Regeling vervallen per 05-04-2018

Bijzondere bijstand en verstrekkingenboek 2014

Geldend van 01-07-2014 t/m 04-04-2018

Intitulé

Bijzondere bijstand en verstrekkingenboek 2014

Burgemeester en wethouders der gemeente Bloemendaal;

gelet op artikel 18 lid 1, artikel 18 lid 2, 35 lid 1 en artikel 15 lid 1 van de Wet Werk en Bijstand ;

b e s l u i t e n:

vast te stellen het volgende

Bijzondere bijstand en verstrekkingenboek 2014.

Inhoudsopgave

1.Algemeen1

2.Wat is bijzondere bijstand?1

3.Het aanvragen en betalen van bijzondere bijstand1

4.Draagkracht1

5.Inkomen en vermogen1

6.Verstrekkingenboek bijzondere bijstand1

6.1Medische kosten - Algemeen 1

6.1.1Brillen en contactlenzen 1

6.1.2Dieetkosten 1

6.1.3Tandheelkundige hulp/orthodontie 1

6.1.4Hoortoestellen 1

6.1.5Psychotherapeutische of psychoanalytische behandeling 1

6.1.6Fysiotherapie 1

6.1.7Kraamzorg 1

6.1.8Orthopedisch schoeisel 1

6.1.9Vervoerskosten i.v.m. medische behandeling 1

6.1.10Eigen bijdrage huishoudelijke hulp WMO 1

6.1.11Eigen bijdrage AWBZ functie begeleiding 1

6.1.12Overige eigen bijdragen zorgverzekeringswet 1

6.1.13Alternatieve geneeswijzen 1

6.1.14Geneesmiddelen 1

6.1.15Eigen bijdrage AWBZ bij opname in inrichting 1

6.1.16Eigen risico in de zorgverzekering 1

6.1.17Eigen bijdrage kosten medische behandeling buitenland 1

6.2Overige kosten 1

6.2.1Uitvaartkosten 1

6.2.2Kosten bewindvoering/mentorschap en curatele 1

6.2.3Kosten budgetbeheer 1

6.2.4Kosten rechtsbijstand/griffierecht 1

6.2.5Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar 1

6.2.6Toeslag voormalig alleenstaande ouder 1

6.2.7Overbrugging voor levensonderhoud 1

6.2.8Babyuitzet 1

6.2.9Bewassingskosten en kosten kledingslijtage 1

6.2.10Kosten maaltijdvoorziening 1

6.2.11Reiskosten sociaal vervoer 1

6.2.12Reiskosten naar school 1

6.2.13Leges gehandicaptenparkeerplaats 1

6.2.14Duurzame gebruiksgoederen 1

6.2.15Duurzame gebruiksgoederen asielzoekers en vluchtelingen 1

6.2.16Verhuiskosten 1

6.2.17Doorbetaling vaste lasten bij opname AWBZ inrichting, detentie, dwangopname. 1

6.2.18Woonkostentoeslag / krediethypotheek 1

6.2.19Legeskosten verblijfsvergunning 1

6.2.20Kosten peuterspeelzaal 1

1. Algemeen

Inleiding

De Intergemeentelijke afdeling sociale zaken Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Heemstede (IASZ) heeft in 2011 met deze beleidsnotitie het bijzondere bijstandsbeleid verankerd.

Door wijzigingen in wet- en regelgeving en jurisprudentie zijn sommige onderdelen van het verstrekkingenboek aan een update toe.

Maatwerk

Dit handboek bevat richtlijnen die de medewerkers houvast moeten geven bij de beslissing op een aanvraag bijzondere bijstand. Belangrijk is de menselijke maat. Vertaald naar bijzondere bijstand, betekent dit dat er sprake moet zijn van maatwerk. In artikel 18 lid 1 Wet Werk en Bijstand, hierna te noemend WWB is vastgelegd dat de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Bij elke aanvraag zal een consulent zich daarom af moeten vragen of de situatie van de cliënt aanleiding is een uitzondering te maken op de regels, Indien nodig in overleg met de beleidsmedewerkers van de IASZ. Maar maatwerk is alleen mogelijk als we ook een meetlat hebben. Dit handboek is die meetlat.

Terug naar inhoudsopgave

2. Wat is bijzondere bijstand?

In artikel 35 lid 1 WWB is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de uit bijzondere

omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet kunnen worden

voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dit

meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

De aard van de kosten is niet bepalend, maar wel de omstandigheden van belanghebbende. De

landelijke bijstandsnorm en de daarop verleende toeslag zullen in de regel toereikend zijn voor de

noodzakelijke bestaanskosten.

Door de Centrale Raad van Beroep is een volgorde aangegeven om te beoordelen of er recht op

bijzondere bijstand bestaat.

Volgens de Raad dient eerst beoordeeld te worden:

  • a.

    of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen;

  • b.

    of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn, daarna;

  • c.

    of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden, en ten slotte;

  • d.

    of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen, dan wel het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Burgemeester en wethouders toetsen aan bovenstaande criteria en gaan –conform de nadere bepalingen in dit verstrekkingenboek- na of er bijzondere omstandigheden zijn en welke draagkrachtbepalingen van kracht zijn. Deze bepalingen geven de kaders waarbinnen bijzondere bijstand kan worden verleend. Gezien het karakter van de bijzondere bijstand is dit handboek niet uitputtend.

Het recht op bijzondere bijstand is niet naar kostensoort begrensd. Daarom kan de opsomming ook nooit uitputtend zijn.

Zoals hiervoor al is vermeld, wordt de bijstand afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende (artikel 35, eerste lid WWB). Bij elke aanvraag moet daarom ook een individuele beoordeling worden gemaakt. De bijzondere omstandigheden moeten expliciet in de besluitvorming betrokken worden. Dit betekent ook dat, mits gemotiveerd, afwijken van de regels mogelijk is, ja zelfs moet! Ook wordt beoordeeld of er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (art. 18, tweede lid WWB), of dat er sprake is van een voorliggende voorziening die toereikend en passend is (artikel 15 eerste lid WWB).

Bijstand wordt verstrekt voor de goedkoopst adequate voorziening. Eén vorm van afstemming is dat de bijzondere bijstand gebruikt mag worden om een andere, duurdere voorziening met dezelfde functie aan te schaffen. Een voorbeeld: Betrokkene vraag bijstand in de kosten van lenzen. Maar een bril is de goedkoopst adequate voorziening. Het bedrag dat toegekend wordt is dat van een bril, maar de cliënt mag dat wel gebruiken om lenzen aan te schaffen.

Terug naar inhoudsopgave

3. Het aanvragen en betalen van bijzondere bijstand

Moment van aanvraag

Hoofdregel in de WWB is dat het niet mogelijk is om bijstand te verlenen voor kosten die zijn gemaakt vóór het moment van de aanvraag. Tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze hoofdregel staat overigens gewoon in de wet: in artikel 44 WWB. Het vooraf indienen van een aanvraag is soms ook noodzakelijk omdat anders de noodzaak van de kosten niet kan worden vastgesteld. De gemeente hanteert hier begunstigend beleid:

·Bijzondere bijstand kan met drie maanden terugwerkende kracht worden toegekend, met uitzondering van aanvragen voor duurzame gebruiksgoederen of kosten die verband houden met een verhuizing. In die gevallen moet namelijk vooraf de noodzaak kunnen worden vastgesteld, dat iets echt aan vervanging toe is.

Moment van toekennen

·Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een kalenderjaar beginnende op de 1e dag van de 3 maanden termijn voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. Een voorbeeld hiervan is: Het aanvragen van een bijdrage voor bewindvoeringskosten. Stel dat de aanvraag op 8 april wordt ingediend, dan kan vanaf 1 januari bijstand in deze kosten worden verleend, mits deze kosten ook al vanaf 1 januari zijn gemaakt.

Let op: Onder periodieke bijzondere bijstand wordt hier ook verstaan bijstand die voor een jaar op declaratiebasis wordt toegekend (bijvoorbeeld voor de kosten van orthodontiebehandelingen).

Overige beleidsuitgangspunten

Overige beleidsuitgangspunten die meegenomen moeten worden bij het al dan niet toekennen, zijn:

Afsluiten aanvullende zorgverzekering inclusief tandartskosten

In principe heeft een ieder de verantwoordelijkheid om zich afdoende te verzekeren tegen ziektekosten. Naast de verplichte basisverzekering is het de eigen verantwoordelijkheid om een afdoende pakket aanvullende verzekeringen af te sluiten. In principe is het niet nodig om een beroep op bijzondere bijstand te doen voor kosten die verband houden met ziekte. Hiertoe biedt de gemeente aan minima de keuze tussen twee collectieve verzekeringen (Zilveren Kruis Achmea en Univé) welke wij tot een verantwoorde verzekering rekenen. Deze stelling betekent dat bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand alleen rekening wordt gehouden met de eigen bijdrage/kosten die het vergoedingenpakket van de collectieve ziektekostenverzekering (Zilveren Kruis / Achmea) overstijgen.

Als belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar dan bij onze verzekeraars verzekerd is, wordt de bijzondere bijstand afgestemd op de kosten die het vergoedingenpakket van onze collectieve ziektekostenverzekering (Zilveren Kruis / Achmea) overstijgen. De “niet verzekerde kosten” worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Zie hoofdstuk 6 onder 1.

Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

Zijn de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd ontstaan door onverantwoord gedrag of (niet) handelen? Zo ja, dan moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietend besef.

In zeer uitzonderlijke gevallen kan dan met toepassing van artikel 48 lid 2 onder b WWB leenbijstand worden verstrekt.

Eigen risico

Bijzondere bijstand voor "een eigen risico", bijvoorbeeld voor het eigen risico in de zorgverzekering, is wettelijk niet mogelijk.

Betaling

Periodiek:

Als de bijstand die is toegekend een maandelijks vast bedrag is, wordt dit met een vaste component in Civision gezet, zodat de bijstand maandelijks wordt betaald.

Incidenteel:

Als het gaat om eenmalige kosten of kosten die niet elke maand gelijk zijn, dan wordt de bijzondere bijstand betaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd.

Terug naar inhoudsopgave

4. Draagkracht

Wat is draagkracht?

In artikel 35 lid 1 WWB staat dat er recht op bijzondere bijstand bestaat als de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd, niet betaald kunnen worden uit de bijstandsnorm, het inkomen boven de bijstandsnorm, het vermogen en de langdurigheidstoeslag. In dit hoofdstuk is bepaald welk deel van het eigen inkomen of vermogen belanghebbende moet gebruiken om de bijzondere kosten te betalen.

Dat deel van het inkomen of vermogen noemen we draagkracht.

De draagkracht uit inkomen is in beginsel: 40% van het inkomen dat meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm.

De draagkracht uit vermogen is in beginsel al het vermogen boven het bedrag genoemd in artikel 34 lid 3 WWB.

Bij enkele kostensoorten is de draagkracht afwijkend vastgesteld. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat deze kostensoorten basale algemene kosten van het bestaan betreffen, waarbij we niet zelden zien dat de aanvrager over aanzienlijke spaarsaldi beschikken. Het verstrekken van bijstandsmiddelen lijkt dan ook niet opportuun. Ook is voorzien in situaties waarbij het vermogen vast zit in de eigen woning’.

Voor de uitwerking van de draagkracht (de berekening met betrekking tot het inkomen en vermogen), zie hoofdstuk 5 van deze nota. De langdurigheidstoeslag wordt niet tot de draagkracht gerekend.

Kosten waarvoor een afwijkende draagkracht uit inkomen geldt

Voor de hierna genoemde kosten, die in beginsel gerekend moeten worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, geldt een andere draagkrachtberekening en wordt ook geen draagkrachtjaar vastgesteld. De draagkracht uit inkomen wordt vastgesteld bij:

  • o

    Woonkostentoeslag: op 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag;

  • o

    Duurzame gebruiksgoederen en andere kosten waarvoor men had moeten reserveren:

op 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag;

  • o

    Budget- en bewindvoeringskosten: op 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag;

  • o

    Algemene periodieke bestaanskosten zoals toeslag voor zelfstandig wonende jongeren, eenmalig levensonderhoud, kinderopvang, peuterspeelzaal, babyuitzet: op 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

Draagkrachtjaar

De draagkracht wordt vastgesteld voor een kalenderjaar.

Het draagkrachtjaar begint per de 1e van de maand waarin de aanvraag is ingediend.

Als er sprake is van bijstand met terugwerkende kracht begint het draagkrachtjaar per de 1e van de maand waarin de bijstand wordt toegekend.

Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt – als er geen wijzigingen zijn in inkomsten, vermogen of persoonlijke omstandigheden – rekening gehouden met het vastgestelde draagkrachtjaar. De vastgestelde draagkracht blijft dus gelden zo lang zich geen wijzigingen in inkomen, vermogen of persoonlijke omstandigheden voordoen.

Wanneer wel sprake is van één of meer wijzigingen, moet de draagkracht opnieuw worden vastgesteld. In elk geval wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld als het inkomen met meer dan 10% is gewijzigd (zowel naar boven als naar beneden). De draagkracht wordt dan opnieuw voor een kalenderjaar vastgesteld.

Voor personen die een WWB uitkering ontvangen hoeft géén draagkrachtjaar te worden vastgesteld (er is immers geen draagkracht).

Verrekening draagkracht bij incidentele verstrekking

Bij incidentele bijstand wordt de draagkracht over het gehele draagkrachtjaar in aanmerking genomen. De draagkracht wordt in één keer verrekend.

Voorbeeld: Iemand heeft een bril nodig van € 220,00. Inkomen is € 100,00 per maand boven 110% van de bijstandsnorm. De draagkracht is dan 40% van € 100,00 = € 40,00 per maand x 12 maanden = € 480,00 per jaar. De aanvraag voor bijzondere bijstand wordt afgewezen omdat er voldoende draagkracht is.

Verrekening draagkracht bij periodieke verstrekking

Bij bijstand die maandelijks periodiek wordt betaald, wordt de draagkracht per maand afgetrokken van de kosten waarvoor bijstand wordt verstrekt.

Voorbeeld: Iemand heeft € 240,00 draagkracht per jaar (€ 20,00 per maand). De periodieke kosten voor bijv. bewindvoeringskosten bedragen € 45,00 per maand. De bijzondere bijstand bedraagt dan maandelijks € 45,00 - € 20,00 = € 25,00.

Verrekening draagkracht bij samenloop incidenteel en periodiek

Bij samenloop zal de verrekening van draagkracht bij voorkeur gebeuren door verrekening op de periodieke bijstand. Er vindt geen herziening van de verrekening van de draagkracht plaats.

Terug naar inhoudsopgave

5. Uitwerking draagkracht naar inkomen en vermogen

  • 1. 5.1 Draagkracht uit vermogen

    Hoofdregel: Al het vermogen boven de vermogensgrens (artikel 34, derde lid WWB, het zogenaamde vrij te laten vermogen) wordt als draagkracht in aanmerking genomen.

    De in artikel 34 WWB genoemde uitzonderingen gelden ook voor de bijzondere bijstand, met uitzondering van het vermogen gebonden in een eigen woning. In artikel 34, tweede lid, sub d WWB is namelijk geregeld dat voor huiseigenaren een extra vermogensvrijlating geldt naast het vrij te laten (bescheiden) vermogen als bedoeld in artikel 34, derde lid WWB. Die extra vrijlating is niet van toepassing in het bijzondere bijstandsbeleid. Voorts is er nog een uitzonderingspositie gemaakt voor de verstrekking van bijzondere bijstand aan personen wiens vermogen vast zit in de eigen woning (zie afwijking 3).

    Bijzondere bijstand is een vangnet voor algemene- en bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan.

    De algemene noodzakelijke kosten van het bestaan dienen normaliter uit het inkomen -op of boven bijstandsniveau- te worden voorzien, bijvoorbeeld door te sparen. Bij bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan wordt de vrijlating als genoemd in artikel 34, derde lid WWB in acht genomen. Bij algemeen noodzakelijke kosten is dit anders. Als iemand vermogen heeft onder deze grens maar bijvoorbeeld tegoeden heeft op een betaal- of spaarrekening, kan diegene de algemene kosten in principe zelf betalen. De IASZ laat dan alleen de eerste € 2.000,00 buiten beschouwing.

    Afwijkingen op hoofdregel:

    1.Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid: hierbij wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Een uitzondering kan gemaakt worden wanneer het niet verstekken van de bijstand tot een onaanvaardbare situatie leidt. De bijzondere bijstand wordt in deze gevallen verstrekt in de vorm van een lening. In deze gevallen geldt een vermogensvrijlating van

    € 2.000,00.

    • 2.

      In hoofdstuk 4 is een opsomming gemaakt van kostensoorten waarvoor een afwijkende draagkracht uit inkomen geldt. Ook ten aanzien van de draagkracht uit vermogen gelden voor deze kostensoorten (woonkostentoeslag, duurzame gebruiksartikelen, budget en bewindvoeringskosten en algemene bestaanskosten) aparte bepalingen. Ook voor deze kostensoorten geldt een vermogensvrijlating van € 2000,00.

    • 3.

      Als de aanvrager eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning nemen we

    de waarde van de woning mee in de vermogensberekening conform bovenstaande systematiek, maar zonder dat rekening gehouden wordt met de extra vrijlating zoals beschreven in artikel 34, tweede lid, sub d WWB. Omdat het vaak niet reëel is om de aanvrager te verzoeken om de overwaarde tegelde te maken, dan wel verder te bezwaren met een hypotheek (vanwege de relatief hoge kosten en het gegeven dan banken vaak niet meewerken aan een dergelijk verzoek) wordt voorgesteld om het deel van het vermogen dat vastzit in de woning buiten beschouwing te laten zo lang de totale kosten van de bijzondere bijstand op jaarbasis niet uitkomen op meer dan twee keer de maandnorm.

    Hierbij worden de ‘reguliere’ bijzondere bijstandsregels (‘om niet of in de vorm van een lening) in acht genomen. Is een hoger bedrag aan bijzondere bijstand noodzakelijk, dan dient de bijstand verstrekt te worden in de vorm van een lening, waarbij een zekerheidstelling als vestiging van een krediethypotheek de voorkeur geniet. Dit gebeurt alleen als de kosten in verband met het vestigen van de zekerheidsstelling niet onevenredig hoog zijn ten opzichte van het reële belang dat wordt gediend.

    Vaststelling van het vermogen

    De vaststelling van het vermogen gebeurt op dezelfde wijze als bij aanvragen algemene bijstand, zij het met uitzondering van het vermogen gebonden in een eigen woning, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 sub d WWB. Alle vermogensbestanddelen waarover redelijkerwijs kan worden beschikt worden bij elkaar opgeteld. Zie hiervoor artikel 34 lid 1 WWB. Daar worden de schulden (indien aantoonbaar en er sprake is van een daadwerkelijke aflossingsverplichting) van afgetrokken.

  • 1. 5.2 Draagkracht uit inkomen

    Hoofdregel: De draagkracht is in beginsel: 40% van het inkomen dat meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm.

    Afwijking op de hoofdregel: In hoofdstuk 4 zijn enkele kostensoorten benoemd waarbij de draagkracht afwijkend is vastgesteld. Ten aanzien van de draagkracht uit inkomen geldt voor deze kostensoorten dat draagkracht 100% bedraagt van het inkomen boven de bijstandsnorm (rekennorm exclusief vakantietoeslag).

    Vaststelling van het netto-inkomen

    Bij een vast inkomen kan worden uitgegaan van het netto-inkomen per datum aanvraag.

    Bij een wisselend inkomen moet worden uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de achterliggende 3 maanden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als het inkomen sterk fluctueert. In deze situaties kan een draagkrachtberekening worden gemaakt over een geheel kalenderjaar (aansluiting bij belastingjaren).

    Bij de vaststelling van het netto-inkomen wordt uitgegaan van de som van het netto-inkomen

    (exclusief vakantietoeslag) verminderd met:

    • -

      onkostenvergoedingen (vermeld op salarisstrook).

    • -

      de buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening ex artikel 33 lid 5 WWB

    (pensioenvrijlating).

    • -

      tegemoetkoming wettelijke vrijlating AOW/ANW-uitkeringsgerechtigden.

    • -

      tegemoetkoming wettelijke vrijlating Wajong-uitkeringsgerechtigden.

    Het netto-inkomen moet worden vermeerderd met:

    • -

      inhoudingen voor de personeelsvereniging of ter aflossing van schulden.

    • -

      algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner

    De vrijgelaten inkomsten op grond van art 31 WWB (kinderbijslag, huurtoeslag etc.) worden niet

    aangemerkt als middelen of als draagkracht.

    Formules voor omrekening:

    • -

      van week naar maand = het weekbedrag x 13 gedeeld door 3

    • -

      van 4 weken naar maand = het 4 wekenbedrag delen door 4 x 13 gedeeld door 3

    Inkomsten van kinderen

    Inkomsten van minderjarige kinderen worden niet meegenomen zolang het kind aanspraak maakt op kinderbijslag. Als het kind zoveel verdient dat geen kinderbijslag meer wordt ontvangen en de bijzondere bijstand bovendien betrekking heeft op dat kind dan merken we dat deel van de inkomsten boven de kinderbijslagaanspraak mee als gezinsinkomen.

    Niet kunnen beschikken over middelen wegens beslag, WSNP of minnelijke schuldregeling

    Als de belanghebbende niet of deels niet kan beschikken over zijn middelen omdat beslag op het inkomen is gelegd, hij deelneemt aan de WSNP of hij deelneemt aan een minnelijke schuldregeling, dan stellen wij dat het deel van het inkomen dat onder bovengenoemde regelingen valt niet tot de middelen wordt gerekend. Wij sluiten hierbij aan bij vigerende jurisprudentie inzake een beroep op bijstand bij WSNP. De reden dat niet volledig over het inkomen wordt beschikt komt wél voort uit een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Dit betekent dat bijzondere bijstand (zowel algemene kosten als bijzondere kosten) in principe altijd wordt verstrekt in de vorm van een lening. Dit laatste is niet van toepassing bij deelname aan de WSNP. Bijzondere bijstand omdat niet wordt beschikt over middelen wegens deelname aan de WSNP wordt verstrekt ‘om niet’, daar het aangaan van nieuwe leningen het einde betekent van het WSNP-traject. Het slagen van een WSNP-traject vinden wij zodanig belangrijk dat wij tot deze uitzondering besluiten.

    Vaststelling draagkrachtruimte

    Het inkomen van de belanghebbende moet worden ‘afgezet’ tegen de fictief voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm. Alleen het inkomen boven die bijstandsnorm kan toegerekend worden aan de draagkracht voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.

    Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het netto maandinkomen verminderd met de volgende (buitengewone) uitgaven:

    -de van toepassing zijnde netto bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) of 110% hiervan

    (afhankelijk van de soort bijzondere bijstand).

    -wettelijke betalingen voor levensonderhoud (alimentatie) t.b.v. de (ex)partner en kinderen tot 21 jaar

    die niet tot het gezinsverband van de belanghebbende behoren.

    -de ouderbijdrage WSF en alimentatie voor kinderen tot 27 jaar wanneer kinderen studerend zijn.

    Draagkrachtberekening

    Netto inkomen (exclusief aanspraak op VT):

    Salaris/loon €

    Sociale verzekeringen (geen KB) €

    Pensioen €

    Alimentatie €

    Inkomen uit vermogen €

    Heffingskorting (en) Belastingdienst € ______________ +

    Overig inkomen € ______________ +

    Inkomen totaal €

    Aftrek:

    Van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. VT) of 110% €

    Buitengewone uitgaven €_______________ -

    Ruimte in het inkomen€……………………..

    Draagkracht uit inkomen

    Draagkracht is 40% van de vastgestelde ruimte in het inkomen.

    Bij de berekening van de hiernavolgende bijstand voor kosten die tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren wordt géén rekening gehouden met het draagkrachtpercentage.

    Hierbij wordt de volledige ruimte in het inkomen als draagkracht aangemerkt als mede de draagkracht in het vermogen > € 2000,00:

    • ·

      Bijstand voor woonkosten

    • ·

      Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen

    • ·

      Algemene bestaanskosten: zoals toeslag voor zelfstandig wonende jongeren, eenmalig levensonderhoud, kinderopvang, peuterspeelzaal, babyuitzet, uitvaartkosten, budget en bewindvoeringskosten.

    • ·

      indien er sprake is van een tekortschietende verantwoordelijkheid in de bestaansvoorziening (in dat geval geldt dat ook elk inkomen boven de bijstandsnorm als 100% draagkracht).

    Als de hoogte van de draagkracht ertoe leidt dat belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, dan wordt belanghebbende hiervan per beschikking op de hoogte gesteld.

    In het dossier wordt vastgelegd welk gedeelte van de draagkracht door het zelf dragen van de kosten verbruikt is. Als belanghebbende in dezelfde draagkrachtperiode weer een aanvraag bijzondere bijstand doet, wordt rekening gehouden met de al verbruikte draagkracht.

    Drempelbedrag

    In artikel 35 lid 2 WWB is bepaald dat bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag (in 2014 € 128,00) geweigerd mag worden. Dit wordt het drempelbedrag genoemd. De IASZ hanteert geen drempelbedrag.

    Langdurigheidstoeslag

    De langdurigheidstoeslag wordt niet gezien als middel of als een voorliggende voorziening op bijzondere bijstand (ook niet voor leenbijstand).

    Terug naar inhoudsopgave

6. Verstrekkingenboek bijzondere bijstand

  • Het is niet mogelijk om alle kostensoorten aan te geven waarvoor bijstandsverlening mogelijk is.

    Niettemin wordt in dit hoofdstuk een lijst met een aantal kostensoorten opgenomen waarvoor (zoals uit de dagelijkse praktijk is gebleken) bijzondere bijstand gevraagd wordt. Deze lijst wordt in het hiernavolgende het verstrekkingenboek bijzondere bijstand genoemd.

    Cliënten met een periodieke uitkering voor levensonderhoud kunnen volstaan met het invullen van een kort aanvraagformulier en daarbij de bewijsstukken voegen.

    Niet bekende cliënten moeten daarnaast nog een inlichtingenformulier invullen en inleveren.

    Het verstrekkingenboek bestaat uit twee delen:

    Het eerste heeft betrekking op medische kosten, het tweede op de overige kosten.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1 Medische kosten - Algemeen

    Voorliggende voorziening

    In veel gevallen zijn de Algemene wet bijzondere ziektekosten, hierna te noemen AWBZ, de basisverzekering, inclusief de aanvullende verzekering, voorliggende voorzieningen die naar aard toereikend en passend zijn. Maar dit is niet altijd het geval. In deze notitie staat vermeld voor welke medische kosten bijstand kan worden verstrekt.

    Bepaalde medische kosten worden niet vergoed uit de basiszorgverzekering of de AWBZ omdat deze als niet noodzakelijk worden beschouwd. In beginsel bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand. Immers, wanneer in de voorliggende voorziening bepaalde kosten als niet noodzakelijk worden beschouwd, kan ook geen bijstand voor deze kosten worden verstrekt. De aanvraag moet dan worden afgewezen op grond van artikel 15 lid 1 van de WWB.

    Een uitzondering hierop geldt wanneer kosten in de voorliggende voorziening op grond van budgettaire redenen zijn uitgesloten van vergoeding. Voor dergelijke kosten kan in beginsel wel bijzondere bijstand worden verstrekt, mits de noodzaak van de behandeling op objectieve wijze is vastgesteld. De IASZ vraagt in deze advies bij Argonaut.

    Aanvullende en/of tandartsverzekering

    Uitgangspunt van de IASZ is dat iemand zich naast de verplichte basisverzekering ook aanvullend verzekert, ook voor tandartskosten. Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van personen. Het pakket dient vergelijkbaar te zijn met de vergoedingensystematiek van onze collectieve verzekering. Personen met een inkomen tot 110% van de toepasselijke norm kunnen deelnemen aan de speciale collectieve aanvullende zorgverzekering die door de IASZ is afgesloten bij Zilveren Kruis / Achmea en bij Univé. Niemand kan echter verplicht worden om een aanvullende verzekering en/of een tandartsverzekering af te sluiten.

    Als er geen aanvullende verzekering is afgesloten, wordt de bijstand toegekend voor de eigen bijdrage alsof hij wel aanvullend verzekerd is volgens de aanvullende polis 3 sterren en de tandartspolis 2 sterren van het Zilveren Kruis / Achmea. Dit geldt ook voor cliënten die zich niet aanvullend kunnen verzekeren vanwege een betalingsachterstand.

    De aanvraag moet dan (deels) worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

    Als een (gedeeltelijke) afwijzing echter tot onaanvaardbare situaties leidt, kan van dit standpunt worden afgeweken en kan bijstand worden toegekend in de vorm van een geldlening op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

    Wat een onaanvaardbare situatie is, is per geval verschillend. Er moet dan wel gerapporteerd worden wat de gevolgen zijn van het uitblijven van medische hulp. Bij twijfel hierover kan een medisch advies worden gevraagd. Aan de medisch adviseur moet dan gevraagd worden wat het uitblijven van medische hulp voor gevolgen heeft voor de cliënt.

    Keuzevrijheid van zorgverzekering

    Uitgaande van de keuzevrijheid van mensen kan een persoon niet verplicht worden deel te nemen aan een collectieve verzekering via de IASZ. Het niet deelnemen kan niet worden beschouwd als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

    Wel wordt men geacht dan een andere aanvullende zorgverzekering (inclusief tandartsverzekering) te hebben afgesloten.

    Het in het geheel niet afsluiten van een aanvullende verzekering, moet worden beschouwd als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Afwijzen van een aanvraag bijzondere bijstand voor medische kosten waar geen aanvullende verzekering voor is afgesloten, kan niet op grond van artikel 15 lid 1 WWB. Er is immers geen voorliggende voorziening. De afwijzing is dan gebaseerd op tekortschietend besef van verantwoordelijkheid aansluitend bij artikel 48 lid 2 WWB.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.1 Brillen en contactlenzen

    Bijstand : Max. verg. collectieve verzekering (+ GEP Pakket) minus tenminste vergoeding Beter Af Plus Polis 3 sterren. Dit geldt ook bij lenzen.

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel, 1x per 36 opeenvolgende maanden

    Indicatie: opticien/oogarts.

    Voorliggende voorziening: basiszorgverzekering en aanvullende verzekering.

    Voor het vaststellen van de medische noodzaak is het niet verplicht dat de belanghebbende een recept van de oogarts overlegt. Als uit een oogmeting van de opticien blijkt dat een bril noodzakelijk is dan staat de medische noodzaak vast. Er moet wel een offerte van de opticien worden overgelegd. Bijzondere glazen, als deze de maximumvergoeding overschrijden, kunnen alleen voor volledige vergoeding in aanmerking komen, wanneer deze zijn voorgeschreven door een oogarts/opticien. Contactlenzen worden in beginsel niet als noodzakelijk beschouwd. Belanghebbende mag in plaats van een bril echter wel kiezen voor de aanschaf van contactlenzen tegen dezelfde kosten/vergoeding als een vergelijkbare bril. Voor verzekering en onderhoudsvloeistof van lenzen wordt géén bijzondere bijstand verstrekt.

    Voorbeeld 1 Voorbeeld 2

    Kosten voor een multifocale bril € 350,00 Kosten multifocale bril € 350,00

    Maximale bijzondere bijstand € 200,00 Maximale bijzondere bijstand € 200,00

    Geen gelijkwaardige aanv. verzekering Aanvullende verzekering € 175,00

    Verlaging volgens 3 sterren plus polis € 150,00 -

    Bijzondere bijstand € 50,00 Bijzondere bijstand € 25,00

  • 1. 6.1.2 Dieetkosten

    Bijstand: bedragen die geïndiceerd zijn

    Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: periodiek

    Indicatie: medisch advies

    Voorliggende voorziening: basiszorgverzekering, AWBZ, aanvullende verzekering (mits afgesloten)

    In de volgende gevallen kan -ook weer na een medisch advies- bijzondere bijstand worden

    verleend:

    Als de kosten voor een dieet hoger zijn dan de kosten voor normale gezonde voeding kan voor deze

    meerkosten bijzondere bijstand worden verleend;

    -In het medisch advies staat hoe hoog de meerkosten op jaarbasis zijn, en voor welke periode.

    Dieetpreparaten zijn voedingen op medisch voorschrift. Deze kosten worden vergoed door de AWBZ. Hier kan dus geen bijzondere bijstand voor worden verleend.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.3 Tandheelkundige hulp/orthodontie

    Bijstand: maximale eigen bijdrage volgens systematiek collectieve ziektekostenverzekering (+ GEP)

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Indicatie: vergoeding uit aanvullende (tandartsverzekering) of medisch advies

    Voorliggende voorziening: basiszorgverzekering en aanvullende ziektekostenverzekering en aanvullende tandartsverzekering (mits afgesloten)

    In de AWBZ en de basiszorgverzekering is een aantal voorzieningen aanwezig inzake vergoeding van tandartskosten, maar dit is heel beperkt. De IASZ gaat er vanuit dat personen hun verantwoordelijkheid nemen en zelf een aanvullende (tandarts)verzekering hebben afgesloten. Dit is echter niet verplicht. Een tandartsverzekering of een aanvullende verzekering is alleen dan een voorliggende voorziening, als deze ook daadwerkelijk is afgesloten.

    Vrijwel geen enkele aanvullende (tandarts)verzekering vergoedt de kosten van tandheelkundige hulp volledig. Afhankelijk van het soort verzekering geldt een maximum bedrag aan vergoedingen per jaar.

    De IASZ gaat hier als volgt mee om:

    -Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de resterende eigen bijdrage na

    vergoeding op grond van de collectieve zorgverzekering Zilveren Kruis / Achmea.

    -Als de voor eigen rekening blijvende kosten van tandheelkundige behandeling meer bedragen

    dan de eigen bijdrage op grond van de collectieve zorgverzekering (+GEP), dan moet beoordeeld worden of vergoeding reëel is. Er moet dan een begroting van de kosten worden bijgevoegd. Hiervoor kan medisch advies opgevraagd worden. Dit hoeft niet altijd. Soms is de oorzaak van de hoge kosten de hoeveelheid behandelingen. Als op een begroting alleen zaken als extracties, het verrichten van vullingen staan en geen zaken als kronen, bruggen of implantaten kan volstaan worden met een beoordeling door de consulent zelf.

    • -

      De kosten van implantaten, bruggen en kronen worden niet vergoed omdat dit niet gezien wordt als goedkoopst adequate oplossing. De goedkoopst adequate voorziening is een prothese (plaatje of kunstgebit). Alleen bij medische noodzakelijkheid bestaat de mogelijkheid tot bijstandsverlening voor implantaten, bruggen en kronen.

    • -

      Bijstand voor de kosten van gebitssanering is in beginsel niet mogelijk. In bijzondere gevallen

    waarbij sprake is van zeer dringende redenen kan hiervan afgeweken worden. In die gevallen

    moet beoordeeld worden of de bijstand als een geldlening wordt toegekend omdat er mogelijk sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Let op: Vooral bij voormalige asielzoekers. In het land van herkomst is meestal de tandheelkundige zorg niet of nauwelijks aanwezig. In dat geval kan op grond van individuele omstandigheden wel bijzondere bijstand om niet voor de kosten van gebitssanering worden verstrekt.

    -De regels voor tandartskosten gelden ook voor de kosten van orthodontie, op één uitzondering na: bij kinderen onder 18 jaar hoeft geen medisch advies te worden gevraagd als de (aanvullende) zorgverzekering de kosten gedeeltelijk vergoedt.

    Niet verzekerden:

    -Aan belanghebbenden die geen tandartsverzekering hebben afgesloten, wordt in beginsel

    bijstand verleend als zouden zij wel verzekerd zijn bij Zilveren Kruis / Achmea (Beter Af Plus Polis 3 sterren) voor tandheelkundige behandeling. Van de noodzakelijke kosten wordt dus een bedrag afgetrokken als ware men wel verzekerd.

    -Het gedeelte waarvoor men niet verzekerd was, kan eventueel bij noodzaak als leenbijstand

    worden verstrekt (artikel 48, tweede lid, sub b WWB). Elk inkomen boven de 100% van het sociale minimum wordt daarbij als draagkracht gezien. Het vermogen < € 2000,00 wordt als draagkracht meegeteld.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.4 Hoortoestellen

    Bijstand: maximale eigen bijdrage volgens systematiek collectieve ziektekostenverzekering (+ GEP)

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Indicatie: Basiszorgverzekering

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten)

    Voor de eigen bijdrage van een gehoortoestel kan bijzondere bijstand worden verleend. Op grond van het GEP wordt de eigen bijdrage volledig gecompenseerd. Als geen collectieve ziektekostenverzekering is afgesloten wordt op grond van de basisverzekering en mogelijk een aanvullende verzekering een vergoeding verstrekt. Op de maximale vergoeding van € 300,00 per toestel uit de bijzondere bijstand wordt deze aanvullende vergoeding in mindering gebracht.

    Ook voor de kosten van batterijen kan bijzondere bijstand worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand kan aan de hand van een offerte worden bepaald. Hierop staat meestal vermeld welke kosten door de zorgverzekering (ARH) betaald worden en wat resteert aan eigen bijdrage. Hierop kan de maximale vergoeding van € 300,00 per toestel worden toegekend. Voor de daadwerkelijke verstrekking moet de rekening worden ingediend.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.5 Psychotherapeutische of psychoanalytische behandeling

    Bijstand: eigen bijdrage, daarna medisch advies

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Indicatie: zorgverzekering, daarna medisch advies

    Voorliggende voorziening: AWBZ, Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering (mits afgesloten)

    Voor de eigen bijdrage van een psychotherapeutische behandeling of een psychoanalytische behandeling kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Door de zorgverzekering wordt een aantal behandelingen tot een bepaald maximum vergoed. Na dit maximale aantal behandelingen kan uitsluitend na een medisch advies voor verdere behandeling bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.6 Fysiotherapie

    Bijstand: eigen bijdrage

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel, na ontvangst nota

    Indicatie: al gesteld

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten)

    Kinderen tot 18 jaar

    Kinderen tot 18 jaar met bepaalde chronische aandoeningen krijgen de behandelingen in principe volledig vergoed op grond van de zorgverzekering eventueel aangevuld met een vergoeding vanuit een aanvullende verzekering. Als er geen aanvullende ziektekostenverzekering is afgesloten kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Vanaf 18 jaar

    Fysiotherapie is een voorziening die vanwege budgettaire redenen uit de basisverzekering is gelaten m.u.v. de gecontracteerde zorg voor bepaalde chronische aandoeningen na de 20e behandeling. Dit betekent dat als er meer behandelingen nodig zijn dan het aantal dat door de zorgverzekering wordt vergoed, indien er sprake is van medische noodzaak, de extra behandelingen vergoed kunnen worden. Als er geen aanvullende verzekering is afgesloten, moet worden uitgegaan van aanvullende verzekering 3 sterren.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.7 Kraamzorg

    Bijstand: eigen bijdrage

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering (indien afgesloten)

    Het gaat hier om de eigen bijdrage voor kraamzorg; deze kan volledig vergoed worden.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.8 Orthopedisch schoeisel

    Bijstand: eigen bijdrage, onder aftrek Nibud norm schoenen

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: ARH, Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering (indien

    afgesloten)

    Op grond van de ARH wordt een eigen bijdrage gehanteerd voor personen van 16 jaar en ouder. Voor personen tot 16 jaar is de eigen bijdrage lager. Deze eigen bijdrage is hoger dan de kosten van een gemiddeld paar schoenen. Voor het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt de Nibud norm voor de aanschaf van een paar schoenen afgetrokken van de eigen bijdrage. Let op: Voor dames, heren- en kinderschoenen gelden aparte bedragen.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.9 Vervoerskosten i.v.m. medische behandeling

    Bijstand: bij vergoeding door zorgverzekeraar de maximaal wettelijke eigen bijdrage per kalenderjaar

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering (indien afgesloten)

    Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de wettelijke eigen bijdrage ziekenvervoer die geldt in

    de zorgverzekering.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.10 Eigen bijdrage huishoudelijke hulp WMO

    Bijstand: de wettelijke eigen bijdrage

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: periodiek

    Indicatie: WMO

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, aanvullende ziektekostenverzekering (mits afgesloten).

    Voor de eigen bijdrage thuiszorg kan bijzondere bijstand worden verleend. Personen die

    deelnemen aan het GEP pakket krijgen de wettelijke eigen bijdrage vergoed vanuit dat pakket.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.11 Eigen bijdrage AWBZ functie begeleiding

    Bijstand: de wettelijke eigen bijdrage

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: periodiek

    In het kader van de AWBZ-pakketmaatregel wordt een eigen bijdrage gevraagd aan cliënten die wel recht hebben op AWBZ-Begeleiding. Voor andere AWBZ-functies wordt al een eigen bijdrage gevraagd.

    Ook voor de functie begeleiding, kan de eigen bijdrage worden vergoed.

    Uit ervaringen in het verleden en signalen van zorginstellingen blijkt dat een deel van de groep waar het om gaat, mensen met een psychiatrische, verstandelijke of psychogeriatrische beperking, de zorg gaat mijden als ze een eigen bijdrage moeten gaan betalen. Het gaat in alle gevallen om mensen die zelfstandig wonen (niet intramuraal). Omdat ook de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp (Wmo), andere AWBZ-functies (Verpleging, Persoonlijke Verzorging) en rechtsbijstand eigen bijdrages vergoeden is het consistent ook voor de functie begeleiding dit op te nemen.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.12 Overige eigen bijdragen zorgverzekeringswet

    Bijstand: de eigen bijdrage zorgverzekeringswet

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten)

    Het gaat hier om kosten die voor het grootste deel worden vergoed door de zorgverzekeraar op grond van het Reglement Hulpmiddelen. Dit omvat allerlei soorten prothesen, plaswekkers, pruiken, verzorgingsmiddelen voor stomapatiënten, hulpmiddelen bij diabetes etc. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.13 Alternatieve geneeswijzen

    Bijstand: geen, maar uitzondering op individuele gronden is mogelijk

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Indicatie: medisch advies

    Voorliggende voorziening: aanvullende verzekering (mits afgesloten)

    In de wettelijk verplichte basisverzekering (basiszorgverzekering) en de AWBZ zijn de kosten voor alternatieve geneeswijzen uitgesloten.

    De reden hiervoor is niet budgettair, maar is gebaseerd op het standpunt dat deze kosten als medisch niet noodzakelijk worden beschouwd. Dit betekent dat in beginsel ook geen bijzondere bijstand voor deze kosten verstrekt kan worden.

    Bijstand kan worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Wanneer na een medisch advies blijkt dat:

    ·er sprake is van onaanvaardbare consequenties bij afwijzing van de kosten. Dit is per geval

    verschillend en moet individueel beoordeeld worden, én;

    • ·

      de belanghebbende zeer veel baat heeft bij de behandeling, én;

    • ·

      de reguliere geneeskunde al uitgeprobeerd is en niet meer tot resultaten zal leiden.

    Al deze vragen zullen dus in een medisch advies beantwoord moeten worden.

    Het feit, dat een persoon een vergoeding ontvangt op grond van een aanvullende

    ziektekostenverzekering betekent niet dat de medische noodzaak van de kosten / behandeling

    aanwezig is.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.14 Geneesmiddelen

    Bijstand: geen, uitzondering op individuele gronden is mogelijk

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Indicatie: medisch advies

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten)

    Via de wettelijk verplichte basiszorgverzekering en het daaruit voortvloeiende Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) worden de goedkoopst adequate medicijnen volledig vergoed. Duurdere medicijnen worden in de voorliggende voorziening als medisch niet noodzakelijk beschouwd. Dit betekent dat in beginsel ook geen bijzondere bijstand voor deze kosten verstrekt kan worden, ook niet voor een eigen bijdrage.

    Bijstand kan worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Wanneer na een medisch advies blijkt dat:

    • ·

      de medicijnen zijn voorgeschreven door een erkende huisarts, en;

    • ·

      er sprake is van onaanvaardbare consequenties bij afwijzing van de kosten. Dit is per geval

    verschillend en moet individueel beoordeeld worden, en;

    ·de belanghebbende zeer veel baat heeft bij de betreffende medicijnen.

    Al deze vragen zullen dus in een medisch advies beantwoord moeten worden.

    Het feit, dat een persoon een vergoeding ontvangt op grond van een aanvullende ziektekostenverzekering betekent niet dat de medische noodzaak van de kosten / eigen bijdrage aanwezig is.

    Huisapotheekmiddelen en drogisterijartikelen (zelfzorgmiddelen)

    Voor de kosten van medicijnen en allerhande drogisterijartikelen zoals pijnbestrijders, maar ook pleisters, verbandmiddelen etc, wordt geen bijzondere bijstand verleend. Deze kosten worden beschouwd als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bovendien is de zorgverzekering ook hier een voorliggende voorziening. De zorgverzekering kent hiervoor namelijk ook een regeling voor als sprake is van chronisch gebruik. Deze regeling geldt voor de volgende groepen zelfzorgmiddelen:

    • ·

      middelen bij allergie

    • ·

      middelen bij maagledigingsstoornissen

    • ·

      maagzuurremmers

    • ·

      middelen bij diarree

    • ·

      kalktabletten

    • ·

      laxeermiddelen

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.15 Eigen bijdrage AWBZ bij opname in inrichting

    Bijstand: geen

    Voorliggende voorziening: AWBZ, eigen inkomen

    Personen van 18 jaar en ouder moeten bij verblijf in een AWBZ instelling maandelijks een eigen bijdrage betalen. De eerste zes maanden betreft dit de zogenaamde ‘lage eigen bijdrage’.In de meeste gevallen ontvangen mensen met een WWB uitkering vanaf de opname zak- en kleedgeld volgens de norm. Omdat er geen rekening wordt gehouden door het CAK (Centraal Administratie Kantoor) met deze lage inkomsten in de eerste 6 maanden is de eigen bijdrage een behoorlijk bedrag. Wanneer iemand hiervoor compensatie krijgt van de gemeente in de vorm van bijzondere bijstand of doorbetaling van de oorspronkelijke bijstandsnorm vanwege de tijdelijke opname moet de eigen bijdrage wel betaald worden. Wanneer er geen compensatie gegeven wordt door de gemeente vanwege directe zak- en kleedgeldnorm en cliënt dit kan aantonen boekt het CAK de lage bijdrage af. Aanvragen moeten dus wel in behandeling worden genomen en worden afgehandeld en worden afgewezen.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.16 Eigen risico in de basiszorgverzekering

    Bijstand: geen

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering, zorgtoeslag

    Het gaat hier om het wettelijke eigen risico in de basiszorgverzekering. Deze is door de wetgever bewust ingevoerd om mensen kostenbewust te laten worden, als het gaat om het gebruikmaken van bepaalde voorzieningen. Dit risico vergoeden zou dat beleid doorkruisen. Daarnaast is de zorgtoeslag met de invoering van het eigen risico verhoogd. Om die redenen kan geen bijstand in het eigen risico worden verstrekt.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.1.17 Eigen bijdrage kosten medische behandeling buitenland

    Bijstand: geen

    Voorliggende voorziening: Basiszorgverzekering,

    Alle kosten voor de behandeling en de reiskosten worden door de basiszorgverzekering vergoed. Wanneer er een vraag komt voor om voor vooronderzoek naar het buitenland te mogen vertrekken en daar te verblijven moet afwijzend worden beslist. In het kader van het territorialiteitsbeginsel kunnen deze kosten niet vergoed worden.

  • 1. 6.2 Overige kosten

  • 1. 6.2.1 Uitvaartkosten

    Bedrag: Nibud normen

    Draagkracht: inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: levens-, overlijdens-, begrafenis/crematieverzekering,

    Speciaal gereserveerd op bank / giro rekening, alle middelen uit de nalatenschap

    De kosten van uitvaart behoren tot de passiva van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen. Het is niet noodzakelijk voor de eigen begrafenis middelen te reserveren. De kosten komen in principe altijd ten laste van de nabestaanden van de overledene, voor zover de kosten niet uit de nalatenschap kunnen worden bestreden en niet door een verzekering of op een andere manier kunnen worden gedekt. Voor die kosten kan op individuele basis naar rato van het aantal nabestaanden bijzondere bijstand aangevraagd worden. Dus: Als de overledene drie kinderen had, dient elk kind 1/3 van de kosten te betalen. Elk kind kan afzonderlijk, in de gemeente waar hij/zij woont een aanvraag om bijstand voor zijn/haar deel indienen.

    Als de nabestaande géén opdracht heeft gegeven tot de uitvaart én afstand heeft gedaan van de nalatenschap is hij/zij ook niet aansprakelijk voor de uitvaartkosten. Als de nabestaande wél opdracht heeft gegeven tot de uitvaart op grond van "dringende verplichting van moraal en fatsoen" (Burgerlijk Wetboek), maar de nalatenschap heeft verworpen, dan is hij/zij wel aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.

    Onderzocht moet worden of de kosten evenredig kunnen worden voldaan door meerdere nabestaanden. Geen bijstand wordt verleend voor begrafenis- of crematiekosten in het buitenland. Ook wordt geen bijstand verleend voor reiskosten naar het buitenland om een begrafenis of crematie bij te wonen of voor de kosten die gepaard gaan met het vervoer van de overledene naar het buitenland (op grond van het territorialiteitsbeginsel).

    Bij overlijden van een partner of kind wordt er van uitgegaan dat de achterblijvende partner of ouder hiervoor of gereserveerd heeft of een afdoende begrafenisverzekering heeft afgesloten. In bijzondere omstandigheden kan dan leenbijstand worden verstrekt (als bijvoorbeeld echt geen mogelijkheid is een reële aflossingsregeling met de begrafenisondernemer af te spreken).

    Voor de hoogte van de bijzondere bijstand geldt dat de kosten volgens de Nibud norm vergoed kunnen worden, met uitzondering van de kosten van een grafsteen.

    Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

    De wet op de lijkbezorging wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd. Deze wet treedt alleen in werking als er geen personen te vinden zijn die de uitvaart op zich nemen. Van nabestaanden kan vanuit “moraal en fatsoen” niet worden verlangd dat zij zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheid alleen maar om een beroep op bijstand te voorkomen.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.2 Kosten bewindvoering/mentorschap en curatele

    Bijstand: de volledige kosten van bewindvoering

    Draagkracht: 100 % ruimte in inkomen , vermogen > € 2.000

    Uitkering: periodiek

    Indicatie: Beschikking kantonrechter.

    Voorliggende voorziening: Besluit subsidie bewindvoerder (alleen bij WSNP)

    Omschrijving van de kosten

    De kosten van de bewindervoerder bij onderbewindstelling of curatele. Wanneer de kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene vanwege lichamelijke of geestelijke redenen niet in staat is zijn financiële belangen te behartigen dan is daarmee de noodzaak van de kosten van de bewindvoerder al vastgesteld. De kantonrechter moet tevens de beloning voor de bewindvoerder hebben vastgesteld dan wel de bewindvoerder moet zijn kosten onderbouwen.

    Voorliggende voorzieningen

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende

    voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Hiervan is sprake als:

    ·de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP, dan geldt het Besluit subsidie

    bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening. Indien hiernaast ook nog beschermingsbewind nodig is valt dit wel onder noodzakelijke kosten ihkv de bijzondere bijstand.

    Let op: Bij aanvang van de WSNP wordt uitgezocht hoeveel de betrokkene van zijn inkomen mag houden (‘vrij te laten bedrag”). Alle inkomsten boven dat bedrag gaan naar de boedelrekening. Als er onvoldoende geld op de boedelrekening staat om de kosten van bewindvoering te betalen, moeten deze kosten uit het ‘vrij te laten bedrag’ worden betaald. Voor deze kosten geldt dan dat dit noodzakelijke kosten zijn waarvoor bijstand verstrekt kan worden. Er zal geen voldoende draagkracht zijn om de kosten zelf te betalen.

    Recht op bijzondere bijstand

    Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering als de goederen van

    een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld, of als deze onder curatele is

    gesteld. Dit moet blijken uit een uitspraak van de kantonrechter.

    Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.Hiervoor is een voorliggende voorziening, namelijk het besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering.

    Hoogte bijzonder noodzakelijke kosten

    De tarieven kun je vinden op http://www.bpbi.nl/index.cfm?act=nieuws.detail&nid=89

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.3 Kosten budgetbeheer

    Bijstand: de volledige kosten van budgetbeheer

    Draagkracht: 100 % ruimte in inkomen, vermogen > € 2000

    Uitkering: periodiek

    Indicatie: Bureau Schuldhulpverlening gemeente Haarlem.

    Omschrijving van de kosten

    De kosten van budgetbeheer worden op indicatie van het bureau Schuldhulpverlening van de gemeente Haarlem vergoed. Een aparte aanvraag is niet noodzakelijk.

    Bureau schulddienstverlening past geen draagkracht toe. Een ieder die in aanmerking komt voor een schulddienstverleningstraject, kan in aanmerking komen voor maximaal drie jaar budgetbeheer of zoveel korter als het schulddienstverleningstraject duurt. De kosten worden niet in rekening gebracht bij cliënt maar door de afdeling schulddienstverlening doorbelast aan de IASZ.

    In bepaalde gevallen kan de afdeling schulddienstverlening het budgetbeheer laten doorlopen op kosten van de IASZ. Het uitgangspunt is echter dat budgetbeheer na afsluiting van het schuldhulpverleningstraject vrijwillig kan worden voortgezet voor eigen kosten.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.4 Kosten rechtsbijstand/griffierecht

    Bijstand: de eigen bijdrage Wet op de rechtsbijstand (Wrb), griffierecht

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Indicatie: toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand

    Voorliggende voorziening: rechtsbijstandsverzekering (eventueel, niet verplicht)

    Eigen bijdrage Wrb/griffierecht

    Op grond van de Wrb is een eigen bijdrage voor de kosten van rechtshulp verschuldigd. Voor deze

    bijdrage is bijstand mogelijk als de rechtsbijstand wordt gegeven op basis van een toevoeging.

    De Raad voor de Rechtsbijstand heeft de noodzaak daarvan dan al beoordeeld. Als deze toevoeging is verleend staat de noodzakelijkheid daarvan vast. Ook voor de griffiekosten kan dan bijzondere bijstand worden verstrekt. Er kan geen bijstand worden verleend als er geen toevoeging is afgegeven.

    Als de belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van deze kosten. Ook hier moet in de beschikking opgenomen worden dat een afschrift van het vonnis ter inzage moet worden verstrekt, waarna –eventueel bij in het gelijkstellen- overgegaan kan worden tot terugvordering van de verleende bijzondere bijstand. Hiervoor moet een heronderzoek worden gepland.

    Proceskosten

    Als belanghebbende wordt veroordeeld in de proceskosten van de tegenpartij, dan moeten

    deze kosten gezien worden als schuld. Voor deze kosten wordt geen bijstand verleend tenzij de

    procedure is gestart op advies of als verplichting door de IASZ, bijvoorbeeld wegens een

    loonvorderingsprocedure in verband met ontslag of alimentatieverplichting.

    Overige kosten

    Bijzondere bijstand voor overige kosten kan alleen als er toevoeging is verleend. Het betreft hier

    kosten voor het opvragen van medische gegevens, het verrichten van een medisch onderzoek,

    reiskosten (tenzij dit in het buitenland is, dit is i.v.m. het territorialiteitsbeginsel dan niet mogelijk). Maar

    voor deze kosten moet altijd wel een individuele beoordeling van de noodzaak plaatsvinden. Als de

    belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van

    deze kosten. Ook hier moet in de beschikking opgenomen worden dat een afschrift van het vonnis ter

    inzage moet worden verstrekt en dient een heronderzoek te worden gepland i.v.m. mogelijke gelijkstelling (zie eigen bijdrage grb/griffierecht).

    De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

    • ·

      tolkkosten. Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd

      tolkencentrum.

    • ·

      reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen.

    In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de

    rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn.

    Geen kostenvergoeding

    Er worden in het geheel geen kosten vergoed als:

    • ·

      In de beroepsprocedure andere dan in de Nederlandse rechtssfeer liggende

      rechtsbelangen in het spel zijn.

    • ·

      De beroepsprocedure als vermijdbaar (dus als niet noodzakelijk) moet worden beoordeeld.

    Dit zal het geval kunnen zijn bij bijv. beroepsprocedures tegen beslissingen waarbij het

    bezwaarschrift van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard of kennelijk

    ongegrond.

    ·Er sprake is van een onredelijk gebruik van procesrecht.

    Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als belanghebbende zijn bezwaren op geen enkele wijze had onderbouwd en ook niet was verschenen op de hoorzitting en vervolgens in beroep gaat.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.5 Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar

    Bijstand: zie hieronder

    Draagkracht: inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2.000,00

    Uitkering: periodiek

    Voorliggende voorziening: onderhoudsplicht ouders

    Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun kinderen tot 21 jaar. De onderhoudsplicht is in artikel 12 van

    de WWB neergelegd. De zelfstandig wonende jongere zal in eerste instantie een beroep moeten doen op de ouders. Als dit nog niet aantoonbaar is gebeurd, wordt de jongere naar de ouders verwezen.

    Om te kunnen beoordelen of er recht bestaat op aanvullende bijzondere bijstand voor de jongeren zal schriftelijk contact opgenomen moeten worden met de ouder(s), behalve bij een zeer ernstig verstoorde relatie tussen ouder(s) en de jongere waarbij contact met de ouder(s) schadelijk is voor de jongere. De ouders moeten gewezen worden op hun onderhoudsplicht, en het feit dat de eventueel

    toegekende bijstand op hen verhaald kan worden. Pas als blijkt dat dit niet mogelijk is omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of omdat de jongere het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan de zelfstandig wonende jongere in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud. Als wordt overgegaan tot het verstrekken van

    bijstand moeten de ouders worden aangeschreven op hun wettelijke onderhoudsplicht. In deze brief

    wordt geen Bezwaar en Beroepsclausule opgenomen.

    In het onderzoek wordt onder andere beoordeeld of zelfstandige huisvesting voor de jongere noodzakelijk is. De noodzaak tot zelfstandig wonen moet dus vastgesteld worden.

    Zelfstandig wonen wordt in ieder geval noodzakelijk geacht wanneer:

    a) beide ouders zijn overleden (wel nagaan of er recht op een uitkering ingevolge de ANW

    bestaat);

    b) beide ouders in het buitenland wonen en zij niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te

    komen;

    c) de belanghebbende op grond van een officiële maatregel uit huis geplaatst is of was;

    d) belanghebbende voorafgaand aan de bijstandsaanvraag langer dan één jaar de beschikking had over zelfstandige huisvesting;

    In alle gevallen moeten één belangrijke vraag worden beantwoord:

    ·Is de verhouding met de ouder(s) zo ernstig verstoord dat de jongere niet terug naar huis kan?

    Hoogte van de bijzondere bijstand:

    1.zelfstandig wonende alleenstaande jongeren van 18 tot en met 20 jaar zonder inwonende ten

    laste komende kinderen: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de geldende landelijke bijstandsnorm als hij of zij 21 jaar zou zijn. Als de jongere zelfstandig huur betaalt (dus niet in een kraakpand o.i.d. woont of de woonkosten kan delen) wordt dit bedrag verhoogd met 20 % van de echtparennorm.

    2.zelfstandig wonende samenwonenden of gehuwden zonder kinderen, waarvan een van de

    partners of beide partners 18 tot en met 20 jaar zijn: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de geldende landelijke bijstandsnorm als beiden 21 jaar zouden zijn.

    3.zelfstandig wonende alleenstaande ouders van 18 tot en met 20 jaar met inwonende ten laste

    komende kinderen: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders van 21 jaar en ouder, aangevuld met een toeslag op grond van de toeslagenverordening.

    4.zelfstandig wonende samenwonenden of gehuwden met kinderen, waarvan een van de

    partners of beide partners 18 tot en met 20 jaar zijn, bedraagt de bijzondere bijstand het

    verschil tussen de inkomsten en de bijstandsnorm voor gehuwden van 21 jaar en ouder.

    De verhoging tussen de jongerennorm en de norm 21 jaar en ouder wordt toegekend zonder vakantietoeslag.

    Voor personen jonger dan 21 jaar in een inrichting bestaat geen bijstandsnorm. Deze groep wordt op

    grond van artikel 13 lid 2 sub a WWB uitgesloten van algemene bijstand. De onderhoudsplicht van de

    ouders staat centraal. Alleen als het kind bijzondere bestaanskosten heeft en niet kan terugvallen op

    de ouders is bijzondere bijstand mogelijk. De jongere kan niet terugvallen op de ouders indien:

    • 1.

      de ouders zijn overleden (recht op ANW?);

    • 2.

      de ouders duurzaam in het buitenland verblijven;

    • 3.

      er is sprake van een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de jongere.

    De hoogte van de bijstand voor levensonderhoud wordt vastgesteld op de norm voor een 18-21 jarige

    die niet in een inrichting verblijft, verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 WWB

    (vergoeding premie basiszorgverzekeringswet). In de gevallen genoemd onder 3 wordt de bijstand, indien mogelijk, verhaald op de ouders.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.6 Toeslag voormalig alleenstaande ouder

    Bijstand: 75% tot 25 % het verschil tussen de alleenstaanden norm en de norm

    alleenstaande ouder

    Draagkracht: inkomen > 100% bijstandsnorm

    Uitkering: periodiek, per kwartaal een af te bouwen bedrag

    Wie komen hiervoor in aanmerking?

    Personen die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangen op grond van de WWB WIJ als éénoudergezin en waarvan het jongste tot het gezin behorende kind 18 jaar is geworden. Hierdoor

    bestaat niet langer recht op de norm alleenstaande ouder, maar op de norm voor een alleenstaande.

    De norm wijzigt in dit geval op de dag waarop het jongste kind 18 wordt!

    Het recht op deze tegemoetkoming vervalt op het moment dat het jongste kind niet langer tot

    het huishouden van belanghebbende behoort.

    Hoogte en duur van de tegemoetkoming

    De tegemoetkoming bedraagt de eerste drie maanden 75% van het verschil tussen de norm

    alleenstaande ouder en de norm alleenstaande. Per kwartaal wordt dit afgebouwd. Het tweede

    kwartaal bestaat recht op 50% van het verschil en het derde kwartaal 25 % van dit verschil.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.7 Overbrugging voor levensonderhoud

    Bijstand: één maandnorm

    Draagkracht: alle middelen op salaris- en andere rekeningen

    Uitkering: eenmalig

    Algemeen

    Salarissen en uitkeringen worden in de regel maandelijks achteraf betaald. De meeste nieuwe cliënten

    zullen daarom over voldoende financiële middelen beschikken om de periode tot de eerste betaaldag

    te kunnen overbruggen. De WWB-uitkering wordt rond de 1e van de volgende maand op de rekening

    bijgeschreven. De cliënt moet in beginsel de periode tot de eerste gewone WWB-betaling zelf

    overbruggen. Maar niet iedereen heeft daarvoor genoeg middelen. Als iemand niet in staat is de

    eerste betaling van de WWB af te wachten kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt.

    Voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen zijn:

    • ·

      De aanvrager had voordat recht op WWB uitkering bestond geen of zeer weinig eigen inkomsten en/of;

    • ·

      De inkomsten werden niet maandelijks of vierwekelijks achteraf betaald én;

    • ·

      De aanvrager heeft geen of onvoldoende saldo op bank- giro- en spaarrekeningen. Ook het

    vermogen dat binnen de grens van het artikel 34 lid 3 WWB blijft moet de cliënt gebruiken om zelf het overbruggingsprobleem op te lossen én;

    ·De aanvrager heeft de noodzaak van een overbruggingsuitkering niet kunnen voorzien en/of

    kunnen voorkomen.

    Bewijsstukken

    Door de aanvrager moet aangetoond zijn, dat er op de ingangsdatum van de uitkering onvoldoende

    financiële middelen zijn (kas-bank-of giroreserves, ook dus als deze onder de grens van artikel 34 lid 3 WWB liggen) om de wachttijd tot de eerstvolgende betaaldatum te

    kunnen overbruggen.

    Berekening overbruggingsuitkering

    De overbruggingsuitkering wordt berekend aan de hand van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief toeslag en exclusief vakantietoeslag. Wanneer er sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid wordt de overbruggingsuitkering in de vorm van een lening verstrekt (detentie/eerste huisvesting).

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.8 Babyuitzet

    Bedrag: maximaal tot NIBUD prijzengids basispakket baby-uitzet

    Draagkracht: inkomen > 100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00

    Uitkering: incidenteel in de vorm van een lening

    Voorliggende voorziening: geen

    Omschrijving van de kosten

    De kosten van een basispakket babyuitzet.

    Alleenstaande ouders en echtparen met kinderen

    Een alleenstaande ouder of een echtpaar met kinderen wordt geacht nog over een basispakket babyuitzet te beschikken. Dit betekent dat er voor deze groep in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er van deze regel worden afgeweken. In hoeverre het reëel is dat men nog een basispakket baby-uitzet in huis heeft moet wel individueel worden beoordeeld.

    Alleenstaanden en echtparen zonder kinderen

    Een alleenstaande en een echtpaar dat (nog) geen kinderen heeft, beschikt nog niet over een

    babyuitzet. De IASZ wil deze groep in die kosten tegemoet komen. Voor deze groep wordt

    de aanschaf van een babyuitzet tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. In

    zo’n situatie kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt voor een basispakket babyuitzet volgens

    de Nibud norm. Als de aanvrager meer inkomen dan de bijstandsnorm heeft wordt men geacht dit

    meerdere, in elk geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap, voor deze kosten te reserveren. Is dit verzuimd dan is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

    Hoogte bijzondere bijstand

    Basispakket baby-uitzet volgens de Nibud-norm.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.9 Bewassingskosten en kosten kledingslijtage

    Bijstand: berekenen aan de hand van Nibud normbedrag belastingdienst in mindering brengen

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: periodiek en incidenteel

    Indicatie: medisch advies

    Waskosten

    De kosten voor het doen van de was behoren in het algemeen tot de algemeen noodzakelijke kosten

    van het bestaan, tenzij er vanwege bijzondere medische omstandigheden meerkosten ontstaan. Dit

    kan bijvoorbeeld zijn wanneer de cliënt tengevolge van ziekte of handicap van zichzelf of een gezinslid

    meer gezinswas heeft dan normaal (bijvoorbeeld als gevolg van incontinentie).

    Bij het beoordelen van de vraag of bijzondere bijstand voor de meerkosten van een gezinswas kan

    worden verleend, moet eerst de noodzaak worden vastgesteld. Bij een aanvraag voor bijzondere

    bijstand in deze kosten is dan ook een medisch advies vereist. Uit het advies moet blijken of er een

    medische noodzaak is voor extra waskosten en hoe vaak er extra gewassen moet worden. Zie

    hiervoor ook de Nibud-bedragen. Op de vergoeding dient dan het normbedrag van de belastingdienst in mindering te worden gebracht.

    Extra slijtage van kleding, schoenen, beddengoed bij ziekte of handicap

    Ziekte of handicap kunnen tot extra en snellere slijtage van kleding, schoenen en beddengoed leiden.

    Voorbeelden hiervan zijn incontinentie, kunsthulpmiddelen na amputaties, versnelde gewichtstoe- of

    afname. Als gevolg daarvan worden er meerkosten gemaakt, die als bijzondere kosten aan te merken

    zijn.

    Om dit vast te kunnen stellen moet een medisch advies gevraagd worden over de reden(en) en de

    omvang van de slijtage, dus hoe vaak iets extra vervangen moet worden. Voor de vergoeding van de

    meerkosten (ten opzichte van normale aanschaf) kan worden uitgegaan van de bedragen en de

    gemiddelde aantallen aankopen in de Nibud gids.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.10 Kosten maaltijdvoorziening

    Bijstand: alleen de meerkosten (zie Nibud normen)

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: declaratiebasis

    Indicatie: WMO-dossier of MO-zaak

    Recht op bijzondere bijstand

    Aan personen die om lichamelijke of psychische redenen geen warme maaltijd kunnen klaarmaken

    kan bijzondere bijstand worden verstrekt in de meerkosten van maaltijdvoorziening. Bijzondere

    bijstand hiervoor is in elk geval mogelijk bij gebruik van de maaltijdverstrekkers genoemd in de seniorengids van SWOH. Soms zijn ook andere (commerciële) maaltijdvoorzieningen actief. Als vast staat dat iemand zelf geen warme maaltijd meer kan klaarmaken (indicatiestelling via WMO-dossier of door MO-zaak) is hiervoor bijzondere bijstand mogelijk.

    Hoogte bijzondere bijstand

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van de aanbieder met een maximum van € 9,00 per maaltijd (normering 01-01-2014), onder aftrek van de kosten van een warme maaltijd volgens de Nibud norm.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.11 Reiskosten sociaal vervoer

    Bedrag: kosten openbaar vervoer/brandstof autovervoer

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: AWBZ, WMO, TBU (Tegemoetkoming Bijzondere Uitgaven)

    Algemeen

    • 1.

      reiskosten worden in de volgende gevallen als bijzondere kosten aangemerkt:

      • a.

        als de reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt, en;

      • b.

        het gaat om bezoek aan uit huis geplaatste kinderen, of;

      • c.

        het betreft bezoek aan partner of familieleden in de eerste graad en familieleden in de

    tweede graad die tot het gezin behoren en in een verpleeginrichting of detentie verblijven.

    2.in principe wordt uitgegaan van reisbewegingen per openbaar vervoer. Bij gebruik van een auto

    wordt alleen rekening gehouden met de brandstofkosten, waarbij we de fiscaal vrijgestelde vergoeding voor reiskosten per eigen auto woon/werkverkeer (2014 € 0,19 per km) van de belastingdienst volgen.

    3.de bezoekfrequentie is maximaal 1 keer per week. Afwijking van de bezoekfrequentie kan op

    individuele gronden. Hieraan moet een duidelijk gemotiveerd rapport ten grondslag liggen. Hierbij

    kan gedacht worden aan bezoek aan nog jonge kinderen of personen die terminaal zijn.

    4.de kosten die een kind moet maken (kindertehuis) om naar het ouderlijk huis te reizen, vallen

    onder de werking van de AWBZ. Als het kind niet in staat is alleen te reizen voorziet ook hier de

    AWBZ in;

    5.reiskosten voor ziekenhuisbezoek, het bijwonen van een uitvaart en dergelijke

    behoren tot de algemene bestaanskosten en komen niet in aanmerking voor bijstand;

    Reiskosten bezoek familielid in detentie

    De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht als:

    • ·

      de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof), en;

    • ·

      de inrichting binnen Nederland is gevestigd, dit i.v.m. het territorialiteitsbeginsel);

    Er dient dan een bewijs van detentie te worden overgelegd, evenals de vervoersbewijzen.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.12 Reiskosten naar school

    Bedrag: 50 % van de kosten van openbaar vervoer

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: periodiek

    Voorliggende voorziening: leerlingenvervoer

    Algemeen

    Voor kinderen die (speciaal) basisonderwijs volgen geldt het gemeentelijk leerlingenvervoer als een

    voorliggende voorziening.

    Voor gezinnen met kinderen jonger dan 18 jaar, die voortgezet onderwijs volgen buiten hun

    woonplaats kan in sommige situaties bijzondere bijstand worden verstrekt.

    De tegemoetkoming scholieren (voormalig WTOS) bevat géén reiskostencomponent.

    Op individuele basis kan een vergoeding voor reiskosten worden verstrekt als het kind voortgezet

    onderwijs volgt buiten de eigen woonplaats;

    Voorwaarden waar aan moet worden voldaan;

    -bijstand kan worden verstrekt als het noodzakelijk is dat een opleiding buiten de eigen woonplaats, wordt gevolgd (dus niet als dit een gevolg is van een keuze, bijvoorbeeld op

    grond van godsdienstige overwegingen), en;

    -De afstand per fiets is meer dan > 15 km enkele reis;

    of

    -De afstand moet niet per fiets kunnen worden afgelegd. De reden daarvan kan gelegen zijn in

    diverse oorzaken: Medische, psychische of andere redenen. Bij andere redenen kan gedacht

    worden aan het (nog) niet aan het fietsverkeer deel kunnen nemen wegens verstandelijke

    beperkingen. Of aan kinderen die in een asielzoekerscentrum hebben gewoond en nog niet aan het drukke verkeer in de Randstad zijn gewend.

    Er wordt uitgegaan van de kosten van de goedkoopste manier van openbaar vervoer (maandabonnement bus).

    Hoogte van de bijstand:

    De kosten worden voor 50 % vergoed.

    Wijze van uitbetalen

    De bijstand wordt betaald na ontvangst van vervoerbewijzen.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.13 Leges gehandicaptenparkeerplaats

    Bijstand: kosten leges aanleg gehandicaptenparkeerplaats

    Draagkracht: 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB

    Uitkering: incidenteel

    Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de leges van een gehandicaptenparkeerplaats wanneer de noodzaak via de toekenning van de WMO is vastgesteld.

    Let op: Als aantoonbaar is dat de enige wijze van adequaat vervoer de eigen auto is mag deze

    op grond van artikel 34 lid 2 onder a WWB niet tot het vermogen worden gerekend.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.14 Duurzame gebruiksgoederen

    Bedrag: eigen normenlijst

    Draagkracht: inkomen > 94 % bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00

    Uitkering: incidenteel + leenbijstand

    Voorliggende voorziening: Reservering vooraf, WMO woonvoorziening, tegemoetkoming verhuis en inrichtingskosten ouderen (alleen van toepassing in Heemstede).

    Algemeen

    De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren

    tot de algemene bestaanskosten en moeten in beginsel uit het normale inkomen worden betaald. In

    beginsel wordt hiervoor geen bijzondere bijstand verstrekt.

    Bijzondere omstandigheden:

    Als er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de vervangingsaanschaf/aanschaf niet

    voorzienbaar was, kan in individuele situaties, op grond van bijzondere omstandigheden wel bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden verleend.

    Wat bijzondere omstandigheden zijn, is niet in regels te vatten. Daarbij moet maatwerk geleverd worden. Zaken die bij de beoordeling een rol kunnen spelen zijn:

    • ·

      De omstandigheden van de persoon en het gezin, bijvoorbeeld het aantal kinderen;

    • ·

      medische of psychische factoren;

    • ·

      de feitelijke toestand van de aan te schaffen of te vervangen duurzame gebruiksgoederen (oud maar niet kapot is dus geen noodzakelijke vervanging);

    • ·

      de duur dat iemand een laag inkomen heeft;

    • ·

      reden waarom heeft de aanvrager voor deze kosten niet kunnen reserveren;

    • ·

      de noodzaak tot aanschaf en/of vervanging was niet voorzienbaar;

    Deze opsomming is niet uitputtend. Een huisbezoek is veelal noodzakelijk om een aanvraag

    zorgvuldig af te kunnen handelen.

    Bepaling van de reserveringscapaciteit

    Voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd

    moet worden uit het periodieke inkomen. Iedereen weet dat op den duur huishoudelijke apparaten

    kapot gaan. Wanneer dat gebeurt is onvoorzienbaar. Voor deze kosten moet men dus sparen.

    Voor bepaalde goederen moet uitgegaan worden van het moment waarop de belanghebbende

    redelijkerwijs kon weten dat er gereserveerd moest worden, bijvoorbeeld: bij inschrijving als

    woningzoekende, het moment dat belanghebbende wist dat zij zwanger is.

    De reserveringscapaciteit is als volgt

    Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6 % van de norm. Het inkomen boven de

    bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren. Het vermogen meer dan één

    maandnorm moet de aanvrager gebruiken om deze kosten te voldoen.

    Bepaling van de aflossingscapaciteit en duur

    Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6 % (het minimale aflossingsbedrag is

    altijd 6%) en 40% van het meerinkomen overeenkomstig het vastgestelde debiteuren beleid.

    Op de leenbijstand moet 36 maanden worden afgelost. Het restant wordt na 36 maanden kwijtgescholden, tenzij de leenbijstand is verstrekt op grond van artikel 48 lid 2 WWB (tekort schietend besef).

    Vorm van bijstandsverlening: geldlening, of toch ‘om niet’

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een geldlening

    verstrekt op grond van artikel 51 WWB.

    Hierbij moet rekening gehouden worden met:

    • ·

      Als de aflossingsverplichting een schuldregeling in de weg staat, dan kan de aflossing worden uitgesteld.

    • ·

      In die situaties dat de aanvrager een WSNP-traject (Wet schuldsanering natuurlijke personen) doorloopt kan om praktische redenen bijzondere bijstand ‘om niet’ worden verstekt.

    De hoogte van de bijzondere bijstand

    Als bijstand wordt verstrekt voor de kosten van inrichting en de aanschaf en/of vervanging van

    algemeen noodzakelijke gebruiksgoederen, dan wordt de hoogte van de bijstand bepaald op de reële

    noodzakelijke kosten. Hiervoor wordt uitgegaan van een opgave van de belanghebbende. Als

    maximum bedrag geldt 100% van de door de IASZ gehanteerde normenlijst. Er kan dus minder bijstand verstrekt worden, maar nooit meer. Het is redelijk voor sommige kosten uit te gaan van tweedehands artikelen, mits dit niet voor de volgende apparatuur is: vierpitskookplaat, geiser, gaskachel. Dit uit het oogpunt van veiligheid.

    Koelkast € 250

    Fornuis met oven € 300

    Wasmachine € 300

    Stofzuiger € 80

    TV € 300

    Bed + matras € 200

    Bergkast € 75

    Bank € 300

    Salontafel € 90

    Tafel + stoelen € 300

    Gashaard € 400

    Vloerbedekking € 25,00 per strekkende meter (rol 4 meter breed)

    Overgordijnen (per meter, 1.40 meter breed, incl. bijkomende kosten) € 10

    Vitrage (per meter, 1.80 meter breed, incl. bijkomende kosten) € 8

    De overige beleidsuitgangspunten die meegenomen moeten worden bij het al dan niet

    toekennen van leenbijstand zijn:

    • ·

      Geen bijstand voor inrichtingskosten wordt verleend aan jongeren en alleenstaanden die voor het eerst zelfstandig gaan wonen. Tenzij er bijzondere omstandigheden zijn waardoor men niet meer thuis kan blijven wonen bij de ouders.

    • ·

      Wanneer achteraf bijstand wordt aangevraagd en de te vervangen goederen al aangeschaft maar nog niet betaald zijn, bestaat er geen noodzaak meer tot bijstandsverlening. Ook kan in dat geval meestal niet meer bepaald worden of de vervanging noodzakelijk was. Dus ook als men dit binnen drie maanden na aanschaf aan vraagt moet de aanvraag afgewezen worden op grond van artikel 44, eerste lid WWB (in tegenstelling tot veel andere bijzondere bijstandsaanvragen waarbij men binnen drie maanden nog bijstand kan krijgen). Uitzondering hierop zijn goederen die een acute vervanging vergen zoals een koelkast. Deze moet dan binnen 14 dagen worden aangevraagd.

    • ·

      Aan de bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat deze wordt aangewend voor het

    aangegeven doel. De kopieën van rekeningen moeten binnen 4 weken na uitbetaling

    ingeleverd worden bij de IASZ. Ook bij de aanschaf van tweedehands artikelen moet een kwitantie worden overlegd van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

    • ·

      Het ondertekenen van een schuldbekentenis is niet noodzakelijk. Er is namelijk geen sprake van een civielrechtelijk besluit.

    • ·

      Er wordt geen verzekering of extra garantie vergoed op de gekochte producten.

    • ·

      Aansluit- en bezorgkosten mogen meegenomen worden in het te vergoeden bedrag.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.15 Duurzame gebruiksgoederen asielzoekers en vluchtelingen

    Bedrag: Eigen normenlijst

    Draagkracht: alles meer dan het COA zakgeld

    Uitkering: incidenteel

    Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten asielzoekers en vluchtelingen

    Het uitgangspunt voor leenbijstand voor (ex-)asielzoekers en vluchtelingen is dat de woning volledig

    wordt ingericht. Een deel van de duurzame gebruiksgoederen kan redelijkerwijs tweedehands worden aangeschaft. Voor (ex-)asielzoekers geldt overigens dat als zij een inkomen hebben gehad dat hoger is dan het COA-zakgeld, zij worden geacht dit te reserveren voor de verhuizing naar een eigen woning.

    Hoogte en vorm van de bijstand:

    De bijzondere bijstand voor de woninginrichting wordt vastgesteld op in beginsel maximaal de vergoeding complete woninginrichting afgestemd op de huishoudgrootte. Deze wordt

    verstrekt als leenbijstand. Aflossing vindt plaats overeenkomstig § 2.13. Wanneer in de woning ter overname goede artikelen worden aangeboden worden deze stuksprijzen overeenkomstig de normenlijst in § 2.13 afgetrokken.

    Bedragen

    Hoogte leenbijstand woninginrichting

    Alleenstaande (kamerbewoner) € 1.415,-

    Alleenstaande (zelfstandig gehuisvest) € 2.703,-

    Gezin van 2 personen € 4.543,-

    Gezin van 3 personen € 5.136,-

    Gezin van 4 personen € 5.744,-

    Gezin van 5 personen € 6.342,-

    Gezin van 6 personen € 6.965,-

    Voor elk persoon meer € 562,-

    Voorschot

    Meestal moet een persoon of gezin vanuit de COA snel verhuizen. Er is dus snel geld nodig om de

    woning in te kunnen richten. Daarom kan voor deze kosten een voorschot worden verstrekt. Het

    voorschot bedraagt de helft van het toe te kennen bedrag. Soms komt het voor dat een asielzoeker

    die naar een IASZ gemeente gaat verhuizen nog niet bekend is in de GBA en SZWnet. Als zeker is dat de asielzoeker de woning wel geaccepteerd heeft (dit moet dan dus in dat geval wel bij de

    woningcorporatie of het AZC nagevraagd worden) kan een voorschot worden verstrekt.

    Fiets

    Voor de integratie binnen de gemeente is het goed als asielzoekers zich kunnen verplaatsen in de directe omgeving van hun woning. Ook wordt dit als vervoermiddel gebruik om naar school of de inburgeringscursus te gaan.

    Voor een volwassene bedraagt de bijzondere bijstand ‘om niet’ voor een fiets maximaal € 225,00.

    Voor kinderfietsen maximaal € 150,00. Dit kunnen goede 2e handsfietsen zijn, maar ook fietsen bij Halfords. De prijs is inclusief een slot.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.16 Verhuiskosten

    Bijstand: kosten verhuizer/verhuisbusje, dubbele huur en waarborgsom

    Draagkracht: inkomen > 94 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: reservering vooraf, WMO woonvoorziening.

    Algemeen

    Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene bestaanskosten die in beginsel uit het

    normale inkomen moeten worden betaald. Er kan in beginsel geen bijstand voor verleend worden.

    Alleen in individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden bijstand verleend worden door de vertrekkende gemeente. Opknapkosten en inrichtingskosten moeten worden aangevraagd in de gemeente van vestiging, tenzij dit natuurlijk dezelfde gemeente is.

    Er moet in ieder geval sprake zijn van een noodzaak tot het aanvaarden van (andere) woonruimte. Als

    de belanghebbende beschikt over adequate woonruimte, dan is er geen noodzaak tot verhuizen.

    Vaak kan de noodzaak worden bepaald aan de hand van een aanwezige urgentieverklaring. Als die er

    niet is, zal de IASZ zelf de noodzaak moeten bepalen aan de hand van de volgende aspecten:

    • ·

      psychische problematiek;

    • ·

      medische problematiek, waarbij de WMO geen uitkomst biedt (bijvoorbeeld bij een astmapatiënt in vochtige en tochtige woning);

    • ·

      sociale problematiek;

    • ·

      een combinatie van bovengenoemde punten.

    De behandelend consulent zal zich dus dan zelf een oordeel moeten vormen over de noodzaak van

    de verhuizing. Een huisbezoek ligt daarbij voor de hand om zelf de situatie in ogenschouw te nemen.

    Maar hij/zij kan ook af gaan op rapporten van GGZ, maatschappelijk werk, GGD, politie,

    woningstichting etc. via de voorzitter van het sociaal team van de betreffende gemeente.

    Dubbele huur

    Als iemand al woonruimte huurt kan hij of zij niet van de ene op de andere dag verhuizen. Het is reëel

    dat deze persoon een maand nodig heeft om te verhuizen. Als de noodzaak van de verhuizing vast

    staat, kan daarom voor maximaal 1 maand huur bijzondere bijstand worden verstrekt. De bijstand

    wordt als gift verstrekt.

    Waarborgsom

    Soms vraagt een verhuurder een waarborgsom. Deze bijstand wordt in de vorm van een geldlening

    verstrekt (artikel 48 lid 2 WWB). Op termijn krijgt iemand deze waarborgsom immers weer terug.

    Bepaling van de reserveringscapaciteit

    Voor de kosten van verhuizing is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd moet worden uit het

    periodieke inkomen. Voor deze kosten moet men dus sparen, in elk geval vanaf het moment waarop

    de belanghebbende redelijkerwijs kon weten dat hij/zij moet gaan verhuizen.

    De reserveringscapaciteit is als volgt:

    Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6% van de norm. Het inkomen boven de

    bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren.

    Overige beleidsuitgangspunten:

    ·de goedkoopste voorziening komt in aanmerking voor bijstand. Lang niet altijd is een

    verhuisbedrijf noodzakelijk. Vaak kan worden volstaan met het huren van een transportbusje;

    • ·

      een tegemoetkoming voor verhuiskosten op grond van de WMO is een voorliggende voorziening die toereikend en passend geacht wordt;

    • ·

      een tegemoetkoming verhuis en inrichtingskosten ouderen (Heemstede) is een voorliggende voorziening (€ 2.270) die toereikend en passend geacht wordt.

    • ·

      er wordt geen bijstand verleend aan personen die voor het eerst zelfstandig gaan wonen;

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.17 Doorbetaling vaste lasten bij opname AWBZ inrichting, detentie, dwangopname.

    Bijstand: de hoogte van de noodzakelijke vaste lasten

    Draagkracht: inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00

    Uitkering: periodiek

    Voorliggende voorziening: geen

    Doorbetaling vaste lasten bij opname in een inrichting

    • ·

      Deze bijstand kan alleen aan alleenstaanden worden toegekend. Immers als er anderen (volwassnen) in de woning achterblijven kunnen deze de huur en vaste lasten doorbetalen;

    • ·

      Als duidelijk is dat het een blijvende opname is moet de bijstandsnorm alleenstaande direct

    omgezet worden in de norm verblijf in inrichting en kan bijzondere bijstand voor de woonkosten verstrekt worden de maand uit + 1 maand (gelijk aan huuropzeggingstermijn);

    • ·

      Als nog niet bekend is of de opname blijvend is wordt de norm alleenstaande de maand uit + twee maanden doorbetaald. Daarna wordt de bijstandsnorm omgezet in de norm voor verblijf in een inrichting. Van de “gewone” uitkering kunnen de vaste lasten doorbetaald worden. Van de norm verblijf in een inrichting kan dat niet.

    • ·

      Als na die twee maanden niet duidelijk is dat het een blijvende situatie betreft, kan bijzondere bijstand verleend worden in de vaste lasten van de woning tot maximaal 12 maanden na opname.

    • ·

      Onder vaste lasten wordt verstaan de huur (rekening houdend met de ontvangen huurtoeslag) en het vastrecht van gas, elektra en water.

    Hoogte van de bijstand

    De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en

    water. Bij een eigenwoning is paragraaf 2.18 van toepassing.

    Doorbetaling vaste lasten bij detentie

    In een brief (12-04-2005, nr. W&B/URP/05/22742) heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bijstandsverlening aan gedetineerden nader toegelicht: “Artikel 13, eerste lid, onder a, WWB verbiedt bijstandsverlening aan degene die rechtens zijn vrijheid is ontnomen. De uitsluitingsgrond geldt zowel voor de verlening van algemene als van bijzondere bijstand. Daarmee bestaat ook geen mogelijkheid om in die situatie bijstand in de vorm van een geldlening (‘leenbijstand’) te verstrekken. Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering is de belanghebbende verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Vanwege de vrijheidsbeneming kunnen gedetineerden niet voldoen aan de aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling. Gemeenten kunnen eveneens geen invloed uitoefenen op de uitstroom en daarmee op de duur van de bijstandsverlening. De rechtvaardiging voor de uitsluiting vloeit voorts mede voort uit het feit dat in de noodzakelijke kosten van het bestaan van gedetineerden door het ministerie van Justitie wordt voorzien. Indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, gelet op alle omstandigheden in het individuele geval, op grond van artikel 16 WWB bijstand te verlenen aan een persoon die geen recht op bijstand heeft. Bij de toepassing van artikel 16 WWB dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. In jurisprudentie worden ‘zeer dringende redenen’ slechts dan aanwezig geacht in geval van een acute noodsituatie, dat wil zeggen een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Ook de situatie dat er sprake is van ernstige consequenties voor de psychische gezondheidstoestand van de belanghebbende, kan onder het begrip “acute noodsituatie” vallen. In individuele gevallen waarin sprake is van een acute noodsituatie bestaat de bevoegdheid voor gemeenten bijstand te verlenen aan gedetineerden.

    Wat een noodsituatie is, is afhankelijk van persoon en omstandigheden. Maar we

    moeten dan denken aan een situatie waarin de gevolgen van huisuitzetting zulke grote gevolgen heeft

    dat van een normaal functioneren na ontslag uit detentie geen sprake meer is. Bij het onderzoek naar

    het recht op deze vorm van bijstand kunnen andere instanties als maatschappelijk werk, GGZ,

    etc.worden betrokken. Maar dat is niet altijd nodig. Het kan ook voorkomen dat een persoon na veel

    bemoeienis van allerlei instanties eindelijk een woning heeft gekregen. Die woning is vervolgens

    ingericht met behulp van leenbijstand. Vervolgens wordt die persoon voor een korte periode

    gedetineerd, met het gevolg dat hij of zij de woning weer kwijt raakt. Belanghebbende (alsmede de IASZ en alle andere hulpverleners) moet weer helemaal opnieuw beginnen. Ook kan er sprake zijn van achterblijvende kinderen, die dan op straat zouden komen te staan. Om die reden wordt door veel

    gemeenten in bepaalde situaties al een uitzondering op artikel 13 WWB gemaakt. Dit kan met

    toepassing van artikel 16 lid 1 WWB.

    Harde criteria zijn echter wel:

    • ·

      Er wonen geen andere personen in de woning waarvoor de lasten worden doorbetaald;

    • ·

      De detentie mag maximaal 6 maanden duren.

    Hoogte van de bijstand

    Omdat detentie de oorzaak is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een lening. De bijzondere bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag en een vastrechtbedrag van gas, elektra en water.

    Bijzondere bijstand bij dwangopname

    Bij dwangopname geldt een uitzondering op het eerste lid van artikel 13 WWB.

    Iemand die als gevolg van een gedwongen opname zijn uitkering verliest, heeft ook geen middelen meer om zijn vaste lasten te voldoen die verbonden zijn aan het aanhouden van zijn woning. Artikel 13 lid 3 biedt daarom de mogelijkheid om deze personen bijzondere bijstand te verlenen. Niet alleen voor vaste lasten, maar ook voor de premie ziektekostenverzekering en eventuele persoonlijke uitgaven. Voor de doorbetaling van de vaste lasten wordt aangesloten bij de voorwaarden die ook gelden bij opname in een inrichting.

    Doorbetaling vaste lasten bij dwangopname

    • ·

      Deze bijstand kan alleen aan alleenstaanden worden toegekend. Immers als er anderen (volwassenen) in de woning achterblijven, kunnen deze de huur en vaste lasten doorbetalen;

    • ·

      Bij opname moet de bijstandsnorm alleenstaande direct omgezet worden in de norm verblijf in inrichting op grond van de bijzondere bijstand. Voor de woonlasten kan bijzondere bijstand verleend worden in de vaste lasten van de woning tot maximaal 12 maanden na opname.

    • ·

      Onder vaste lasten wordt verstaan de huur (rekening houdend met de ontvangen huurtoeslag) en het vastrecht van gas, elektra en water.

    Hoogte van de bijstand

    De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en

    water. Bij een eigenwoning is paragraaf 2.18 van toepassing.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.18 Woonkostentoeslag / krediethypotheek

    Algemeen

    Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. In de meeste gevallen

    zal het inkomen, aangevuld met huurtoeslag toereikend zijn om in deze kosten te voorzien. Toch komt

    het voor dat door omstandigheden de woonkosten niet betaald kunnen worden. Hiervoor is de

    woonkostentoeslag in het leven geroepen.

    Geen woonkostentoeslag voor bepaalde groepen

    Aan studerenden wordt geen bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt. De Wet op de huurtoeslag en de Wet op de Studiefinanciering worden geacht als een voldoende

    voorliggende voorziening te functioneren. Kamerbewoners en krakers komen niet voor een

    woonkostentoeslag in aanmerking als hun wooneenheid niet voldoet aan de normering voor de huurtoeslag. Zij moeten hun woonkosten voldoen uit het hen ter beschikking staande inkomen en/of vermogen.

    Er is geen recht op woonkostentoeslag bij een niet noodzakelijke verhuizing.

    Als iemand is verhuisd zonder dat daarvoor de noodzaak aanwezig is en/of hij kan voorzien dat de

    woonkosten voor de nieuwe woning niet opgebracht kunnen worden, omdat de inkomsten

    onvoldoende zijn, moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

    Woonkostentoeslag huurwoning tot aan de grens huurtoeslag

    Bijstand: geen

    Voorliggende voorziening: Wet op de huurtoeslag

    Voor een huurwoning tot de huurtoeslaggrens is geen woonkostentoeslag mogelijk. De

    huurtoeslagwet is een voorliggende voorziening die passend en toereikend geacht wordt. Is er sprake

    van terugval in inkomen, dan kan namelijk tussentijds verhoging van de huurtoeslag worden

    aangevraagd.

    Woonkostentoeslag huurwoning boven de huurtoeslaggrens

    Bijstand: het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag + 100 % van het meerdere

    Draagkracht: de normhuur volgens de wet huurtoeslag + alles > 100% bijstandsnorm

    Uitkering: periodiek maximaal 6 maanden

    Te hoge huur

    Wanneer de huur van een woning hoger is dan de huurtoeslaggrens, bestaat er geen recht op

    huurtoeslag. In dat geval kan voor maximaal de duur van 6 maanden een woonkostentoeslag worden

    verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat de belanghebbende er alles aan moet doen om zo spoedig

    mogelijk de beschikking te krijgen over goedkopere woonruimte.

    In de beschikking wordt daarom in ieder geval opgenomen dat de belanghebbende:

    • a.

      zich zo spoedig mogelijk in schrijft in het woningzoekendensysteem “Woonservice”;

    • b.

      reageert op alle via “Woonservice” aangeboden betaalbare woonruimte;

    • c.

      reageert op betaalbare woonruimte aangeboden in huis-aan-huis bladen, particuliere woningbureaus etc. waar in de regio maakt niet uit.

    • d.

      aangeboden passende woonruimte accepteert.

    Deze nadere verplichtingen kun je opleggen op grond van artikel 55

    Indien belanghebbende redelijkerwijs geen goedkopere woonruimte kan krijgen binnen 6 maanden, is

    verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk.

    Woonkostentoeslag bij eigen woning

    Bijstand: het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag + 100 % van het meerdere

    Draagkracht: de normhuur volgens de Wet op de huurtoeslag + alles > 100% bijstandsnorm

    Uitkering: periodiek

    Huiseigenaren beschikken meestal over een flinke overwaarde in de woning. Het algemene standpunt is dat dit vermogen moet worden aangesproken. Daarom moet de aanvrager voordat hij een beroep doet op bijstand een verzoek om een extra hypotheek indienen bij de eigen hypotheekverstrekker en een derde hypotheekverstrekker (of een tussenpersoon, zoals ‘De Hypotheker’) ter voorziening in de kosten van het bestaan. In de regel zal een hypotheekverstrekker hier negatief op reageren, immers het ontbreken van draagkracht en relatie met hoge(re) woonlasten is een belemmerende factor voor verstrekking van kredieten.

    Het is echter niet de bedoeling dat met de verstrekking van bijstand het eigen vermogen in stand wordt gehouden, dan wel wordt vergroot. Woonkostentoeslag t.b.v. eigendomswoningen wordt in principe dan ook verleend in de vorm van een lening (art. 48, tweede lid WWB); al dan niet met als zekerheidsstelling de vestiging van een krediethypotheek (artikel 48, derde lid WWB).

    De overwaarde wordt bepaald door het verschil tussen de waarde van de woning in het economische verkeer, het saldo van de hypothecaire geldlening(en) en de saldi van aan de woning verbonden spaarpolissen (zoals spaarhypotheek, beleggingshypotheek etc.). Omdat de opwaardering van de WOZ-waarde in combinatie met de crisis op de woningmarkt sinds 2009 heeft geleid tot een nivellering tussen deze waarden mag voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer worden uitgegaan van de WOZ-waarde.

    Hierbij wordt in overwaarde onderscheid gemaakt:

    1. Woonkostentoeslag bij een overwaarde lager dan de vrijlating conform art. 34, lid 2, sub d WWB

    In deze situatie kan bijzondere bijstand in de vorm van periodieke woonkostentoeslag worden verstrekt voor de duur van 6 maanden. De verhuisplicht wordt opgelegd (zie kopje verhuisplicht). Als blijkt dat betrokkene heeft voldaan aan de bepalingen van de verhuisplicht, maar een verhuizing is niet gerealiseerd, is verlenging van de woonkostentoeslag met 6 maanden mogelijk.

    In deze situatie wordt de bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt. De reden hiervan is dat kosten gemaakt moeten worden voor de verhuizing naar een subsidiabele huurwoning. Bovendien verliest betrokkene de extra vrijlating bij het verkopen van de woning, waardoor naar verwachting geen recht op bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten meer bestaat.

    2. Woonkostentoeslag bij een overwaarde hoger dan de vrijlating conform art. 34, lid 2, sub d WWB

    In deze situatie zijn de voorwaarden gelijk aan de voorwaarden genoemd onder 1, met het verschil dat de bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een lening, conform het eerder genoemde uitgangspunt dat vermogen door de belanghebbende aangesproken moet worden. In deze situaties kan tot zekerheidstelling worden besloten door als voorwaarde de vestiging van een krediethypotheek te stellen. Bij de vestiging van een krediethypotheek zijn alle bijkomende kosten voor rekening van de aanvrager. De afweging om tot zekerheidstelling over te gaan is een individuele afweging.

    Geen verhuisplicht geldt voor zelfstandigen met een bedrijfswoning of bedrijfsruimte bij de woning die een korte tijd beroep doen op de bijstand maar deze geldt wel als de zelfstandige het bedrijf beëindigd.

    Bij de berekening voor de hoogte van de woonkosten rekening houden met:

    • ·

      de hypotheekrente (dus geen aflossing!);

    • ·

      de zakelijke lasten; het eigenaarsdeel van de OZB, rioolbelasting, waterschapslasten, de

    opstalverzekering (dus geen inboedelverzekering) en het onderhoud van de woning.

    ·Er wordt van uitgegaan dat iemand die rente voor een hypotheek betaalt, voorlopige teruggaaf

    aanvraagt. De voorlopige teruggaaf die betrekking heeft op de renteaftrek wordt op de

    woonkosten in mindering gebracht. Forfaitair betekent dit een verlaging met 35%.

    Berekening woonkostentoeslag:

    De berekening van de woonkostentoeslag bestaat uit twee delen.

    Stap 1 is de fictieve woonkostentoeslag te berekenen. Dit is de woonkostentoeslag bij een inkomen op het sociaal minimum. Als iemand een WWB uitkering ontvangt hoeft stap 2 dus niet gemaakt te worden.

    Stap 2 is de berekening van de feitelijke woonkostentoeslag.

    Stap 1

    Berekening fictieve woonkostentoeslag

    a.Woonkosten onder de huurtoeslaggrens:

    Bereken de woonkostentoeslag door via de website van de belastingdienst een berekening te maken.

    Bij deze berekening neem je het sociaal minimum voor die persoon/dat gezin en. Bij een koopwoning

    neem je in plaats van huur de woonkosten. De uitkomst van deze berekening is de fictieve woonkostentoeslag.

    b.woonkosten boven de huurtoeslaggrens:

    Neem de uitkomst van a. Daarbij tel je het verschil tussen de huurtoeslag en de daadwerkelijke

    huur/woonkosten en de huurtoeslaggrens op. De uitkomst van deze berekening is de fictieve

    woonkostentoeslag.

    Een voorbeeld:

    De daadwerkelijke huur is € 750. De maximale huurgrens is € 680. Uit de berekening via de website

    van de belastingdienst blijkt dat de huurtoeslag bij een huur van € 680, € 330 bedraagt. De fictieve

    woonkostentoeslag bedraagt dan:

    Volgens berekening website € 330,00

    Daadwerkelijke huur € 750,00

    Max huurgrens € 680,00 -

    Verschil € 70,00 +

    Fictieve WKT € 400,00

    Stap 2

    Berekening feitelijke woonkostentoeslag:

    Neem de uitkomst van a of b. Tel de uitkomst van a of b op bij de toepasselijke bijstandsnorm.

    Zet dit af tegen de inkomsten. Het verschil is de feitelijke woonkostentoeslag.

    Een voorbeeld:

    Uitkomst b (fictieve WKT) is € 400,00

    Norm (gezin) € 1.200,00

    Totaal € 1.600,00

    Inkomsten € 1.350,00

    Feitelijke woonkostentoeslag € 250,00

    In deze berekening is dus alle draagkracht boven de 100% volledig meegenomen.

    Daadwerkelijke woonkosten Eigendomswoning

    Bij een eigen woning is de berekening van de daadwerkelijke woonkosten waarmee de woonkostentoeslag berekend kan worden complexer.

    Berekening van de netto woonkosten bij eigenaar-bewoner

    Hypotheekrente -/- 35% voorlopige teruggave: € 

    Overige eigenaarslasten:

    Brand/opstalverzekering €

    Eigenaarsdeel Onroerende Zaakbelasting €

    Rioolbelasting €

    Erfpachtcanon €

    Kosten Hoogheemraadschap €

    Groot onderhoud €

    Servicekosten €

    Totale kosten €

    Netto woonkosten €

    Hypotheekrente

    De aankoop van de eigen woning wordt meestal gefinancierd met een hypotheek, een lening met de woning als onderpand. Bij de vaststelling van de hoogte van de netto woonkosten t.b.v. de woonkostentoeslag is ongeacht de hypotheekvorm de hoogte van de te betalen rente op de hoofdsom van belang.

    Rentebetaling in verband met de hypotheek verlaagt het belastbaar inkomen, zodat men minder loonbelasting hoeft te betalen. Door middel van een verzoek om een voorlopige teruggaaf kan men dit fiscaal voordeel terugontvangen. De netto rente (te betalen rente -/- het bedrag van de voorlopige teruggave) wordt als woonkosten aangemerkt. Wij houden per direct rekening met een forfaitair percentage van 35%.

    Een aanvraag woonkostentoeslag kan alleen worden toegekende als de belastingteruggave via een voorlopige teruggave wordt verkregen. Als belanghebbende geen vooraftrek wil aanvragen wordt de aanvraag afgewezen op grond van ‘onvoldoende meewerken’.

    ** Bovenstaande werkwijze geldt alleen als er sprake is van gefiscaliseerd inkomen. Als betrokkenen alleen inkomen hebben uit WWB en er is sprake van een krediethypotheek, dan wordt de bijstand verleend als lening (tenminste als de krediethypotheek nog niet is volgestort). De bijstand in leningsvorm wordt niet gefiscaliseerd, waardoor geen recht is op fiscale teruggave van rentebetalingen. Bij de berekening daadwerkelijke woonkosten dient hermee rekening gehouden te worden.

    De aflossing van de lening wordt gezien als bezitsvorming en moet buiten beschouwing blijven. Ook de premie levensverzekering blijft buiten beschouwing.

    Premie brand/opstalverzekering

    Het gaat hier om de verzekering van de opstal, een verzekering die als verplichte voorwaarde wordt gesteld in de hypotheekakte.

    Eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting

    Uitsluitend het eigenaarsdeel kan in aanmerking komen voor de bepaling van de hoogte van de woonlasten.

    Rioolbelasting

    De rioolbelasting is een gemeentelijke heffing. Deze heffing is een zakelijke last en valt daarmee onder het begrip woonkosten van een eigen woning.

    Erfpachtscanon

    De ‘huur’ van de grond waarop de woning gebouwd is, voor zover dit geen eigen grond is. De hoogte van de jaarlijkse erfpacht staat vermeld in de eigendomsakte. Wanneer na het aflopen van het erfpachtrecht een nieuw recht wordt geleverd is tussenkomst van een notaris noodzakelijk voor het opmaken van een akte en de registratie daarvan. Verzoeken om voor deze eenmalige kosten bijzondere bijstand te verlenen kunnen worden beoordeeld. Voor het bedrag dat gemoeid is met het afkopen van de erfpacht kan geen bijstand worden verleend. In dat geval zijn de jaarlijkse beheerskosten verschuldigd, die in de berekening van de woonkostentoeslag kunnen worden meegenomen.

    Kosten Hoogheemraadschap

    De jaarlijkse aanslag t.b.v. de waterschapsomslag behoort tot de zakelijke woonkosten die meegenomen kunnen worden bij de berekening van de woonkosten. De verontreinigingsheffing en de ingezetenenomslag kunnen niet meegenomen worden, omdat deze kosten niet worden gerekend tot de zakelijke lasten verbonden aan de woning.

    Groot onderhoud

    Voor de kosten van groot onderhoud wordt aangesloten bij de Divosamethode. Dit betekent dat er voor woning voor 1945 per jaar € 623,00 kan worden opgevoerd per jaar. Voor woningen na 1945 is dit bedrag € 532,00 (normen tot juli 2014; zie Stimulansz handboek werk en inkomen paragraaf: 3.1.4.2.2.2.2.6)) De normen worden jaarlijks op 1 juli aangepast.

    Servicekosten

    Dit zijn de kosten voor het normale onderhoud (schoonmaak trappenhuis, onderhoud groenvoorziening of cv enz.) Een aantal kosten wordt gerekend tot de kosten die normaal uit de norm voldaan moeten worden. Uitsluitend de kosten voor de huismeester, de schoonmaak van de collectieve ruimtes kunnen voor een bedrag van maximaal € 12.00 per maand meegenomen worden

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.19 Legeskosten verblijfsvergunning

    Bijstand: de kosten van de leges

    Draagkracht: inkomen > 100% bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00

    Uitkering: incidenteel

    Voorliggende voorziening: geen

    Algemeen:

    De kosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning worden aangemerkt als algemeen

    noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan

    door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een asielzoeker/vluchteling en een vreemdeling.

    • ·

      De asielzoeker/vluchteling (asielvergunning) krijgt de legeskosten om niet vergoed.

    • ·

      De vreemdeling (reguliere vergunning)komt op vrijwillige basis naar Nederland, er is geen sprake van noodzakelijk verblijf (bijvoorbeeld gezinshereniging, werk of studie). In dat geval kan geen bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt. Wanneer men niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten kan een vergoeding in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

    • ·

      Bij vluchtelingen en de vreemdelingen die hier een vergunning hebben om op medische gronden (reguliere vergunning) en hier mogen blijven kan aangemerkt worden dat hier sprake is van een bijzondere noodzaak. Bij hen is ook geen sprake van een keuzemogelijkheid. Deze groep kan wanneer men niet voldoende heeft kunnen reserveren en geen vermogen heeft de leges ook om niet vergoed krijgen.

    Voor legeskosten naturalisatie wordt geen bijstand verstrekt. Naturalisatie is namelijk niet

    noodzakelijk.

    Terug naar inhoudsopgave

  • 1. 6.2.20 Kosten peuterspeelzaal

    Bijstand: de feitelijke kosten

    Draagkracht: inkomen 100% > bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00

    Uitkering: periodiek

    Voorschoolse educatie vinden wij een belangrijke voorziening om kinderen tijdig in contact te laten komen met andere kinderen en de taal goed te gaan spreken. Vanaf 2,5 tot 4 jaar kan voor een kind voor maximaal 2 dagdelen bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage van de veelal gesubsidieerde peuterspeelzaal. Voor anderstaligen en kinderen met ontwikkelingsachterstand kan voor maximaal 4 dagdelen bijzondere bijstand worden verleend, mits indicatie is gesteld door Jeugdzorg.

    Als het kind op een kinderdagverblijf of andere vorm van kinderopvang zit is er geen noodzaak aanwezig omdat dan binnen die voorziening aandacht is voor de achterstanden.

Ondertekening

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2014. Per deze datum wordt het Bijzondere bijstand en verstrekkingenboek Bloemendaal 2011 ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 6 mei 2014.
R.Th.M. Nederveen , burgemeester.
A.Ph. van der Wees , secretaris.
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland-Zuid 15 mei 2014

Bijlage 1 Afkortingen

ANW Algemene Nabestaanden Wet

AOW Algemene Ouderdoms Wet

ARH Reglement Hulpmiddelen

AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

CAK Centraal Administratiekantoor

COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

GEP Gemeente Extra Pakket

GGD Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst

GGZ Geestelijke Gezondheids Zorg

GVS Geneesmiddelenvergoedingssysteem

NIBUD Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

OZB Onroerende zaakbelasting

TBU Tegemoetkomingsregeling Buitengewone Uitgaven

Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jongeren

Wet Bopz Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Wkt Woonkostentoeslag

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

Wrb Wet op de rechtsbijstand

WSF Wet studiefinanciering

WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen

WTOS Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WWB Wet werk en bijstand

zorgverzekering Basiszorgverzekering