Referendumverordening Bloemendaal 2009

Geldend van 23-10-2009 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Bloemendaal 2009

De raad van de gemeente Bloemendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2009 en het advies van de commissie Bestuur en Middelen van 29 september 2009;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende

Referendumverordening Bloemendaal 2009

Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • a.

    referendum: een raadgevende volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad te nemen besluit.

  • b.

    kiesgerechtigden: diegenen die overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Bloemendaal.

  • c.

    voorgenomen besluit: een nog te nemen raadsbesluit dat is geagendeerd;

  • d.

    besluit: een schriftelijke beslissing van de raad;

  • e.

    college : burgemeester en wethouders van Bloemendaal.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente.

Artikel 3 Uitzonderingen

Een referendum kan niet worden gehouden over:

  • a.

    besluiten waarvan de raad van mening is dat er andere dringende dan onderstaande redenen zijn om geen referendum te houden;

  • b.

    besluiten over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen;

  • c.

    besluiten over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • d.

    besluiten over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • e.

    besluiten in het kader van deze verordening;

  • f.

    besluiten inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan (verordeningen);

  • g.

    besluiten, als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet (onderzoek naar door het college gevoerd bestuur/enquête);

  • h.

    besluiten waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • i.

    besluiten die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • j.

    besluiten ter uitvoering van een besluit van het rijk of de provincie waarbij de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • k.

    besluiten waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen;

  • l.

    bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en voorbereidingsbesluiten, met uitzondering van - naar het oordeel van de raad - de uitgangspunten van bestemmingsplannen.

Artikel 4 Initiatief van kiesgerechtigden

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk aangeven dat zij een initiatief willen nemen tot een referendum over een voorgenomen besluit. Onder de dag van de kandidaatstelling als bedoeld in artikel B3 Kieswet moet in dit verband worden verstaan : de dag van de kennisgeving van het initiatief.

  • 2. Deze kennisgeving moet ten minste 3 dagen vóór de raadsvergadering, waarvoor het besluit is geagendeerd, bij het college worden ingediend. De kennisgeving moet worden ondersteund door ten minste 125 kiesgerechtigden.

  • 3. In de kennisgeving wordt aangegeven om welk voorgenomen raadsbesluit het gaat. De kennisgeving gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker en ondersteuner, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 4. De in het derde lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 5. Indien een kennisgeving is gedaan volgens de hiervoor gestelde eisen, beslist de raad in dezelfde vergadering waarvoor het besluit van de raad is geagendeerd of over dit besluit, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, een referendum kan worden gehouden. De raad kan zijn beslissing voor ten hoogste 6 weken verdagen.

Artikel 5 Steunverwerving en besluit definitief verzoek

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen bij de raad een definitief verzoek indienen voor het houden van een referendum binnen 6 weken na de dag waarop de raad heeft bekend gemaakt dat op grond van de kennisgeving is besloten dat over een voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden.

  • 2. Dit verzoek moet worden ondersteund door minimaal 10% van de kiesgerechtigden. Onder de dag van de kandidaatstelling als bedoeld in artikel B3 Kieswet moet in dit verband worden verstaan : de dag van indiening van het definitief verzoek.

  • 3. In het verzoek wordt aangegeven om welk voorgenomen raadsbesluit het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker en ondersteuner, met opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 4. De in het derde lid genoemde persoonsgegevens zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 5. Indien het verzoek voldoet aan de hiervoor gestelde eisen, neemt de raad uiterlijk binnen 6 weken na de dag van ontvangst van het definitieve verzoek een besluit over het houden van een referendum.

Artikel 6 Aanhouden beslissing

  • 1. Wanneer de raad na een besluit als genoemd in artikel 4 van mening is, dat over het voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, dan wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld.

  • 2. De stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het definitieve verzoek wordt beslist.

Artikel 7 Datum

  • 1. De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk 2 maanden na de dag waarop het definitieve verzoek is ingewilligd.

  • 2. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 8 Vraagstelling

  • 1. De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 9 Referendumcommissie

  • 1. Het gemeentebestuur laat zich per referendum adviseren door een ad hoc referendumcommissie over het vaststellen van de vraagstelling en over alle andere aangelegenheden met betrekking tot een referendum, waaronder de behandeling van klachten over de informatievoorziening en de wijze waarop campagnes worden gevoerd.

  • 2. De raad stelt deze commissie in en benoemt en ontslaat haar leden.

  • 3. Tot lid van deze commissie zijn niet benoembaar :

    • a.

      de burgemeester van Bloemendaal;

    • b.

      wethouders van Bloemendaal;

    • c.

      raadsleden van Bloemendaal;

    • d.

      duoleden van Bloemendaal;

    • e.

      ambtenaren door of vanwege het gemeentebestuur van Bloemendaal aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    • f.

      de kiesgerechtigden als bedoeld in de artikelen 4 en 5.

Artikel 10 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 11 Budget

  • 1. De raad stelt, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

  • 2. Indien een initiatief als bedoeld in artikel 4 wordt ingewilligd, kent het college verzoekers desgevraagd een tegemoetkoming toe in de kosten van de organisatie en publiciteit ten behoeve van de verwerving van voldoende steun voor de indiening van een definitief verzoek.

  • 3. Indien het definitief verzoek wordt ingewilligd, kent het college verzoekers en maatschappelijke organisaties desgevraagd een tegemoetkoming toe in de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne over het besluit waarop het referendum betrekking heeft.

  • 4. Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het tweede en derde lid bedoelde tegemoetkoming.

Artikel 12 Dekking

De begroting bevat een voorziening om de kosten van ten minste één referendum per jaar te kunnen dekken.

Artikel 13 De stemming

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet zijn voor wat betreft de raadsverkiezingen voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien minimaal 30 % van de stemgerechtigden als bedoeld in artikel 13 een stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 15 De beslissing van de raad

In de eerstvolgende vergadering van de raad na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het aangehouden raadsbesluit dat aan het referendum is onderworpen.

Artikel 16 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking. Op die dag vervalt de Referendumverordening Bloemendaal 2005.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Referendumverordening Bloemendaal 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad der gemeente Bloemendaal,
gehouden op 15 oktober 2009
R.Th.M. Nederveen ,voorzitter
K.A. van der Pas ,griffier
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland-Zuid d.d. 22 oktober 2009.
In werking: 23 oktober 2009

Toelichting

Algemene toelichting

Op grond van de huidige bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten de mogelijkheid tot het houden van een raadgevend of raadplegend referendum over een te nemen of genomen besluit. Het kabinet is van mening dat de vraag of en zo ja, hoe op lokaal niveau raadgevende of raadplegende referenda worden gehouden, een zaak is die door gemeenten zelf moet worden beslist binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Bij de vernietiging van de referendumverordening van de gemeente Amsterdam zijn deze randvoorwaarden nog eens onderstreept:

  • -

    het is de gemeenteraad die per geval beslist of een raadplegend (of raadgevend) referendum wordt gehouden;

  • -

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • -

    de gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden.

Bevoegdheid

De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

Samenloop met inspraak

De onderwerpen waarover in de afgelopen jaren referenda zijn gehouden, zijn vaak reeds via wettelijke bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. De vraag rijst of een referendum in de plaats kan treden van voorgeschreven inspraakmogelijk heden. Het antwoord hierop luidt ontkennend. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    In deze verordening gaat het om het raadgevend referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bij voorbaat bindend is voor de raad en plaatsvindt voordat door de raad een definitief besluit over het onderhavige onderwerp wordt genomen en dat voorts niet op initiatief van de raad wordt gehouden. Een (anders dan adviserend) correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verwerpen, is wettelijk niet mogelijk.

  • b.

    Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de raadsverkiezingen zijn ook gerechtigd om deel te nemen aan een referendum. Daarom is aangesloten bij artikel B3 van de Kieswet.

  • c.

    Bij een voorgenomen besluit kondigt de raad het voornemen tot een besluit aan door het te agenderen. Vervolgens kan het referendum plaatsvinden en de raad neemt pas een eindbesluit nadat het referendum is gehouden. Het is ook mogelijk om privaatrechtelijke besluiten aan de kiesgerechtigden voor te leggen.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden. Het is op grond van dit artikel niet mogelijk het referendum te beperken tot een deel van de gemeente.

Artikel 3 Uitzonderingen

Alleen besluiten van de raad kunnen volgens deze verordening onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel en zijn daarvoor naar hun aard ook niet geschikt. Die besluiten betreffen nl. vrijwel altijd slechts een klein deel van de bevolking. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt de lijst met uitzonderingen vrij beperkt gehouden. Door het uitsluiten van veel onderwerpen bestaat immers het gevaar dat de referendumverordening een 'leeg instrument' wordt, waarbij het in de praktijk onmogelijk blijkt een referendum te organiseren. Het opnemen van een algemene uitzonderingsgrond voorkomt dat het voor de raad onmogelijk wordt een verzoek om een referendum af te wijzen.

De lijst met uitzonderingen is niet limitatief. Omdat het de raad is die de uiteindelijke beslissing over het al dan niet houden van een referendum neemt, vormt een vrij beperkte lijst met uitzonderingen geen probleem. Bij het nemen van de beslissing kan de raad immers ook andere relevante zaken, die niet expliciet in de lijst met uitzonderingen staan, in zijn overwegingen meenemen. Een zorgvuldige afweging is daarbij een voorwaarde. De meeste onderwerpen die in dit artikel zijn opgenomen, zijn door de in 1982 ingestelde Staatscommissie Biesheuvel genoemd, als niet geschikt als onderwerp voor een (correctief) referendum.

Wat de uitzondering onder l betreft, wordt het raadzaam geacht dat referenda niet gaan over de details van bestemmingsplannen. Daarin voorziet de bezwarenprocedure. Het moet dus gaan over de uitgangspunten zoals de raad die ziet (bijvoorbeeld wèl of niet bebouwen).

Artikel 4 Kennisgeving

Kiesgerechtigden kunnen een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Het zou onjuist zijn wanneer alleen de raad kan bepalen bij welk besluit het moment is aangebroken waarop burgers hun gekozen vertegenwoordigers kunnen 'corrigeren'.

Het doen van een verzoek aan de raad tot het houden van een referendum kan volgens een uitgebreide en een minder uitgebreide procedure, hiervoor samengevat onder optie I en optie II. De eerste optie gaat uit van drie stappen: een kennisgeving, een inleidend verzoek en een definitief verzoek. De tweede optie, waarvoor de raad heeft gekozen, bestaat uit een kennisgeving en een definitief verzoek. Het doel van de kennisgeving is dat de raad direct beslist of een onderwerp referendabel is. Op deze wijze is het voor burgers heel snel duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het initiatief. Het voordeel van een kennisgeving is dat dit vlak voor de raadsvergadering kan worden gedaan en er maar beperkte steun nodig is (125 kiesgerechtigden).

Artikel 5 Definitief verzoek en steunverwerving

Als de raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een definitief verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen.

De fase van verzoek en steunverwerving kan op twee manieren worden ingericht: een inleidend en een definitief verzoek of één definitief verzoek. De eerste mogelijkheid wordt gehanteerd in bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam. De tweede optie wordt toegepast in Rotterdam. Gekozen is voor de tweede mogelijkheid.

Bij de keuze van de benodigde aantallen kiesgerechtigden heeft de raad besloten uit te gaan van minimaal 10% van de kiesgerechtigden (op dat moment).

Als het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal burgers, beslist de raad of een referendum zal worden gehouden. Het besluit van de raad op het definitieve verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Artikel 6 Aanhouden beslissing

Indien een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit is het ongewenst dat als er een definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt ingediend tevens het besluitvormingsproces stil ligt. Het verdient daarom aanbeveling de besluitvorming zo veel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd. De eindbeslissing wordt na het referendum genomen.

Artikel 7 Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden, is voorbehouden aan de raad. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen kan in sommige gevallen praktisch zijn, omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook kan een combinatie zorgen voor een reductie in de kosten van een referendum. Ook kunnen er meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Er zal dan wel een afzonderlijk kiesregister voor ieder referendum moeten worden bijgehouden en tevens dienen de kiesgerechtigden voor ieder onderwerp een aparte oproepingskaart te krijgen.

Artikel 8 Vraagstelling

De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door een commissie. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij de raad berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:

  • -

    'ja' of 'nee';

  • -

    een keuze uit alternatieven;

  • -

    een combinatie van deze twee mogelijkheden.

    Artikel 9 Referendumcommissie

    Het gemeentebestuur (de raad en in voorkomende gevallen het college) moet volgens dit artikel, in geval van een referendum, zich laten adviseren door een onafhankelijke referendumcommissie. Die kan ad hoc of blijvend worden ingesteld. Hier is gekozen voor een ad hoc commissie. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, is er voorts voor gekozen dat er geen raadsleden, duoleden, collegeleden of ambtenaren van Bloemendaal in deze commissie kunnen worden benoemd, evenmin als kiesgerechtigden als bedoeld in de artikelen 4 en 5 (indieners/ondersteuners initiatief en definitief verzoek). Het gemeentebestuur kan zich door de commissie (die ook uit één persoon zou kunnen bestaan) onder andere laten adviseren over :

    • -

      formulering van vraagstelling en antwoordcategorieën;

    • -

      toezicht op de organisatie van het referendum;

    • -

      toezicht op de objectiviteit van de voorlichting, bijvoorbeeld een folder of (lokale) radio-spotje waarin de argumenten pro en contra worden genoemd;

    • -

      behandeling van klachten (niet zijnde Awb-bezwaren) over de informatievoorziening en de wijze waarop campagnes worden gevoerd.

    Artikel 10 Uitvoering

    Het feit dat burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet. Het is burgemeester en wethouders toegestaan om een advies- en begeleidingscommissie in te stellen ter coördinatie van de bestuurlijke en ambtelijke werkzaamheden. Burgemeester en wethouders wijzen, zoals ook in de Kieswet wordt bepaald ten aanzien van raadsverkiezingen, de stemlokalen aan. In afwijking van de Kieswet mogen zij wel besluiten dat dit er minder kunnen zijn dan bij reguliere verkiezingen.

    Artikel 11 Budget

    De besteding van het budget kan worden overgelaten aan burgemeester en wethouders aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen (artikel 10). Ook beslist het college binnen dat budget dat aan de groep burgers die om het referendum heeft verzocht, desgevraagd een bedrag voor promotie-doeleinden wordt verstrekt, dit aan de hand van door het college op te stellen beleidsregels.

    Artikel 12 Dekking

    Het organiseren van een referendum brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Hiermee moet dus van te voren rekening worden gehouden. Gerekend moet worden op minimaal € 12.000, te vermeerderen met financiële steun aan de initiatiefnemers. Een totaal bedrag van € 20.000 per referendum is wel een minimum.

    Artikel 13 De stemming

    Voor de procedures rond de stemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen.

    Artikel 14 Geldigheid van de uitslag

    Wanneer 30 procent van de stemgerechtigden als bedoeld in artikel 13 zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen.

    Artikel 15 De beslissing van de raad

    De eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moet de raad een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.

    Tussen het initiatief tot het aanvragen van een referendum en de beslissing van de raad zit, gelet op de termijnen in deze verordening, een periode van minimaal 6 en maximaal 10 maanden.

    Artikelen 16 (Strafsanctie), 17 (Inwerkingtreding) en 18 (Citeertitel)

    Deze artikelen spreken voor zich.