Regeling vervallen per 19-10-2012

Verordening op de behandeling bezwaar- en beroepschriften Bloemendaal 2003

Geldend van 27-06-2003 t/m 18-10-2012

Intitulé

Verordening op de behandeling bezwaar- en beroepschriften Bloemendaal 2003

Gemeente

Bloemendaal

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Bloemendaal,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 april 2003;

gezien het advies van de raadscommissie Middelen van 8 april 2003;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

BESLUITEN:

vast te stellen de:

VERORDENING BEHANDELING BEZWAAR- EN BEROEPSCHRIFTEN BLOEMENDAAL 2003

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk bestuursorgaan: de raad, het college of de burgemeester van de gemeente Bloemendaal;

  • b.

    verwerend orgaan: het gemeentelijk bestuursorgaan, dat bevoegd is te besluiten op een bezwaar- of beroepschrift;

  • c.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    bezwaar- of beroepschrift: het overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 6 van de wet maken van bezwaar dan wel het instellen van administratief beroep als bedoeld in artikel 1:5 van de wet;

  • e.

    de commissie: de overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:13 van de wet ingestelde commissie van advies voor bezwaar- en beroepschriften.

Artikel 2 De commissie

  • 1. Er is één commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten van gemeentelijke bestuursorganen met uitzondering van die ingediend op grond van een wettelijk voorschrift inzake:

    • a.

      belastingen en rechten;

    • b.

      ambtenaren; en

    • c.

      de waardering van onroerende zaken.

  • 2. De behandeling van bezwaar- en beroepschriften geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:13 van de wet en het in deze verordening bepaalde.

Artikel 3 Samenstelling commissie

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste zes leden.

  • 2. De commissie benoemt uit haar midden één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. Bij ontstentenis van de voorzitter is het met betrekking tot hem in deze verordening bepaalde van toepassing op de plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 4 Secretaris commissie

1 De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

2 Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 5 Benoeming leden commissie

  • 1. De raad benoemt, schorst en ontslaat de leden van de commissie op voorstel van het college en kan hen twee maal herbenoemen.

  • 2. De leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van bestuursorganen van de gemeente Bloemendaal. Op het moment, dat een lid onderdeel gaat uitmaken van of begint met het verrichten van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Bloemendaal eindigt zijn lidmaatschap van de commissie. Het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel is in dat geval van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De zittingsduur van de leden van de commissie bedraagt vier jaar.

  • 4. De (her)benoeming geschiedt met ingang van 1 april van ieder even jaar met dien verstande dat de raad in ieder even jaar drie leden van de commissie benoemt.

  • 5. Ingeval een lid eerder aftreedt dan op het moment, waarop zijn zittingsduur eindigt, benoemt de raad voor het restant van deze zittingsduur een nieuw lid.

  • 6. De afgetreden leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 6 Ontvangst bezwaar- of beroepschrift

  • 1. Van het bezwaar- of beroepschrift tekent het gemeentelijk bestuursorgaan aan wie het is gericht de datum van ontvangst aan.

  • 2. Het verwerend orgaan stelt het bezwaar- of beroepschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

Artikel 7 Behandeling bezwaar- of beroepschrift

  • 1. De commissie kan besluiten bezwaar- en beroepschriften te behandelen in beperkte samenstelling.

  • 2. De commissie beperkt haar samenstelling ingeval zij van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid gebruik maakt niet verder dan tot drie leden, waaronder de voorzitter.

  • 3. Het in deze verordening bepaalde over de commissie is van overeenkomstige toepassing op een commissie in beperkte samenstelling.

Artikel 8 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaar- of beroepschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 9 Bevoegdheden

De voorzitter is bevoegd te beslissen over:

  • a.

    het al dan niet verlangen van een schriftelijke machtiging op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de wet;

  • b.

    het stellen van een termijn, waarbinnen een verzuim om te voldoen aan vereisten voor het in behandeling nemen van een bezwaar- en/of beroepschrift kan worden hersteld, als bedoeld in artikel 6:6 van de wet;

  • c.

    het verzenden van stukken aan een gemachtigde in het kader van de behandeling door de commissie als bedoel in artikel 6:17 van de wet;

  • d.

    het indienen van nadere stukken en het ter inzage leggen van stukken als bedoeld in artikel 7:4 en 7:18 van de wet;

  • e.

    het afzonderlijk horen van belanghebbenden als bedoeld in artikel 7:6 en 7:20 van de wet.

Artikel 10 Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 11 Organiseren hoorzitting

  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen. De secretaris nodigt vervolgens de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 2. De voorzitter beslist over het afzien van het horen van een belanghebbende op grond van artikel 7:3 en 7:17 van de wet.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan. Deze mededeling kan ook opgenomen worden in het uit te brengen advies als bedoeld in artikel 17 van deze verordening.

Artikel 12 Quorum hoorzitting

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat tenminste de voorzitter en één lid aanwezig zijn.

Artikel 13 Openbaarheid hoorzitting

  • 1. De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging hoorzitting

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter hoorzitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de hoorzitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de hoorzitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Afzien van het geven van advies

  • 1. De voorzitter kan gedurende de behandeling besluiten af te zien van het geven van advies indien aan het bezwaar volledig wordt tegemoet gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen worden geschaad.

  • 2. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het geven van advies, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 17 Uitbrengen van advies

  • 1. Voor het geval niet is afgezien van het geven van advies beraadslaagt en beslist de commissie achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies over het bezwaar- of beroepschrift.

  • 2. Voor het uitbrengen van advies is vereist dat ten minste drie leden, waaronder de voorzitter, van de commissie - in beperkte of volledige samenstelling - aanwezig zijn.

  • 3. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 4. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 5. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 6. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor het te nemen besluit op het bezwaar- of beroepschrift.

  • 7. De voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekenen het advies.

  • 8. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

Artikel 18 Intrekking

De Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften 2001 vervalt met ingang van de dag, waarop deze verordening in werking treedt.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening op de behandeling van bezwaar- en beroepschriften Bloemendaal 2003.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college en de burgemeester van de gemeente Bloemendaal in hun vergadering van 4 maart 2003,
Burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
w.g. L.A. Snoeck-Schuller , burgemeester.
w.g A.Ph. van der Wees , secretaris.
door de burgemeester van Bloemendaal op 4 maart 2003,
w.g. L.A. Snoeck-Schuller
alsmede door de raad der gemeente Bloemendaal in de openbare vergadering van 24 april 2003,
w.g. L.A. Snoeck-Schuller ,voorzitter
w.g. C.T.E.M. Maasdijk , griffier

TOELICHTING VERORDENING BEHANDELING BEZWAAR- EN BEROEPSCHRIFTEN BLOEMENDAAL 2003

Algemeen

De verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften gemeente Bloemendaal 2003 bevat regels voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften. Het betreft bezwaar- en beroepschriften, waarover de raad, het college en de burgemeester moeten besluiten. Deze regels vullen de wettelijke voorschriften over de behandeling van bezwaar- en beroepschriften aan. De Wet dualisering van het gemeentebestuur maakte een nieuwe verordening voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften noodzakelijk.

De Wet dualisering van het gemeentebestuur bracht een scheiding in samenstelling, taken en bevoegdheden van de raad, het college en de burgemeester. De raad heeft in het duale stelsel van gemeentebestuur een taakstellende, controlerende en vertegenwoordigende functie. De raad stelt de kaders vast, waarbinnen het college en de burgemeester hun bestuurstaken uitoefenen. De raad heeft daarom verordenende bevoegdheid: het stellen van regels voor de uitoefening van bestuursbevoegdheden. Het is dan ook de raad, die de regels stelt voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften.

Voor het instellen van commissies gelden sinds de Wet dualisering van het gemeentebestuur andere uitgangspunten. In het monistische stelsel was de raad bevoegd commissies in te stellen, die zowel de raad, het college als de burgemeester van advies dienen. Het dualistisch stelsel kent zoals gezegd een scheiding in samenstelling, taken en bevoegdheden van deze drie bestuursorganen. Deze scheiding komt ook tot uitdrukking in de samenstelling, taken en bevoegdheden van commissies. Ieder gemeentelijk bestuursorgaan stelt zijn eigen commissies in. In het ontwerp van Wet dualisering van het gemeentebestuur was het nog uitgesloten, dat deze drie bestuursorganen één commissie van dezelfde samenstelling, dezelfde werkwijze en dezelfde bevoegdheid kunnen instellen. De regeling zou ingeval zij kracht van wet heeft tot gevolg hebben, dat de raad, het college en de burgemeester ieder een eigen commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften moeten instellen.

De doelmatigheid van de behandeling van bezwaar- en beroepschriften komt daardoor ernstig in het gedrang. Drie commissies kunnen een geheel eigen beleid voeren met betrekking tot de behandeling en advisering over bezwaar- en beroepschriften alsmede de verslaglegging daarvan. Verder komt het nogal eens voor, dat bezwaar- en beroepschriften betrekking hebben op besluiten van meer dan één gemeentelijk bestuursorgaan. In het ongunstigste geval zouden drie commissies zich moeten buigen over één bezwaar- of beroepschrift. Bij de totstandkoming van de Wet dualisering van het gemeentebestuur is van verschillende zijden - waaronder de Vereniging van Nederlandse Gemeenten - op dit praktische bezwaar gewezen.

Het wetsontwerp is daarom aangepast en de uiteindelijk vastgestelde wet voorziet naast genoemde regeling in de mogelijkheid, dat gemeentelijke bestuursorganen bij gezamenlijk besluit één commissie instellen, die de gemeentelijke bestuursorganen gezamenlijk en ieder afzonderlijk van advies dienen. Gezien genoemde praktische bezwaren bevat de verordening een regeling, waarbij één commissie, die de bezwaar- en beroepschriften, waarop de raad, het college en/of de burgemeester een besluit moeten nemen, behandelt en daarover adviseert. Het instellen van deze commissie is een bevoegdheid van de raad, het college en de burgemeester gezamenlijk. Het stellen van regels voor de behandeling en advisering over bezwaar- en beroepschriften behoort tot de kaderstellende bevoegdheid van de raad. Om die reden hebben de raad, het college en de burgemeester ieder voor zover bevoegd deze verordening vastgesteld.

Verder bevat de verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften slechts twee inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de ingetrokken verordening. Het betreft de mogelijkheid van het behandelen van bezwaar- en beroepschriften in een commissie van beperkte samenstelling en de mogelijkheid, dat de commissie afziet van het geven van advies ingeval aan het bezwaar of beroepschrift volledig tegemoet is gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen zijn geschaad. Tevens bevat deze verordening ten opzichte van de ingetrokken verordening een aantal redactionele verbeteringen

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat omschrijvingen van begrippen, die in de verordening regelmatig voorkomen en die niet op grond van een ander wettelijk voorschrift zijn omschreven. Het omschrijven van deze begrippen aan het begin van de verordening voorkomt nodeloze herhaling in afzonderlijke artikelen. De begripsbepalingen hebben dus tot doel de verordening leesbaar en daardoor begrijpelijker te maken.

Artikel 2 De commissie

Het eerste lid van dit artikel legt de in de algemene toelichting omschreven keus voor één commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften vast. Het betreft bezwaar- en beroepsschriften, waarop de raad, het college en de burgemeester moeten besluiten. Het tweede lid bepaalt de omvang van de taak van de commissie. De Commissie is niet bevoegd te adviseren over bezwaar- of beroepschriften inzake belastingen en rechten (leges), waardering van onroerende zaken en ambtenaren.

Artikel 3 Samenstelling commissie

Deze bepaling regelt de samenstelling van de commissie. De commissie bestaat blijkens het eerste lid uit minimaal zes leden. De redactie van deze bepaling laat toe, dat de commissie uit meer dan zes leden bestaat. Het besluit om het aantal commissieleden op meer dan zes te bepalen is aan de raad. De raad benoemt, schorst en ontslaat immers blijkens artikel 5 van de verordening op voorstel van het college de leden. De raad kan niet zonder wijziging van de verordening het aantal leden tot minder dan zes leden terugbrengen. Het tweede lid regelt de benoeming van één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter. Het derde lid voorziet bij afwezigheid van de voorzitter in de uitoefening van zijn bevoegdheden door de plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 4 Secretaris commissie

Dit artikel voorziet in het secretariaat van de commissie door middel van een door het college aan te wijzen ambtenaar en de plaatsvervanging van deze ambtenaar.

Artikel 5 Benoeming leden commissie

Dit artikel regelt in het eerste lid de benoeming van de leden van de commissie. De raad benoemt, schorst en ontslaat de leden van de Commissie op voorstel van het college. De onafhankelijkheid van de Commissie is neergelegd in het tweede lid. De leden mogen geen deel uitmaken of werkzaamheden verrichten onder verantwoordelijkheid van bestuursorganen van de gemeente Bloemendaal. Ingeval een lid deel gaat uitmaken of werkzaamheden gaat verrichten onder verantwoordelijkheid van een Bloemendaals bestuursorgaan dan eindigt zijn lidmaatschap. De benoemingen hebben plaats met ingang van 1 april van ieder even jaar. Het derde en vierde lid regelen dat de raad om de twee jaar drie leden ieder voor een periode van vier jaar benoemt. Dit stelsel van benoeming voorkomt zoveel mogelijk, dat de leden van de commissie niet allemaal tegelijk aftreden. Ieder lid heeft echter de vrijheid om eerder - voortijdig - af te treden dan het moment, waarop zijn zittingsduur is verstreken. In dat geval voorziet het vijfde lid in een vervulling van deze tussentijdse vacature tot aan het moment, waarop de zittingsduur van het voortijdige afgetreden lid is verstreken. De verordening legt de leden de verplichting op om tot het moment, waarop in hun opvolging is voorzien hun functie te blijven vervullen.

Artikel 6 Ontvangst bezwaar- of beroepschrift

In aanvulling op wettelijke voorschriften - artikel 6:14 en 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - regelt deze bepaling de wijze waarop de ontvangst van een bezwaar- of beroepschrift geregistreerd wordt. Het bestuursorgaan, aan wie het bezwaar- of beroepschrift is gericht - ongeacht of dit ook het verwerend orgaan is - registreert de ontvangst. De verordening regelt uitdrukkelijk welk bestuursorgaan voor deze registratie en de daarmee samenhangende doorzendplicht verantwoordelijk is. De Awb voorziet in een verplichting om een bezwaar- en beroepschrift ingeval het gericht is aan een onbevoegd bestuursorgaan dit door te sturen aan het bevoegde bestuursorgaan. Het bevoegde gemeentelijk bestuursorgaan - het verwerend bestuursorgaan - heeft op grond van het tweede lid de verplichting het bezwaar- of beroepschrift in handen van de commissie te stellen.

Artikel 7 Behandeling bezwaar- of beroepschrift

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om bezwaar- en beroepschriften in kleiner verband te behandelen. Het is het vastleggen van een bestaande praktijk bij de behandeling van bezwaar- en beroepschriften. Overigens sluit deze bepaling niet uit, dat de commissie in voltallige samenstelling een bezwaar- en of beroepsschrift behandelt. Op grond van het laatste lid van dit artikel is de verordening ook op de commissie in beperkte samenstelling van toepassing.

Artikel 8 Niet-deelneming aan de behandeling

De formele onafhankelijkheid van de leden van de commissie - zie artikel 5 van de verordening - sluit nog niet uit, dat ten aanzien van een bepaald bezwaar- of beroepschrift een lid partijdig kan zijn. (zie Rb Leeuwarden 8 februari 1996, JB. 3 (1996),100) Dit artikel legt een lid, dat niet onpartijdig is bij de behandeling van een bezwaar- of beroepschrift de verplichting op niet aan de behandeling deel te nemen.

Artikel 9 Bevoegdheden

Deze toedeling - attributie - van algemene bevoegdheden is noodzakelijk voor een doelmatige behandeling van bezwaarschriften. Anders dan bij de vorige verordening, die volstond met verwijzingen naar artikelen in de Awb, zijn de omschrijvingen van deze bevoegdheden in de verordening zelf opgenomen. Dit bevordert de toegankelijkheid en leesbaarheid van de verordening. De toedeling betreft bevoegdheden zonder welke de behandeling van bezwaar- en beroepschriften niet of niet doelmatig kan plaatshebben. Overigens beperkt de toedeling van bevoegdheden met betrekking tot de behandeling van bezwaar- en beroepschriften zich niet alleen tot dit artikel. In de navolgende artikelen zijn bevoegdheden verbonden aan bepaalde onderdelen van de behandeling -dus bijzondere bevoegdheden - aan de commissie en de voorzitter toegekend.

Artikel 10 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie al het noodzakelijke doet om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden zowel intern - bij de gemeente - als extern. De verordening kent de voorzitter in dit artikel de zelfstandige bevoegdheid toe om deskundigen te raadplegen dan wel daarvoor uit te nodigen om op de hoorzitting te verschijnen.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat. Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast. In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Artikel 11 Organisatie hoorzitting

Het eerste lid van dit artikel regelt in de eerste volzin de bevoegdheid van de voorzitter om in overleg met de secretaris plaats en tijdstip van de hoorzitting vast te stellen. De tweede volzin van dit artikellid is een logisch gevolg van deze eerste volzin. Na het overleg tussen de voorzitter en de secretaris verzorgt de secretaris de uitnodigingen voor de hoorzitting. De genoemde termijn waarbinnen de uitnodiging moet zijn verzonden, houdt enerzijds rekening met belanghebbenden, die zich moeten kunnen voorbereiden op de hoorzitting en anderzijds het belang, dat het verwerend orgaan binnen de daarvoor gestelde termijn van 10 weken op een bezwaar- of beroepschrift besluit. Overigens kan het verwerend orgaan deze termijn met 4 weken verlengen door een zogenaamd verdagingsbesluit. Ook bepaalt dit artikel dat zowel de belanghebbenden als het verwerend orgaan in de gelegenheid gesteld worden zich door de commissie te laten horen. Het tweede lid regelt de bevoegdheid van de voorzitter om af te zien van het houden van een hoorzitting. De voorzitter is daarbij gebonden aan het bepaalde in artikel 7:3 en 7:17 van de Awb en kan slechts afzien van het houden van een hoorzitting indien:

  • §

    het bezwaar of beroep kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • §

    het bezwaar of beroep kennelijk ongegrond is;

  • §

    de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord; of

  • §

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Het derde lid legt de voorzitter van de commissie de verplichting op van zijn besluit om af te zien van het houden van een hoorzitting mededeling te doen. De voorzitter kan deze mededeling ook doen in het advies op het betreffende bezwaarschrift.

Artikel 12 Quorum hoorzitting

Dit artikel bepaalt, dat voor het houden van een hoorzitting tenminste de aanwezigheid van de voorzitter - en bij zijn ontstentenis de plaatsvervangend voorzitter - en één lid van de commissie vereist is. Blijkens recente jurisprudentie (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 3) bestaat geen bezwaar tegen het horen door de voorzitter en één lid van de adviescommissie in het kader van de bezwaarprocedure, indien advisering door de commissie plaatsvindt.

Artikel 13 Openbaarheid hoorzitting

Op grond van artikel 7:5, tweede lid, van de Awb besluit het bestuursorgaan of het horen in het openbaar plaatsvindt, tenzij bij wettelijke voorschrift anders is bepaald. Nu de bevoegdheid tot het horen bij wettelijk voorschrift - artikel 7:13 van de Awb - is toegedeeld aan de commissie ligt het in voor de hand om de voorzitter van de commissie de bevoegdheid te geven om te besluiten of het horen in het openbaar plaatsvindt.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging hoorzitting

Artikel 7:7 van de Awb bepaalt, dat van de hoorzitting een zakelijk verslag wordt gemaakt. De bewoordingen van dit wetsartikel impliceren dat een schriftelijk verslag noodzakelijk is. Verdere kwaliteitseisen stelt dit wetsartikel niet aan het zakelijk verslag van de hoorzitting. Dit artikel in de verordening bevat daarom een aantal kwaliteitseisen, waaraan het zakelijk verslag op grond van rechtspraak moet voldoen. Voor de duidelijkheid zijn deze eisen in de verordening opgenomen.

Artikel 15 Nader onderzoek

Artikel 7:9 Awb bepaalt dat indien na het horen het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Nu de bevoegdheid tot het horen bij wettelijk voorschrift - artikel 7:13 van de Awb - is toegekend aan de commissie ligt het in voor de hand om de voorzitter van de commissie ook deze bevoegdheid te geven tot het houden van nader onderzoek.

Artikel 16 Afzien van het geven advies

Dit artikel voorziet de voorzitter van de bevoegdheid om in een zeer beperkt aantal gevallen af te zien van het geven van advies door de commissie omdat aan het bezwaar- of beroepschrift geheel is tegemoet gekomen en overige belanghebbenden daardoor niet worden geschaad. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een geweigerde bijzondere bijstand, waartegen bezwaar is aangetekend door de belanghebbende, alsnog wordt verleend. Het uitbrengen van advies is in dat geval overbodig. Deze bepaling verschaft de mogelijkheid om zonder advies het bezwaar- of beroepschrift af te doen.

Artikel 17 Uitbrengen van advies

Dit artikel regelt de wijze waarop de commissie een advies op een bezwaar- of beroepschrift uitbrengt.

Artikel 18 Intrekking

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Op grond van artikel 22 van de Tijdelijke referendumwet kan deze verordening niet eerder dan zes weken na haar bekendmaking in werking treden.

Artikel 20 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

.