeentebestuur.

Bestuursrechtelijke sancties zijn gericht op herstel, op het tenietdoen van de gevolgen van de overtreding, en oefenen dwang uit op de overtreder om de overtreding en de gevolgen ervan ongedaan te maken en op te heffen.

Strafrechtelijke sancties zijn voornamelijk gericht op het afdwingen van naleving door overtreders te bestraffen. De gevolgen van overtredingen zijn minder relevant dan het feit dat een regel is geschonden. Het strafrecht is bij uitstek geschikt voor misdragingen waarvan het gevolg al is ingetreden en niet meer valt te herstellen. Ook bij calculerend gedrag van de overtreder kan het strafrecht extra dwang betekenen.

Uitgangspunt is dat tegen elke overtreding wordt opgetreden.

Uitzonderingen daarop komen aan de orde in de gedoogstrategie.

8.1 Stappenplan voor de handhaving

Op een geconstateerde overtreding volgt altijd een schriftelijke reactie. De aard en de ernst van de overtreding, en de gevolgen daarvan, bepalen hoe het bestuur op een overtreding reageert:

  • -

    Vergunninggericht toezicht vereist in het algemeen een directe reactie, omdat sprake is van onomkeerbare gevolgen.

  • -

    Bij het taakveld RO en Bouwen, soms ook bij APV en Bijzondere wetten, is vervolgens de vraag aan de orde of de aangetroffen situatie gelegaliseerd kan worden.

  • -

    Bij objectgericht toezicht kan de overtreder een langere termijn krijgen om de overtreding op te heffen, maar volgen we maximaal drie stappen.

  • -

    Tegen overtreding van verboden of gedragsvoorschriften wordt direct opgetreden.

Stappenplan

De stappen zijn gerelateerd aan de zwaarte van de overtreding, de gevolgen, de inbreuk op het recht en aan de Tafel van Elf. De toezichthouder kiest de stap met de beste aanpak. Normaliter zijn de stappen opeenvolgend, waarbij de overtreder steeds de keuze wordt geboden de overtreding te beëindigen en waarbij de volgende stap het gevolg is van die keuze.

Onderzoek of alsnog vergunning verleend kan worden voor een geconstateerde overtreding, is geen onderdeel van de handhaving. Afhankelijk van dit onderzoek volgt de benadering van het stappenplan (alsnog), of een gedoogbeschikking en een vergunningtraject.

Tegen overtreding van verboden (APV) of gedragsvoorschriften wordt direct opgetreden.

1. Niet ernstige overtredingen

De overtreding is duidelijk en verwijtbaar, maar is een incident. Na de eerste controle volgt een schriftelijke waarschuwing, en tegelijkertijd kondigt de toezichthouder een hercontrole aan. De overtreder krijgt een termijn om de overtreding te herstellen.

Als bij de hercontrole de overtreding niet is opgelost, volgt de aankondiging dat een sanctiebeschikking in voorbereiding is. De beschrijving daarvan staat in stap 2.

Controle -> waarschuwing -> hercontrole -> aankondiging -> 2e hercontrole -> sanctie

2. Ernstige overtredingen

Een overtreding is ernstig als het een kernbepaling betreft, als er sprake is van recidive, als er directe aantasting is voor gezondheid, milieu, imago van de gemeente, of bij calculerend gedrag. Na constatering volgt een schriftelijke aankondiging dat een sanctie in voorbereiding is. De overtreder krijgt de gelegenheid om daarover zijn zienswijzen in te brengen. Afhankelijk van de gevolgen, aard en ernst van de overtreding kan de toezichthouder direct vragen naar de zienswijzen van de overtreder, of de overtreder krijgt die mogelijkheid bij de schriftelijke bevestiging van de aankondiging.

Ook dan volgt een hercontrole, maar als de overtreding dan nog niet ongedaan is gemaakt, brengt het college het uitgesproken voornemen ten uitvoer en krijgt de overtreder een sanctiebeschikking.

Controle -> aankondiging -> hercontrole -> sanctie

3. S poedeisende overtredingen

Als de overtreding onmiddellijk ingrijpen vereist omdat de gevolgen onomkeerbaar zijn, er gevaar dreigt voor personen, een verbod wordt overtreden, of in geval van een calamiteit, kan direct worden gesanctioneerd. Ook als sprake is van recidive of aantasting van het milieu in betekende mate, kan dit aanleiding zijn om meteen stap 3 toe te passen. In gevallen waarin de derde stap het logische vervolg is op de stappen 1 en 2, is er uiteraard geen sprake van spoed.

Spoedeisendheid houdt ook in dat het mogelijk is direct op te treden:

  • -

    De overtreder krijgt geen mogelijkheid zienswijzen in te brengen.

  • -

    De overtreder krijgt geen begunstigingstermijn om de overtreding op te heffen.

  • -

    De sanctie wordt meteen toegepast of opgelegd.

  • -

    Eventueel wordt de beschikking later in schriftelijke vorm uitgereikt.

De Algemene wet bestuursrecht biedt hiertoe mogelijkheden.

Controle -> sanctie

In principe kent een bestuursrechtelijk sanctiebesluit een begunstigingstermijn, waarbinnen de overtreder de mogelijkheid krijgt om de overtreding te beëindigen en de gevolgen ongedaan te maken voordat het sanctiebesluit van kracht wordt.

Hoe lang deze begunstigingstermijn duurt hangt af van de eerdere stappen, de gevergde actie van de overtreder en van de ernst van de overtreding. In een geval waarin alle stappen zijn gevolgd, ligt een lange begunstigingstermijn niet meer in de rede. Voor de meest voorkomende overtredingen stelt een protocol standaardtermijnen.

Factoren die de toezichthouder meeweegt in zijn reactie op geconstateerde overtredingen zijn:

  • -

    heeft de overtreder een “geschiedenis”;

  • -

    zijn er onomkeerbare gevolgen;

  • -

    de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden (was het onwetendheid of calculerend gedrag, zie Tafel van Elf);

  • -

    is er, wat betreft de overtreding of de reactie erop, een precedent;

  • -

    zijn de voorschriften handhaafbaar;

  • -

    heeft de overtreder schuld;

  • -

    kan de situatie worden gelegaliseerd of is er reden om te gedogen.

Voor het vervolgtraject kunnen privaatrechtelijke gegevens van belang zijn. De toezichthouder vergewist zich via Stroomlijn van de eigendomssituatie. Bij toepassing van bestuursdwang is de eigenaar betrokken; dwangsommen zijn gericht op degene die de overtreding pleegt en het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen. De gemeente kan betrokken partij zijn door eigendomsrecht of contractuele relatie met de overtreder.

Hoewel op grond van de doorkruisingsleer de publiekrechtelijke weg de voorkeur geniet, kan het privaatrecht het naleefgedrag ondersteunen.

8.2Voorbereiding

Waarschuwing

De overtreder krijgt een waarschuwing op schrift, ook na een mondelinge aanzegging door een toezichthouder. Daarin staat wat de overtreding is, dat het bestuur de bevoegdheid heeft handhavend op te treden, welke actie van de overtreder nodig is en binnen welke termijn, en wat het gevolg zal zijn als bij de hercontrole de overtreding voortduurt.

Formeel hoeft de overtreder nog geen zienswijzen in te brengen omdat er nog geen besluit zal volgen. Uiteraard is het mogelijk zijn reactie op de constatering te geven als hij van mening is dat de overtreding hem niet aangerekend kan worden of als hij beroep doet op overmacht. Het bestuursorgaan neemt deze zienswijze dan mee bij de uiteindelijke besluitvorming.

Aankondiging

In de aankondiging staat welke sanctie het bestuur voor de overtreder in petto heeft. Bij een aangekondigde lastgeving vermeldt de aankondiging concreet welke maatregelen de overtreder moet uitvoeren, of juist moet nalaten, om sanctionering door het gemeentebestuur te voorkomen.

Als het bestuur kiest voor een lastgeving onder dwangsom, vermeldt de aankondiging of de dwangsom verschuldigd is als een bedrag ineens, per tijdseenheid of per overtreding, alsmede de hoogte van het bedrag, het maximumbedrag en de begunstigingstermijn, zodat de overtreder weet waar hij aan toe is.

Richtlijnen daarvoor liggen vast in protocollen.

8.3 Sanctionering

8.3.1 Herstelsancties

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn bestuursorganen bevoegd tot het opleggen van een lastgeving onder bestuursdwang of een lastgeving onder dwangsom. In beide gevallen moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan een last voldoen.

Als dit niet, niet op tijd of onvoldoende gebeurt, dan wordt de sanctiebeschikking uitgevoerd en zal het bestuursorgaan zelf, op kosten van de overtreder, actie ondernemen om de overtreding teniet te doen, dan wel de verbeurde dwangsombedragen invorderen. Het zijn herstelsancties, dat wil zeggen dat de sanctie gericht is op het herstel en niet op het straffen van de overtreder.

De kosten die het bestuursorgaan maakt om de sanctie te effectueren, worden op de overtreder verhaald. Tegen een sanctiebeschikking staat bezwaar en beroep open voor belanghebbenden. Het is denkbaar de begunstigingstermijn gelijk te stellen aan de bezwarentermijn, maar dat hoeft niet. De overtreder heeft de mogelijkheid schorsing te vragen.

Het gemeentebestuur kan kiezen uit de lastgeving onder bestuursdwang of onder dwangsom, en motiveert deze keuze in de sanctiebeschikking. Verbeurde dwangsommen komen toe aan de gemeente. Een spoedeisende zaak, of een handeling zonder vergunning, verdragen zich slecht met een dwangsom.

8.3.2 Bestuurlijke boete/strafbeschikking

De Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte en het bijbehorende besluit zijn 14 januari 2009 in werking getreden. De “bestuurlijke boete” is voor gemeenten een instrument om zelfstandig op te treden tegen overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) die veel voorkomen en overlast veroorzaken.

In plaats van de bestuurlijke boete is de “bestuurlijke strafbeschikking” als instrument mogelijk. De bestuurlijke strafbeschikking is, in tegenstelling tot de bestuurlijke boete, een strafrechtelijke procedure en is onderdeel van de Wet OM-afdoening.

De sanctiemiddelen kunnen worden gebruikt door BOA’s, zonder tussenkomst van de politie. De grootste verschillen zitten vooral in de afhandeling van de boete of de strafbeschikking: bij een bestuurlijke boete zorgt het bestuursorgaan voor de verwerking, inning en rechtsbescherming. Bij een bestuurlijke strafbeschikking zijn het CJIB en het OM hier verantwoordelijk voor.

De gemeente Bloemendaal heeft gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking voor overtredingen op grond van de APV. In hoofdstuk 6 van de APV staat de hoogte opgesomd van de strafsanctie voor overtredingen op grond van de bepalingen in de APV.

8.3.3 Procesverbaal

Overtredingen van de Wabo en APV zijn strafbaar gesteld. De Wabo is gekoppeld aan de Wet Economische Delicten (WED). Hieruit volgt de strafbaarheidstelling en de hoogte van de transactie. Een procesverbaal op grond van de Wabo kan worden opgemaakt door een Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) of door de Regionale Politie Kennemerland. Waarschuwingsbrieven of andere bestuurlijke sancties kunnen worden doorgestuurd naar de politie die in samenwerking met het OM zelfstandig kan besluiten een procesverbaal op te maken. Voor de handhaving van de APV kan op grond van de Wet Mulder een procesverbaal worden opgemaakt.

8.3.4 Intrekken van de vergunning

Als een vergunninghouder de voorwaarden uit een vergunning niet naleeft, dan is intrekking van de vergunning een mogelijke sanctie. Bij een gebonden beschikking moet de betreffende onderliggende wet wel de mogelijk bieden om de vergunning in te trekken. Artikel 2.33 van de Wabo noemt de gevallen waarin de omgevingsvergunning moet of kan worden ingetrokken. Bij zogenoemde vrije beschikkingen kan in het algemeen sneller tot intrekking worden overgegaan. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

Het beleidsveld horeca kent een apart horecasanctiebeleid, waarbij het mogelijk is om als dwangmaatregel verleende, begunstigende beschikkingen tijdelijk in te trekken of op te schorten.

8.3.5 Privaatrecht

De Hoge Raad heeft de doorkruisingsleer opgesteld, die erop neerkomt dat de overheid geen gebruik kan maken van de privaatrechtelijke weg als dat de publiekrechtelijke regelingen op onaanvaardbare manier doorkruist. Daarvan is sprake als:

  • -

    de overheid met het publiekrecht eenzelfde resultaat kan bereiken;

  • -

    de regeling zelf de privaatrechtelijke weg uitsluit;

  • -

    de publiekrechtelijke regeling waarborgen omvat voor bescherming van belangen van burgers.

Bij rechtsverhoudingen in het privaatrecht zijn er geen derde-belanghebbenden die handhaving kunnen vragen.

De gemeente kan handhaving kracht bijzetten door met privaatrechtelijke consequenties te dreigen in gevallen waarin de gemeente als partij een belang heeft.

8.4 Overtredingen van de overheid

De gemeente voert ook zelf activiteiten uit die gebonden zijn aan een vergunning. Dus zijn ook overtredingen door de gemeente denkbaar, en overtredingen door andere overheden. Vanwege de voorbeeldfunctie en de geloofwaardigheid van de overheid is het niet alleen van belang dat de regels worden nageleefd, maar ook dat er in principe op dezelfde wijze tegen wordt opgetreden. Dat houdt in dat tegen dergelijke overtredingen ook wordt opgetreden op de manier zoals beschreven in deze nota. De procedure start met een bevindingenrapport, dat de toezichthouder toestuurt aan het hoofd van de afdeling waar het beheer of de directie berust over de gecontroleerde activiteit. Hierin staat een hersteltermijn.

Afschriften daarvan gaat naar de verantwoordelijke portefeuillehouders en naar het bestuur. Bij overtreding van een kernbepaling gaat er ook een afschrift naar het Openbaar Ministerie en de Regionale Inspectie.

Bij overtreding van andere bepalingen krijgen deze diensten pas bij de tweede stap volgens het sanctiebeleid een afschrift.

Hoofdstuk 9 Gedoogstrategie

Laatste onderdeel van de handhavingstrategie is het gedogen. In principe komt gedogen niet voor. Maar er zijn gevallen waarin sprake is van overmacht, of waarin strikte handhaving tot onbillijkheden zou leiden. Handhaving is geen doel op zich, maar deelt in de doelen van de wetgeving.

De betreffende wetgeving legt het bestuur de zorg op voor de handhaving, en geeft het bestuur de bevoegdheid om handhavingsmiddelen in te zetten. Dat is een beginselplicht.

Het bestuur kan een afweging maken en daarbij bijzondere omstandigheden betrekken die rechtvaardigen dat een overtreding niet wordt aangepakt. De gemeente heeft lang geleden al het gezamenlijke gedoogkader van de Ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM onderschreven.

Gedogen is slechts mogelijk indien aan alle volgende eisen wordt voldaan:

  • a.

    in uitzonderingsgevallen;

  • b.

    tijdelijk, d.w.z. voor een beperkte en vooraf bepaalde termijn;

  • c.

    uitdrukkelijk, d.m.v. een gemotiveerde beschikking waarbij derde-belanghebbenden worden geïnformeerd;

  • d.

    voorwaardelijk, dus onder voorschriften om het onderliggende belang van de betrokken wetgeving zoveel mogelijk te beschermen.

Gedogen is in principe ongewenst. Het gezamenlijk gedoogkader verdeelt uitzonderingsituaties in overmacht- en overgangssituaties. Er is “overmacht” als handhaving zou leiden tot “aperte onbillijkheden”, zoals het gedoogkader dat omschreef. Punt is dat het een overtreding is waarvan de pleger onbekend is en de vergunninghouder of eigenaar geen schuld heeft of iets verweten kan worden.

Voorbeelden van overgangssituaties zijn:

  • 1.

    Door veranderende wetgeving is een nieuwe vergunning nodig voor een al bestaande activiteit, en die vergunning ontbreekt (nog).

  • 2.

    Een verleende vergunning is door de rechtspraak op formele gronden vernietigd, de activiteit is al wel gestart.

  • 3.

    Er is concreet zicht op soepeler regelgeving.

  • 4.

    Het is technisch onmogelijk voorschriften na te leven.

  • 5.

    Vergunninghouder wil innovatieve technieken toepassen die niet passen binnen de voorschriften maar waarvan het nut veelbelovend is.

Een gedoogbeschikking bevat het besluit van het bevoegd gezag om tegen een concrete overtreding niet sanctionerend op te treden. Dat betekent dat een gedoogbeschikking op zichzelf niet handhaafbaar is. Als de voorwaarden van een gedoogbeschikking worden overtreden, moet het bevoegd gezag de gedoogbeschikking intrekken en, al of niet tegelijkertijd, alsnog besluiten om een sanctiebeschikking op te leggen.

Het betekent ook dat het bestuur niet gedoogt als er geen schriftelijk besluit is daartoe. Als een overtreding niet bekend is, kan er geen sprake zijn van gedogen. Passief gedogen doen wij niet.

Voorbereidingsprocedure

Over de noodzaak tot gedogen, de tijdsduur, de voorwaarden en de wijze van handhaving tijdens de gedoogperiode, dient vooraf overleg te zijn gepleegd met de overtreder, belanghebbenden en andere handhavingspartners (zoals politie, Openbaar Ministerie, Regionale Inspectie VROM). De betrokken partijen worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot het nemen van een gedoogbesluit en worden tevens in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Hierbij is het vereist om de voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in de Awb te volgen. Bij gedogen spelen de belangenafweging, aansprakelijkheidskwesties, en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel) een grote rol. Ook dient er aandacht te zijn voor nadeelcompensatie. Het uiteindelijke gedoogbesluit wordt genomen door het college en is een besluit in de zin van de Awb, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.

De gedoogde situatie moet periodiek (dan wel in samenwerking met politie en OM) worden gecontroleerd.

HOOFDSTUK 10 HANDHAVINGSDOELEN

Artikel 7.2 Handhavingsbeleid (bor)

1.Het bestuursorgaan stelt het handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving

Criteria:

  • -

    een omschrijving van het doel van de handhaving per beleidsveld

  • -

    meetbare indicatoren voor alle doelstellingen, inclusief

  • -

    afspraken over de monitoring van die indicatoren.

De doelen van de handhavingsstrategie zijn:

  • 1.

    overtredingen voorkomen door toezicht

  • 2.

    overtredingen beëindigen door overreding en overtuiging

  • 3.

    overtredingen beëindigen door sancties (afschrikking)

  • 4.

    praktijkervaring met toezicht leidend te laten zijn bij de beleidsvormgeving voor handhaving

10.1 Controles

Het toezicht vindt uiting in controles. De bevindingen worden vastgelegd in rapportages en die vormen een handhavingsdossier over een bepaalde activiteit of locatie. De bevindingen zijn de basis voor programmatoezicht.

Daarnaast worden jaarlijks uit de bevindingen algemene conclusies getrokken voor de programmering van het toezicht voor het daaropvolgende jaar. Dit kan leiden tot verscherpte aandacht op bepaalde onderwerpen, in bepaalde gebieden, gedurende bepaalde periodes of binnen een bepaald project.

Als prestatiedoelstelling geldt het uitvoeren van het jaarlijkse controleprogramma.

Het is eenvoudig vast te stellen of dit doel is behaald (aantal). Voor vergunninggericht toezicht moet rekening worden gehouden met gemiddelden: het aantal vergunningen per jaar en het aantal controles per vergunning. De doelstellingen zijn haalbaar, want de organisatie is toegesneden op dit onderdeel van de reguliere taak.

Het aantal objectgerichte controles is bepaald door de controlefrequentie, die is bepaald door de geconstateerde overtredingen of het naleefgedrag in het verleden. Dat betekent dat ook de controlefrequentie een instrument is waarmee het naleefgedrag wordt beïnvloed.

Een aantal controles is niet gepland: controles naar aanleiding van klachten, incidenten, surveillances, meldingen. Hiervoor is geen prestatiedoel te stellen, het zijn repressieve controles en de aanleiding is tamelijk onbeheersbaar. Dit leidt tot een hoger aantal uitgevoerde controles dan het aantal reguliere controles.

Het verschil tussen het aantal laatstbedoelde controles en de reguliere, preventieve controles geeft een indicatie van de omvang van de handhavingsproblematiek.

Indicator: aantal geplande controles <–> aantal uitgevoerde controles

Naleefdoelstelling: bij 75 % van het aantal controles is naleving voldoende.

Indicator: aantal controles - aantal geconstateerde overtredingen : 100 = naleefdoelstelling

10.2 Hercontroles

Van het aantal uitgevoerde controles zal een lager aantal tot hercontroles leiden, omdat een deel van de vergunninghouders de voorschriften naleeft. Hiervoor stellen we als prestatiedoel: een hercontrole wordt binnen drie dagen na de afgesproken hersteltermijn uitgevoerd.

Indicator: hersteltermijn en tijdstipop controlerapporten

De handhaving begint hier: het is efficiënt als een overtreding vóór de hercontrole al is opgelost. Van belang is hier de overtuigingskracht van de handhaver, een hercontrole is immers nog geen sanctie. Omdat het probleem en de oplossing bekend zijn en met de overtreder zijn besproken, is een hoog oplossingspercentage als naleefdoelstelling mogelijk. Zeker voor de lichte overtredingen geldt dit: het is aan beide zijden weinig aanlokkelijk om een handhavingtraject te starten om een lichte overtreding op te heffen. Aan de ene kant omdat het rendement gering is en aan de andere kant omdat rekening gehouden wordt met het naleefgedrag in de controlefrequentie.

Indicator: aantal hercontroles <-> aantal aankondigingen

Naleefdoelstelling: 90 % van het aantal overtredingen dat bij controles is gesignaleerd is opgeheven bij hercontrole.

Indicator: aantal overtredingen bij controle – aantal overtredingen bij hercontrole : 100 = 90 %

10.3 Sanctionering

In de overgebleven gevallen volgt een waarschuwing of een sanctie. Sancties zijn gericht op het opheffen van bestaande overtredingen of op het voorkomen van herhalingen. De overtreder kan nog tijdens het voortraject de overtreding opheffen, of anders tijdens de begunstigingstermijn.

Naleefdoelstelling: 90 % van het aantal overtredingen dat na hercontrole is blijven bestaan is opgeheven binnen de begunstigingstermijn.

Indicator: aantal overtredingen bij hercontrole – aantal aankondigingen : 100 = 90 %

In de overgebleven gevallen wordt een opgelegde sanctie na afloop van de begunstigingstermijn geëffectueerd. Bij toepassing van bestuursdwang wordt de overtreding door het bevoegd gezag beëindigd, bij oplegging van een dwangsom wordt het effect uitgesteld tot –uiteindelijk- het maximumbedrag of de intrekking van het besluit.

De doelstellingen en de indicatoren in tabelvorm:

Doelstelling

Indicatoren

Het uitvoeringsprogramma wordt volledig uitgevoerd

aantal geplande controles

aantal uitgevoerde controles

75% van de vergunninghouders leeft bij de eerste controle de voorschriften na (naleefpercentage)

aantal geconstateerde overtredingen

Een hercontrole wordt binnen drie dagen na de afgesproken hersteltermijn uitgevoerd

hersteltermijn

tijdstip hercontrole

90% van de overtredingen is opgeheven tijdens de hercontrole

aantal overtredingen bij eerste controle

aantal overtredingen bij hercontrole

90% van de overtredingen geconstateerd bij de hercontrole is opgeheven binnen de hersteltermijn

aantal overtredingen bij hercontrole

aantal overtredingen bij tweede hercontrole (sanctiecontrole)

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Bloemendaal op 17 december 2013.
Bekendgemaakt in Het Weekblad van 23 januari 2014.

Bijlage A, Besluit omgevingsrecht

Artikel 7.2 ‘Handhavingsbeleid’:

Lid 1:

  • ·

    Gemotiveerde vastgestelde doelen.

  • ·

    Doelen bereikbaar via te noemen activiteiten.

  • ·

    Vanuit evaluatie Uitvoeringsprogramma regelmatig bezien of beleid bijgesteld moet worden (jo. art. 7.7 Bor).

  • ·

    Afstemming met overige bestuurorganen en strafrechtelijke partners.

Lid 2:

·Probleemanalyse in relatie tot elke specifieke wet- en regelgeving, de kans op overtreding en wat de effecten zijn als er wordt overtreden.

Lid 3:

  • ·

    Prioriteitstelling (LOM-speerpunten, afstemming met handhavingpartners en regionale projecten)

  • ·

    Methodiek (monitoring en evaluatie) om de realisatie van gestelde doelen te bepalen.

Lid 4:

  • ·

    onder a. de strategie op welke wijze toezicht wordt gehouden (toezichtstrategie).

  • ·

    onder b. op welke wijze de uitgevoerde controles worden gerapporteerd c.q. bij brief worden bekend gemaakt en van een vervolg worden voorzien in relatie tot de bevindingen.

  • ·

    onder c. de gebruikte methodiek om in relatie tot de bevindingen sancties op te leggen en op welke wijze deze werkwijze wordt afgestemd ten gunste van het strafrechtelijke spoor.

  • ·

    onder d. de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met strijdigheden die zijn begaan door of in naam van de eigen organisatie.

Lid 5:

·Inzicht geven op welke wijze de afstemming plaatsvindt met overige toezicht- c.q. handhavingspartners betreffende het bestuursrechtelijke spoor en strafrechtelijke spoor.

Lid 6:

·De wijze waarop het handhavingsbeleid wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad.

artikel 7.3 ‘Uitvoeringsprogramma’:

Lid 1:

·De wijze waarop en wanneer jaarlijks een Uitvoeringsprogramma wordt uitgewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen welke genoemd zijn in het Beleidsplan.

  • -

    Leg een heldere relatie met het Handhavingsbeleid (prioriteiten en doelstellingen)

  • -

    Leg een brug tussen de prioriteiten, de te plannen activiteiten en de gestelde doelen

  • -

    Beschikbare capaciteit

  • -

    Frequentie van de routinematige controlebezoeken dient beschreven te zijn

  • -

    Roulatiesysteem voor toezicht en handhaving binnen inrichtingen

  • -

    Stel een werkplan/planning op

Lid 2:

·Op welke wijze de afstemming plaats zal vinden betreffende de activiteiten welke genoemd zijn in het Uitvoeringsprogramma.

  • -

    Het uitvoeringsprogramma dient bekend te worden gemaakt bij de handhavingpartners

  • -

    Leg een relatie met ketentoezicht en - handhaving

Lid 3:

·De wijze waarop het Uitvoeringsprogramma wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad.

-Stel een adviesnota op met het voorstel om het programma aan te bieden aan het presidium

artikel 7.4 ‘Uitvoeringsorganisatie’:

Lid 1:

  • ·

    De wijze waarop de organisatie wordt ingericht teneinde een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid te realiseren.

  • ·

    onder a. Daarbij dient expliciet aandacht te worden geschonken aan het vastleggen van de personeelsformatie welke nodig is ten behoeve van de handhaving en daaraan gerelateerde taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden per te onderscheiden functie.

  • ·

    onder b. Op welke wijze de functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving is gewaarborgd als het gaat om omgevingsobjecten die vallen binnen de definitie ‘inrichting’ als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.

  • ·

    onder c. Op welke wijze de roulatie van toezichthouders is gewaarborgd ten einde te voorkomen dat een toezichthouder c.q. medewerker handhaving voortdurend is belast met het toezicht en handhaving op eenzelfde inrichting.

  • ·

    onder d. Op welke wijze er een waarborg bestaat dat de organisatie ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar is.

Lid 2:

  • ·

    onder a. De wijze waarop is voorzien in een vastgestelde protocollen ten behoeve van de Handhavingstaak inclusief de Handhavings- en Gedoogstrategie.

  • ·

    onder b. Op welke wijze gewaarborgd is dat deze werkprocessen ook conform de strategie c.q. protocollen worden uitgevoerd.

artikel 7.5 ‘Borging middelen’:

  • ·

    onder a. Op welke wijze het bestuursorgaan er voor zorgt dat er voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn en blijven ten einde uitvoering te kunnen geven aan hetgeen in het Beleidsplan/Uitvoeringsprogramma is opgenomen.

  • ·

    onder b. Op welke wijze de berekening voor de noodzakelijke financiële en personele middelen inzichtelijk wordt gemaakt.

  • ·

    onder c. op welke wijze er voor wordt gezorgd dat er voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn om uitvoering te kunnen geven aan het Uitvoeringsprogramma c.q. het Uitvoeringsprogramma of de middelen dienovereenkomstig worden aangepast.

artikel 7.6 ‘Monitoring’:

Op welke wijze de door toezicht en handhaving verkregen gegevens worden geregistreerd en de voortgang in de uitvoering betreffende hetgeen in het Uitvoeringsprogramma is opgenomen en aan doelstellingen is opgenomen in het Beleidsplan, wordt bewaakt met behulp van een geautomatiseerd systeem.

artikel 7.7 ‘Rapportage’:

Op welke wijze het bestuursorgaan periodiek rapporteert aan de raad betreffende het realiseren van de doelstellingen welke zijn opgenomen in het Beleidsplan, de voortgang betreffende de geplande activiteiten in relatie tot de gestelde prioriteiten en de wijze waarop de afstemming met de toezicht- c.q. handhavingpartners gestalte heeft gekregen.