Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleidsplan WMO Bloemendaal 2008 - 2011

Geldend van 04-01-2008 t/m 31-12-2011

Intitulé

Beleidsplan WMO Bloemendaal 2008 - 2011

Hoofdstuk 1 Algemene aspecten

Vierjaarlijks plan

Op 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in werking getreden. De WMO is een wet die op alle inwoners van de gemeente van toepassing is. De gemeente heeft onder de WMO de taak de regie te voeren over een sluitend aanbod van wonen, zorg en welzijn en verantwoordelijkheid te nemen voor ontstane lacunes. In 2006 is met betrekking tot de WMO al het nodige gebeurd. Zo is voor ca. 400 huishoudens de hulp bij het huishouden – in het kader van de overgang van deze voorziening van de AWBZ naar de WMO - feitelijk geregeld. Voorts zijn diverse beleidsdocumenten vastgesteld, waaronder de Verordening en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal. De tweede fase staat nu voor de deur. Artikel 3 van de WMO geeft opdracht aan de gemeenteraad:

“een of meer plannen vast te stellen die richting geven aan de door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning”.

Het eerste plan heeft betrekking op het tijdvak 2008 – 2011. In de wet is vastgelegd welke zaken in ieder geval in het plan moeten worden beschreven, te weten:

  • a.

    wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de negen in de wet genoemde prestatievelden (deze worden in het volgende hoofdstuk beschreven);

  • b.

    hoe het samenhangend beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning zal worden uitgevoerd en welke acties in de periode 2008-2011 zullen worden ondernomen;

  • c.

    welke resultaten de gemeente in de periode 2008-2011 wenst te behalen;

  • d.

    welke maatregelen genomen worden om de kwaliteit van de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning te waarborgen;

  • e.

    welke maatregelen genomen worden om aan degenen aan wie maatschappelijke ondersteuning op de prestatievelden 5 en 6 (individuele en algemene voorzieningen) wordt verleend keuzevrijheid te bieden;

  • f.

    op welke wijze de gemeente zich heeft laten informeren over de behoeften van kleine doelgroepen.

Het plan vormt een combinatie van oud en nieuw beleid.

Zelfredzaamheid en participatie

De belangrijkste doelstelling van de WMO is het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Maatschappelijke ondersteuning en dienstverlening staan in het teken van het zelfstandig kunnen wonen en participeren. Daarbij wordt uitgegaan van ieders verantwoordelijkheid voor en zeggenschap over zijn of haar leven. Daarbij staan ieders kwaliteiten en mogelijkheden centraal. Kernbegrip in de WMO is de eigen verantwoordelijkheid van de burger voor zijn eigen zorg- en/of ondersteuningsbehoefte. Dit houdt in dat mensen zo zelfstandig mogelijk en met zoveel mogelijk keuzevrijheid verantwoordelijkheid dragen voor zichzelf en de eigen omgeving. Zij zijn zich bewust van de kosten van voorzieningen, zorgen voor naasten, doen mee aan verenigingsleven of vrijwilligerswerk en dergelijke.

In deze benadering wordt er vanuit gegaan, dat burgers in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid benutten om de drempels te slechten die deelname aan de samenleving in de weg staan. Soms kunnen burgers zich niet op eigen kracht redden door bijvoorbeeld een lichamelijk gebrek of een chronische ziekte. De gemeente speelt hier actief op in met behulp van een goed preventief beleid en adequate collectieve voorzieningen.

Preventieve en algemene voorzieningen

De gemeente voert een preventief beleid om uitval van mensen te voorkomen. Is dit laatste aan de orde dan worden maatregelen ontwikkeld om mensen weer op de been te helpen. Samen met de regiogemeenten heeft de gemeente als taak verslaafden, dak- en thuislozen en vrouwen in crisissituaties als gevolg van hui-selijk geweld op te vangen. De gemeente voert een strak leerplichtbeleid teneinde het voortijdig schoolver-laten van jongeren te voorkomen.

Centrale begrippen bij het gemeentelijk beleid zijn: zelfredzaamheid en eigen initiatief, participatie, integratie, vraaggericht werken en een leefomgeving die schoon, heel en veilig is. Alle burgers moeten gebruik kunnen maken van goede algemene voorzieningen. Hoe beter het algemene beleid toegesneden is op alle inwoners hoe kleiner het risico dat iemand buiten de boot valt. Hierdoor is de WMO niet een eenzijdige wet voor kwetsbare personen of groepen, maar een wet voor iedereen. Op deze wijze kunnen inwoners van Bloemendaal blijven participeren.

De vangnetfunctie van de Wmo

Soms zijn de collectieve/algemene voorzieningen en preventieve functies niet voldoende om kwetsbare burgers aan onze samenleving te laten meedoen. Indien inwoners van Bloemendaal buiten de boot (dreigen te) vallen, neemt de gemeente met maatschappelijke partners maatregelen om dat te voorkomen of om mensen weer binnenboord te halen. Zodat zij vervolgens weer zelfstandig kunnen functioneren en hun eigen keuzes kunnen maken. De gemeente zet zich er, samen met anderen voor in, dat inwoners in harmonie met elkaar leven en omgaan.

De gemeente vindt het belangrijk dat de kwaliteit van de zorg en ondersteuning aan haar burgers een goed niveau heeft. Daarbij is aandacht voor preventie van groot belang, omdat enerzijds hierdoor het welzijn van burgers kwalitatief bevorderd kan worden en anderzijds een onnodig beroep op voorzieningen tegengaan kan worden. Voor de compensatie van de beperkingen die personen ondervinden in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie kent de gemeente voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Uitgangspunt daarbij is dat het hierbij gaat om voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en afgestemd zijn op de specifieke situatie van de cliënt.

Uitgangspunten van beleid:

  • ·

    Algemene voorzieningen gaan voor individuele voorzieningen

  • ·

    Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het opvoeden van hun kinderen

  • ·

    Eigen verantwoordelijkheid van de burger

  • ·

    Vraagsturing

  • ·

    Keuzevrijheid

  • ·

    Zo min mogelijk bureaucratie en zaken die belastend zijn voor de cliënt

  • ·

    Schoon, heel en veilig

  • ·

    Primaat privaat (zo min mogelijk uitvoering door de gemeente zelf)

  • ·

    De gemeente voert de regie

  • ·

    Aandacht voor kwetsbare groepen

  • ·

    Aansluiten bij al bestaande initiatieven

  • ·

    Een zodanig aanbod van diensten en activiteiten vanuit de (welzijns)instellingen, dat burgers zo lang mogelijk de regie op hun eigen bestaan houden en zelfstandig kunnen blijven wonen

Uitgangspunt van de WMO is dat diensten en activiteiten van “welzijn” zodanig georganiseerd worden dat burgers zo lang mogelijk de regie over hun bestaan houden. De inzet van de gemeente is het optimaal positioneren van het welzijnswerk en het slaan van een brug naar de zorgorganisaties. De kansen die het welzijnswerk biedt liggen vooral op het terrein van de participatie. Het welzijnswerk raakt direct veel terreinen die in de WMO centraal staan, zoals het maatschappelijk werk, de diensten van het ouderenwerk, de ondersteuning van het vrijwilligerswerk en de activiteiten in het kader van het jeugdbeleid. Door al die raakvlakken is het belangrijk dat de gemeente het (gesubsidieerde) welzijnswerk opnieuw positioneert, door te onderzoeken welke functies het bestaande werk kan vervullen en welke vernieuwing(en) daarvoor noodzakelijk is (zijn).

De rollen van de WMO-spelers

In het kader van de Wmo vervullen burgers, het “maatschappelijk middenveld” en de overheid verschillende rollen. Een ideaal schets:

De rol van de burger: Bloemendalers zijn zelfstandig, zelfredzaam, actief betrokken en solidair

Een groot deel van de inwoners van Bloemendaal is zich ervan bewust dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun ontwikkeling. Zij zijn door hun opleidingsniveau en mondigheid in staat en bereid de eigen belangen te behartigen. Ze doen idealiter in de volle breedte mee aan de samenleving. Velen nemen initiatief, werken actief mee aan verenigingsactiviteiten en zijn partner bij publieke besluitvorming. Deze burgers dragen er aan bij, dat er heel veel goed gaat in de samenleving. Veel Bloemendalers zijn gericht op anderen, gaan relaties aan en zijn in staat die te onderhouden. Gezien vanuit deze (gewenste) rol zijn onze inwoners bereid om op basis van wederkerigheid anderen te helpen via vrijwilligerswerk en mantelzorg. Kortom, ze hebben een goed ontwikkelde gemeenschapszin. Niet alle Bloemendalers kunnen of willen voldoen aan dit profiel, nu niet maar ook niet in de toekomst. Er zijn altijd mensen die gewoon niet aan het profiel kunnen voldoen, omdat zij tijdelijk dan wel blijvend niet in de positie verkeren alle rollen te vervullen. Ieder mens heeft bovendien de vrije keus om zich op een andere manier prettig te voelen in de samenleving zonder daarbij anderen tot last te zijn.

De rol van het maatschappelijk middenveld: instellingen en bedrijfsleven

De gemeente Bloemendaal kan het Wmo-beleid niet alleen realiseren. Voor het realiseren van de Wmo-doelstellingen mag ook van het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven een bepaalde inbreng worden verwacht. Instellingen staan midden in de samenleving en hebben zicht op wat er aan de hand is in de stad en de regio. Zij bieden burgers met hun activiteiten tal van mogelijkheden om “mee te doen”. De instellingen leveren hun diensten direct of indirect aan de burgers.

Zij werken daarbij nauw samen met andere organisaties. Instellingen bereiken daadwerkelijk geïsoleerde en maatschappelijk kwetsbare Bloemendalers. Ook het bedrijfsleven heeft een rol als het gaat om de ontwikkeling van de lokale samenleving. Bedrijven doen mee aan het scheppen en in stand houden van een cultureel-maatschappelijke, sociale en economische omgeving. Dit doen zij o.a. door faciliteiten, kennis, tijd en energie beschikbaar te stellen voor projecten die dat nodig hebben. Het mes van dit maatschappelijk ondernemen snijdt aan twee kanten. Naast het oplossen van een probleem is er sprake van een positieve PR, gemotiveerd personeel en wellicht nieuwe klanten.

De rol van de gemeente

De gemeente wil dicht bij de burger staan, wil weten wat er zich in de samenleving afspeelt en is nieuws-gierig naar nieuwe ontwikkelingen en initiatieven. In de rol van regisseur wordt gericht gewerkt aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Voor het oplossen van maatschappelijke problemen is de gemeente afhankelijk van derden. Daarvoor worden partijen bij elkaar gebracht en wordt geprobeerd bruggen te slaan. Soms door ontwikkelingen te faciliteren, te investeren en te stimuleren (subsidiebeleid). Niet alleen op lokaal niveau, maar ook op regionaal niveau met buurgemeenten.

De gemeente voelt zich vanuit het publieke belang en binnen wettelijke kaders verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een goed werkend en voldoende pakket aan voorzieningen en accommodaties. Vormgegeven in samenspraak met burgers. De gemeente als toekenner van diensten, zoals de voorzieningen gehandicapten en hulp bij het huishouden, levert hier ook een bijdrage aan. De belangrijkste rol voor de gemeente is het voeren van regie over wonen, welzijn en zorg. Dit betekent initiatief nemen, het faciliteren van ontwikkelingen en partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Binnen de Wmo betekent de regierol:

  • ·

    het stroomlijnen en bewaken van processen

  • ·

    zorgen voor integraal beleid

  • ·

    ontwikkelingen signaleren en samenbrengen

  • ·

    de activiteiten van de verschillende actoren (gemeente, zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, leveranciers, zorgverzekeraars en burgers) op elkaar afstemmen

  • ·

    actoren aanspreken op de gemaakte afspraken

Burger- en cliëntenparticipatie

Binnen de Wmo speelt participatie op verschillende manieren een rol:

  • 1.

    Participatie in de zin dat de WMO beschouwd wordt als een participatiewet. Het gaat om “meedoen”, dit wil zeggen de deelname aan de samenleving, ook door kwetsbare burgers.

  • 2.

    Burgerparticipatie, hierbij gaat het om de betrokkenheid van burgers en instellingen bij het ontwikkelen van een visie op maatschappelijke ondersteuning in de gemeente en inspraak op het beleid

  • 3.

    Cliëntenparticipatie, hierbij staat de belangenbehartiging van vragers centraal

Gemeenten zijn verplicht burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het beleid be-treffende maatschappelijke ondersteuning te betrekken. Daarnaast dient het beleidsplan Wmo, dat aan de gemeenteraad wordt voorgelegd, voor advies te worden voorgelegd aan representatieve lokale belangen-organisaties. Het advies wordt gevoegd bij het raadsvoorstel.

In het beleidsplan moet de gemeente aangeven hoe zij zich heeft vergewist van de behoefte van de kleine doelgroepen. Zie hiervoor hoofdstuk 5.

Kenmerkend voor de Wmo is het sturingsmodel van horizontalisering: de gemeente legt aan de lokale samenleving verantwoording af door de bereikte resultaten te presenteren. Gemeenten moeten ook deelnemen aan de landelijke benchmark. Zo kunnen burgers de resultaten van hun eigen gemeente vergelijken met die van andere gemeenten. Ook moeten gemeenten jaarlijks een klanttevreden-heidsonderzoek houden.

Er wordt een WMO-raad ingesteld.

Civil society

Een begrip dat veel wordt gebruikt in de context van de WMO is civil society. Daarmee wordt bedoeld: een systeem van verbanden waar mensen vrijwillig deel van uitmaken en die niet voortvloeien uit gezin, familie, vrienden, overheid of bedrijfsleven. De civil society bestaat idealiter uit allerlei initiatieven die door burgers zelf worden gestart, omdat ze die initiatieven belangrijk vinden of omdat ze vinden dat ze bijdragen aan de leefbaarheid van hun leefomgeving of van de samenleving als geheel.

De term civil society past in het denken in termen van een terugtredende overheid, waarbij burgers worden geacht meer verantwoordelijkheid te nemen en elkaar te ondersteunen, in plaats van alle hulp en steun van de overheid te verwachten.

Samenhangend beleid

De Wmo bestrijkt veel terreinen: wonen, welzijn, vervoer, gezondheid, zorg, zowel professioneel als mantelzorg, zowel collectieve als individuele voorzieningen. De gemeente moet zorgen voor samenhang tussen die aspecten. In dit kader wordt onder samenhang het volgende verstaan:

Binnen de WMO-keten zijn 3 schakels/groepen te onderscheiden:

  • 1.

    de grote groep redelijk tevreden burgers, waarbij het erom gaat de situatie waarin zij verkeren te continueren. Dit kan via de algemene/collectieve voorzieningen.

  • 2.

    de risicogroepen, waarvoor op preventie gericht beleid (informatieverstrekking en advies) dient te worden gemaakt

  • 3.

    degenen die niet/onvoldoende (kunnen) participeren. Zij maken veelal gebruik van individuele voorzieningen.

In het kader van de samenhang is het zaak ervoor te zorgen dat er op alle schakels beleid is geformuleerd en sprake is van een voldoende aanbod. Dit kan per prestatieveld of “over de prestatievelden heen”, per thema of per leeftijdsgroep, bijv. jeugd of ouderen

Hoewel de Wmo raakvlakken heeft met vrijwel elk aspect van het gemeentelijk beleid, wordt in dit plan niet aan alle beleidsterreinen aandacht besteed.

Hoofdstuk 2 Afbakening prestatievelden

Binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning is de gemeente verantwoordelijk voor het realiseren van resultaten, neergelegd en beschreven in negen prestatievelden. Deze zijn:

  • 1.

    het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten

  • 2.

    op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden

  • 3.

    het geven informatie, advies en cliëntondersteuning

  • 4.

    het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers

  • 5.

    het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of van mensen met een psychosociaal probleem (aan te duiden als bevorderen deelname aan maatschappelijk verkeer)

  • 6.

    het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer (aan te duiden als individuele voorzieningen)

  • 7.

    het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwenopvang

  • 8.

    het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg

  • 9.

    het bevorderen van verslavingsbeleid

De volgorde waarin de prestatievelden genoemd worden is niet toevallig.

  • Ø

    Het uitgangspunt is: in en door de samenleving wat (de samenleving zelf) kan

  • Ø

    Met algemene maatregelen wat daarna nog moet (preventief beleid)

  • Ø

    specifiek maatwerk alleen als dat voor de betrokken persoon noodzakelijk is.

Hiermee wordt een drietrap gecreëerd waarbij de start bij de burger zelf ligt.

Een toelichting per prestatieveld:

PV 1 bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en kernen

Het prestatieveld “bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten” is ruim en breed geformuleerd. De gemeente heeft hierin dan ook een grote vrijheid om lokaal invulling te geven en prioriteiten te stellen. Er zijn bovendien vele manieren waarop gemeenten de sociale samenhang kunnen bevorderen. Het spreekt vanzelf dat het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid raakt aan andere domeinen als wonen, ruimtelijke ordening, veiligheid etc.

Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Het aanbod dient zich te richten op de drie volgende componenten:

  • Ø

    huis

  • Ø

    diensten/voorzieningen

  • Ø

    omgeving

Dus: een goede toegankelijke – aanpasbare of aangepaste – woning, betaalbare en bereikbare haal- en brengdiensten en een veilige, toegankelijke openbare (speel)ruimte. Met name de laatste twee elementen zijn niet alleen interessant voor mensen met een handicap, maar voor iedere wijkbewoner. De verwachting is dat in een gemeente die veel investeert in leefbaarheid, dus zorgt voor een omgeving die heel, schoon en veilig is, de vraag naar zorg vermindert.

Het is aan “de burger” om concreet invulling te geven aan het begrip leefbaarheid. Het is echter niet de be-doeling, dat alle gemeentelijke beleidsterreinen die in meer of mindere mate raakvlakken hebben met het begrip leefbaarheid (bijv. het sport-, jeugd-, ouderen- of volkshuisvestingsbeleid of het verkeerscirculatie-plan) integraal onderdeel gaan uitmaken van het gemeentelijk WMO-beleid(splan). Het gaat om de knelpun-ten: een gebrek aan voorzieningen die de sociale samenhang of leefbaarheid van een totale wijk/kern ten goede komen of al aanwezige voorzieningen die verbetering behoeven.

Om de leefbare woonomgeving tevens zodanig te maken dat zij de sociale samenhang bevordert kent dit prestatieveld twee belangrijke uitgangspunten:

  • 1.

    het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid ontstaat niet alleen door de inzet van de door de gemeente gefinancierde professionele organisaties. Eerst en vooral gaat het om de inzet van de bewoners zelf. Het ligt dan ook voor de hand dat de gemeente bij de uitwerking zoveel mogelijk aansluiting zoekt bij initiatieven vanuit de wijk, of deze initiatieven stimuleert

  • 2.

    Ten tweede wordt de sociale samenhang bevorderd door het hanteren van het principe: van algemeen naar bijzonder. Het is op de lange termijn voordeliger te kiezen voor oplossingen die niet alleen voor specifieke doelgroepen maar voor iedereen bruikbaar zijn

Extra aandacht behoeven de voorzieningen ten behoeve van de kwetsbare burgers/groepen. Zie hiervoor hoofdstuk 5.

PV 2 preventief jeugdbeleid

Het prestatieveld “preventief jeugdbeleid” heeft betrekking op de in de gemeente wonende jeugdigen – en hun ouders – bij wie sprake is kan zijn van een verhoogd risico, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg (nog) niet nodig is dan wel voorkomen kan worden.

Het preventief jeugdbeleid is geconcretiseerd in vijf functies, die onder gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen. Deze functies zijn bedoeld als hulpmiddel bij het doorlichten van het lokale en regionale ondersteuningsaanbod en het opsporen van lacunes en overlappingen.

In hoofdstuk 4, doelstelling 10, wordt uitgebreid ingegaan op de invulling van en samenhang tussen de vijf functies van het preventief jeugdbeleid. Hiernaast zullen de jeugdgezondheidszorg, de effectief bewezen interventies, de kindermishandeling en de afstemming in de keten toegelicht worden.

PV 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning

Dit prestatieveld heeft zowel een algemene als een individuele component. Met “geven van informatie en advies” wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het gaat hierbij om algemene voorzieningen zoals (voldoende) informatiepunten, specifieke voorzieningen zoals een individueel advies, of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag.

De gemeente laat zich hierbij zoveel mogelijk leiden door de “één loket gedachte”: een burger zou zich in principe niet vaker dan één maal tot de gemeente behoeven te wenden om over het gehele scala van voorzieningen de nodige informatie te verkrijgen. Daarbij dient de gemeente zich niet te beperken tot die voorzieningen waar zij zelf over gaat, maar ook informatie te geven over relevante aanpalende terreinen, zoals zorg en wonen.

Onder “cliëntondersteuning” wordt verstaan de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Het gaat een stap verder dan informatie en advies en richt zich op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de betreffende persoon het zelf en met zijn omgeving niet kan oplossen.

Voor de gemeente betekent een en ander een voortzetting van de bestaande verantwoordelijkheid voor de ouderenadvisering, sociaal raadsliedenwerk en de algemene maatschappelijke dienstverlening. De verantwoordelijkheid voor de cliëntenondersteuning voor mensen met (verstandelijke of lichamelijke) beperkingen en voor mensen met een psychische aandoening is nieuw.

Voorbeelden zijn:

  • ·

    het WMO loket: digitaal, fysiek, telefonisch of bij mensen thuis

  • ·

    ouderenadvisering, al dan niet in combinatie met huisbezoeken

  • ·

    cliëntondersteuning

  • ·

    afstemming tussen verschillende vormen van dienstverlening

PV 4 mantelzorg en vrijwilligers

Hoewel vrijwilligerswerk en mantelzorg naar inhoud en motivatie van de betrokkenen verschillen, zijn zij voor de overzichtelijkheid en omdat de overeenkomst gelegen is in de inzet voor de naasten in één prestatieveld opgenomen. De gemeentelijke verplichtingen worden geacht vooral procedureel te zijn, hoewel de wet ruimte biedt voor individuele voorzieningen als de gemeente dit wenselijk acht. De vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel en ongeorganiseerd als in georganiseerd verband vormt een onmisbaar deel van de “civil society”. Met zijn vrijwillige inzet levert de burger actief een bijdrage. Hij geeft niet alleen zijn eigen meedoen vorm, maar draagt ook bij aan het meedoen van kwetsbare groepen. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet alleen om vrijwillige inzet in de zorg, maar om vrijwillige inzet op alle terreinen van de samenleving. Uit gegevens van het Sociaal Plan Bureau blijkt, dat ca. 3,5 mln. mensen zich op een of andere manier voor een ander inzetten.

Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald, wordt gedaan voor anderen of voor de samenleving.

Mantelzorg kan worden omschreven als langdurende zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Het gaat om het bieden van iets extra’s dat qua duur en intensiteit de “normale gang van zaken” overstijgt. Vaak is er sprake van een situatie van het in de knel komen van maatschappelijke verplichtingen en persoonlijke voorkeuren.

Veelal wordt voor mantelzorg uitgegaan van de volgende definitie: langer dan drie maanden, meer dan acht uur per week, de verzorging voor iemand op zich nemen. Het Sociaal Plan Bureau heeft berekend dat in de leeftijdsgroep van 18 jaar en ouder ca. 750.000 personen (ca. 6%) aan deze criteria voldoen.

PV 5 bevorderen deelname aan het maatschappelijk verkeer

In dit prestatieveld wordt gedoeld op algemene maatregelen die, zonder dat men zich tot de gemeente hoeft te wenden, ten goede zouden kunnen komen aan een ieder die daaraan behoefte heeft. De maatregel hoeft niet uitsluitend gericht te zijn op mensen met een beperking, als zij er maar baat bij hebben. De deelname van mensen met een beperking aan het maatschappelijk verkeer zal bevorderd worden als zij zich met hun rolstoel, of met welk hulpmiddel dan ook, gemakkelijk kunnen bewegen in hun leefomgeving, en toegang hebben tot alle openbare faciliteiten als bibliotheek en gemeentehuis. Maar ook het organiseren van activiteiten met een sociaalrecreatief karakter of sportief karakter voor specifieke doelgroepen is een voorbeeld.

Door het gebruik van het woord “bevorderen”heeft de gemeente een grote beleidsvrijheid. Zij kan zelf invulling geven aan dit beleidsterrein, maar ze kan evenzeer, als pleitbezorger van de mensen om wie het gaat, veranderingen pogen aan te brengen op terreinen waar zij geen directe bevoegdheid heeft. Een sector als “aanpasbaar bouwen” is een voorbeeld van een terrein waarop de gemeente geen beleidsinstrumenten heeft, maar waarop zij wel degelijk voor de doelgroep belangwekkende resultaten kan boeken. Bij participatie in de samenleving gaat het om de deelname aan alle aspecten van de samenleving.

PV 6 verlenen individuele voorzieningen

Dit prestatieveld heeft betrekking op maatschappelijke ondersteuning dat zich richt op individuele mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het gaat om individueel te verlenen voorzieningen, die aan de behoefte van het individu zijn aangepast. Het individuele gebruikskarakter van de voorziening betekent niet, dat de gemeente het verlenen van die voorziening niet op collectieve wijze vorm kan geven. De gemeente is, met uitzondering van die voorzieningen waarvoor een zorgplicht geldt, vrij om te bepalen welke concrete voorzieningen zij zal verlenen en welke niet.

PV 7, 8 en 9 maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingsbeleid

Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijke bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld. Onder het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg wordt nagenoeg hetzelfde verstaan als hetgeen in de Wet collectieve preventie volksgezondheid nu hieronder wordt verstaan. Te weten:

  • -

    het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg

  • -

    het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen

  • -

    het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen

  • -

    het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg

Ambulante verslavingszorg doelt op activiteiten bestaande uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen, en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van bestrijding van overlast door verslaving.

Hoofdstuk 3 Bloemendaals profiel

De Wet maatschappelijke ondersteuning richt zich op negen prestatievelden en de doelgroep van de wet omvat alle inwoners van de gemeente. Binnen de algemene doelgroep onderscheiden zich nog specifieke doelgroepen. In dit hoofdstuk worden enkele voor de WMO relevante demografische, sociaal-economische en gezondheidsgegevens van Bloemendaal weergegeven. Deze gegevens samen vormen het profiel van Bloemendaal en de achtergrond voor het Bloemendaalse WMO-beleid.

Omdat Bloemendaal geen eigen statistisch onderzoeksbureau heeft is de gemeente voor de aanlevering van de gegevens afhankelijk van externe bronnen. Een groot deel van gegevens in dit hoofdstuk komt uit de rapportage van het CBS “Gemeente op Maat” van januari 2007.

Oppervlakte en dichtheden

Bloemendaal heeft een totale oppervlakte van 43,29 km². Op elke vierkante km land wonen gemiddeld 448 mensen. Ter vergelijking: gemiddeld wonen er in Nederland 483 mensen per km² en in Noord-Holland 973. Ook het aantal adressen per vierkante km is in Bloemendaal een stuk lager dan gemiddeld in Nederland: 1056 Bloemendaalse adressen tegenover 1865 adressen in Nederland en 3072 adressen in Noord-Holland.

Demografische gegevens

Het aantal inwoners in Bloemendaal bedraagt per 1 januari 2005 17.005 waarvan meer dan de helft, 53% vrouw is. De uitsplitsing naar leeftijd ziet er als volgt uit:

Bevolking

Bloemendaal

Nederland

Absoluut

%

Absoluut

%

0-4 jaar

948

5,6

1.010.626

6,2

5-9 jaar

1.189

7,0

987.916

6,1

10-14 jaar

1.150

6,8

1.010.032

6,2

15-19 jaar

975

5,7

979.383

6,0

20-24 jaar

580

3,4

969.352

5,9

24-44 jaar

3.333

19,6

4.806.196

29,5

45-64 jaar

5.240

30,8

4.253.351

26,1

65-79 jaar

2.353

13,8

1.715.097

10,5

80 jaar of ouder

1.237

7,3

573.573

3,5

Totaal

17.005

100,0

16.305.526

100,0

Opvallende verschillen ten opzichte van de landelijke cijfers zijn:

  • ·

    Ondervertegenwoordiging van de leeftijdsgroep 15 tot 45 jaar;

  • ·

    Oververtegenwoordiging van de leeftijdsgroep 45 jaar en ouder.

Van de 17.005 inwoners woont het grootste deel in Bloemendaal: 6.245. Aerdenhout komt met 4.450 inwoners op de tweede plaats gevolgd door Overveen met 4.020 inwoners. Vogelenzang is met 2.290 personen de kleinste dorpskern.

58,4 % van de inwoners van 15 jaar en ouder is gehuwd; 26,8 is ongehuwd; 8,4 % verweduwd en

6,4 % is gescheiden. Het percentage gescheiden inwoners ligt 1% lager dan het landelijk gemiddelde.

In Bloemendaal wonen 583 mensen (3,4%) van niet-westerse allochtone afkomst. De groep Surinamers, Antillianen en Arubanen vormt hiervan de meerderheid: 147 personen. Turken staan op nummer 2 met 33 personen.

Sociaal-economische gegevens

Het aantal mensen met een uitkering is in Bloemendaal relatief gering. Ter illustratie staat in onderstaande tabel een overzicht van het percentage uitkeringen per 1000 inwoners in de leeftijd 15-64 jaar (WWB-uitkeringen per 1000 huishoudens):

Nederland

Bloemendaal

WWB-uitkeringen

50

18

WAO-uitkeringen

62

52

Wajong-uitkeringen

13

6

WAZ-uitkeringen

5

4

WW-uitkeringen

28

18

WWB = Wet Werk en Bijstand

WAO = Wet op de arbeidsongeschiksheidsverzekering

Wajong = Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

WAZ = Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

WW = Werkloosheidswet

Gezondheidsgegevens

Een belangrijke doelgroep van de Wmo is de groep chronisch zieken en gehandicapten. Gegevens over de omvang van deze groep in Bloemendaal zijn niet direct voorhanden. Uit een rapportage van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2004 stamt het onderstaande overzicht:

Ziekte

Prevalentie per 1000 personen van 65 jaar en ouder

Kanker

42

Diabetes

98

Psychische aandoeningen

93

Ziekten van het zenuwstelsel

21

Beroerte

59

Hartziekten

140

Astma

125

Ziekten van het bewegingsapparaat

423

Dementie

94

Omdat mensen meerdere aandoeningen kunnen hebben, is het niet zinvol de aantallen te totaliseren. Overigens mag op basis van de opleidingsgegevens en inkomensgegevens van de Bloemendaalse inwoners verwacht worden dat de werkelijke cijfers lager liggen.

Circa 10% van de inwoners heeft een lichamelijke handicap. In Bloemendaal hebben dus naar schatting 1700 mensen een fysieke beperking.

Hoofdstuk 4 Doelstellingen per (cluster van) prestatieveld(en)

doelstellingen m.b.t. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en kernen

  • 1.

    zorgen voor voldoende speelmogelijkheden; het voorzien in de behoefte aan jeugdhonken

  • 2.

    (mede) zorgen voor voldoende peuterspeelzalen en voorzieningen voor kinderopvang

  • 3.

    een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs

  • 4.

    het realiseren van brede scholen

  • 5.

    sport: ondersteuning jeugd, ouderen en gehandicapten; aandacht voor sport als bindingsfactor

  • 6.

    intensiveren veiligheidsbeleid – vergroten (gevoel van) sociale veiligheid

  • 7.

    in de dorpskernen voldoende voorzieningen realiseren en behouden waardoor het voor zoveel mogelijk

    inwoners mogelijk is langer (zelfstandig) te blijven wonen

  • 8.

    zorgen dat mensen elkaar kunnen (blijven) ontmoeten en daardoor bij elkaar betrokken blijven en zo het

    sociaal isolement voorkomen

  • 9.

    participatie inwoners

Doelstellingen m.b.t. het preventief jeugdbeleid

  • 10.

    zorg dragen voor voorzieningen op lokaal niveau om problemen in het opvoeden en opgroeien te

    voorkomen en als de problemen zich voordoen, ze zo snel mogelijk te onderkennen en zo goed

    mogelijk op te lossen. Daartoe gebruik maken van een Centrum voor Jeugd en Gezin; voorlichting

    verstrekken over het gebruik van drugs en alcohol.

  • 11.

    het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten en ervoor zorgen dat zoveel mogelijk jongeren met een

    startkwalificatie het onderwijs verlaten

Doelstellingen m.b.t. verstrekken informatie, advies en cliëntondersteuning

12.Een goed functionerend en laagdrempelig, (digitaal) WMO-loket

12. Benutten bibliotheek als bron van informatie en ontmoetingsplek

12. Inwoners dienen toegang te hebben tot een anti-discriminatievoorziening

Doelstellingen m.b.t. mantelzorgers en vrijwilligers, het bevorderen van de deelname en individuele voorzieningen

  • 13.

    vrijwilligers faciliteren, ondersteunen en het tonen van waardering voor hun werk. Stimuleren van

    nieuwe groepen mensen in de samenleving tot vrijwilligerswerk.

  • 14.

    mantelzorgers in staat stellen een goede mix te vinden tussen het verlenen van zorg enerzijds en

    deelname aan het maatschappelijk leven anderzijds; voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken

    ervoor zorgen dat mensen ook in de toekomst bereid en in staat zijn hun zorgtaak voor familie of

    naasten op zich te nemen

  • 15.

    het treffen van voorzieningen, ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in

    artikel 1, eerste lid, onderdeel g, onder 4, 5 en 6, van de Wet maatschappelijke ondersteuning

    ondervindt bij zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, teneinde hem in staat te

    stellen:

een huishouden te voeren;

zich te verplaatsen in en om de woning;

zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 16.

    het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren

    • -

      van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem;

    • -

      van mensen met een psychosociaal probleem

Doelstelling(en) m.b.t. maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingszorg

17.het voorkómen van (verergering van) problemen waardoor sociaal kwetsbare mensen uitvallen. De

17. OGGZ moet erop gericht zijn dat de cliënt zo snel mogelijk zelf (weer) zijn of haar problemen kan

17. oplossen.

1. voldoende speelmogelijkheden; voorzien in de behoefte aan jeugdhonken

voor wie

  • -

    de jeugd van 2 tot ca. 17 jaar

  • -

    de ouders/verzorgers van de jongste kinderen

  • -

    gehandicapte kinderen

waarom

Jonge kinderen moeten gebruik kunnen maken van op korte afstand gelegen, veilige en uitdagende speel-voorzieningen.

Het (samen) spelen is goed voor kinderen en verbetert de leefbaarheid.

De wat oudere kinderen moeten op een eigen plek leeftijdgenoten kunnen ontmoeten.

Ook of juist voor gehandicapte kinderen is buiten spelen zeer belangrijk. Het is van belang dat gehandicapte en niet-gehandicapte kinderen met elkaar (leren) spelen.

wat gebeurt er

Er worden jaarlijks ten minste twee speelvoorzieningen gerenoveerd. Het opknappen geschiedt in overleg met de buurtbewoners. Op basis van een periodieke schouw wordt onderhoud aan de speeltoestellen verricht.

Bij elke toekomstige renovatie van een speelvoorziening (minimaal twee per jaar) wordt bezien, in overleg met de doelgroep, of op de betreffende locatie aanpassingen/voorzieningen ten behoeve van (geestelijk en/of lichamelijk) gehandicapte kinderen noodzakelijk en mogelijk zijn, en zo ja welke.

Er zijn thans 24 openbare speelvoorzieningen in de gemeente, twee daarvan bevinden zich bij basisscholen.

Het streven is álle schoolterreinen tot openbaar speelterrein te maken. Hiertoe dienen, in overleg met betrokkenen, voorzieningen getroffen te worden.

Ter stimulering van het ‘samen spelen’ wordt jaarlijks in elke dorpskern een straatspeelavond of activiteit georganiseerd, bijv. straatvoetbal. De organisatie daarvan wordt uitbesteed.

Omdat gebleken is dat gehandicapte kinderen vaak door hun ouders/verzorgers worden begeleid maar zij ook behoefte hebben aan het spelen met andere (al dan niet gehandicapte) kinderen, zal een project opgezet worden – mede in het kader van de sociale cohesie – waarbij de gehandicapte kinderen met andere kinderen in contact komen. Dit kan al dan niet in een speeltuin zijn.

In het Dorpshuis Vogelenzang is een jeugdhonk gevestigd, dat gericht is op de jeugd van 12/13 tot 16/17 jaar. Het aantal jeugdhonken in de gemeente wordt uitgebreid, een mobiele voorziening behoort tot de mogelijkheden.

beoogde resultaten

  • ·

    speelvoorzieningen die voldoen aan het Veiligheidsbesluit speeltoestellen

  • ·

    jaarlijks twee speelvoorzieningen opknappen, op basis van een met omwonenden overeengekomen plan

  • ·

    bij elke aanpassing bezien of voorzieningen ten behoeve van gehandicapte kinderen nodig zijn

  • ·

    jaarlijks in elke dorpskern een straatspeelavond of spe(e)lactiviteit organiseren

  • ·

    activiteiten/voorzieningen organiseren waarbij gehandicapte en niet-gehandicapte kinderen met elkaar in contact komen

  • ·

    openbaar maken speelterreinen bij scholen

  • ·

    uitbreiding van het aantal jeugdhonken

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • ·

    project ‘gehandicapte en niet-gehandicapte kinderen ontmoeten elkaar’: € 10.000

  • ·

    jeugdhonk(en): € 50.000

2. voldoende peuterspeelzalen en voorzieningen voor kinderopvang

voor wie

  • -

    kinderen van 0 t/m 4 jaar

  • -

    hun ouders/verzorgers

waarom

Het (leren) samen spelen met andere kinderen is voor de ontwikkeling van peuters van belang.

Uitgangspunt is dat het voor elke peuter in Bloemendaal mogelijk moet zijn minimaal twee dagdelen per week een peuterspeelzaal te bezoeken.

De kwaliteit van de dertien in Bloemendaal gevestigde peuterspeelzalen is goed. Er bestaat nog geen verordening op het Bloemendaalse peuterspeelzaalwerk waarin bijv. kwaliteitscriteria zijn opgenomen.

Per 1 augustus 2007 dienen alle basisscholen – als ouders daarom vragen – hetzij zelf voor- en naschoolse opvang te verzorgen op schooldagen tussen 07.30 uur en 18.30 uur, hetzij faciliteiten te bieden waarbinnen andere partijen dat doen en hierbij de randvoorwaarden aan te geven.

Medio 2007 is in alle kernen, met uitzondering van Overveen, een voorziening voor kinderopvang aanwezig.

wat gebeurt er

De gemeente verstrekt subsidie aan de Bloemendaalse peuterspeelzalen.

In samenwerking met de besturen van de peuterspeelzalen wordt een verordening op het Bloemendaals peuterspeelzaalwerk opgesteld.

Opzet is ook in de kern Overveen een kinderdagopvangvoorziening te realiseren.

Ondanks dat de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de schoolbesturen berust, werkt de gemeente, als daartoe de noodzaak bestaat, actief mee aan het realiseren van een (opvang)voorziening bij/ten behoeve van elke school. Dit kan bijv. door medewerking te verlenen bij het aanpassen van schoolgebouwen (mede) ten behoeve van de opvang van kinderen buiten schooltijden.

beoogde resultaten

  • ·

    in alle kernen (een) voorziening(en)en voor kinderopvang

  • ·

    (de ouders van) peuters de gelegenheid bieden minimaal twee dagdelen een speelzaal te (laten) bezoeken

  • ·

    uiterlijk in 2008 een verordening op het Bloemendaals peuterspeelzaalwerk

  • ·

    scholen behulpzaam zijn, bijv. via de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs, bij het realiseren van voorzieningen voor voor- en naschoolse opvang.

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

geen

3. Een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs

voor wie

  • -

    basisschoolleerlingen

  • -

    hun ouders/verzorgers

  • -

    schoolbesturen en –directies

waarom

Hoewel in eerste instantie schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs meent de gemeente mede een verantwoordelijkheid te hebben, met name daar waar het gaat om maatschappelijk relevante onderwerpen. Een verduidelijking:

Het wordt van groot belang geacht dat leerlingen van scholen bewust worden gemaakt van hetgeen zich tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft afgespeeld.

Voorlichting over levensbeschouwingen: leerlingen dienen kennis te kunnen nemen van door groepen mensen in onze samenleving aangehangen religieuze en niet religieuze levensovertuigingen, vooral van het Boeddhisme, het Christendom, de Islam, het Hindoeisme, het Humanisme en het Jodendom alsmede van de diverse stromingen en richtingen van liberalere of meer orthodoxe aard binnen al deze hoofdstromen.

Scholen dienen (in staat te zijn) leerlingen te leren bewust met de natuur en het milieu om te gaan

Het geven van gymnastiekonderwijs is ‘een vak apart’. Het dient, ter voorkoming van problemen op latere leeftijd dan ook gegeven te worden door vakdocenten.

Leerlingen moeten, tijdens de acht jaar dat zij op de basisschool zitten, kennis kunnen maken met de zes kunstdisciplines: muziek, dans, film, literatuur, theater en beeldende kunst.

Scholen moeten in staat zijn, bij onderwijskundige problemen of problemen met individuele leerlingen, terug kunnen vallen op externe begeleiding.

Wat gebeurt er

De gemeente financiert de volgende activiteiten:

* project ‘adopteer een (oorlogs)monument’

* het jaarlijks beschikbaar stellen van de Anne Frankkrant a/d scholen

* periodiek bezoek van de basisscholen aan het verzetsmuseum te Amsterdam

De verordening subsidiering godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk onderwijs biedt ondersteuning aan scholen om samen met organisaties die zich aan religies en niet-religieuze levenbeschouwingen verbonden achten leerlingen voorlichting te geven over religies en niet-religieuze levensovertuigingen.

Ter bevordering van natuur- en milieueducatie (NME) ondersteunt de gemeente NME-projecten van basis-scholen in de gemeente met een subsidie. Deze doelstelling kan, gelet op het geringe beroep dat op de subsidie wordt gedaan, beter gerealiseerd worden via schooltuinen.

De gemeente stelt jaarlijks aan de gezamenlijke scholen een aanzienlijk budget beschikbaar teneinde vakdocenten gymnastiek de gymnastieklessen te kunnen laten verzorgen.

De gemeente stelt jaarlijks € 5 per leerling (basisscholen) beschikbaar voor het zg. kunstmenu. Een kunst-menu is een samenhangend activiteitenprogramma waarbij kinderen kennis kunnen maken met de zes kunstdisciplines.

Voor:

  • -

    het begeleiden van individuele scholen/leerlingen

  • -

    het verzorgen van onderwijs aan zieke leerlingen

verstrekt de gemeente jaarlijks aan de/een onderwijsbegeleidingsdienst (i.c. Drielanden) een financiële bijdrage. Voor de jaren 2007 t/m 2010 is deze vastgesteld op € 66.300,--.

beoogde resultaten

  • ·

    alle Bloemendaalse basisschoolleerlingen brengen eenmaal in hun schoolcarrière een bezoek aan het Verzetsmuseum of het Anne Frankhuis te Amsterdam

  • ·

    alle basisscholen schenken aandacht aan (bestrijding van ) fascisme/racisme, o.a. via de Anne-Frankkrant en het project ‘adopteer een monument’

  • ·

    op alle basisscholen wordt aandacht geschonken aan de grote levende religies

  • ·

    alle basisscholen laten het vak gymnastiek verzorgen door een vakdocent

  • ·

    alle basisscholen besteden, via de schooltuinen, aandacht aan Natuur- en Milieueducatie.

  • ·

    alle basisscholen maken gebruik van de/een onderwijsbegeleidingsdienst

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

geen

4. het realiseren van brede scholen

voor wie

  • -

    basisschoolleerlingen

  • -

    hun ouders/verzorgers

waarom

Brede scholen spelen in op diverse ontwikkelingen in de samenleving, bijv. de groeiende behoefte aan zg. dagarrangementen: een dagarrangement is een doorlopend aanbod van voorzieningen in opvang, onderwijs en voorzieningen voor kinderen tussen – in theorie - 0 en 16 jaar. De volgende drie doelen gelden voor bijna alle brede scholen:

  • 1.

    de ontwikkelingskansen voor kinderen vergroten;

  • 2.

    een doorgaande ontwikkelingslijn realiseren;

  • 3.

    een sluitend netwerk rondom het kind realiseren.

Het gehuisvest zijn van alle organisaties in hetzelfde gebouw is daarbij een pluspunt, maar geen absolute voorwaarde. Samenwerking tussen organisaties en afstemming van de werkzaamheden op elkaar is waar het om draait.

De gemeente staat achter het concept van de zg. brede school. Brede scholen komen echter in talloze varianten voor. Wil sprake zijn van een brede school die terecht deze naam voert dan is er sprake van een stevige netwerkvorming rond de kinderen en van een verbreding van het educatief aanbod. Het aanbod van deze scholen is dan uitgebreid met allerlei voorschoolse en buitenschoolse voorzieningen, zoals:

  • -

    opvoedingsondersteuning

  • -

    verlengde schooldag

  • -

    sportactiviteiten georganiseerd in samenwerking met de sportverenigingen

  • -

    kunstzinnige vorming

  • -

    kinderopvang

  • -

    jeugdhulpverlening/jeugdgezondheidszorg

Om alle brede schoolinitiatieven te ordenen wordt vaak gebruik gemaakt van de volgende vijf profielen:

  • 1.

    het achterstandenprofiel : voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden

  • 2.

    het verrijkingsprofiel : breed aanbod activiteiten op sociaal, cultureel en sportief gebied

  • 3.

    het zorgprofiel : accent op opvoedingsondersteuning

  • 4.

    het opvangprofiel : opvang van kinderen, ook buiten reguliere schooltijden

  • 5.

    het wijk- en buurtprofiel : school is basisvoorziening in de buurt

De gemeente meent dat Bloemendaalse (brede) scholen een mix dienen te zijn van de profielen 2, 3 en 4.

Binnen Bloemendaal blijft het brede schoolconcept vooralsnog beperkt tot de basisscholen.

De rol die brede scholen in het kader van de sociale samenhang (profiel 5) in kernen kunnen spelen komt aan de orde bij punt 8.

Wat gebeurt er

In 2006 is via een zg. startconferentie gestart met het proces te komen tot brede scholen in Bloemendaal. Dit proces wordt vervolgd.

beoogde resultaten

·brede scholen in elke kern

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • ·

    bouwkundige aanpassingen: p.m.

  • ·

    materiele uitgaven: p.m.

5. Sport: ondersteuning jeugd, ouderen en gehandicapten; aandacht voor sport als bindingsfactor

voor wie

  • -

    alle ‘sportende’ Bloemendalers, echter met het accent op:

  • -

    jeugd

  • -

    ouderen

  • -

    gehandicapten

waarom

Bloemendaal mag met recht een sportgemeente worden genoemd. Sport is niet alleen goed voor ‘lichaam en geest’, het is tevens een sterke sociale bindingsfactor en mag alleen al om die reden niet in dit plan ontbre-ken.

Jongeren, ouderen en gehandicapten moeten de mogelijkheid hebben aan sportactiviteiten deel te nemen.

Bloemendaalse kampioenen verdienen het in het zonnetje te worden gezet.

De wachtlijsten bij de Bloemendaalse sportverenigingen zijn een punt van zorg (wachtlijsten bij de hockeyverenigingen: 3 x 170 personen). DE verlichting van de accommodaties speelt bij de problematiek een rol.

Mede in het kader van de versteviging van de band tussen de scholen dienen gemeenschappelijke/onderlinge schoolsportactiviteiten te worden gestimuleerd.

De Bloemendaalse sportaccommodaties dienen voor iedereen goed toegankelijk te zijn

Wat gebeurt er

Op een vast tijdstip in het jaar (september) worden in het gemeentehuis alle sportkampioenen gehuldigd;

De gemeentelijke schoolsportcommissie (die bestaat uit enkele vakdocenten gymnastiek) organiseert enkele malen per jaar interscholaire sportactiviteiten. De commissie wordt financieel ondersteund.

Voor initiatieven op het gebied van Meer Bewegen voor Ouderen (MBVO) is jaarlijks € 10.000 beschikbaar.

Voor het subsidiëren van jeugdsport is een budget van € 27.000 beschikbaar. Sinds 2007 bestaat in Bloe-mendaal de jeugdsportpas. Via deze pas kunnen jongeren, op basis van een aantal proeflessen, met ver-schillende sporten kennismaken.

Er zal onderzoek worden gedaan naar de toegankelijkheid van de gemeentelijke sportaccommodaties voor mensen die niet zo goed ter been zijn;

Met betrekking tot de wachtlijstproblematiek bij de hockeyverenigingen wordt over mogelijke oplossingen overleg gevoerd met de gemeente Haarlem, de sportverenigingen en de hockeybond.

Twee verenigingen voor gehandicaptensport ontvangen een jaarlijkse subsidie: stichting paardrijden gehandicapten en stichting rolstoelhockey. Daarnaast ontvangt de stichting gehandicaptensport subsidie

Er wordt onderzoek gedaan naar de behoefte aan sport van jongeren met een handicap.

Bezien zal worden of er deelgenomen kan worden aan het project voor jongeren “voeding en beweging” van de provincie.

Onderzocht zal worden of er voldoende draagvlak bestaat voor een periodiek te organiseren sportfestijn waaraan door de inwoners van alle dorpskernen, zowel valide als mindervalide, kan worden deelgenomen. Voorbeeld:

* de (kwart) marathon van Bloemendaal. Om het (de twee) jaar te houden in een andere dorpskern en te

organiseren door de inwoners van de betreffende kern (hierin ondersteund door de gemeente)

Een dergelijk evenement kan worden omlijst met diverse culturele activiteiten.

beoogde resultaten

  • ·

    de jaarlijkse huldiging van sportkampioenen in september wordt als een traditie gezien

  • ·

    wachtlijsten bij de sportverenigingen bestaan over 4 jaar niet of nauwelijks meer

  • ·

    alle sportaccommodaties zijn uiterlijk over twee jaar goed toegankelijk voor personen die niet zo goed ter been zijn (of anderszins gehandicapt)

  • ·

    de schoolsportcommissie organiseert jaarlijks interscholaire sportactiviteiten voor alle leerlingen van de groepen 3 t/m 8

  • ·

    ten minste 500 deelnemers aan ‘meer bewegen voor ouderen’ in 2011

  • ·

    aan een eventueel te organiseren (kwart) marathon van Bloemendaal (of ander grootschalig sportfestijn):

    • -

      wordt door minimaal 100 inwoners uit elke kern deelgenomen

    • -

      wordt door alle Bloemendaalse scholen meegedaan (minimaal 25 leerlingen per school)

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • ·

    maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid van sportaccommodaties: p.m.

  • ·

    periodiek sportfestijn: € 10.000

6. Intensivering veiligheidsbeleid - Vergroten (gevoel van) sociale veiligheid

voor wie

alle inwoners

waarom

Het doel van het veiligheidsbeleid in Bloemendaal is de veiligheid objectief en subjectief te verbeteren. Deze doelstelling is meetbaar aan de hand van indicatoren zoals de afname van het aantal slachtoffers door onveilige situaties en incidenten, de afname van onveiligheidsgevoelens en de afname van het aantal delicten en incidenten op het vlak van veiligheid.

Gestreefd wordt naar afname van het aantal woninginbraken, autodiefstallen en diefstallen uit auto’s

Belangrijk onderdeel van het veiligheidsbeleid is om de bewoners, ondernemers en andere betrokkenen in de gemeente Bloemendaal daar waar mogelijk hierbij te betrekken en hen ook op hun eigen verantwoordelijkhe-den aan te spreken met betrekking tot de veiligheid in de buurt. Kortom, de nadruk ligt op een gezamenlijke aanpak die leidt tot concrete en zichtbare activiteiten dat uiteindelijk moet resulteren in positieve effecten op de veiligheids- en leefbaarbaarheidsomgeving, zodat het veilig is en een ieder zich veilig weet en voelt in Bloemendaal.

Versterking op het gebied van de rampenbestrijding wordt nodig geoordeeld om voldoende slagkracht aan de dag te leggen in het geval Bloemendaal wordt geconfronteerd met een ramp/groot incident of crisis. De gemeente is door het ontbreken van lokale risicovolle objecten, zoals bepaalde industrieën minder kwetsbaar dan ‘andere’ gemeenten maar wel kwetsbaar qua menskracht, beschikbare capaciteit en bereikbaarheid, mocht zich een ramp (of de effecten daarvan) voordoen in de gemeente. Over de implementatie van de veiligheidsregio is een discussie gaande.

Het waarborgen van een zo hoog mogelijke kwaliteit van brandweerzorg past binnen het streven van gemeenten om de veiligheid van de inwoners te waarborgen. Een professionele, hoogwaardig kwalitatieve brandweerorganisatie is hiervoor nodig.

Afgifte, controle en handhaving van gebruiksvergunningen is het borgen van een brandveilig gebruik van bouwwerken ten behoeve van de veiligheid van alle personen die zich in en om dat bouwwerk kunnen bevinden. Met het afronden van de inhaalslag, zal de controleactiviteit de komende periode groeien en extra inspanning vragen. Controle omvat het bezoeken en inspecteren van het bouwwerk om te beoordelen of het voldoet aan de brandveiligheidseisen, alsmede een eerste hercontrole indien een overtreding is geconstateerd.

Agressief rijgedrag vormt een probleem. Specifieke aandacht behoeft de veiligheid van beginnende verkeers-deelnemers. Het is van belang hen te beschermen en op weg te helpen in het verkeer. Hoewel in eerste aan-leg de verantwoordelijkheid van ouders, wil de gemeente hier actief aan bijdragen.

Huiselijk geweld behoeft extra aandacht. Dit is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slacht-offer wordt gepleegd.

Er zijn mensen die de aanwezigheid van jeugd als overlast ervaren. Overlast is echter een subjectief gegeven. Wat de een als overlast ervaart is voor een ander nog acceptabel.

De gemeente neemt deel aan het HALT-project. Ongeveer de helft van alle jongeren die de politie aanhoudt voor het plegen van een strafbaar feit gaat naar Bureau Halt voor een Halt-afdoeling (jongeren van 12 tot 18 jaar) of een Stop-reactie (jongeren tot 12 jaar).

Een belangrijke plek waar alle factoren rond jeugd en veiligheid samenkomen is de school. Veiligheid in en om de school vraagt dan ook speciale aandacht.

Wat gebeurt er

Gerichte aandacht van de politie voor het opsporen van daders en preventieve maatregelen in het kader van het politiekeurmerk ‘Veilig Wonen’

Op diefstalgevoelige plaatsen worden autobezitters geïnformeerd over door henzelf te nemen maatregelen die de kans op diefstal van of uit de auto kunnen beperken. Dit gebeurt door bestuurders preventieve informatie uit te reiken en hen via bijv. spandoeken extra te attenderen op hun spullen te passen. Daarnaast behoort de verlichting adequaat te zijn.

Met ingang van 2008 wordt het praktisch verkeersexamen op alle basisscholen gesubsidieerd. Dit examen wordt in samenwerking met de politie en Veilig Verkeer Nederland georganiseerd.

oewel in eerste instantie H

Elk jaar worden in alle kernen wijkschouwen gehouden en vindt er een bijeenkomst plaats waarbij ‘veiligheid en leefbaarheid’ een prominent thema zal zijn. De hieruit voortkomende resultaten krijgen een vervolg dat zichtbaar en merkbaar is in de openbare ruimte. Het gaat hier dan om onder andere het onderhoud, de groenvoorziening en vermindering van verloedering en overlast.

Om de veiligheids- en leefbaarheidsontwikkelingen te meten en te blijven volgen wordt er tweejaarlijks een veiligheidsmonitor gehouden. De uitkomsten hiervan vormen input voor het veiligheidsbeleid.

De gemeente heeft opsporingsambtenaren in dienst die zich voornamelijk richten op het parkeerbeleid en milieuaspecten, maar daarnaast toezicht houden op het gebruik van de openbare ruimte in het algemeen. Door hun aanwezigheid zijn zij aanspreekbaar voor de burgers en signaleren ze misstanden die snel worden aangepakt.

De huisnummering is een structureel aandachtspunt in het kader van het veiligheidsbeleid. Goed zichtbare huisnummering kan van levensbelang zijn bij ongevallen en incidenten waarbij hulpverleners snel ter plaatse moeten zijn.

Ook van haar kant geeft de politie prioriteit aan huiselijk geweld. Er zijn functionarissen aangesteld die als taakaccent dit onderwerp behandelen wanneer het zich aandient. In de regio is er een Advies– en Steunpunt Huiselijk Geweld opgericht waar informatie/advies verstrekt kunnen worden. Het telefoonnummer van het steunpunt is 24 u/d bereikbaar. Periodiek wordt er aandacht besteed aan het thema huiselijk geweld door middel van posters in de openbare ruimte, folders en via de media. Zie ook hoofdstuk 5 (kleine doelgroepen)

Structurele geluidsoverlast en/of geluidsoverlast in de avonduren, vervuiling en vernielingen door jongeren zijn niet acceptabel. Door samenwerking met de partners in ‘het jeugdwerk’, door middel van gerichte activiteiten voor de jeugd, het bieden van voldoende ruimte en toezicht en controle door de politie wordt getracht problemen te voorkomen.

De gemeente verstrekt subsidie aan Bureau Halt.

In het kader van het veiligheidsbeleid bestaat het VIOS-project (Veiligheid In en Om de School) voor alle scholen voor voortgezet onderwijs. In dit project worden o.a. docenten en leerlingen getraind in het signaleren en oplossen van incidenten waarbij de leerlingen een intermediaire rol vervullen bij problemen tussen leerlingen onderling. Binnen het project vindt registratie van incidenten plaats waardoor een beter inzicht verkregen wordt en beter beleid gemaakt kan worden.

Door gericht toezicht, controle en specifieke acties rond scholen geeft de politie en het regionaal verkeers-handhavingsteam aandacht aan het thema verkeersveiligheid.

beoogde resultaten

  • ·

    vermindering van het aantal woninginbraken

  • ·

    vermindering van het aantal autodiefstallen en diefstallen uit auto’s

  • ·

    aandacht voor c.q. afname van het huiselijk geweld

  • ·

    goed zichtbare huisnummering

  • ·

    adequaat (politie)optreden bij structurele geluidsoverlast, vernielingen, vandalisme etc.

  • ·

    gemeentelijke organisatie met voldoende slagkracht in geval van een ramp, groot incident of crisis

  • ·

    brandveilig gebruik van bouwwerken

  • ·

    veilige deelname van de jonge(re) inwoners aan het verkeer

  • ·

    toename van ‘het veiligheidsgevoel in algemene zin’ bij de inwoners (blijkend uit het jaarlijks tevredenheidsonderzoek en/of de veiligheidsmonitor)

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • -

    rampenplan/veiligheidsbeleid: p.m.

  • -

    praktisch verkeersexamen basisscholen: € 4.000

7. voldoende voorzieningen in de dorpskernen.

voor wie

  • -

    alle inwoners, echter in het bijzonder voor:

  • -

    mensen met een beperking

  • -

    ouderen

  • -

    mensen die minder mobiel zijn

waarom

Voorzieningen in de Bloemendaalse dorpskernen staan enigszins onder druk. Vraag naar en aanbod van (commerciële) voorzieningen zijn niet op elkaar afgestemd. Een deel van de detailhandel is verdwenen of dreigt te verdwijnen door een gebrek aan klandizie. Voor de meeste inwoners is dit geen probleem. Zij kunnen in aangrenzende gemeenten terecht. Dit geldt niet of in mindere mate voor mensen met een beperking, ouderen en mensen die om uiteenlopende redenen minder mobiel zijn.

Het verdwijnen van (winkel)voorzieningen uit kernen brengt het gevaar met zich mee dat de leefbaarheid afneemt. De kernen Bloemendaal-Dorp, Overveen en Vogelenzang beschikken over hun eigen winkelstraten en overige (commerciële) voorzieningen. In de kern Aerdenhout zijn geen commerciële voorzieningen. In 2007 heeft een extern bureau, op verzoek van de gemeente, een visie voor de commerciële voorzieningen in de gemeente opgesteld. Enkele opvallende punten uit het rapport:

  • ·

    in totaal is in Bloemendaal bijna 13.000 m2 detailhandel gevestigd. De kern Vogelenzang heeft de meeste m2 (door met name de aanwezigheid van Bos Tuin & Dier)

  • ·

    in dagelijkse artikelen is het aanbod in de hele gemeente tamelijk compleet, alleen een winkel in zoetwaren ontbreekt; de supermarkten zijn, naar de huidige maatstaven, kleinschalig van opzet.

  • ·

    de meeste branches zijn in de gemeente, met name in Bloemendaal-Dorp, vertegenwoordigd. Een warenhuis ontbreekt omdat de afzonderlijke kernen hier te klein voor zijn en er geen ruimte voor is; horeca is ruim vertegenwoordigd. De ‘drankensector’ is – o.a. door de aanwezigheid van de strandpaviljoens – goed vertegenwoordigd.

  • ·

    Bloemendaal-Dorp is voor de eigen bewoners veruit de belangrijkste plaats voor de dagelijkse boodschappen, dit geldt ook voor Overveen. Wegens het ontbreken van voorzieningen doen inwoners van Aerdenhout geen boodschappen in de eigen kern. Ca. 70% van de primaire aankopen worden door de inwoners van Vogelenzang in Hillegom resp. Heemstede gedaan

  • ·

    voor niet-dagelijkse artikelen heeft alleen Bloemendaal-Dorp een (vrijwel) compleet aanbod.

  • ·

    over de bereikbaarheid per openbaar vervoer zijn de inwoners van Bloemendaal-Dorp en Vogelenzang ontevreden.

  • ·

    over de parkeervoorzieningen is men in de kern Bloemendaal ontevreden

  • ·

    over het winkelaanbod is men in de kernen Overveen en Vogelenzang ontevreden.

wat gebeurt er

Op basis van de opgestelde visie zijn de volgende actiepunten/’goede voornemens’ opgesteld:

Algemeen

  • a.

    er wordt een gemeentelijk ondernemersloket ingesteld waar ondernemers terecht kunnen met vragen, initiatieven etc.

  • b.

    de gemeente streeft ernaar initiatieven van ondernemers te stimuleren en beter te faciliteren.

Overveen

  • a.

    er wordt gestreefd naar de heroprichting van de winkeliersvereniging Overveen

  • b.

    de gemeente staat in principe positief t.o. eventuele vergroting van de supermarkt in het winkelgebied

  • c.

    er wordt overwogen om daghoreca en ondersteunende horeca in het winkelgebied onder voorwaarden toe te staan

Bloemendaal-Dorp

  • a.

    de gemeente ondersteunt een eventuele uitbreiding van (de) twee supermarkten

  • b.

    de gemeente wil onderzoeken of bebouwd parkeren mogelijk is en wil de parkeervoorzieningen in het algemeen verbeteren

  • c.

    de gemeente wil daghoreca en ondersteunende horeca onder voorwaarden toestaan

Vogelenzang

a.de gemeente wil het behoud van de detailhandel in dagelijkse goederen stimuleren en wil flexibel omgaan met initiatieven om deze vorm van detailhandel te versterken

Aerdenhout

Geen actiepunten

beoogde resultaten

  • ·

    een ondernemersloket openen

  • ·

    de winkeliersvereniging Overveen heroprichten

  • ·

    verbetering kwaliteit winkelgebied Bloemendaal

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • -

    Ondernemersloket: p.m.

  • -

    Verbetering kwaliteit winkelgebied Bloemendaal: p.m.

8. zorgen dat mensen elkaar kunnen (blijven) ontmoeten, daardoor bij elkaar betrokken blijven en zo het sociaal isolement voorkomen

voor wie

  • -

    alle inwoners, echter met het accent op:

  • -

    kwetsbare groepen/personen

waarom

Tijdens in juni gehouden bijeenkomsten (met vertegenwoordigers van plaatselijke en regionale ínstellingen, organisaties en verenigingen) is uitgebreid stilgestaan bij ‘leefbaarheid’, ‘algemene voorzieningen’ en ‘sociale samenhang’. Hiertussen bestaat veel overlap en samenhang. Tijdens de bijeenkomsten werd geconstateerd, dat het in Bloemendaal op het punt van de sociale structuur/cohesie beter kan en moet en sprake is van de volgende knelpunten:

  • 1.

    een tekort aan ontmoetingsruimten, inlooppunten, buurtservicepunten

  • 2.

    een tekortschietend openbaar vervoer, waardoor voorzieningen – binnen en buiten Bloemendaal – en de kernen onderling slecht bereikbaar zijn.

In Bloemendaal bestaan slechts enkele algemene ontmoetingsruimten, bijv. sociëteit Tinholt in Overveen – een buurtvereniging met enkele honderden leden - en het dorpshuis te Vogelenzang. Beide voldoen overi-gens niet op alle onderdelen aan het geschetste, ‘ideale’ profiel.

Stichting Welzijn Bloemendaal doet ook het nodige op dit vlak: op verschillende locaties in de gemeente worden koffieochtenden en open eettafels georganiseerd. Overigens hebben niet alleen de inwoners, maar ook veel verenigingen/instellingen behoefte aan (extra) ruimte. Een ruimte geschikt voor denksport (en soortgelijke) activiteiten, voor ledenvergaderingen, lezingen etc. en waarbij men zelf voor koffie e.d. zorgt.

Het aantal voorzieningen laat zich niet eenvoudig uitbreiden. Het aantal locaties voor nieuwe voorzieningen is zeer beperkt, het realiseren vergt een aanzienlijke investering en ze zijn, zeker als ze permanent toeganke-lijk moeten zijn, moeilijk kostendekkend te exploiteren. Voorts zullen op dergelijke voorzieningen de kwets-bare groepen (ouderen c.q. sociaal geïsoleerden) niet snel afkomen. Voor deze groepen zijn andere, speci-fiekere voorzieningen nodig.

Sportclubs/-kantines vervullen ook een belangrijke sociale functie. Deze rol moet gekoesterd worden. Zij kunnen echter moeilijk als volwaardige buurtontmoetingsruimte fungeren. Op deze voorzieningen komen namelijk in eerste instantie toch ‘slechts’ degenen af die geïnteresseerd zijn in sport. Bovendien zijn zij veelal aan de rand van wijken en kernen gelegen. De oplossing zal dan ook in een andere richting gezocht moeten worden.

wat gebeurt er

Er zal worden bezien of, ter versterking van de sociale structuur en het voorzien in het tekort aan ‘ruimte’ in algemene zin in elke kern, aansluiting kan worden gevonden bij voorzieningen die zich over het algemeen al in ‘het hart’ van de samenleving/de kernen bevinden, nl. de scholen en verzorgingshuizen.

Bij doelstelling 4 is ingegaan op het fenomeen brede school. Daarbij is aangegeven, dat er vooralsnog van is afgezien om de Bloemendaalse brede school (ook) de functie van buurtvoorziening te geven. Omdat aan een dergelijke voorziening behoefte bestaat behoeft dit besluit heroverweging. Het lijkt raadzaam een aantal Bloemendaalse basisscholen ook het profiel wijk- of buurtschool te geven. Een school met een wijk- en buurtfunctie is een basisvoorziening in de wijk en biedt een aanbod gericht op kinderen, ouders en de buurt, in principe zeven dagen per week.

Er is nog een reden op grond waarvan het verstandig is te trachten aansluiting te zoeken bij basisscholen. Per 1 augustus 2007 zijn scholen verplicht, als ouders daarom vragen, hetzij zelf voor- en naschoolse opvang te verzorgen op schooldagen tussen 07.30 uur en 18.30 uur, hetzij faciliteiten te bieden waarbinnen andere partijen dat doen. In een aantal gevallen wordt overwogen het schoolgebouw uit te breiden met een voorzie-ning voor kinderopvang. Een dergelijke ruimte zou, buiten de tijden dat deze nodig is voor opvangdoelein-den, voor andere activiteiten gebruikt kunnen worden.

Overwogen zou ook kunnen worden een grotere uitbreiding dan noodzakelijk voor opvang te realiseren en de extra ruimte te gebruiken voor andere activiteiten. Bijkomend voordeel van het in zee gaan met scholen/in-stellingen voor kinderopvang is dat het betere mogelijkheden tot beheer c.q. een kostendekkende exploitatie biedt, een aspect dat niet uit het oog dient te worden verloren.

Ook verzorgingshuizen kunnen als buurtvoorziening fungeren. Meer als voorheen willen verzorgingshuizen in contact komen met de buurtbewoners. Men probeert dit onder andere door de eetvoorziening aantrekkelijk en toegankelijk te maken voor niet-bewoners. Maar ook door activiteiten vanuit het verzorgingshuis aan te bieden voor een breder publiek.

De kerken maken het ook mogelijk dat mensen elkaar kunnen ontmoeten.

Budget voor buurtactiviteiten

het komt de sociale samenhang zeer ten goede indien inwoners zelf gezamenlijk activiteiten organiseren: straatspeeldagen, buurtbarbecues etc. De gemeente kan deze initiatieven door een financiële bijdrage ondersteunen.

Spelregels:

  • Ø

    Het initiatief ligt bij de inwoners

  • Ø

    Er bestaat draagvlak voor het initiatief in de straat, wijk

  • Ø

    De gemeentelijke subsidie is additioneel; de inwoners leveren zelf ook een bijdrage

  • Ø

    Het initiatief leidt niet tot een structurele financiële bijdrage van de gemeente

  • Ø

    Geen ‘ingewikkelde’ aanvraagprocedure

B urenhulpcentrale

De Burenhulpcentrale is in de regio Leiden ontwikkeld naar aanleiding van de resultaten van een onderzoek onder 750 huishoudens in Leiden Zuidwest. Dat leverde zeer interessante informatie over de huidige en de door bewoners zelf gewenste sociale samenhang in de betreffende buurt. Zo bleek onder andere dat een kleine 20% wel eens burenhulp verricht, maar dat daarnaast nog eens 30% van de bewoners dat wel wil maar niet weet hoe! Om die potentie te benutten is de Burenhulpcentrale ontwikkeld: indien gewenst 7 x 24 uur per dag direct contact met een aanbieder van burenhulp in de buurt dankzij moderne ICT. .

Het concept sluit zeer goed aan op de uitgangspunten van de civil society en een aantal prestatievelden uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Met 3,75 miljoen mantelzorgers, 3 tot 4 miljoen vrijwilligers en talloze mensen die in vrienden- of kennissenkring en lichte netwerken actief zijn behoort Nederland tot de Europese top als het gaat om het functioneren van de sociale infrastructuur. De vaak gehoorde klacht dat mensen tegenwoordig niets meer voor elkaar over hebben is dan ook feitelijk onjuist. De behoefte om iets voor een ander te doen is van alle tijden, maar niet van elk moment. Sociale en maatschappelijke veranderingen vragen echter om eigentijdse “providers” van de sociale infrastructuur. Oude providers als kerken, verenigingen en buurtnetwerken hebben vaak aan betekenis ingeboet en individualisatie, toegenomen arbeidsparticipatie en tijdsdruk vragen een adequate, meer “just-in-time” georiënteerde aanpak. De burenhulpcentrale wil daarin voorzien.

Het project oogt dermate veelbelovend dat het de moeite waard is te onderzoeken of er ook draagvlak voor bestaat in Bloemendaal.

project eenzaamheid

Regelmatig verschijnen er, naar aanleiding van onderzoeken artikelen in de krant die gaan over vereenzaming in onze samenleving. Berichten over mensen die soms weken in hun huis dood liggen zorgen voor veel commotie. Individualisering, kleinere gezinnen, toegenomen arbeidsparticipatie en het uitgangspunt dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijft wonen, leiden ertoe dat het risico op vereenzaming groter wordt.

Het benoemen van eenzaamheid als actiepunt is in vergelijking tot het ontwikkelen van gericht beleid eenvoudig. Preventie en/of oplossen van eenzaamheid is een zware opgave omdat het samenhangt met diverse factoren en in hoge mate een persoonlijke beleving is. Eenzaamheid is niet gebonden aan leeftijd maar naarmate men ouder wordt is de kans op eenzaamheidsgevoelens groter. Dit komt vooral omdat op hogere leeftijd ingrijpende levensgebeurtenissen, die risico op vereenzaming met zich meedragen, zich vaker en soms gelijktijdig voordoen. Bij de risicofactoren voor eenzaamheid kan men denken aan sterke inkomensdaling, het verlies van dierbaren of een verslechterende gezondheid. Verschillende risicofactoren leiden tot verschillende typen van eenzaamheid.

Schattingen geven aan dat 32% van de 55-plus bevolking van Nederland beschouwd kan worden als eenzaam. Binnen deze categorie wordt 28% als matig eenzaam beschouwd, drie procent als ernstig eenzaam en 1% als uiterst eenzaam. In Bloemendaal gaat het op basis van bovenstaande cijfers om ca. 250 mensen die ernstig tot uiterst eenzaam zijn.

De gemeente staat als bestuurslaag het dichtst bij de mensen en is het best in staat om de negatieve gevolgen van eenzaamheid te bestrijden. De gemeente mag aangesproken worden op de aanwezigheid van voorzieningen die het mensen in staat stelt om te participeren. Belemmeringen bij de participatie moeten zoveel mogelijk door gericht beleid of via het verstrekken van voorzieningen worden weggenomen. Daarnaast is de overheid verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van hulpverlening aan mensen die ten gevolge van hun eenzaamheid vastlopen. De doelstelling van het Bloemendaalse beleid is om mensen in staat te stellen sociaal te participeren. Mensen die te maken hebben met ernstige eenzaamheidsproblemen kunnen een beroep doen op individuele hulpverlening. Concreet bestaat uit het beleid uit de volgende onderdelen:

Bestaand beleid

Nieuw beleid

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Toegankelijkheid algemene voorzieningen

Wet werk en bijstand

Subsidiëring vrijwilligerswerk

Subsidiëring welzijnswerk

Ondersteuning vrijwilligers die huisbezoeken afleggen (scholing/intervisie)

Voorlichtingscampagne

Loket Bloemendaal als centraal meldpunt

Eerste lijnsgezondheidszorg

Maatschappelijk werk

Toelichting nieuw beleid

Meerdere Bloemendaalse organisaties hebben als doelstelling mensen uit hun isolement halen. Zo richten de Zonnebloem en het Rode Kruis zich op de zieke en/of gehandicapte medemens, Welzijn Bloemendaal heeft als doelgroep ouderen en kerken richten zich op hun leden. Deze organisaties doen voor de huisbezoeken een beroep op vrijwilligers. Omdat kwetsbare mensen steeds langer zelfstandig thuis blijven wonen, worden de vragen waarmee vrijwilligers geconfronteerd worden steeds complexer. De scholing en begeleiding van vrijwilligers is daardoor erg belangrijk. Daarnaast is de werving van vrijwilligers een knelpunt.

Het kenmerk van huisbezoeken is dat individueel maatwerk geleverd wordt. In het kader van preventie en vermindering van eenzaamheid is het van groot belang dat huisbezoeken ook in de toekomst nog steeds plaatsvinden. Professionalisering van huisbezoeken is onbetaalbaar en daarom dient dit vrijwilligerswerk extra ondersteund te worden. In 2008 zal een specifieke subsidieregeling voor dit werk worden ontwikkeld. Het doel van deze regeling is vrijwilligers te ondersteunen met scholing en intervisie en organisaties als de Zonnebloem meer middelen te geven voor de werving van nieuwe vrijwilligers.

Met voorlichting over eenzaamheid wordt beoogd mensen bewust te maken van hun omgeving en de mensen die er wonen. De voorlichting zal op een positieve manier gebracht worden. Niet de “zielige mensen” zullen centraal worden gesteld maar juist wat mensen bindt. Voor deze campagne zal externe deskundigheid worden ingeschakeld. Van belang is dat bij diverse activiteiten op het gebied van sport, cultuur, vrije tijd etc. de versterking van de sociale samenhang centraal staat. In de 2e Wmo huis-aan-huiskrant zal een start worden gemaakt met de pr maar het middel zal over een langere periode ingezet worden om het effect van bewustwording te bereiken.

Loket Bloemendaal is het loket voor wonen, welzijn en zorg. De bekendheid van het loket onder de inwoners is nog beperkt. Toch is dit dé plek waar mensen moeten zijn als ze zorg nodig hebben. Het is daarmee ook de plek waar mensen terecht kunnen als ze denken dat iemand uit hun omgeving zorg nodig heeft, maar die zelf de stap niet kan zetten richting hulpverlening. Het Loket dient als meldpunt voor zorgbehoevenden. Hier wordt ook geregistreerd welke hulpverleners worden ingeschakeld. Bij de start van de voorlichtingscam-pagne zal het Loket als zodanig worden gepromoot. Het nieuwe beleid is een eerste aanzet en wij verwach-ten dat met deze aanzet het probleem eenzaamheid beter in kaart wordt gebracht. Uit deze informatie kunnen weer vervolgacties voortvloeien.

Voor de eerste aanzet is een budget van € 10.000 geraamd.

beoogde resultaten

  • ·

    2008: een subsidieregeling ‘professionalisering vrijwilligerswerk in kader project eenzaamheid’ ontwikkelen

  • ·

    Project eenzaamheid: zicht op omvang etc. doelgroep en ontwikkelen van een hulpaanbod

  • ·

    bij het jaarlijks tevredenheidsonderzoek ‘scoren’ alle dorpskernen met betrekking tot de sociale samenhang en leefbaarheid minimaal een 7 (of een vergelijkbare score)

  • ·

    minimaal 10 aanvragen – op jaarbasis – voor een financiële bijdrage ten behoeve van buurtactiviteiten (uit elke kern afkomstig)

  • ·

    verzorgingstehuizen met een vast/periodiek aanbod aan buurtactiviteiten, met name gericht op kwetsbare groepen

  • ·

    brede scholen die tevens de functie van buurtontmoetingsruimte hebben

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • ·

    budget buurtactiviteiten: € 7.500

  • ·

    uitgaven project burenhulpcentrale: p.m.

  • ·

    ontmoetingsruimten bij (brede) scholen p.m.

9. participatie bij het tot stand komen van het beleid

voor wie

alle inwoners

waarom

De gemeente is verplicht ingezetenen van de gemeente te betrekken bij de totstandkoming van het WMO-beleidsplan. Dit ‘bij het beleid betrekken’ kan op verschillende wijzen, bijv. via een WMO-raad of door overleg met inwoners tijdens wijkbijeenkomsten. Een geïnstitutionaliseerde vorm van overleg – op een vast tijdstip aan de hand van een agenda – biedt voordelen.

Op dit moment fungeert de Adviescommissie Gemeentelijk Ouderen en Gehandicaptenbeleid (AGOG) als officieel inspraakorgaan. Vooruitlopend op een mogelijke WMO-raad is de AGOG de gesprekspartner en vervult deze de adviesfunctie.

In de aanloop naar de totstandkoming van het eerste WMO-plan is, op informele basis, enkele malen met een aantal inwoners over dit onderwerp gesproken. Door zowel deze inwoners als de in juni geraadpleegde ‘professionals’ (organisaties en instellingen actief op welzijnsgebied) is aan de gemeente het advies gegeven over te gaan tot het instellen van één of meer WMO- of dorpskernraden.

Om de jeugd bij het jeugdbeleid te betrekken is in de nota jeugdbeleid Bloemendaal 2005 het periodiek houden van jeugdconferenties opgenomen. Deze nota is gebaseerd op de jeugdconferentie die eind 2004 gehouden is. Uiteraard maakt de jeugd hun wensen ook kenbaar via email en tijdens de georganiseerde activiteiten.

Wat gebeurt er

Er wordt een WMO-raad ingesteld.

In het kader van prestatieveld 2 zal de jeugd door middel van een regionale jeugdconferentie “Opgroeien in Kennemerland” participeren. Tijdens deze conferentie kunnen de jongeren zich ook uitspreken over hun invulling van een Centrum voor Jeugd en Gezin.

Hiernaast laat de gemeente zich adviseren door jongeren van “Jong Nederland”, “Codename Future”, de jongeren die het Jeugdhonk Vogelenzang bezoeken en –uiteraard- via de basis- en VO-scholen. Ook worden jongeren bij de politiek en het beleid betrokken tijdens de jaarlijkse “politieke dag voor scholen”.

beoogde resultaten

  • ·

    verkrijgen van (meer) draagvlak voor het WMO-beleid

  • ·

    grotere betrokkenheid van de inwoners

  • ·

    efficiënte(re) wijze van participeren

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

·budget t.b.v. WMO-raad : € 5.000

10. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.

Daartoe gebruik maken van de volgende vijf functies:

  • 1.

    verstrekken van informatie en advies

  • 2.

    signaleren van problemen

  • 3.

    toegang tot het gemeentelijk hulpaanbod

  • 4.

    pedagogische hulp

  • 5.

    coördinatie van zorg (gezinscoaching)

Deze functies dienen ondergebracht te worden in een op te zetten Centrum voor Jeugd en Gezin.

voor wie

Prestatieveld 2 heeft betrekking op alle jeugdigen die in Bloemendaal wonen- en in voorkomende gevallen hun ouders- bij wie sprake is van een verhoogd risico als het gaat om een zorgelijke opvoedingssituatie, schooluitval of (kleine)criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden.

waarom

“Het kind moet centraal staan en geen kind mag meer tussen wal en schip vallen” zo luidde het motto van operatie Jong, een (inmiddels afgerond) gemeenschappelijk jeugdproject van een vijftal departementen. Allerlei vernieuwingen, die de verkokering van het jeugdbeleid moeten tegengaan en de samenhang in het beleid moeten versterken zijn in gang gezet en vinden in de praktijk navolging. Het preventief jeugdbeleid moet versterkt worden om te voorkomen dat kinderen jeugdzorg nodig hebben en daarnaast moet de aansluiting preventief jeugdbeleid- jeugdzorg worden versterkt voor de kinderen die jeugdzorg wel nodig hebben.

Er dient invulling gegeven worden aan de gemeentelijke taken aan de hand van de hierna toegelichte en in de doelstelling omschreven vijf functies.

1.Informatie verstrekken aan opvoeders, kinderen en jongeren

Het gaat hierbij zowel om ongevraagde informatie over opvoeden en opgroeien als om het beantwoorden van specifieke vragen van ouders en jongeren. Hierbij moet een verschil worden gemaakt tussen informatie voor opvoeders en informatie voor kinderen en jongeren. Ouders en anderen die bij de opvoeding van kinderen betrokken zijn, hebben behoefte aan opvoedingsvoorlichting door deskundigen. Essentieel is dat de informatie voor alle ouders tijdig beschikbaar is.

De informatie kan schriftelijk (folders, groeiboekje, themapakketten op scholen), face to face (huisbezoeken, screening op vaste momenten, inloopspreekuren, advies- en gezinsgesprekken), in de groep (themabijeen-komsten, oudercursussen, lezingen, informatie aan beroepskrachten of digitaal (website, Emovo, kinder- telefoon) gegeven worden. Het bestaan en de werkwijze van het bureau Jeugdzorg en het daarin onderge-brachte Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) moet deel van de informatie moet zijn.

2.Signalering

Hierbij gaat het om het vroegtijdig signaleren van problemen van jongeren en opvoeders, ook als de betrokkenen die problemen zelf wellicht (nog) niet goed onderkennen. Om deze signalering ook daadwerkelijk te doen plaatsvinden, zullen de werkers in de jeugdgezondheidszorg, de peuterspeelzalen, de kinderopvang en het onderwijs voldoende vaardigheden moeten hebben om signalering mogelijk te maken en adequaat te reageren op het signaal. In de nota preventie opvoedingsproblematiek in Bloemendaal is de deskundigheidsbevordering m.b.t. het signaleren van o.a. kindermishandeling opgenomen. Signaleren kan onderscheiden worden in:

a.traceren (tijdens het consult bij de (consultatiebureau)arts, vragenlijsten van de GGD, op

school door het mobiel team of intern begeleider etc.)

b.observeren (contactmomenten GGD of JGZ, het peuter adviesteam of bij de Jeugd

Riagg)

c.vaststellen (op basis van een protocol of diagnose door een verpleegkundige of een arts,

indicatieteam van bureau jeugdzorg, uitslag screening etc.)

  • d.

    organiseren (buurtnetwerken, mobiel team, deskundigheidsbevordering, crisisinterventie etc.)

    • 3.

      Toegang tot het hulpaanbod.

Burgers kunnen op eigen initiatief opvoed- of opgroeihulp zoeken of na een verwijzing van derden hulp gaan vragen. In alle gevallen is het van belang dat de toegang tot die hulp snel bereikbaar en beschikbaar is.

Daarvoor is een digitale “sociale kaart” nodig voor ouders, kinderen en jongeren, maar ook voor iedereen die werkt met kinderen, jongeren en ouders. Een regionale, 1e versie is al beschikbaar: www.kiezenvoorjeugd.nl. In de toekomst zal gewerkt worden aan (meer) specifiek Bloemendaalse informatie. Mogelijkheden die gelden als toe leiding vanuit de voorliggende voorzieningen naar het hulpaanbod zijn b.v. de netwerken jeugdhulpverlening 12- en 12+, het mobiele team, de interventie Friends en Stevig Ouderschap, de netwerken huiselijk geweld en de zorgadvies teams op de VO- scholen.

4.Pedagogische hulp

Pedagogische hulp betreft advisering en hulpverlening op momenten dat er problemen zijn bij het opgroeien en/of het opvoeden. Pedagogische hulp bestaat er in verschillende vormen. Voor ouders zijn er pedagogische spreekuren en individuele of groepsbegeleiding, vaak in het kader van de jeugdgezondheidszorg. In het onderwijs groeit de behoefte aan zorg op school en schoolmaatschappelijk werk. Hierin wordt o.a. voorzien door de intern begeleiders, de mobiele teams en de uitvoering van de interventie “Friends” en “Stevig Ouderschap”. Ook biedt de kindertelefoon hulp of de chat hulpverlening van de Jeugd Riagg.

5.Coördinatie van zorg

Hierbij gaat het om hulp aan gezinnen met meervoudige problematiek, die geen greep hebben op de eigen situatie. Deze gezinnen hebben te maken met diverse instanties en hulpverleners. Vaak hebben betrokken gezinnen weerstanden tegen professionele hulpverlening. Het is aan de gemeente ervoor te zorgen dat lokale instellingen afspraken maken over het bij elkaar brengen van afzonderlijke probleemsignalen van/over het gezin en het onderling afstemmen van de hulpverlening. Zorg coördinatie vindt o.a. plaats op het schakelstation, in de netwerken jeugdhulpverlening en in de verschillende zorgteams.

Jeugdgezondheidszorg

De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is een belangrijke onderdeel van het integrale jeugdbeleid. Het is de voorliggende preventieve voorziening in de keten voor de jeugd. Het is gericht op het bevorderen, beschermen en bewaken van de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van alle jeugdigen.

Het doel van de JGZ is verschillen in gezondheid te verkleinen en iedereen gelijke kansen op gezondheid te bieden. Het beoogde effect van de JGZ is een zo gezond mogelijke jeugd.

Op basis van de eigen monitoring en signalen van ouders, leerkrachten of anderen onderzoekt de JGZ de gezondheid van de jeugd en adviseert, bemiddelt of verwijst vervolgens door naar de juiste hulpverle-ningsinstanties. De gegevens van de jongeren (zullen) worden geregistreerd in het Elektronisch Kinddossier (EKD)

De doelgroep van de JGZ zijn jongeren van 0-19 jaar en hun ouders. Daarnaast richt de JGZ zich vaak op intermediaire groepen zoals scholen. Aan risico individuen en risico groepen dient extra aandacht gegeven te worden.

De zorg voor kinderen en jongeren wordt aangeboden door de Jeugdgezondheidszorg Kennemerland (0-4 jaar) en de jeugdgezondheidszorg van de GGD (4-19 jaar). Sedert 2003 is er sprake van een integrale gezondheidszorg onder regie van de gemeente.

Het basistakenpakket JGZ bestaat uit een uniform deel en een maatwerkdeel. Het uniforme deel bestaat uit producten die gevraagd en ongevraagd op gestandaardiseerde wijze aan alle kinderen van een bepaalde leeftijd worden aangeboden, bijvoorbeeld het monitoren van groei en ontwikkeling, vaststellen van de zorgbehoefte, beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen, vaccinaties, samenwerken rond zorgsystemen etc.

Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij het maatwerkdeel invullen. Bloemendaal heeft ervoor gekozen om het maatwerkdeel toe te voegen aan de JGZ 0-4 jaar, waarbij er rekening gehouden is met de invulling van de vijf functies van het preventieve jeugdbeleid en met de risicokinderen.

Het Basistakenpakket JGZ is verankerd in de WCPV en het bijbehorende Besluit Jeugdgezondheidszorg (AMvB)

Het Basistakenpakket moet leiden tot meer uniformiteit en waarborgen bieden voor kwaliteit. Ook moet er dankzij het Basistakenpakket meer samenhang komen in het aanbod van de JGZ op lokaal nivo. Daarmee hangt een ander doel samen: het beter op elkaar laten aansluiten van het lokale jeugdbeleid en de openbare gezondheidszorg. Dat moet er uiteindelijk toe leiden dat de zorg voor jongeren een continuüm wordt dat integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen wordt geboden.

Op 31-12-2006 waren er bij de JGZ 0-4 jaar in totaal 17.501 kinderen in zorg. Het bereik op 31-12-2006 was 99% . Geen 100% omdat ernstig zieke kinderen onder controle staan van een kinderarts en een beperkt aantal ouders gebruik maken van een antroposofisch consultatiebureau. In Bloemendaal waren op 31-12-2006 117 kinderen in zorg.

Elk kind tussen de 0 en 4 jaar krijgt standaard 13 consulten op het consultatiebureau aangeboden. Hiervan zijn er 7 bij de arts en 6 bij de wijkverpleegkundige. Bloemendaal verstrekt aan de JGZ 0-4 jaar ook een maatwerkdeel. Hiervan wordt extra aandacht besteed aan de risicokinderen en de effectieve interventie “Stevig Ouderschap” wordt uit dit budget betaald.

De JGZ 4-19 jaar is –op basis van het uniforme deel- wettelijk verplicht om een preventief gezondheids onderzoek te verrichten in groep 2 en groep 7 van het basisonderwijs en in klas 2 van het voortgezet onderwijs. Hiernaast is zij verplicht om onderzoek te verrichte op indicatie, groepsvoorlichting te geven en te monitoren. In 2005-2006 was het bereik voor de 3 contactmomenten 90% 93% en 73%. De JGZ 4-19 jaar spant zich in om de bereikcijfers te verhogen.

Effectieve interventies

De laatste jaren is de aandacht voor de effectiviteit van interventies erg toegenomen. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft in kaart gebracht wat effectieve interventies voor opvoedingsondersteuning zijn of kunnen worden (bijvoorbeeld, Stevig Ouderschap, Friends en Tripple P)

Kindermishandeling

In Bloemendaal wordt meer kindermishandeling gemeld als in de regio (“Kinderen in Tel”) en uit het Emovo- onderzoek van de GGD blijkt dat kindermishandeling ook meer voorkomt. Van de leerlingen uit Bloemendaal gaf 4% aan dat zij wel eens lichamelijk worden mishandeld (geschopt, geslagen, vastgebonden etc.) en 5% zegt dat dit vroeger wel eens gebeurde/ 3% wilde deze vraag niet beantwoorden. Regionaal geeft 3% aan lichamelijk te worden mishandeld en antwoord 4% “nu niet meer, vroeger wel”

Ook is gevraagd of men wel eens geestelijk mishandeld wordt (vaak getreiterd, gekleineerd of uitgescholden)

Vijf procent van de leerlingen uit Bloemendaal geeft aan wel eens geestelijk te worden mishandeld en 13% zegt dat dit nu niet meer gebeurt maar vroeger wel, 1% wilde de vraag niet beantwoorden. Regionaal geeft 7% aan geestelijk te worden mishandeld en 10% “nu niet meer, vroeger wel”.

Er is een nota aanpak problematische opvoedingssituaties geschreven en aangenomen door het college. In deze nota worden verschillende vormen van kindermishandeling beschreven en ook worden oorzaken genoemd. Oorzaken van kindermishandeling kunnen gelegen zijn:

  • -

    in het kind (huilbaby, buitenechtelijk kind, overactief kind)

  • -

    in de ouders (psychische en psychiatrische problemen, verslaving, negatief zelfbeeld, slecht kunnen

beheersen van emoties, zelf als kind mishandeld zijn, gebrek aan pedagogisch besef en sensitiviteit, neiging

tot het negatief interpreteren van het gedrag van het kind

  • -

    in het gezin (autoritaire opvoedingsstijl, echtscheiding) en o.a.

  • -

    sociale gezinsfactoren (sociaal isolement, conflicten gezin en omgeving)

In de nota zijn verschillende maatregelingen voorgesteld om het aantal gevallen van kindermishandeling in Bloemendaal te doen afnemen, zoals:

  • -

    aanpak van de kindermishandeling als onderdeel van het huiselijk geweld

  • -

    het organiseren van openbare thema-avonden

  • -

    voorlichting en training signalering kindermishandeling en implementatie meldcode

  • -

    uitbreiding opvoedondersteuning op de basisscholen (mobiele teams)

  • -

    invoering van de effectief bewezen of veelbelovende interventies “Stevig Ouderschap” en “Friends” en

  • -

    onderzoek verrichten naar risicofactoren voor problematische opvoedsituaties in Bloemendaal.

Afstemming in de keten

Een belangrijk doel van de Wet op de jeugdzorg is dat de afzonderlijke schakels in de keten op elkaar aansluiten. Ketensamenwerking is een middel om de zorg- en hulpverlening rondom het kind goed te organiseren. Door te omschrijven wie wat wanneer doet kan men voorkomen dat kinderen tussen wal en schip vallen. De provincie moet regelmatig met de gemeenten overleggen om ieders aandeel in de zorg goed op elkaar af te stemmen.

Algemene voorliggende voorzieningen Bureau Jeugdzorg Geïndiceerd zorgaanbod

huisarts, jeugdgezondheidszorg, scholen, indicering: Jeugd- GGZ

algemeen maatschappelijk werk etc. jeugdbescherming, Justitiële jeugdreclassering jeugdinrichtingen AMK

Centrum voor Jeugd en Gezin.

Waarom een CJG?

De laatste jaren is er een toegenomen inzicht in het belang van jeugdbeleid en opvoed- en opgroeionder-steuning. Er zijn goede basisvoorzieningen aanwezig om jongeren in hun gezondheid en ontwikkeling te stimuleren en om ouders te ondersteunen bij de opvoeding en om problemen te voorkomen, te signaleren en aan te pakken. Toch vallen er in de hulpverlening kinderen tussen wal en schip, kan er meer worden gedaan om vroegtijdig problemen te signaleren en werken instanties nog onvoldoende samen. Het Kabinet wil met de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin dat snel, goed en gecoördineerd advies en hulp op maat vanzelfsprekend wordt. De CJG’s moeten laagdrempelige fysieke inlooppunten zijn waar ouders, kinderen en jongeren voor alles aangaande opgroeien en opvoeden terecht kunnen.

CJG profiel

* bundelt lokale functies en taken op het gebied van gezondheid, opgroeien en opvoeden

* is een fysiek en laagdrempelig inlooppunt

* is in elke gemeente en/of wijk te vinden onder dezelfde naam

* richt zich op preventie en signalering en biedt advies en hulp

* coördineert en schakelt bij zwaardere problematiek met alle mogelijke voorzieningen op jeugdbeleid,

gezondheidszorg en jeugdzorg

* werkt van en voor een doelgroep van kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar en hun ouders

* is tevens vraagbaak voor professionals

* streeft naar uniforme signalering

* maakt gebruik van de verwijsindex en het elektronisch kinddossier

Gemeentelijke regie

De gemeente is verantwoordelijk voor de realisering van en de regie op de CJG’s. De provincies sluiten daar met hun Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders nauw op aan. Het Rijk zal zich buigen over een mogelijk wettelijk kader en stelt een bedrag oplopend tot 441 miljoen in 2011 beschikbaar. In 2011 dient in elke gemeente een CJG zijn.

Basismodel CJG

Om de naam CJG te mogen gebruiken moet het volgende worden gebundeld:

  • A.

    jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus en GGD)

  • B.

    vijf WMO functies (inclusief gezinscoaching en opvoedondersteuning)

  • C.

    schakel met Bureau Jeugdzorg

  • D.

    schakel Zorg- en Adviesteams

Lokaal maatwerk

Naast het basismodel zijn er veel voorzieningen die op basis van lokaal maatwerk aan het CJG kunnen worden gekoppeld, bijvoorbeeld:

* eerstelijnszorg, zoals kraamzorg, verloskunde

* leerplichtambtenaren

* peuterspeelzalen en kinderopvang

* welzijnswerk: algemeen maatschappelijk werk en jongerenwerk

* jeugd ggz

* jeugdloket werk en inkomen

* schuldhulpverlening

* politie en justitie

* brede school

Er zal apart besluitvorming volgen over welke voorzieningen gekoppeld zullen worden.

Wat gebeurt er

Een subsidie verlenen aan de Jeugdgezondheidszorg Kennemerland die de jeugdgezondheidszorg aan de 0-4 jarigen verzorgt

De GGD ontvangt, als onderdeel van de Hulpverleningsdienst Kennemerland, in het kader van de gemeen-schappelijke regeling jaarlijks een bedrag ten behoeve van het uitvoeren van de jeugdgezondheidszorg 4-19 jaar.

Momenteel functioneren het regionale netwerk jeugdhulpverlening 12+ (waar o.a. de intern begeleiders van de VO -scholen aan deelnemen) en het lokale netwerk jeugdhulpverlening 12- (waar o.a. de intern bege-leiders van de basisscholen en de peuterspeelzaalleidsters aan deelnemen). Beide netwerken worden door de gemeente gesubsidieerd. Na evaluatie van het lokale netwerk zal voortgang van subsidiering aan een welzijnsorganisatie c.q. uitbesteding aan de JGZ bezien worden.

Met ingang van 1 september 2007 zijn de mobiele teams, werkzaam op de basisscholen, uitgebreid van 10 naar 15 uur per week. Een en ander wordt ingevuld door de JGZ/GGD en door OOK, pedagogische expertise-groep.

Het is zaak dat zoveel mogelijk gewerkt wordt met interventies/programma’ s die hun effectiviteit in de praktijk hebben bewezen, zoals ‘Stevig Ouderschap’, ‘Friends’ en ‘Triple P’. Om de docenten vertrouwt te maken opdat ze het programma Friends in de nabije toekomst zelf kunnen uitvoeren zijn twee regionale bijeenkomsten gepland. Hiernaast hebben de scholen incidenteel behoefte aan pedagogische ondersteuning in de groep.

Door de Jeugdgezondheidszorg Kennemerland (0-4 jaar) wordt de interventie “Stevig Ouderschap” uitgevoerd. Door OOK, pedagogische expertisegroep wordt de interventie “Friends” uitgevoerd en de pedagogische ondersteuning.

De naam 'Triple P' staat voor positief pedagogisch programma. Het oorspronkelijk Australische programma voor opvoedingsondersteuning is bedoeld voor ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar. Triple P is een laagdrempelig, integraal programma met als doel (ernstige) emotionele en gedragsproblemen bij kinderen te voorkomen door het bevorderen van competent ouderschap. Dit programma wordt nog mondjesmaat toegepast.

Er zal opdracht gegeven worden aan een universiteit om onderzoek te verrichten naar de risicofactoren voor problematische opvoedsituaties in Bloemendaal. De kosten van een dergelijk onderzoek zijn nog niet bekend.

Aanpak van de kindermishandeling als onderdeel van het huiselijk geweld. Dit wordt in regionaal verband aangepakt.

Er zullen openbare thema-avonden georganiseerd worden over:

  • -

    het stellen van regels en grenzen

  • -

    over alcohol- en drugsgebruik

  • -

    over beter omgaan met pubers

Door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling worden voorlichting, trainingen en workshop gegevens aan peuterspeelzaalleidsters en aan alle docenten van de basisscholen. Het is de bedoeling dat ook de docenten van de VO- scholen, vrijwilligers, huisartsen, de gebiedsgebonden agenten, de mentorspecialist jeugd van de politie en de logopedistes een voorlichting en een training signalering kindermishandeling zullen krijgen.

Er zal, via de gemeentelijke website en de periodieke gemeentelijke advertentie, (meer) bekendheid worden gegeven aan het Advies- en Meldpunt voor Kindermishandeling (AMK) en de Kindertelefoon

Er zal bekendheid worden gegeven aan www.kiezenvoorjeugd.nl: de website bestemd voor alle ouders en opvoeders in Haarlem en omstreken, bijv. via een link naar de website van Bloemendaal. Bezien zal worden of op de website ook specifiek Bloemendaalse informatie kan worden opgenomen.

De in Haarlem gevestigde Opvoedwinkel – onderdeel van Bureau Jeugdzorg – ontvangt een structurele subsidie. De subsidieverlening wordt beëindigd. Het vrijvallende bedrag zal op andere wijze aan opvoedings-ondersteuning worden besteed.

In het najaar van 2007 wordt er een regionale jeugdconferentie georganiseerd over het preventieve jeugdbeleid (“opgroeien in Kennemerland”) Veel aandacht zal er besteed worden aan de mening van de jongeren omtrent het op te zetten Centrum voor Jeugd en Gezin

Er zal een brochure gemaakt worden waarin informatie staat over alle Bloemendaalse en regionale activiteiten, waaraan alle ouders en kinderen mee kunnen doen. Hierover zal u separaat geïnformeerd worden.

Er wordt binnen de gemeentegrenzen een vast Centrum voor Jeugd en Gezin gerealiseerd. Een mobiele variant behoort, naast het vaste centrum, tot de mogelijkheden

beoogde resultaten

  • ·

    een afname van het aantal gevallen van kindermishandeling in Bloemendaal met minimaal 10% in 2011 ten opzichte van 2006.

  • ·

    een Centrum voor Jeugd en Gezin binnen de gemeentegrenzen

  • ·

    een gevarieerd en toereikend aanbod aan informatie over opvoeden en opgroeien ten behoeve van ouders, kinderen en jongeren, zowel in digitale als in niet-digitale vorm

  • ·

    meer bekendheid geven aan de Kindertelefoon en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (via de provincie)

  • ·

    inzicht hebben in de risicofactoren die ten grondslag liggen aan de problematische opvoedsituaties in Bloemendaal

  • ·

    inzicht hebben in het aantal risicogezinnen en risicokinderen in Bloemendaal en deze gezinnen en kinderen via het op te richten Centrum Jeugd en Gezin hulp bieden.

  • ·

    ouders die bekend zijn met en tevreden zijn over de kwaliteit van de door de gemeente georganiseerde themabijeenkomsten

  • ·

    scholen (en ouders die bekend zijn met en) tevreden zijn over de inzet van de mobiele teams

  • ·

    scholen (en ouders die bekend zijn met en) tevreden zijn over het programma Friends

  • ·

    scholen die tevreden zijn over de incidentele pedagogische trainingen op maat

  • ·

    docenten/toekomstige trainers “friends” die tevreden zijn over de regionale bijeenkomsten

  • ·

    inwoners die bekend zijn met de inspanningen/activiteiten van de gemeenten op het gebied van het preventief jeugdbeleid en dit als voldoende beoordelen

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

* voorbereidingskosten voor het (mobiele) Centrum voor Jeugd en Gezin p.m.

* kosten voor het (mobiele) Centrum voor Jeugd en Gezin p.m.

* kosten in verband met het organiseren, maken en verspreiden van brochures

met informatie over alle Bloemendaalse en regionale activiteiten voor ouders € 5.000

en kinderen

* kosten voor mobiele teams in verband met de verhoging van de uurprijs van

de GGD en Stichting Kontext € 25.000

* kosten van het programma Friends € 6.000

* pedagogische ondersteuning op school € 14.500

11. het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten en ervoor zorgen dat zoveel mogelijk jongeren met een startkwalificatie het onderwijs verlaten

voor wie

leerplichtige jongeren en hun ouders/opvoeders

waarom

Het beleid van de landelijke overheid is erop gericht dat zoveel mogelijk jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie (MBO-2/HAVO). Een deel van de inspanningen om deze doelstelling te bereiken wordt lokaal verricht. Ook in Bloemendaal zijn jongeren die voortijdig het onderwijs verlaten of dreigen te verlaten. Voor de regio Kennemerland ondersteunt de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie in Haarlem voortijdig schoolverlaters bij het zoeken naar een passende opleiding.

Jongeren die nog geen startkwalificatie hebben behaald, worden aangemeld bij het RMC. Tussen RMC en de leerplichtambtenaren vindt regelmatig overleg plaats. De leerplichtambtenaar kan verbaliserend optreden. Er is sprake van een toename van het aantal uitgeschreven processen verbaal. De leerplichtambtenaar participeert in diverse samenwerkingsverbanden. Het aantal gevallen van absoluut (een leerling staat op geen enkele school ingeschreven)en relatief (een leerling staat ingeschreven, maar verzuimt) schoolverzuim dient tot een minimum te worden beperkt.

wat gebeurt er

Invulling geven aan de Kwalificatieplicht Per 1 augustus 2007 is de Kwalificatieplicht ingevoerd. Leerlingen die niet beschikken over een startkwali-ficatie (een diploma op HAVO of MBO2-niveau) blijven “kwalificatieplichtig” tot hun 18e verjaardag. Met de invoering van de kwalificatieplicht komt de “partiële leerplicht te vervallen. De leerplichtambtenaar dient er op toe te zien dat leerlingen die niet beschikken over een startkwalificatie tot hun 18e verjaardag op een school staan ingeschreven.

Actieve invulling ‘Dag van de Leerplicht’De handhaving van de leerplicht speelt een belangrijke rol bij het terugdringen van spijbelen en voortijdig schoolverlaten. Daarmee kan het ook bijdragen aan het terugdringen van crimineel gedrag bij jongeren. Om het belang van de leerplichthandhaving onder de aandacht te brengen van gemeentebesturen, politie, scholen, leerplichtige jongeren en hun ouders wordt jaarlijks een landelijke Dag van de Leerplicht georganiseerd. Dit is een overkoepelende naam voor alle activiteiten die te maken hebben met leerplicht en de handhaving ervan, die in het hele land plaatsvinden. De gemeente Bloemendaal heeft de afgelopen drie jaar een Dag van de Leerplicht georganiseerd.

LeerlingencontroleHet komt regelmatig voor dat ouders hun kinderen de vrijdag voor een vakantie ziek melden of gewoon niet naar school sturen om op deze wijze de vakantie met een dag te verlengen. Dit verzuim is uiteraard (artikel 4 van de Leerplichtwet) niet toegestaan. Door het houden van leerlingencontroles op de laatste dag voor een schoolvakantie probeert de leerplichtambtenaar dit verzuim tegen te gaan. Dergelijke controles worden van te voren door de leerplichtambtenaar aangekondigd.

Beoogde resultaten

  • ·

    geen absoluut schoolverzuim

  • ·

    door het formuleren van een beleid – en de scholen hierop eveneens aan te spreken – het relatief schoolverzuim zoveel mogelijk beperken. Periodiek overleg voeren met de scholen over het leerplichtbeleid.

  • ·

    actieve invulling van de jaarlijkse ‘dag van de leerplicht’

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

·extra uren leerplicht: p.m.

12. WMO-loket - bibliotheek - zorgen voor een anti-discriminatievoorziening

voor wie

alle inwoners

waarom

Een goed functionerend en laagdrempelig, WMO-loket – digitaal loket

Een van de belangrijke opdrachten die de WMO de gemeenten geeft, is het verstrekken van informatie en advies aan inwoners over maatschappelijke ondersteuning. De regering verwijst daarbij in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel naar de één-loketgedachte. Burgers zouden zich in beginsel nooit meer dan een keer tot een overheidsloket behoeven te wenden met een vraag. Dit betekent dat overheidsinstellingen hun back-offices zodanig moeten verbinden dat vragen van burgers op een laagdrempelige manier kunnen worden doorgeleid.

Voor het gemeentelijk WMO-loket, dat is ondergebracht bij Welzijn Bloemendaal, betekent dit dat in ieder geval sluitende afspraken moeten zijn gemaakt met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de samen-loop tussen AWBZ-zorg en ondersteuning die wordt geboden in het kader van de WMO. Deze opdracht wordt in de WMO ook nadrukkelijk aan de gemeente(n) gegeven. Daarnaast kan de gemeente afstemming zoeken met andere aanbieders van publieke diensten om tot een integrale benadering van burgers te komen. Een dergelijk lokaal loket vraagt goed opgeleide medewerkers.

Wat gebeurt er

Het loket – het centrale punt voor advies en informatie – is toegankelijk voor inwoners die zelf ondersteuning nodig hebben, maar ook voor vrienden, familieleden en mantelzorgers van inwoners met een beperking of (chronische) ziekte, voor ´professionals’ en voor inwoners die zelf ondersteuning willen bieden. Er is één telefoonnummer voor informatie en advies.

Het huidige loket voldoet in minimale vorm aan de eisen die aan een digitaal loket worden gesteld. Het loket is via een website en e-mail bereikbaar. Hierbij is het relevant om onderscheid te maken tussen enerzijds eenzijdige informatieverstrekking en anderzijds interactieve communicatie. Bij interactieve communicatie is het loket via internet toegankelijk. De klant heeft de mogelijkheid om een vraag via e-mail te stellen en daar ook binnen korte tijd antwoord op te krijgen. Deze mogelijkheid kan uitgebreid worden tot het via internet invullen van formulieren om bijvoorbeeld diensten aan te vragen. Dit vraagt om medewerking van alle partijen die in het loket diensten aanbieden en om geavanceerde webapplicaties die de kosten voor het loket aanzienlijk kunnen verhogen.

Het digitale loket moet daarnaast ook de mogelijkheid bieden voor de gebruiker om zelf informatie en diensten te kunnen vinden. Het ligt voor de hand om hierbij een goede sociale kaart toegankelijk te maken, die interactief met een uitgebreide zoekfunctie te gebruiken is. Deze sociale kaart moet liefst zo uitgebreid zijn, dat hij ook voor medewerkers van het loket zelf afdoende is. De meeste (digitale) sociale kaarten zoals ze nu bestaan, zijn vooral toegespitst op de ‘traditionele’ doelgroepen: ouderen en gehandicapten. De informatievoorziening dient uiteindelijk te worden verbreed naar alle doelgroepen van de Wmo. Dus ook verslaafden, daklozen, jongeren en hun ouders, slachtoffers van huiselijk geweld moeten een beroep kunnen doen op de informatievoorziening die het loket biedt.

Meerdere organisaties zijn op dit moment bezig met de ontwikkeling van digitale kaarten. Indien de informa-tie op deze verschillende kaarten juist en volledig is kan dit voor burgers/instellingen voordelen bieden: men kan op meerdere plekken naar dezelfde informatie zoeken.

Bibliotheek: bron van informatie en ontmoetingsplek

Sedert 1 januari 2006 wordt het bibliotheekwerk binnen de gemeente verzorgd door de openbare (basis) bibliotheek Duinrand. Deze is ontstaan uit fusie van een aantal bibliotheken in/buiten de regio. De fusie is het gevolg van het rijksbeleid tot herstructurering van het bibliotheekwerk in Nederland. Doel van de herstructurering is/was bibliotheken in Nederland in staat te stellen op een vernieuwende wijze uiting te geven aan hun basisfuncties, te weten de informatieve, de educatieve, de culturele en de ontmoetingsfunctie.

Duinrand heeft in de gemeente Bloemendaal twee vestigingen: in Vogelenzang en in Bloemendaal. Daarnaast heeft de mobiele bibliotheekbus twee halteplaatsen in Aerdenhout.

Een goed bereikbare bibliotheek die, samen met andere organisaties op sociaal, educatief en cultureel gebied,voor iedereen toegankelijke voorzieningen biedt voor informatie, educatie, cultuur en ontmoeting levert een belangrijke bijdrage aan de zelfredzaamheid van inwoners en de sociale samenhang. Met een aantal voorzieningen/activiteiten richt de bibliotheek zich specifiek op enkele (Wmo) doelgroepen:

Jeugd in de voorschoolse periode

  • ·

    er bestaan aparte collecties voor zowel peuterspeelzalen als kinderdagverblijven

  • ·

    er is voorlichtingsmateriaal voor zowel ouders als peuterleidsters aanwezig

  • ·

    er vinden activiteiten als peutertheatervoorstellingen en voorleesontbijt(en) plaats

Jeugd in de basisschoolleeftijd

  • ·

    De bibliotheek beschikt over informatieve (thema)collecties en collecties

  • ·

    Er is een programma met activiteiten voor alle jaargroepen gericht op media-educatie en/of leesbevordering

  • ·

    Er zijn activiteiten, gericht op het individuele kind, rondom de Kinderboekenweek

  • ·

    De bibliotheek is actief in het kader van de ‘Nationale Voorleesdagen’, ‘Promotie Kinderjury en Jonge Jury’ en de regionale voorronde van de landelijke voorleeswedstrijd

Kinderen met een leeshandicap

·de bibliotheek beschikt over een ‘makkelijk lezen kast’ met boeken, meelees- en luisterboeken

Ouders van jonge kinderen en adolescenten

  • ·

    lezingen over opvoedkundige onderwerpen

  • ·

    internet

  • ·

    gratis raadpleegbare databanken

De vereniging van Openbare bibliotheken, waarbij bibliotheek Duinrand is aangesloten, heeft daarnaast een website voor ‘iedereen in het onderwijs’ opgezet: www.schoolbieb.nl

Ouderen: actief 65+

  • ·

    introductiecursussen internet

  • ·

    leeskringen voor ouderen

  • ·

    interbibliothecair leesverkeer voor studerenden (hovo: hoger onderwijs voor ouderen)

Ouderen: aan huis gebonden

·bibliotheek-aan-huis service

Ouderen wonend in een zorgcentrum

  • ·

    uitleenpunten in De Rijp en de Wildhoef

  • ·

    voorlezen

Allochtonen/inburgeraars

·(mini) collecties in de moedertaal

Mensen met een zintuiglijke handicap

  • ·

    voorlichting Nederlandse Luister- en Brailllebibliotheek

  • ·

    Uitlening daisyrom’s en daisyromspeler

  • ·

    Uitlening luisterboeken

Mensen met een verstandelijke handicap/leeshandicap

  • ·

    voornemen tot opzetten van leesbevorderende activiteiten

  • ·

    voornemen tot opzetten van een Makkelijk Lezen Punt (MLP)

De activiteiten worden zo mogelijk steeds in samenwerking met andere culturele en welzijninstellingen georganiseerd (bijv. Welzijn Bloemendaal). Er bestaat geen aanleiding ingrijpende wijzigingen in het aanbod door te voeren.

Ontmoetingsfunctie

Daarnaast functioneert de bibliotheek als ontmoetingsruimte voor alle bezoekers, in het bijzonder door het aanbieden van een leesruimte met kranten en tijdschriften. Gezien de huidige belangstelling is er behoefte aan een grotere lees- en studieruimte. Door verplaatsbaar meubilair kan deze ruimte ook gebruikt worden voor lezingen en workshops voor maximaal 30 personen. Een grotere leeszaal/ontvangstruimte zou ook mogelijkheden bieden tot een platform voor maatschappelijk debat.

Toekomst bibliobus Aerdenhout

Tot 1 januari 2009 subsidieert de provincie Noord-Holland de bibliobus met € 5.500. Door deze subsidie zijn de kosten voor Duinrand c.q. de gemeente te overzien. In 2008 kost de bibliobus € 8.500. Als de subsidie vervalt stijgen de jaarlijkse kosten tot € 14.000. Aangezien in het kader van dit WMO plan de mogelijkheden voor een ontmoetingsruimte in Aerdenhout onderzocht gaan worden, ligt het voor de hand om de toekomst van de bibliotheekvoorziening in Aerdenhout mee te nemen. Wellicht kan een ontmoetingsruimte gecombineerd worden met een uitleenpunt of is de combinatie met een school een mogelijkheid.

Antidiscriminatievoorziening.

Het rijk streeft er naar om met ingang van 2008 een landelijk dekkend netwerk te realiseren van voorzieningen waar burgers klachten over discriminatie kunnen melden. Dit kan een regionale voorziening zijn. Inwoners van Bloemendaal hebben nog geen officieel toegang tot een dergelijke voorziening, maar kunnen – desgewenst – al met hun klacht terecht bij het Anti Discriminatie Bureau Haarlem. (www.adbhaarlem.nl). Het ligt voor de hand dat de gemeente Bloemendaal zich, uiterlijk in 2008, in formele zin bij dit bureau aansluit.

Beoogde resultaten

  • ·

    uiterlijk in 2008 als gemeente aangesloten zijn bij het (een Anti Discriminatie Bureau (Haarlem)

  • ·

    het lokaal loket uitbouwen tot ook een volwaardig digitaal loket, o.a. inhoudende dat de aanvraagprocedure digitaal kan worden afgewikkeld en dat het loket beschikt over een up-to-date sociale kaart

  • ·

    gelijkluidende informatie over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning op de websites van stichting Welzijn Bloemendaal en de in de intergemeentelijke sociale dienst samenwerkende gemeenten

  • ·

    het aanbod van de bibliotheek aan voorzieningen/informatie ten behoeve van specifieke doelgroepen minimaal op het huidige niveau handhaven

  • ·

    inwoners die, via het periodiek tevredenheidsonderzoek, het lokaal loket beoordelen met minimaal een 7 (of een vergelijkbare beoordeling)

  • ·

    een- of tweemaal per jaar een krant, met voor vrijwilligers relevante informatie

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • ·

    kosten (aansluiting) Anti Discriminatie Bureau: p.m.

  • ·

    extra kosten bibliotbus: € 5.500

13. vrijwilligers faciliteren, ondersteunen en tonen van waardering voor hun werk. Stimuleren van nieuwe groepen mensen in de samenleving tot vrijwilligerswerk.

Voor wie

alle inwoners, echter in het bijzonder vrijwilligers(organisaties)

waarom

Vrijwilligerswerk is, naast mantelzorg, een van de pijlers waar de WMO op rust. Vrijwilligers zijn onmisbaar voor de sociale samenhang in de samenleving. Ze verzetten enorm veel werk op uiteenlopende maatschappelijke terreinen en staan voor zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Dat is altijd al zo geweest; de komst van de WMO verandert daar op zich niets aan. Met de WMO heeft de ondersteuning van vrijwilligers een wettelijke basis gekregen. De scheidslijn tussen vrijwilligerswerk en mantelzorg valt niet scherp te trekken. Beide groepen verlenen ‘diensten aan de samenleving’; een verschil is dat vrijwilligers ervoor kiezen, terwijl mantelzorgers eigenlijk geen keuze hebben.

In 2005 heeft vanwege de beëindiging van de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk (TSV) een herijking van het beleid m.b.t. vrijwilligers plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de notitie “Het maatschappelijk hart van Bloemendaal, vrijwilligerswerkbeleid 2005 t/m 2010”, waarin voor de periode 2005/2010 voor het vrijwilligersbeleid als (sub)doelen zijn geformuleerd:

  • -

    faciliteren vrijwilligerswerk

  • -

    tonen van waardering voor vrijwilligerswerk

Faciliteren vrijwilligerswerk

Vrijwilligersorganisaties stellen (financiële) ondersteuning zeer op prijs. Jaarlijks kunnen organisaties een subsidieaanvraag bij de gemeente indienen voor versterking van de organisatie rondom het vrijwilligerswerk. Hiervoor is een structureel bedrag van € 8.000,-- beschikbaar. Vanwege dit relatief beperkte bedrag is de regeling slechts toegankelijk voor instellingen uit de sectoren zorg, welzijn en sport. Er wordt daarnaast ook nog gewerkt met een subsidieplafond. De gemeente verstrekt daarnaast aan de Vrijwilligerscentrale Haarlem een jaarlijkse subsidie.

Tonen van waardering

Bestuurlijke aandacht en waardering van het gemeentebestuur voor het vrijwilligerswerk zijn belangrijk. Jaarlijks wordt in het gemeentehuis, als blijk van waardering, dan ook een bijeenkomst voor alle lokale vrijwilligers georganiseerd. Voor de organisaties is de aanwezigheid van het college en gemeenteraadsleden een mooie gelegenheid contact te hebben met bestuurders en volksvertegenwoordigers. Tweede voordeel van een dergelijke bijeenkomst in het gemeentehuis is de mogelijkheid om onderling contact te leggen.

Knelpunten

Uit medio 2007 met een groot aantal op vrijwilligersgebied werkzame instellingen gevoerd overleg is gebleken dat het vrijwilligerswerk ondersteuning behoeft die beduidend verder gaat dan waartoe in 2005 is besloten. Het vrijwilligerswerk in Bloemendaal (en de regio) heeft te maken met de volgende knelpunten/problemen:

  • ·

    Er is sprake van een tekort aan ‘geschikte’ en jonge(re) vrijwilligers. Dit tekort is het sterkst bij zorg- en hulpverleningsorganisaties

  • ·

    Er valt een toename te constateren van ‘kwetsbare’, moeilijk bemiddelbare vrijwilligers; vrijwilligers ‘met een beperking of vlekje’ hebben (te) weinig mogelijkheden;

  • ·

    Er zijn te weinig (faciliteiten voor) maatschappelijke stageplekken;

  • ·

    Er is een gebrek aan financiële middelen, o.a. voor scholing/deskundigheidsbevordering en voor activiteiten;

  • ·

    De naamsbekendheid van vrijwilligerswerk en steuninstellingen dient te worden vergroot;

  • ·

    Gebrek aan waardering ‘van de gemeenschap’, dit komt mede doordat veel vrijwilligerswerk achter de schermen gebeurt;

  • ·

    Er vindt onvoldoende afstemming plaats tussen ‘vraag en aanbod’;

wat gebeurt er

Continueren jaarlijkse ‘dag van de vrijwilligers’: een uiting van waardering van ‘de samenleving’ voor het vrijwilligerswerk.

Gemeentelijke subsidieregeling vrijwilligerswerk herzien. Verbreding van de doelgroep/reikwijdte ligt voor de hand. De huidige regeling brengt voor de gemeente en de organisaties administratieve lasten met zich mee. Bezien zal worden of er voor vrijwilligers collectieve activiteiten (scholing/verzekeringen) kunnen worden georganiseerd of ingekocht.

Een budget beschikbaar stellen voor het (extra) begeleiden van ‘moeilijk bemiddelbare’ vrijwilligers.

Publiciteit geven aan c.q. aandacht voor vrijwilligerswerk vergroten door:

·enkele malen per jaar, in de gemeentelijke advertentie, aandacht aan vrijwilligerswerk (en

mantelzorg) te besteden;

·een- of tweemaal per jaar een lokale vrijwilligerskrant uit te brengen (met door vrijwilligers/vrijwilligersorganisaties aangedragen informatie). Dit als onderdeel van de WMO-krant;

Afstemming tussen vraag en aanbod van vrijwilligers via digitale lokale databank die gekoppeld is met databank van de Vrijwilligerscentrale Haarlem.

Continueren subsidieverlening aan Vrijwilligerscentrale Haarlem.

Stichting Thuiszorg Gehandicapten vervult een belangrijke taak op het gebied van vrijwilligershulp. Ter ontlasting van de familie nemen vrijwilligers de zorg thuis tijdelijk over, zodat ouders van een gehandicapt kind een avondje uit kunnen.

Beoogde resultaten

  • ·

    vrijwilligers, via de jaarlijkse dag van de vrijwilligers, het gevoel geven dat ‘de samenleving’ waardering heeft voor het werk dat zij verrichten

  • ·

    per jaar vijf moeilijk bemiddelbare vrijwilligers begeleiden c.q. aan (vrijwilligers)werk helpen

  • ·

    via een gemeentelijke subsidie zoveel mogelijk organisaties/instellingen een steuntje in de rug geven wat betreft de versterking van de organisatie rondom het vrijwilligerswerk

  • ·

    een digitale vrijwilligersbank waar vraag en aanbod gekoppeld worden

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • ·

    kosten ‘dag van de vrijwilligers’’: € 10.000

  • ·

    subsidie Stichting Thuiszorg Gehandicapten € 10.000

  • ·

    kosten begeleiding ‘moeilijk bemiddelbare vrijwilligers’: € 5.000

  • ·

    kosten ‘vrijwilligerskrant: € 3.000

  • ·

    verhoging budget ondersteuning vrijwilligers: € 6.000

  • ·

    digitale vrijwilligersbank €3.000

14. ondersteuning bieden aan mantelzorgers

voor wie

alle inwoners, echter in het bijzonder mantelzorgers

waarom

Mantelzorg is een omvangrijk en noodzakelijk onderdeel van de zorg. Mantelzorg wordt meestal verleend uit betrokkenheid, maar kan zeer ingrijpend zijn voor wat betreft maatschappelijk functioneren en emotionele belasting. Mantelzorgers kunnen op verschillende terreinen problemen ondervinden:

  • ·

    combinatie van werk en zorg;

  • ·

    combinatie van sociale activiteiten en zorg;

  • ·

    het (niet) op gezette tijden afstand kunnen nemen van de zorgtaak;

  • ·

    de voor zorg noodzakelijke kennis, de met de zorg verbonden kosten, en;

  • ·

    de relatie met de professionals in de zorg.

Als uitgegaan wordt van het landelijk percentage verlenen rond de 3.000 inwoners van Bloemendaal (van 18 jaar en ouder) mantelzorg. De helft van de mantelzorgers heeft een leeftijd van tussen de 35 en 65 jaar. Mantelzorgers zijn relatief vaak vrouw (ca. 58%). 20% van de mantelzorgers geeft hulp binnen de eigen huishouding. 80% zorgt voor iemand buiten de eigen huishouding. In bijna de helft van deze gevallen gaat het dan om hulp aan bejaarde ouderen. Een klein deel van de mantelzorgers, 8% voelt zich zwaar over overbelast. In Bloemendaal gaat het dan om een groep van ca. 250 personen.

De verwachting is dat in Nederlandse gezinnen het risico van een dubbele zorglast, voor kinderen en ouders, toeneemt. Dit doordat men tegenwoordig meer op relatief late leeftijd kinderen krijgt.

De laatste jaren is er aandacht ontstaan voor enkele aspecten van mantelzorg: allochtone mantelzorgers, jonge mantelzorgers (ongeveer 10 procent van de jongeren tussen 12 en 15 jaar verricht mantelzorgtaken) en de relatie tussen mantelzorg en huiselijk geweld. Bij jonge mantelzorgers gaat het vaak om zorg voor een jonger gezinslid met een ernstige lichamelijke handicap of om zorg voor een ouder met een ernstige ziekte, een handicap, psychische problemen of een verslavingsprobleem. Naar de specifieke problemen van jonge mantelzorgers is nog weinig onderzoek gedaan.

Uit vragen ter meting van de belasting (landelijk onderzoek) waar mantelzorgers mee te maken hebben komt het beeld naar voren van een zwaar belaste groep mensen (claimgedrag verzorgde, onkosten, fysieke problemen). 83% van de mantelzorgers is een of meerdere keren geconfronteerd met vormen van overbelasting. Mantelzorg wordt voor ruim 60 procent gegeven aan ouders of partner. De meest omvangrijke categorie is ouderdom, gevolgd door chronische ziekte. Tweederde van de mantelzorgers heeft extra kosten gerelateerd aan de mantelzorg en de mantelzorgers derven jaarlijks 450 mln. euro aan inkomsten door het geheel of gedeeltelijk opzeggen van betaald werk.

professionele hulpverlening en mantelzorg

In 2001 is geconstateerd (rapport Zorg nabij) dat er vanuit de professionele zorgverlening aandacht moet zijn voor het ‘systeem’ waar zowel de cliënt als de mantelzorger deel van uit maken. De professionele organisaties worden van belang geacht voor zowel de feitelijke ondersteuning van mantelzorgers als het aanbieden van respijtzorg die de druk op mantelzorgers kunnen verlichten. Het algemene beeld over de wijze van omgang van professionele organisaties met mantelzorgers is dat er op onderdelen verbetering heeft plaatsgevonden sinds 2001, maar dat de situatie nog verdere verbetering behoeft. Dit beeld is vooral gebaseerd op opvattingen van steunfuncties. De mantelzorgers zelf tonen zich behoorlijk tevreden over de wijze waarop professionele organisaties met hen omgaan.

indicatiestelling

De indicatiestelling is van invloed op de belasting van de mantelzorger. Indicatiestelling voor zorgfuncties vindt plaats binnen het kader dat is gegeven door het besluit Zorgafspraken en het Zorgindicatiebesluit. In het proces van indicatiestelling moet er door de indicatieadviseur nadrukkelijk op worden gelet dat dit niet ten koste gaat van de participatie van de mantelzorger aan het maatschappelijk leven. Om te bereiken dat indicatieadviseurs zich (kunnen) baseren op algemeen aanvaarde uitgangspunten en opvattingen over hetgeen redelijkerwijs van een mantelzorger verwacht kan worden aan daadwerkelijke inzet zijn landelijk geldende protocollen opgesteld.

Met ingang van 2005 wordt gebruik gemaakt van het werkdocument Gebruikelijke Zorg als richtlijn voor de indicatiestelling. Gebruik van normering rond gebruikelijke zorg heeft er overigens toe geleid dat het aantal aanvragen voor huishoudelijke verzorging is afgenomen, en de druk op mantelzorgers blijvend is verhoogd. Rond de positie van mantelzorgers blijkt een tweezijdig beeld: enerzijds geeft men in grote meerderheid aan betrokken te zijn bij indicatiestelling, anderzijds geeft men aan dat in de helft van de gevallen de eigen situatie niet ter sprake is geweest. In ruime meerderheid is men tevreden over de omvang van de toegewezen zorg (thuiszorg, respijtzorg etc.).

respijtzorg

Respijtzorg is een vorm van (tijdelijke) overname van de zorg die de mantelzorger biedt, door vrijwilligers en/of door professionele instellingen. Respijtzorg kan zowel buitenshuis als thuis worden geboden. Thuis kan de overnemende zorg geboden worden door vrijwillige thuishulp of door thuiszorginstellingen. De aandacht voor respijtzorg in de professionele geledingen en het aanbod in kwantitatieve en kwalitatieve zin is in de afgelopen jaren toegenomen. Landelijke organisaties in de zorg verschillen van mening over de mate waarin het bestaande aanbod adequaat is. Wel is duidelijk dat de mogelijkheden van respijtzorg bij grote groepen mantelzorgers niet bekend zijn, en dat er bij mantelzorgers en verzorgden drempels bestaan om respijtzorg in te roepen.

arbeid en zorg

Vooral afgaande op de inzichten van de steunpunten en de (andere) professionals lijkt het erop dat op het punt van de combinatie van arbeid en zorg sinds 2001 betrekkelijk weinig voortgang is geboekt. De voornaamste veranderingen sinds 2001 zijn de invoering van de Wet Arbeid en Zorg – met voor een aantal situaties de mogelijkheid tot (onbetaald) zorgverlof – en de versoepeling van de sollicitatieplicht. De verlofmogelijkheden die de Wet Arbeid en Zorg biedt – in principe kort durende verloven - sluiten niet aan bij langdurige en tijdsintensieve situaties van mantelzorg. De versoepeling van de sollicitatieplicht wordt verwelkomd; de effecten daarvan zijn nog niet vast te stellen.

financiën

Met betrekking tot de financiële aspecten worden over het algemeen het persoonsgebonden budget (pgb) en de fiscale aspecten van mantelzorg genoemd. Een pgb is een belangrijk instrument om tot zorg op maat te komen. Primair doel is verzekerden zelf de gelegenheid te bieden de zorg te organiseren waar zij behoefte aan hebben. Professionals beschouwen het pgb over het algemeen als een goed instrument. Kanttekeningen hebben betrekking op de hoogte van de beschikbaar gestelde bedragen en de reikwijdte van de regeling. Op het terrein van fiscale faciliteiten hebben zich sinds 2001 geen wijzigingen plaatsgevonden. Door middel van voorlichtingsactiviteiten worden mantelzorgers gewezen op bestaande aftrekregelingen. Mantelzorgers kunnen kosten voor inwonende ouders, broers of zussen die zonder hulp van de mantelzorger aangewezen zouden zijn op professionele hulp, opvoeren als buitengewone uitgave voor de belasting. Een en ander neemt niet weg dat bij een behoorlijk deel van de mantelzorgers nog steeds de financiële kant van de zorgverlening een knelpunt vormt.

Wat gebeurt er

Subsidie (gaan) verlenen aan Tandem (voorheen Steunpunt Mantelzorg Zuid-Kennemerland).

Tandem dient in ieder geval informatie te verstrekken over:

  • ·

    respijtzorg

  • ·

    de financiële kant van de mantelzorg (persoonsgebonden budgetten, het maken van kosten en inkomensgevolgen)

  • ·

    jongere mantelzorgers

  • ·

    de Wet Arbeid en Zorg

Daarnaast moet Tandem in de gelegenheid worden gesteld periodiek lotgenotencontact te organiseren.

Budget beschikbaar stellen voor jaarlijkse Dag van de mantelzorg.

Een ondersteuningsaanbod voor jonge mantelzorgers (laten) ontwikkelen. Bij voorkeur in

overleg met de doelgroep.

Via de gemeentelijke advertentie en de WMO-krant niet alleen aandacht aan vrijwilligerswerk, maar ook aan mantelzorg(ers) besteden.

Extra ondersteuning aan mantelzorgers die kinderen verzorgen kan geboden worden door mantelzorgers als doelgroep van kinderopvang aan te merken.

beoogde resultaten

  • ·

    een informatiesteunpunt waar alle vragen over en van mantelzorgers tot tevredenheid beantwoord worden

  • ·

    mantelzorgers, via de jaarlijkse ‘dag van de mantelzorgers’, het gevoel geven dat de samenleving grote waardering heeft voor het vele en moeilijke werk dat zij verrichten

  • ·

    inzicht verkrijgen in het (globaal) aantal Bloemendaalse jonge(re) mantelzorgers (< 18 jaar) en hun specifieke wensen/problemen

  • ·

    mantelzorgers als doelgroep van kinderopvang aanmerken.

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • -

    kosten ‘dag van de mantelzorgers’: € 10.000

  • -

    subsidie Tandem € 8.000

  • -

    uitgaven kinderopvang mantelzorgers: p.m.

15. individuele voorzieningen

voor wie

  • -

    alle inwoners, echter met name

  • -

    mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem

  • -

    mensen met een psychosociaal probleem

  • -

    mantelzorgers

waarom

De WMO schrijft voor dat de gemeente in een verordening vastlegt aan de hand van welke regels de gemeente individuele voorzieningen verleent aan mensen met een beperking. Daarin moet ook worden aangegeven onder welke voorwaarden mensen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorzieningen in natura, het ontvangen van een financiële tegemoet-koming of een persoonsgebonden budget. De Bloemendaalse verordening is vastgesteld in de raadsvergadering van september 2006.

Uitgangspunt bij het verstrekken van een voorziening is het zg. compensatiebeginsel. Dit beginsel verplicht de gemeente om beperkingen te compenseren die iemand ervaart bij het voeren van een huishouden, bij het ontmoeten van mensen of in het vervoer. De gemeente is wel vrij om zelf te bepalen hóe ze daar invulling aan geeft. Aan het compensatiebeginsel is een motiveringsplicht gekoppeld. De gemeente móet beargumenteren dat een Wmo-voorziening tot compensatie van een beperking leidt. Hiermee heeft de gemeente een resultaatsverplichting.

Wat gebeurt er

De in de doelstelling genoemde onderdelen a t/m d zijn in de verordening als volgt uitgewerkt:

  • a.

    onder het voeren van een huishouden wordt verstaan: zowel het wonen, met name de woonvoorzieningen, als de uit de AWBZ overgekomen functie huishoudelijke verordening, in de verordening hulp bij het huishouden genoemd

  • b.

    zich verplaatsen in en om de woning: de rolstoel, inclusief de sportrolstoel

  • c.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: de vervoersvoorzieningen uit de Wvg

  • d.

    het ontmoeten van medemensen en het daaruit volgende aangaan van sociale verbanden wordt beschouwd als doelstelling voor de eerste drie verstrekkingenterreinen

De woon-, rolstoel- en vervoersvoorzieningen vielen tot 1 januari 2007 onder de (niet meer bestaande) Wet voorzieningen gehandicapten.

algemene voorzieningen

In de wet wordt de gemeente opgedragen ‘voorzieningen te treffen’. De wet stelt dus niet dat het steeds om individuele voorzieningen moet gaan. Om te voorzien in het snel en regelarm treffen van veel voorkomende eenvoudige voorzieningen is daarom in de verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning het begrip ‘algemene voorzieningen’ opgenomen. In de verordening is het begrip algemene voorziening geïntroduceerd voor alle onderdelen van het compensatiebeginsel. De mogelijkheid is geschapen voor:

  • -

    algemene woonvoorzieningen

  • -

    algemene hulp bij het huishouden

  • -

    algemene vervoersvoorzieningen

  • -

    algemene rolstoelvoorzieningen

Wat houden deze algemene voorzieningen concreet in? Het kan gaan om:

  • -

    scootermobielpools;

  • -

    rolstoelen voor incidenteel gebruik (rolstoelpools);

  • -

    collectief vervoer;

  • -

    klussen- en boodschappendiensten etcetera.

Deze opsomming is uitdrukkelijk niet limitatief, aangezien het een nieuw type voorziening betreft, waaraan de komende jaren invulling zal moeten worden gegeven. Met name op het terrein van hulp bij het huishouden is het een nieuw begrip.

Kenmerkend voor algemene voorzieningen is dat de gemeente deze voorzieningen organiseert, inkoopt en ter beschikking stelt, los van of vooruitlopend op individuele aanvragen terzake. Het zal in de regel gaan om steunpunten, depots, pools, waar de betreffende voorzieningen op voorraad worden gehouden, al dan niet op wijkniveau.

Algemene voorzieningen zullen, teneinde te bewerkstelligen dat de cliënt daadwerkelijk voordeel bij een dergelijke voorziening heeft, in de regel met een minimum aan procedures moeten worden aangeboden: met geen of slechts een lichte toegangstoets en zonder eigen bijdragen. (Potentiële) cliënten (b)lijken huiverig te zijn voor algemene voorzieningen en voorkeur te geven aan individuele. Dit is begrijpelijk maar niet geheel terecht. Algemene voorzieningen bieden een snelle en simpele oplossing voor een probleem, zonder bureaucratie en eigen bijdragen.

Eigen bijdragen

In de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007 is in artikel 6 vastgelegd, dat bij het verstrekken van individuele voorzieningen:

  • a.

    de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd is;

  • b.

    de (eventuele) financiële tegemoetkoming afgestemd wordt op het inkomen van de aanvrager.

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal is dit verder uitgewerkt. In dit besluit is vastgelegd, dat ‘slechts’ voor de voorziening ‘Hulp bij het huishouden’ een eigen bijdrage verschuldigd is. Er zijn vier tarieven vastgesteld: gehuwd/ongehuwd/jonger/ouder dan 65 jaar.

Onder de AWBZ bedroeg de opbrengst aan eigen bijdragen huishoudelijke verzorging € 348.000,-. Er is geen onderbouwing voor deze opbrengst gegeven, de gemeente gaat desondanks voorlopig uit van een gelijke opbrengst. Omdat de eigen bijdragen door een externe instantie worden berekend en geïnd (het Centraal Administratie Kantoor) is het moeilijk hoogte van de opbrengsten te krijgen.

Tevredenheid en horizontale verantwoording

Gemeenteraad en burgers hebben informatie nodig voor een goed oordeel over de uitvoering van de WMO in hun gemeente. Daarom bepaalt artikel 9 van de WMO dat de gemeente jaarlijks een rapport moet publiceren met de uitkomsten van een onderzoek naar klanttevredenheid en met prestatiegegevens over het voorgaande kalenderjaar.

De uitkomsten van het onderzoek moeten verkregen zijn volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen.

Daarnaast moeten gemeenten deze gegevens aan het ministerie van VWS sturen, zodat VWS in een rapport gemeenten onderling met elkaar kan vergelijken, daar kunnen de gemeenteraad en burgers vervolgens hun voordeel weer mee doen.

Evaluatie verordening

In de loop van 2008 wordt de werking van de WMO-verordening geëvalueerd. Er is geen aanleiding vooruitlopend daarop beleidswijzigingen door te voeren.

continueren verstrekken individuele voorzieningen

de komende jaren de algemene voorzieningen verder uitwerken, in overleg met cliëntenorganisaties;

jaarlijks een rapport publiceren met de uitkomsten van een onderzoek naar klanttevredenheid

uitvoering Verordening in 2008 evalueren.

beoogde resultaten

  • ·

    inwoners van de gemeente Bloemendaal, die op grond van de onderliggende regelingen in aanmerking komen voor een individuele voorziening, in staat stellen:

    • -

      een huishouden te voeren

    • -

      zich te verplaatsen in en om de woning

    • -

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel

    • -

      medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan

    • -

      voor de uitvoering, bij het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek, een score van minimaal een 7.

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

16. bevorderen deelname aan het maatschappelijk verkeer

voor wie

alle inwoners, echter met name:

  • -

    mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem

  • -

    mensen met een psychosociaal probleem

waarom

In hoofdstuk 2 is aangegeven, dat het bij dit prestatieveld gaat om algemene maatregelen die niet alleen gericht hoeven zijn op mensen met een beperking, als zij er maar baat bij hebben. Vanwege dit algemene karakter bestaan er tussen andere prestatievelden en dit prestatieveld raakvlakken. Een aantal voorzieningen/activiteiten - (mede) gericht op mensen met een beperking - is dan ook andere prestatievelden opgenomen, bijvoorbeeld:

  • -

    het beschikbaar stellen van subsidies aan een aantal instellingen voor gehandicaptensport

  • -

    het, bij voldoende draagvlak, periodiek organiseren van een grootschalig sportfestijn in de gemeente waaraan door minder validen moet kunnen worden deelgenomen

  • -

    onderzoek doen naar in hoeverre sportaccommodaties toegankelijk zijn voor mensen die minder goed ter been zijn

  • -

    een lopend onderzoek naar de behoefte aan sport voor jongeren met een handicap

  • -

    de collectie van de openbare bibliotheek gericht op personen met een handicap

wat gebeurt er

Aan bovenstaand overzicht kunnen de hierna volgende voorzieningen worden toegevoegd.

De Baan

De Baan is een regionale organisatie die activiteiten organiseert voor mensen met een verstandelijke beperking. De activiteiten lopen uiteen van een wekelijkse disco, handarbeid, dansen, theater of judo. Daarnaast organiseert De Baan jaarfeesten, vakantiereizen en uitstapjes. Maar liefst 350 vrijwilligers en vijf professionals zorgen voor de begeleiding en de activiteiten. Hoewel de Baan zich ook richt op integratie van mensen met een verstandelijke beperking is het zeer belangrijk voor de doelgroep dat men onderling vrije tijdsactiviteiten onderneemt.

Stichting Draagnet

Draagnet bestaat sinds begin 2000 en is opgericht om thuiswonende dementerenden te begeleiden. Een casemanager van Draagnet coördineert de hulp die aan de thuiswonende wordt geboden. De afgelopen jaren is de “caseload”van Draagnet enorm toegenomen. Door wachtlijsten in de verpleegzorg en de toename van het aantal ouderen zal de werkdruk bij Draagnet alleen nog maar stijgen. Tot dit jaar werden de activiteiten van Draagnet grotendeels gefinancierd door het Zorgkantoor en een fonds van de zorginstelling Zorgbalans. De financiering vanuit Zorgbalans stopt per 1-1-08. Zonder financiering vanuit de gemeenten staat het voortbestaan van Draagnet op het spel. Het is evident dat zonder de inspanningen van Draagnet thuiswonende dementerenden in de knel komen.

basispakket collectieve voorzieningen

Een van de onderdelen van de WMO is het ontwikkelen c.q. beschikbaar hebben van een goed basispakket collectieve voorzieningen. Door goede basisvoorzieningen kan worden voorkomen dat een beroep wordt gedaan op meer specifieke voorzieningen, die doorgaans individueel worden aangeboden en duurder zijn. Onder deze voorzieningen kunnen worden verstaan:

  • -

    maaltijdvoorziening;

  • -

    (collectieve)vervoersvoorziening;

  • -

    diensten aan huis;

  • -

    welzijnsactiviteiten

maaltijdvoorziening

Welzijn Bloemendaal verzorgt open eettafels: ‘gezellig samen een warm middagmaal gebruiken’ is het motto. In drie dorpskernen (Bloemendaal, Aerdenhout en Vogelenzang) worden deze georganiseerd. Daarnaast verzorgt deze instelling, samen met De Voghelsanck, maaltijden in laatstgenoemde instelling waaraan ook door niet-bewoners kan worden deelgenomen. Via o.a. Thuiszorg Zuid-Kennemerland en twee cateringbedrijven wordt voorzien in het bezorgen van maaltijden aan huis. De faciliteiten zijn voldoende en behoeven geen uitbreiding.

Vervoersvoorziening(en)

Over de kwaliteit van het openbaar vervoer in/rondom Bloemendaal wordt vaak geklaagd. De verbinding tussen de diverse kernen laat te wensen over, bepaalde winkelvoorzieningen zijn lastig bereikbaar en vanuit Vogelenzang is een ziekenhuis slecht bereikbaar. De verbinding tussen Vogelenzang en Bloemendaal is slecht. In aanvulling op het openbaar busvervoer (Connexxion), het collectief vervoer en de individuele vervoersvoorzieningen, organiseert Welzijn Bloemendaal, samen met Wonen plus een aanvullende vervoersvoorziening: Vervoer op maat: Deze voorziening is bestemd voor groepen jongeren en zelfstandig wonende ouderen (55+) in de gemeente Bloemendaal die niet in staat zijn om gebruik te maken van het openbaar vervoer of een taxi. Het gaat dan om bezoeken van medische of sociale aard, bijv. doktersbezoek, een rit naar de open eettafel, zwemlessen, het bijwonen van een training op het gebied van opvoedondersteuning, een activiteit van Welzijn Bloemendaal, familiebezoek enz. Vervoer vindt alleen plaats binnen de gemeentegrenzen van Bloemendaal. Dit transport is niet gratis, het wordt gedaan door vrijwilligers die daarvoor hun eigen auto gebruiken.

Naast de vervoersvoorzieningen die er zijn, blijkt er toch nog een lacune in het aanbod te zijn. De gemeenteraad heeft daarom een structureel bedrag van € 15.000 beschikbaar gesteld voor een buurtbusvoorziening. Een en ander moet nog worden uitgewerkt. Opzet is met de voorziening in 2008 te starten. Een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente, Welzijn Bloemendaal en woningbouwvereniging Brederode, inventariseert de mogelijkheden.

Diensten aan huis

In de behoefte aan diensten aan huis wordt voorzien door WonenPlus. WonenPlus is een gebundeld aanbod van praktische dienstverlening aan huis:

  • -

    een klussenservice

  • -

    vervoer op maat

  • -

    tuinonderhoud

  • -

    advies, bemiddeling en informatie op het gebied van wonen, welzijn en zorg

  • -

    huishoudelijke hulp

  • -

    ergotherapie

  • -

    pedicure

  • -

    fysiotherapie

  • -

    hulp bij administratie

  • -

    computerondersteuning aan huis

  • -

    boodschappendienst

WonenPlus Bloemendaal heeft ongeveer 600 abonnees en voorziet in een grote behoefte. De gemeente subsidieert het project met een bedrag van ca. € 40.000 per jaar. De abonnementskosten kunnen hierdoor laag blijven.

Welzijnsactiviteiten

Door instellingen als Welzijn Bloemendaal, Sociëteit Tinholt en div. kerkelijke gemeenten worden tal van activiteiten georganiseerd waaraan door ouderen kan worden deelgenomen:

  • -

    internet voor senioren

  • -

    denksporten

  • -

    wandel- en fietstochten

  • -

    museumbezoek

  • -

    lezingen

  • -

    culturele activiteiten

  • -

    volksdansen

Deze activiteiten voorzien in een behoefte.

Vanuit preventief oogpunt is het belangrijk dat de voorzieningen die er op gemeentelijk en regionaal niveau zijn, goed bekend zijn bij burgers en professionals.

Toegankelijkheid (semi) openbare gebouwen verbeteren

Niet alle (semi) openbare gebouwen zijn voor mensen die slecht/minder goed ter been zijn even goed bereikbaar.

Er zal een inventarisatie c.q. een plan van aanpak ter bevordering van de toegankelijkheid van (semi) openbare gebouwen worden opgesteld.

Het bestaande aanbod aan algemene voorzieningen wordt gehandhaafd

De gemeenteraad heeft in 2007 besloten ter bevordering van de mobiliteit een buurtbus te starten. Bij de begroting voor 2008 heeft de raad hiervoor structureel geld beschikbaar gesteld.

beoogde resultaten

  • ·

    door een gevarieerd en breed aanbod aan collectieve/algemene voorzieningen alle inwoners in staat stellen deel te nemen aan de samenleving

  • ·

    de inwoners beoordelen het aanbod aan collectieve/algemene voorzieningen, bij het periodiek tevredenheidsonderzoek, met minmaal een 7.

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

  • -

    kosten inventarisatie toegankelijkheid (semi) openbare gebouwen: p.m.

  • -

    kosten eventueel te treffen maatregelen: p.m.

  • -

    kosten buurtbus € 15.000

  • -

    subsidie De Baan € 10.000

  • -

    subsidie Draagnet € 40.000

17. het voorkómen van (verergering van) problemen waardoor sociaal kwetsbare mensen uitvallen.

voor wie

kwetsbare personen die niet zelfstandig of vrijwillig van beschikbare voorzieningen gebruik maken

waarom

De OGGZ is een prestatieveld voor alle gemeenten, echter in het bijzonder voor de centrumgemeenten, die per 1 januari 2007 de regieverantwoordelijkheid en bijbehorende financiële middelen hebben gekregen (behalve voor de collectieve preventie OGGZ die naar de regiogemeenten zij overgeheveld). Er is vastgelegd, dat de centrumgemeenten overleg moeten voeren met de regiogemeenten over de inzet van de specifieke (lees bovenlokale) OGGZ- middelen en de afstemming tussen preventie en nazorg enerzijds en bemoeizorg en maatschappelijke opvang anderzijds.

Ontwikkeling OGGZ

In de negentiger jaren van de vorige eeuw heeft de rijksoverheid de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor kwetsbare personen gedefinieerd. De openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) kreeg een breed takenpakket gericht op kwetsbare personen die niet zelfstandig of vrijwillig van de beschikbare voorzieningen gebruik maken. Met ingang van 2003 werd de OGGZ in de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) opgenomen. Alle gemeenten zijn hier in meer of mindere mate mee aan de slag gegaan. Meestal voer(d)en gemeenten de OGGZ- taken uit in regionaal verband, waarbij de centrumgemeenten een belangrijke coördinerende en uitvoerende rol vervul(d)len. De taken varieerden van collectieve preventie, beleidsadvisering en rampenbestrijding tot crisisopvang, bemoeizorg en meldpunten.

Sinds 1 januari 2007 valt de OGGZ onder de WMO. Drie van de negen prestatievelden betreffen de sociaal kwetsbare groep(en) die OGGZ- doelgroep genoemd kan worden. Deze drie prestatievelden, die nauw met elkaar samenhangen, zijn:

  • ·

    het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwenopvang

  • ·

    het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg

  • ·

    het bevorderen van verslavingsbeleid

Het betreft de zorg die geboden wordt aan sociaal kwetsbare mensen en hun omgeving. Vaak vragen anderen (buren, politie) om hulp; de persoon waar het om gaat, kan of wil soms geen “adequate” hulpvraag stellen. Soms is de problematiek zichtbaar in het openbare domein. Het gaat om dak- en thuislozen, mensen met een psychische en/of sociale handicap, mensen met een verslaving en/of slachtoffers van huiselijk geweld. In hoofdstuk 5 wordt nader op enkele van deze groepen ingegaan.

OGGZ- convenant 2003

De tien gemeenten in de regio’s Midden- en Zuid-Kennemerland, waaronder Bloemendaal, hebben in 2003 met een groot aantal instellingen, de zg. ketenpartners, een OGGZ- convenant gesloten.

Een aantal ketenpartners:

  • ·

    Blijf van m’n Lijf Haarlem Brijder Stichting

  • ·

    Bureau Jeugdzorg De Geestgronden

  • ·

    Dak- en Thuislozen verbond GGD Kennemerland

  • ·

    Jeugdriagg Regiopolitie

  • ·

    Leger des Heils

  • ·

    Stichting Kontext

Met de ketenpartners werd afgesproken de activiteiten op een zodanige manier aan te bieden dat, uitgaande van de behoefte van de cliënt en zijn of haar omgeving, een beroep gedaan kan worden op het min of meer (her)nemen van de regie over het eigen leven.

Er werd ook afgesproken een aantal samenwerkingsverbanden in het leven te roepen:

  • ·

    BOOK: Het Bestuurlijk Overleg OGGZ Kennemerland, een besluitvormend samenwerkingsverband

  • ·

    Een samenwerkingsverband van financiers: gemeenten, Zorgkantoor, GGD Kennemerland

  • ·

    Een samenwerkingsverband op managementniveau (‘het Platform’)

  • ·

    Samenwerkingsverbanden op uitvoerend niveau en een Straatoverleg

Het basisaanbod aan OGGZ- activiteiten bestond uit:

  • -

    Preventie:

  • -

    vroeg signalering en bemoeizorg:

  • -

    crisisopvang en acute zorg

  • -

    dak- en thuislozen zorg

  • -

    overige zorg en opvang

  • -

    specifiek aanbod voor slachtoffers van geweld in huiselijke kring

  • -

    maatschappelijk herstel

  • -

    psychosociale hulpverlening bij rampen en ongevallen

Met de inwerkingtreding van de WMO is de laatste activiteit komen te vervallen.

wat gebeurt er

Eind 2005 is het OGGZ Convenant geëvalueerd. Daaruit zijn verbeterpunten naar voren gekomen die door het Bestuurlijk Overleg in het Werkplan OGGZ 2006-2008 zijn ondergebracht. Hierna worden deze actie-/verbeterpunten toegelicht. Eind 2006 is ook het Netwerk Huiselijk Geweld bestuurlijk ingebed bij het Bestuurlijk Overleg OGGZ Kennemerland.

schakelstation

In september 2004 is het Schakelstation van start gegaan na ondertekening van de

samenwerkingsovereenkomst voor ‘Kwetsbare mensen met zorgmijdend gedrag in Zuid-Kennemerland’. De ketenpartners willen de kwaliteit van leven van deze mensen en hun omgeving verbeteren en hiermee de overlast voor de samenleving verminderen. De ketensamenwerking moet o.a. leiden tot:

  • -

    signalering en aanpak van ondervonden knelpunten

  • -

    inzicht in aard en omvang van de problematiek

  • -

    een centraal meld- en coördinatiepunt voor cliënten en instellingen bij de GGD

In 2006 is uit een evaluatie een nieuwe werkwijze voortgekomen die de samenwerking tussen de mentoren moet verbeteren. Deze is inmiddels geïmplementeerd. Er zijn ruim twintig schakelstationmentoren die samenwerken in kernteams, die zorgnetwerken rondom de cliënt kunnen ‘smeden’. De kernteams begeleiden gezamenlijk ruim 200 zorg mijders en daklozen. De GGD regisseert de samenwerking en leidt de cliënten toe. De mentoren zijn in de dienst bij o.a. De Geestgronden, Kontext, De Brijder stichting en het Leger des Heils. In 2007 moet de schakeling met jeugdzorg en met reclassering nadere vorm krijgen.

crisisketen

Voor o.a. de regio Zuid-Kennemerland is de crisisketen beschreven. Doelgroep is volwassen mensen met een psychische of psychosociale crisis buiten kantooruren. Er is een stroomschema gemaakt voor de te volgen stappen in geval van zo’n crisis en een overzicht van het zorgaanbod na de crisisafhandeling. Tussen de politie en de GGD zijn afspraken gemaakt hoe de politie handelt als zij een verward of overspannen persoon aantreffen. Uit de eerste ervaringen blijkt dat de politie de GGD beter dan voorheen weet te vinden.

Door bureau Jeugdzorg is inmiddels een 24-uurs crisisdienst opgezet voor jongeren in crisis.

vangnet Jeugd

Dankzij een subsidie uit de Impuls Opvoed- en gezinsondersteuning van het ministerie van VWS is het vangnet Jeugd als onderdeel van de GGD in de eerste helft van 2007 van start gegaan. Jongeren met problemen en/of hun ouders kunnen aangemeld worden bij het vangnet Jeugd van de GGD. Het vangnet jeugd is een onderdeel van het schakelstation.

ketensamenwerking ex-gedetineerden

Het Bestuurlijk Overleg wil de nazorg aan ex-gedetineerden in o.a. Zuid-Kennemerland in kaart brengen. Voor alle gedetineerden die uit justitiële inrichtingen komen, moet goede overdracht plaatsvinden op het gebied van identiteitsdocumenten, inkomen, huisvesting en zorg. Sinds 1 januari 2006 zijn gemeenten verantwoordelijk voor deze nazorg.

Uit cijfers van justitie (2005) blijkt dat ruim 90% van de gedetineerden zonder nazorgtraject de justitiële inrichting verlaat. Voor een aantal van hen verloopt terugkeer in de maatschappij problematisch. Reclassering Nederland brengt samen met gemeenten het probleem in kaart evenals de afspraken die er al bestaan, en maakt vervolgens samenwerkingsafspraken tussen betrokken instanties om de nazorg te verbeteren. Aansluiting bij de ketenaanpak van veelplegers en bij het Schakelstation wordt uitgewerkt.

ketensamenwerking dagbesteding

Het aanbod op het gebied van dagbesteding en sociale activering is groot, maar sluit niet altijd aan op de behoeften van de OGGZ- cliënt. Het doel van de ketensamenwerking is om samen met de cliënt passende dagbesteding te vinden of te creëren. De samenwerking moet duidelijk maken of het aanbod inzichtelijk en voldoende is, aansluit bij de cliënt en hoe de cliënt op de juiste plek terechtkomt. Het actiepunt wordt uitgewerkt in de Platforms OGGZ en in het bestuurlijk Overleg.

De Stichting Stem in de Stad

Stem in de Stad is een oecumenisch- diaconaal sociaal en cultureel actief centrum veelal voor mensen die het niet voor de wind gaat. Het centrum bestaat uit zes afdelingen, waarvan het Aanloopcentrum bezocht wordt door circa 70 mensen per dag. Vaak is vereenzaming een reden om te komen. Ruim 40 vrijwilligers, aangestuurd door een halftime beroepskracht, stellen hun diensten ter beschikking om het centrum zeven dagen of dagdelen in de week open te houden. Ook vanuit Bloemendaal bezoeken mensen ons centrum.

De Stichting Stem in de Stad heeft Bloemendaal verzocht om een subsidie ter uitbreiding van de halftime functie van de coördinator. Er zal een voorstel voor het college gemaakt worden en er volgt een presentatie in de commissie Samenleving.

Collectieve preventie OGGZ

Per 1 januari 2007 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het inkopen van producten en diensten op het gebied van de collectieve preventie OGGZ. Het hiertoe bedoelde budget is per gelijke datum overgeheveld vanuit de AWBZ naar de gemeenten. Bloemendaal heeft een bedrag van € 8.478,- ontvangen voor 2007.

Zowel de Geestgronden als de Jeugdriagg hebben een aanvraag gedaan; de Geestgronden noemt een bedrag van € 7.100,- de Jeugdriagg noemt geen concreet bedrag.

De Geestgronden noemt als preventieve activiteit de aanstelling van mentoren voor het schakelstation en de deelname in de sociale teams. De Jeugdriagg noemt de activiteiten voor de jeugd in het schakelstation, de anonieme chat hulpverlening voor jongeren met (depressieve) klachten (praten online) en de activiteiten van het Spalier.

In de regio is afgesproken dat de gemeenten de genoemde gelden overmaken aan de Jeugdriagg en de Geestgronden, waarbij de verdeling aan de gemeenten wordt overgelaten. Eind 2007 zullen de instellingen zelf met een plan/voorstel komen voor 2008 en verder. Een en ander zal verder in het regio overleg gezondheid besproken worden.

Voor 2007 wordt voorgesteld om het bedrag van € 8.478,- gelijkelijk te verdelen over de Jeugdriagg en de Geestgronden, zodat aan beide instellingen een bedrag van € 4.239,- voor 2007 overgemaakt wordt.

beoogde resultaten

  • ·

    het, in regionaal verband, voorzien in de behoefte aan daklozenopvang, vrouwenopvang en verslavingszorg

  • ·

    voorzien in de functie collectieve preventie OGGZ6.

  • ·

    subsidie verstrekken aan het Informatie Steun Punt voor de ggz

  • ·

    aandacht besteden aan huiselijk geweld in Bloemendaal

benodigd extra budget ten opzichte van 2007

- budget voor Stem in de Stad: € 5.000

  • -

    budget voor collectieve preventie OGGZ: p.m.

  • -

    subsidie Informatie teunpunt 1e Lijns GGZ: € 500

Hoofdstuk 5 kleine doelgroepen

Onder specifieke of kleine doelgroepen worden verstaan: “(groepen) mensen die vanwege een beperking of psychisch probleem minder goed kunnen functioneren en/of voor anderen niet goed invoelbaar gedrag vertonen”. Het gaat dan om:

* mensen met een verstandelijke beperking

* ouderen met psychogeriatrische problemen die zich niet meer goed op de samenleving

oriënteren

* mensen met ernstige en langdurige psychiatrische klachten

* zorgwekkende zorgmijders

* mensen met verslavingsproblemen

* daklozen

* “stille”slachtoffers huiselijk geweld

* mensen met een zintuiglijke beperking

Het ondersteuningsaanbod aan kwetsbare mensen is een belangrijk onderdeel van de lokale invulling van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het is, in het algemeen, voor een gemeente moeilijk om te bepalen welke ondersteuning het beste past bij deze mensen. In de Wmo is de verplichting opgenomen om ook de zg. kleine doelgroepen bij de beleidsvoering te betrekken. In het plan moet worden aangegeven hoe dat is gebeurd.

Kwetsbare groepen slagen er door de bank genomen zeer moeilijk in hun boodschap over te brengen. Van-wege hun beperkingen nemen zij zelden deel aan vormen van reguliere cliëntenraadpleging of inspraak, waarbij vooral de burger die goed voor zijn belangen op kan komen en zijn standpunten goed kan onder-bouwen en verwoorden zich laat horen. Voor het verkrijgen van informatie ten behoeve van het 4-jarig beleidsplan dien(d)en dus andere wegen bewandeld te worden.

Relevante informatie over de groepen heeft de gemeente (vooral) verkregen via de zg. intermediairs: beroepskrachten of vrijwilligers verbonden aan instellingen die werken voor de doelgroep, bijv. het Leger des Heils, de AGOG, Welzijn Bloemendaal en door literatuuronderzoek.

De specifieke doelgroepen nader bekeken:

Mensen met een verstandelijke beperking

Mensen met een verstandelijke handicap hebben, in meer of mindere mate, ondersteuning nodig bij het uitvoeren van activiteiten. Ze wonen op allerhande plekken: in huizen voor groepswonen, op grote instellingsterreinen, zelfstandig of bij hun ouders. In totaal (landelijk niveau) gaat het om ca. 81.000 personen, van wie er 47.000 in een instelling wonen. Deze aantallen zijn over de jaren heen redelijk stabiel. Gegevens over het aantal Bloemendalers met een verstandelijke beperking zijn niet voorhanden, mede omdat niet iedereen bij een organisatie is aangesloten. Omdat in Bloemendaal geen specifieke instellingen zijn gevestigd, zijn mensen met een verstandelijke beperking bij hun ouders gehuisvest.

Ouderen met psychogeriatrische problemen die zich niet meer op de samenleving oriënteren

Sociaal geïsoleerde ouderen die zich niet meer op de samenleving oriënteren hebben vaak te maken met psychische (psychogeriatrisch: samenhangend met de hoge leeftijd) klachten. In relatie tot de Wmo wordt vaak gesproken over eenzame ouderen. Ongeveer 10-11% van de ouderen voelt zich matig tot ernstig eenzaam. Een deel daarvan voelt zich weliswaar eenzaam, maar heeft geen ernstige beperkingen en neem deel in sociaal contact en maatschappelijke participatie. Er is een groep die daar wel moeite mee heeft: de ouderen met psychogeriatrische problemen die zich niet meer op de samenleving oriënteren. Veel van hen zijn eenzaam of berusten in hun isolement. Door het isolement verergeren de psychogeriatrische problemen vaak extra snel en krijgen zij minder informele zorg.

Dementie en psychische problemen ten gevolge van andere aandoeningen – zoals beroerte, diabetes, hartproblemen – zijn de meest voorkomende ernstige psychische problemen onder ouderen. Ook depressies en angsten komen vaak voor, alleen, maar ook in combinatie met elkaar of met dementie. In Nederland zijn er in totaal ongeveer 100.000 ouderen met psychiatrische/ psychogeriatrische problemen. Door de dubbele vergrijzing en de toename van het aantal klachten met de leeftijd, zal het aantal ouderen met psychogeriatrische problemen verder stijgen.

Mensen met ernstige en langdurige psychiatrische klachten

In Nederland hebben ongeveer 72.000 volwassenen ernstige en langdurige psychiatrische klachten waarbij ze regelmatig of langdurig opgenomen worden voor behandeling in een GGZ-instelling. Ongeveer 64.000 van hen wonen thuis. Dit zijn er ongeveer 64 per 10.000 inwoners. Ongeveer 40.000 van de thuiswonenden worden begeleid door een GGZ-instelling. De overige 24.000 thuiswonenden zijn ofwel OGGZ-client (daklozen of zorgwekkende zorgmijders) ofwel personen die begeleiding krijgen in de eerste lijn of van het eigen sociale netwerk. Specifiek Bloemendaals beleid wordt niet noodzakelijk geacht.

Zorgwekkende zorgmijders

Het gaat bij deze groep vooral om mensen met psychische problemen die geen hulp willen aanvaarden, maar waarvan anderen vinden dat ze wel zorg nodig hebben. Deze zogenaamde zorgwekkende zorgmijders zijn vaak mensen zonder sociaal netwerk. In veel gevallen doen ze niets meer aan het onderhoud van de woning en de woonomgeving. Sommigen laten toe dat hun woning langzaam vervuilt. Ook in communicatief opzicht stoten zij eerder mensen af dan dat zij vriendschappen opbouwen. Een deel van hen krijgt bemoeizorg om te voorkomen dat de situatie verergert. In Nederland zijn ongeveer 15 zorgmijders per 10.000 inwoners. Zij leven vooral in de grotere gemeenten. Via het sociaal team wordt aandacht aan de ‘Bloemendaalse zorgmijders’ besteed.

Mensen met verslavingsproblemen

Mensen kunnen aan verschillende middelen verslaafd zijn. De meest gebruikte verslavende middelen zijn alcohol, drugs en middelen tegen slapeloosheid, stress en angst. De groep die de laatste middelen gebruikt wordt gezien als een groep met (ernstige) psychische problemen.

Veel alcoholverslaafden leiden een op het oog normaal sociaal leven. Vaak zullen zij het bestaan van een probleem ontkennen. Wanneer zij door hun probleem niet meer goed kunnen functioneren, ontstaat sluipenderwijs een multiprobleemsituatie: baanverlies, relatieproblemen, eventueel agressie, gezondheidsproblemen en schuldenproblematiek. Landelijk gezien is ongeveer 150 op de 10.000 inwoners alcoholverslaafd.

Drugsverslaafden hebben vaak problemen op veel levensgebieden. Het gebruik en alles wat nodig is om te kunnen gebruiken staat centraal in hun leven. Om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, hebben ze veel geld nodig. Veel gebruikers verkrijgen dat via illegale praktijken. Ook is er vrij vaak sprake van onderling geweld. Drugsgebruikers veroorzaken hierdoor veel overlast voor anderen in de directe omgeving. Zo lang iemand alleen maar bezig is met het gebruik, is het nauwelijks mogelijk hem te betrekken bij welke vorm van participatie dan ook. Het leven staat in het teken van geld en drugs. Onder drugsgebruikers zijn veel mensen met ernstige psychiatrische problemen en/of beperkte verstandelijke vermogens. Landelijk gezien zijn er op elke 10.000 inwoners 20 problematische harddrugsgebruikers.

Overlast door (vaste) groepen drugsgebruikers kent Bloemendaal niet. Een aantal individuele gebruikers wordt door de boa’s en de politie in de gaten gehouden. Met enige regelmaat moeten politie, reddingsbrigade en de ambulancedienst tijdens strandfeesten in actie komen. In het kader van het preventief jeugdbeleid wordt voorlichting gegeven over (de gevolgen van het) gebruik van alcohol en drugs. Aan de problematiek wordt voorts o.a. via de Brijderstichting en in regionaal verband – via het OGGZ- beleid- aandacht besteed.

Daklozen

Daklozen zijn mensen die tijdelijk zonder woning zitten, na het opbreken van een huishouden door ruzie of een huisuitzetting door huurachterstand of overlastproblematiek. Veel daklozen hebben verslavingsproblemen en/of psychiatrische problemen. Een kleiner aantal begeeft zich in de kleine criminaliteit (vooral diefstal). Daklozenproblematiek speelt eigenlijk niet in Bloemendaal. In Haarlem wel, er is daar ook een opvangvoorziening. Landelijk gezien bedraagt het aantal daklozen ongeveer 20 op elke 10.000 inwoners, het aantal ‘potentieel daklozen” bedraagt rond de 45 op elke 10.000 inwoners. Experts schatten het aantal zwerfjongeren (tussen de 15 en 23 jaar) op ongeveer 5.000

‘Stille’ slachtoffers van huiselijk geweld

Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Het kan gaan om lichamelijk en seksueel geweld, zoals bedreiging en stalking. Huiselijk geweld kan de vorm aannemen van kindermishandeling en seksueel kindermisbruik, partnerrelatiegeweld in alle denkbare verschijningsvormen en mishandeling of verwaarlozing van ouderen. Een kenmerk van huiselijk geweld is dat de slachtoffers zich pas zeer laat melden, velen dragen hun leed in stilte.

Het aantal personen jaarlijks betrokken bij huiselijk geweld is hoog. Inwoners van Bloemendaal hebben de mogelijkheid zich te wenden tot het advies- en steunpunt huiselijk geweld, resp. het advies- en meldpunt kindermishandeling, beide gevestigd te Haarlem. Opgemerkt wordt nog dat huiselijk geweld eerder wordt gezien als een hulpverlenings- dan een veiligheidsvraagstuk. Dit betekent dat veel energie wordt gestoken in opvang en nazorg. Het aantal in 2006 bij de politie geregistreerde meldingen en aangiften ter zake van huiselijk geweld in de gemeente Bloemendaal bedroeg respectievelijk 26 en 10. Eergerelateerd geweld lijkt niet voor te komen. Voor informatie over (maatregelen m.b.t.) kindermishandeling wordt verwezen naar doelstelling 10.

Mensen met een zintuiglijke beperking

Mensen met een zintuiglijke beperking, die daarvan zoveel hinder ondervinden dat sprake is van een handicap, zijn in drie groepen in te delen:

  • -

    mensen met een auditieve handicap (zeer slechthorend of doof)

  • -

    mensen met een visuele handicap (zeer slechtziend of blind)

  • -

    mensen met een dubbele zintuiglijke handicap (doofblind)

Doofheid is een ingrijpende handicap en ook de slechthorendheid kan de communicatie met (horende) anderen flink belemmeren. Gehoorverlies heeft met name invloed op de psychosociale gezondheid. Plots- en laat doven ondervinden bijkomende psychische problemen vanwege de grote impact van het op latere leeftijd doof worden. Zij hebben een specifieke communicatiebehoefte omdat zij de gebarentaal onvoldoend beheersen. Communicatieproblemen gelden alleen voor de communicatie tussen doven en horenden.

In Nederland zijn ca. een miljoen slechthorenden en doven. Ongeveer de helft heeft er zodanig last van dat zij hierdoor in hun sociaal functioneren beperkingen ondervinden. Ongeveer 30.000 personen – ongeveer 19 op elke 10.000 inwoners – zijn zeer slechthorend of doof. Informatie over het aantal Bloemendaalse doven/slechthorenden is (nog niet) voorhanden. Afgaande op de landelijke cijfers gaat het om ca. 30 zeer slechthorenden/doven. Over hun specifieke problemen is dan ook nog weinig bekend.

Net als bij doven en slechthorenden is bij mensen met visuele beperkingen de kans op psychosociale problemen groter dan gemiddeld. Omdat het onderhouden van contacten en het verwerken van informatie extra veel moeite kost. Zelfstandig reizen is niet altijd mogelijk en veel informatie wordt uitsluitend schriftelijk aangeboden. Ook hier speelt dat anderen onvoldoende rekening met hen houden en dat veel mensen hen mijden als ze de kans krijgen. In Nederland zijn 300.000 (zeer) ernstig slechtzienden en blinden (bijna 200 per 10.000 inwoners). Informatie over het aantal Bloemendaalse slechthorenden en doven is nog niet voorhanden. Over hun specifieke problemen is dan ook nog weinig bekend. De bibliotheek kan voorzien in de behoefte aan braille- en luisterboeken.

wat gebeurt er?

Informatie (trachten) te vergaren over het aantal Bloemendalers dat behoort tot ‘de kleine doelgroepen’ en hun eventuele problemen met betrekking tot het deelnemen aan de lokale samenleving

Via het project ‘eenzaamheid’ wordt aandacht geschonken aan de problematiek van eenzame ouderen

Via het sociaal team wordt aandacht besteed aan Bloemendaalse ‘zorgwekkende zorgmijders’

Via (incidentele financiële ondersteuning van) de Brijderstichting wordt deelgenomen aan voorlichtingsactiviteiten met betrekking tot het gebruik van alcohol en drugs.

‘Stem in de Stad’ is een diaconaal centrum van de oecumenische kerken in Haarlem, een gastvrije plek in het hart van de stad. De activiteiten zijn georganiseerd in een aantal afdelingen (aanloopcentrum, eetvoorzie-ning, een stiltecentrum en verschillende werkgroepen). Stem in de stad heeft subsidie aangevraagd bij Bloemendaal i.v.m. uitbreiding van het aantal uren van de coördinator van het aanloopcentrum, alwaar ook Bloemendalers komen. Voornemen bestaat jaarlijkse bijdrage van € 1.000 te geven.

In regionaal verband wordt aandacht besteed aan huiselijk geweld. Ook in de nota kindermishandeling is aandacht besteed aan huiselijk geweld. Aan het regionale Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld wordt periodieke bekendheid gegeven.

In Vogelenzang komt een gelegenheid tot begeleid wonen. Dit is een gezamenlijk initiatief van de gemeente en de woningbouwvereniging.

Hoofdstuk 6 Lokaal gezondheidsbeleid in Bloemendaal

Kwetsbare personen hebben vaak een combinatie van verschillende problemen (beperkte sociale competenties, psychische problemen, verslaving, schulden etc.) Gezondheidsproblemen zijn hier meestal een onderdeel van. De overheid en andere instellingen benaderen deze problemen vaak afzonderlijk. Maar de verschillende problemen hebben met elkaar te maken. Mensen kunnen worden geholpen met problemen rond overgewicht, maar als dit het gevolg is van eenzaamheid, komt het probleem vanzelf weer terug. Het vergt daarom bijzondere inspanning om met een effectieve oplossing te komen.

Voor een gemeente is het een uitdaging beleid te ontwikkelen dat een samenhangend antwoord geeft op sociaal-maatschappelijke en gezondheidsproblemen en het voorkomen daarvan. De start van samenhangend beleid wordt gevormd door een nota. Op basis van de Wet Collectieve Preven-tie Volksgezondheid (WCPV) dient er (opnieuw) een nota lokaal gezondheidsbeleid opgesteld te worden.

De vorige nota - vastgesteld in 2005 - was vooral gericht op ouderen, de nieuwe nota zal breder van opzet moeten zijn en ambities, keuzes en prioriteiten op het gebied van volksgezondheid en (vooral) preventie bevatten en gericht moeten zijn op alle leeftijden met als speerpunt: jongeren. Tevens zal er ingezet worden op gedrag/leefstijl, fysieke omgeving, sociale omgeving en gezondheidszorg.

Gezondheidsprofiel Bloemendaal 2007

In 2006 heeft de GGD een gezondheidsprofiel gemaakt van o.a. de gemeente Bloemendaal. De beschreven gezondheidsproblemen zijn gerangschikt in onderwerpen (doelgroepen en thema’s), overlappend thema is de gezondheid van kwetsbare groepen dat bij elk van de onderwerpen terugkomt.

Jeugd

Psychische gezondheid

In totaal geeft 14% van de Bloemendaalse jongeren aan psychisch niet gezond te zijn. In Kennemerland is dit 17%. Deze groep jongeren van 14% is ook de groep die relatief vaak aangeeft een probleem te hebben dat hen dag en nacht bezighoudt, bijvoorbeeld over schoolprestaties en/of de situatie thuis. Ook worden relatief veel jongeren uit deze groep vaak gepest en hebben zij relatief vaak suïcidegedachten.

Kindermishandeling

Zie de nota “Wat er ook speelt in Bloemendaal, laat het vooral de kinderen zijn”, nota preventie opvoedingsproblematiek in Bloemendaal. Hierin staat vermeld dat in Bloemendaal meer kindermishandeling voor komt dan in de rest van de regio.

Leefstijl

Wat betreft de leefstijl is de situatie bij jongeren niet gunstig. Het alcoholgebruik is het hoogste van alle Europese landen en neemt nog steeds verder toe. Dit zal consequenties hebben voor de gezondheid op latere leeftijd, voor levercirrose is dit al aannemelijk gemaakt. In Bloemendaal heeft 45% van de scholieren in klas 2 en 80% van de scholieren in klas 4 van het VO in de vier weken voorafgaan aan het Emovo-onderzoek 2005 alcohol gedronken.

In Bloemendaal gebruiken meer jongeren in klas twee en klas vier van het VO softdrugs dan gemiddeld in de regio (in klas twee 7% tegen 5% in de regio, klas vier 23% tegen 17% in de regio)

Van de leerlingen in klas vier van het VMBO gebruikt 38% softdrugs (GGD 2007)

Sociaal economische gezondheidsverschillen; risicogroepen

Psychosociale problemen en een ongezonde leefstijl komen ook in Bloemendaal meer voor bij jeugdigen met ouders met een lage opleiding. Ook zijn er in Bloemendaal aanzienlijke verschillen in leefstijl gevonden tussen leerlingen van het vmbo en de havo/vwo (GGD 2007).

De genoemde groepen zijn te beschouwen als risicogroepen voor de gezondheid.

Volwassenen

Psychische gezondheid

Naar verhouding is de groep volwassenen minder kwetsbaar dan jeugdigen of ouderen. Wel komen psychische stoornissen frequent voor. Jaarlijks heeft 7% van de volwassenen in Nederland een depressie, 12% heeft een angststoornis. Alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid (verslaving) komt voor bij 9% van de mannelijke bevolking en bij 2% van de vrouwen. Een groot deel van de angststoornissen, depressies en alcoholproblemen gaat gepaard met ernstige belemmeringen.

Leefstijl

Afgezien van overgewicht bij volwassenen ontwikkelt zich de leefstijl redelijk positief. Het aantal rokers (alhoewel relatief hoog) lijkt niet verder toe te nemen, de consumptie van teveel verzadigd vet neemt af en het alcoholgebruik lijkt niet verder toe te nemen. De levensverwachting in Nederland blijft achter bij deze in veel van de ons omringende landen. De oorzaak is voor een groot deel gelegen in het roken.

Kwetsbare groepen

Volwassenen in een achterstandspositie hebben naar verhouding veel gezondheidsproblemen. Voor een belangrijk deel hangt dit samen met het vaker voorkomen van een ongezonde leefstijl bij mensen met een lage opleiding. Dit laatste is slechts in beperkte mate veroorzaakt door directe eigen keuzes (snackbar in de buurt, groepsdruk, geluidshinder etc.)

Verplichtingen vanuit de WCPV.

In de WCPV zijn de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten ten aanzien van collec-tieve preventie op het gebied van de volksgezondheid vastgelegd. De gemeenteraad dient vast te stellen hoe hij uitvoering geeft aan de continuïteit en samenhang binnen de collectieve preventie en de afstemming tussen collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg.

De Wcpv onderscheidt drie deelterreinen:

a.collectieve preventie

Taken van de gemeente op dit terrein zijn: verwerven van inzicht in de lokale gezondheidssituatie van de bevolking, bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen, bijdragen aan preventieprogramma’s, bevorderen van medisch- milieukundige zorg, technische hygiënezorg en het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg.

  • b.

    infectieziekten bestrijding

  • c.

    jeugdgezondheidszorg.

Taken op dit terrein zijn het verwerven van inzicht in de ontwikkelingen van jongeren en van gezondheidsbevorderende en- bedriegende factoren,ramen van de behoefte aan zorg, vroegtijdige opsporing en preventie van een aantal specifieke stoornissen, formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen etc.

De gemeente heeft de hieruit voortvloeiende werkzaamheden vooral ondergebracht bij de GGD en de Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Daarnaast zijn er ook andere partijen denkbaar voor de uitvoering van lokale preventie (Jeugdriagg, de Geestgronden, OOK pedagogische ondersteuning etc.)

Lokale aandachtspunten nota lokaal gezondheidsbeleid:

In de nota lokaal gezondheidsbeleid zullen – mede op basis van het door de HDK vervaardigde “Gezond-heidsprofiel Bloemendaal 2007, het Emovo-onderzoek “Gezondheid, welzijn en leefstijl”, het jaarverslag van de jeugdgezondheidszorg Kennemerland en de landelijke preventienota “Kiezen voor gezond leven” - de volgende aspecten belicht worden:

* psychische problemen inclusief depressie

* overgewicht (lichaamsbeweging en overmatige voeding) inclusief diabetes

* schadelijk alcoholgebruik, met name bij de jeugd

* roken en softdrugs

Vanwege geconstateerde gezondheidsverschillen tussen de kernen is een wijk/kerngerichte aanpak een mogelijkheid.

Integraal- en facetbeleid

Als uitgangspunt zal de beleidsontwikkeling rondom de gezondheid zoveel mogelijk integraal zijn.

Hiernaast zal –op grond van bevindingen van de Inspectie- meer aandacht besteed aan moeten worden aan facetbeleid.

Opzet is de nieuwe nota uiterlijk begin 2009 te presenteren.

Hoofdstuk 7 Geplande acties in de periode 2008 - 2011

Prestatievelden

Actie

Leefbaarheid en sociale samenhang

Speelvoorzieningen

-Jaarlijks twee openbare speelplaatsen opknappen; daarbij rekeninghouden met gehandicapte kinderen

-Jaarlijks in elke dorpskern een straatspeeldag organiseren

-Ondersteuning Jeugdhonk Vogelenzang continueren; aantal jeugdhonken zo mogelijk uitbreiden

Peuterspeelzalen – kinderopvang

-Subsidieverlening aan Bloemendaalse peuterspeelzalen continueren

-Verordening peuterspeelzaalwerk opstellen, met daarin kwaliteitscriteria

-In elke kern minimaal één voorziening voor kinderopvang

-Schoolbesturen ondersteunen bij realiseren voor- en naschoolse opvang

Onderwijs

-continueren financiële ondersteuning scholen op het gebied van: godsdienstonderwijs, vakonderwijs, milieueducatie, kunsteducatie en voorzieningen/activiteiten op het gebied van WO II en onderwijsbegeleiding

-in elke kern ten minste één brede school realiseren

Sport

-jaarlijkse huldiging sportkampioenen op een vast tijdstip in het jaar (september)

-continueren subsidieverlening aan/handhaven budgetten:

·schoolsportcommissie

·stichting paardrijden gehandicapten

·stichting rolstoelhockey

·stichting gehandicaptensport

·jeugdsportsubsidie + jeugdsportpas

·meer bewegen voor ouderen

-onderzoek doen naar de toegankelijkheid van gemeentelijke sportac-commodaties voor mensen die niet goed ter been zijn

-peilen of er voldoende draagvlak bestaat voor een periodiek grootschalig sportfestijn, telkens te organiseren in een andere dorpskern, waarbij de organisatie voor een groot deel in handen van de inwoners/plaatselijke verenigingen wordt gelegd

-wachtlijstproblematiek hockeyverenigingen trachten op te lossen i.o.m. sportverenigingen en gemeente Haarlem

Veiligheidsbeleid

-preventieve maatregelen ter vermindering diefstallen van/uit auto’s

-maatregelen ter vermindering van aantal woninginbraken

-jaarlijks een wijkschouw in elke kern

-tweejaarlijks een veiligheidsmonitor houden

-het inzetten van gemeentelijk opsporingsambtenaren voor parkeerbeleid, milieuaspecten en toezicht op de openbare ruimte in het algemeen

-aandacht voor huisnummering

-aandacht voor huiselijk geweld

-aandacht voor overlast door jongeren, zowel in preventieve zin als de bestrijding

-subsidie verstrekken aan Bureau Halt

-aandacht voor VIOS-project (Veiligheid In en Om de School) scholen voor voortgezet onderwijs

-gericht toezicht, controle en specifieke acties rond scholen door politie en regionaal verkeershandhavingsteam in kader bevordering verkeersveiligheid

-financiële ondersteuning praktisch verkeersexamen basisscholen

Voorzieningen in dorpskernen

-instellen gemeentelijk ondernemersloket

-initiatieven ondernemers stimuleren en (beter) faciliteren

-heroprichting winkeliersvereniging Overveen

-daghoreca en ondersteunende horeca in winkelgebieden Overveen en Bloemendaal-Dorp onder voorwaarden toestaan

-eventuele uitbreiding van supermarkten in Overveen en Bloemendaal-Dorp positief benaderen

Ontmoetingsruimten

-daar waar mogelijk/wenselijk brede (basis)scholen uitbreiden tot een zogenaamde ‘buurtschool’

-verzorgingstehuizen stimuleren (meer) als buurtvoorziening te gaan fungeren, bijv. via eettafelprojecten

-budget beschikbaar stellen voor buurtactiviteiten

-steun verlenen aan project eenzaamheid

-opzetten burenhulpproject

-in Aerdenhout combinatie met bibliotheekvoorziening onderzoeken

Participatie

-Draagvlak peilen voor het instellen van WMO- of dorpskernenraden

-Voor de uitvoering een budget beschikbaar stellen

Preventief jeugdbeleid:

Jeugdgezondheidszorg

-Subsidie verstrekken aan JGZ Kennemerland (0-4 jaar)

-Gemeenschappelijke regeling HDK/GGD (4-19 jaar)

Verbetering zorgstructuur onderwijs

-Netwerken 12- en 12+ (financieel) ondersteunen

-Mobiele teams (basisscholen) financieel ondersteunen

-Stimuleren ZAT’s op de VO- scholen

Toe te passen interventies

-zoveel mogelijk werken met effectief bewezen of veelbelovende interventies als ‘Stevig Ouderschap’, ‘Friends’ of ‘Triple P’.

Kindermishandeling en opvoedingsondersteuning

-Onderzoek laten doen naar risicofactoren problematische opvoedsituaties in Bloemendaal

-Aanpak kindermishandeling als onderdeel huiselijk geweld

-Openbare thema-avonden organiseren

-Voorlichting, trainingen etc. aan docenten basisscholen en peuterleidsters

-Publiciteit geven aan Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Kindertelefoon

-Publiciteit geven aan site + en deze uitbouwen

-Subsidieverlening aan Opvoedwinkel beëindigen

-Het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin

Leerplicht

-Invulling geven aan de Kwalificatieplicht

-Actieve invulling ‘dag van de leerplicht’

-Periodieke controles op leerlingenverzuim

Het geven van advies, informatie en cliëntondersteuning

Lokaal Loket

-lokaal loket, ondergebracht bij Welzijn Bloemendaal, (verder) ontwikkelen tot ook een volwaardig digitaal loket

-koppeling website gemeente Bloemendaal met informatie digitaal loket

Bibliotheek

-huidig aanbod gericht op specifieke WMO-doelgroepen handhaven en zo mogelijk uitbouwen

-bekendheid geven aan informatievoorziening ‘De G!ds’(na afronding)

-benutten bibliotheek als ontmoetingsruimte en ruimte voor lezingen/workshops

Antidiscriminatievoorziening

-Aansluiten bij Anti Discriminatie Bureau Haarlem

Mantelzorgers en vrijwilligers

Individuele voorzieningen en bevorderen deelname

vrijwilligers

-(budget voor) jaarlijks organiseren van de ‘dag van de vrijwilligers’

-budget beschikbaar stellen voor het (extra) begeleiden van ‘moeilijk bemiddelbare vrijwilligers’

-gemeentelijke subsidieregeling vrijwilligerswerk herzien

-publiciteit geven aan c.q. aandacht voor vrijwilligerswerk vergroten via de gemeentelijke advertentie en lokale vrijwilligerskrant (als onderdeel van de WMO-krant)

-subsidie verlenen aan Vrijwilligerscentrale Haarlem

-afstemming vraag en aanbod via digitale lokale databank

-subsidie aan Stichting Thuiszorg Gehandicapten

mantelzorgers

-subsidie verlenen aan Tandem (voorheen Steunpunt Mantelzorg Zuid-

Kennemerland).Tandem dient in ieder geval informatie te verstrekken

over respijtzorg, de financiële aspecten van mantelzorg, de Wet

Arbeid en Zorg, ondersteuning van jongere mantelzorgers

-Tandem (financieel) in de gelegenheid stellen periodiek lotgenotencontact te organiseren

-Een ondersteuningsaanbod voor jongere mantelzorgers (laten) ontwikkelen, in overleg met de doelgroep

-(budget voor) jaarlijks organiseren van de ‘dag van de mantelzorg’

-Via de gemeentelijke advertentie en de WMO-krant aandacht aan

mantelzorg besteden

-mantelzorgers als doelgroep van kinderopvang aanmerken

individuele voorzieningen

-Continueren verstrekken individuele voorzieningen op basis in Verordening en Besluit WMO vastgelegd beleid

-werking Verordening/Besluit WMO in 2008 evalueren

-publiceren uitkomsten tevredenheidsonderzoek

-algemene voorzieningen ontwikkelen

bevorderen deelname

-inzetten buurtbusvoorziening

-periodiek, via de gemeentelijke advertentie of anderszins, aandacht schenken aan bestaande algemene voorzieningen als WonenPlus

-Inventarisatie opstellen toegankelijkheid (semi)openbare gebouwen

-Subsidie Stichting De Baan

-Subsidie Draagnet

Maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingsbeleid

Kleine doelgroepen

-qua OGGZ- beleid en -uitvoering aansluiten bij het ‘regiobeleid’

-het budget voor collectieve preventie OGGZ ad € 8.478,- voor 2007 gelijkelijk verdelen over De Geestgronden en de Jeugdriagg. Voor 2008 opnieuw bezien.

-inzicht trachten te krijgen in het aantal en de specifieke behoeften van

a.thuiswonende Bloemendalers met een verstandelijke beperking

b.mensen met een zintuiglijke beperking

Bijlage A Overzicht (bestaande) inkomsten en uitgaven in het kader van de WMO

Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en kernen

2008

2009

2010

2011

Oranjecomités

7.818

7.934

8.053

8.173

Stichting Ons Bloemendaal

535

543

551

559

Muziekvereniging Kunst na Arbeid

535

543

551

559

Jeugd sportsubsidies

26.380

26.776

27.172

27.580

Budget Sportstimulering

5.895

5.983

6.071

6.162

Antenne Bloemendaal

6.792

6.894

6.996

7.100

Peuterspeelzaalwerk

121.120

122.937

124.754

126.625

Algemene bejaardenvereniging Vogelenzang

2.012

2.042

2.072

2.103

Meer Bewegen Voor Ouderen

10.000

10.000

10.000

10.000

De Zonnebloem

799

811

823

835

Lokaal veiligheidsbeleid

70.565

71.623

72.681

73.771

Regulier onderhoud speelvoorzieningen

Vervanging en renovatie van speelvoorzieningen

21.000

30.000

21.000

30.000

21.000

30.000

21.000

30.000

Bevorderen spelen gehandicapte kinderen

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Activiteiten voor de jeugd

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Cultureel Jongeren Paspoort

1.781

1.808

1.835

1.863

Milieueducatie scholen

14.784

15.006

15.228

15.456

Voorlichting over religieuze en niet-religieuze levensovertuigingen

4.127

4.189

4.251

4.314

Vakonderwijs

163.511

165.964

168.417

170.943

Bijdrage HALT

9.126

9.263

9.400

9.541

Kunsteducatie

12.500

12.500

12.500

12.500

Totaal

Preventief jeugdbeleid

2008

2009

2010

2011

Netwerken jeugdhulpverlening 12- en 12+

11.814

11.991

12.168

12.350

Jeugdgezondheidszorg Kennemerland (0 - 4 jaar)

219.027

222.312

225.597

228.981

GGD Kennemerland (4 – 19 jaar)

206.679

209.779

212.879

216.072

(intensivering) jeugdbeleid algemeen, waaruit o.a.:

-renovatie speelvoorzieningen 50.000

-jeugdhonk Vogelenzang 25.000

-mobiel team 15.000

-programma ‘Friends’ 10.000

108.000

109.621

111.242

.

112.910

Openbare thema-avonden

3.000

3.000

3.000

3.000

Training en voorlichting signalering kindermishandeling

(organisatiekosten jeugdbeleid)

30.343

30.798

31.404

31.721

Centrum voor Jeugd en Gezin

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Informatie, advies en cliëntondersteuning

2008

2009

2010

2011

Lokaal Loket/Welzijn Bloemendaal

Bibliotheek Duinrand

409.392

415.442

421.674

427.999

Beraad Ouderen Bonden

1.600

1.624

1.648

1.673

Stichting Kontext (maatschappelijke dienstverlening)

74.819

75.941

77.063

78.218

Mantelzorg en vrijwilligers, bevorderen deelname aan het maatschappelijk verkeer, individuele voorzieningen

2008

2009

2010

2011

Vrijwilligerscentrale Haarlem

1.532

1.532

1.532

1.532

Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk

16.965

16.965

16.965

16.965

Sportsupport (gehandicaptensport)

2.434

2.471

2.508

2.545

Stichting ’t WEB

2.908

2.952

2.996

3.040

Wonen Plus (Welzijn Bloemendaal)

39.561

40.154

40.747

41.358

Stichting Paardrijden Gehandicapten (jongeren)

1.014

1.029

1.044

1.059

Stichting Rolstoelhockey

1.335

1.355

1.375

1.395

Uitgaven huishoudelijke verzorging

1.099.000

1.099.000

1.099.000

1.099.000

Uitgaven Persoonsgebonden Budget

146.000

146.000

146.000

146.000

Vervoersvoorzieningen (voorheen Wvg)

239.000

239.000

239.000

239.000

Rolstoelvoorzieningen (voorheen Wvg)

366.000

366.000

366.0000

366.000

Woonvoorzieningen (voorheen Wvg)

262.000

262.000

262.000

262.000

Uitgaven Besluit Bijdrage AWBZ-gemeenten (Bbag)

44.838

44.838

44.838

44.838

Uitgaven Diensten bij wonen met zorg (Dwz)

57.397

57.397

57.397

57.397

Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg

5.446

5.446

5.446

5.446

Vorming, training en advies

708

708

708

708

Collectieve GGZ-preventie

8.478

8.478

8.478

8.478

Maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingsbeleid

2008

2009

2010

2011

Maatschappelijke Opvang Drugsverslaafden

3.481

3.533

3.585

3.638

Stichting Slachtofferhulp

3.546

3.599

3.652

3.706

Collectieve preventie OGGZ

8.478

8.478

8.478

8.478

Bijlage B Verslag bijeenkomsten met instellingen op 11 en 18juni

Wethouder Wolf: “Vertrouwen, cohesie, participatie en dingen doen.”

Iedereen wil wel een handje toesteken, maar het gebeurt te weinig

De gemeente Bloemendaal werkt aan de invoering van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze nieuwe wet moet ervoor zorgen dat iedereen kan meedoen aan de samenleving, ongeacht iemands maatschappelijke of economische positie, en ongeacht beperkingen of handicaps. Om goed rekening te kunnen houden met de plaatselijke situatie mag een gemeente naar eigen inzicht invulling geven aan de wet. Om dit te vergemakkelijken is de maatschappelijke ondersteuning verdeeld over negen zogenoemde prestatievelden (zie kader).

Net als alle andere gemeenten in ons land maakt Bloemendaal dit jaar een beleidsplan voor de Wmo. De inwoners kunnen daarover meepraten, iets wat de wet trouwens voorschrijft. De gemeente vraagt advies aan vertegenwoordigers van belangen- en cliëntenorganisaties en verwerkt dat in een conceptplan. Vervolgens wordt dat met de burgers besproken. In Bloemendaal gebeurt dit in september. Pas daarna wordt het uitgestippelde beleid in de gemeenteraad besproken. De raad moet het beleidsplan goedkeuren. In Bloemendaal zal het plan in december 2007 worden vastgesteld.

Dit moeten we vaker doen

Voor het advies van belangen- en cliëntenorganisaties kwamen in juni vertegenwoordigers van een breed scala van verenigingen en maatschappelijke organisaties bij elkaar in het gemeentehuis. Tijdens twee drukbezochte avonden werden problemen op een rijtje gezet en ideeën voor oplossingen besproken. De bedoeling was vooral om goed zicht te krijgen op de problemen in Bloemendaal en meteen oplossingen daarvoor te bedenken.

Veel verenigingen en organisaties uit Bloemendaal hadden gehoor gegeven aan de uitnodiging van de gemeente. Er waren vertegenwoordigers van uiteenlopende organisaties waaronder scholen, welzijnswerk, ouderenorganisaties, sport- en buurtverenigingen, politie, enzovoort. En dat was misschien wel voor het eerst. Veel deelnemers vonden het een goede zaak om met elkaar aan tafel te zitten om de maatschappelijke problemen te bespreken. “Dit initiatief van de gemeente stel ik buitengewoon op prijs”, aldus één van de deelnemers. En iedereen vond dat men met elkaar in gesprek moet blijven: “Dit moeten we vaker doen.”

Niemand mist voorzieningen

De diversiteit aan organisaties en de grote opkomst lieten meteen zien dat alle voorzieningen er wel zijn in Bloemendaal. Niemand miste voorzieningen, alles is er kennelijk. Wel werd meer dan eens opgemerkt dat lang niet alle mensen de weg naar de voorzieningen weten te vinden. Mensen vereenzamen omdat ze niet weten wat de mogelijkheden zijn om hun isolement te doorbreken. Het lukt ze dan niet om contact te leggen met anderen en met instellingen die hulp kunnen bieden. Juist de mensen die ondersteuning het hardste nodig hebben, vallen daardoor toch buiten de boot. Bovendien kwam naar voren dat ook instanties en organisaties elkaar niet weten te vinden en soms helemaal niet van elkaars bestaan af weten. Er moet meer samenwerking komen en daarvoor werden in de discussie ook allerlei suggesties gedaan.

Deze ervaringen werden onderstreept door de schriftelijke enquête die voorafgaande aan de bijeenkomsten onder de maatschappelijke organisaties was gehouden. De leefbaarheid van Bloemendaal scoorde weliswaar voldoende tot ruim voldoende, maar dat is niet genoeg voor een dorp als Bloemendaal. Kennelijk vindt niemand de leefbaarheid ronduit goed. Ook de waardering van de sociale samenhang kwam niet verder dan ruim voldoende. Bloemendaal scoort geen onvoldoende, maar ook niet goed. Dat moet beter vindt de gemeente, Bloemendaal zou toch op zijn minste ruim voldoende tot goed moeten scoren. Uit de enquête onder de organisaties bleek verder dat de meeste organisaties al goed bekend zijn met de Wmo

Weinig sociale samenhang

Op de avonden kwam duidelijk naar voren dat de Wmo een wet is waar veel onder valt. Vooral tijdens de eerste bijeenkomst op 11 juni waren de verschillende thema’s daardoor moeilijk af te bakenen. Tussen de thema’s – leefbaarheid, algemene voorzieningen voor kwetsbare groepen en sociale samenhang – zit veel overlap en samenhang.

De rode draad door beide avonden was het ontbreken van sociale cohesie. Vroeger kwam je elkaar op straat tegen en was het heel gewoon om bij elkaar op bezoek te komen. Tegenwoordig hebben veel mensen het gevoel alsof ze nergens bij horen. Men kent elkaar niet. “Mensen leven langs elkaar heen, net als in de stad”, zo verwoordde een aanwezige het probleem. Vooral ouderen vereenzamen en raken in een isolement, maar ook de jeugd wordt niet in de gaten gehouden en zo nodig gecorrigeerd. Er is te weinig te doen waardoor jongeren vervallen tot vandalisme. Het relaas van de hockeyclub zette dit probleem scherp neer. Er is een grote toeloop, maar van de 170 aanmeldingen kon de club er vorig jaar maar 60 toelaten. Voor de anderen is geen plaats. Tegelijk kampt de hockeyclub met vandalisme. Zo werd in luilaknacht het veld in brand gestoken, een grote schadepost voor de club. De daders bleken Bloemendaalse jongeren van een jaar of twaalf.

Sportkantine als ontmoetingsplaats

Het gemis aan sociale structuur werd onder meer verklaard uit het wegvallen van de rol die de kerk vroeger had. “In de kerk zaten Jan Rap en zijn maat door elkaar. Zulke plekken waar mensen van allerlei pluimage elkaar ontmoeten zijn er niet meer. Daardoor is men niet meer betrokken bij mensen die niet tot de eigen groep behoren”, signaleerde een aanwezige. Geopperd werd dat de sportkantine die functie kan overnemen, want ook daar komt iedereen, jong en oud. Het zou wel betekenen dat sportkantines ook buiten de wedstrijden om open moeten zijn.

Ook in ander verband zouden jong en oud vaker bij elkaar gebracht moeten worden. “Laat de jeugd aan ouderen uitleggen hoe een mobieltje werkt of internet”, was een suggestie. Hier en daar zijn er alle zulke activiteiten georganiseerd en steeds met veel succes.

Een opmerkelijk idee was dat de sociale samenhang zou kunnen worden versterkt door te zorgen dat mensen weer in de gemeente kunnen blijven wonen. Dat de knelpunten op het vlak van maatschappelijk ondersteuning zich juist voordoen bij de jeugd en de ouderen, vindt zijn verklaring in het wegtrekken van de twintigers en dertigers. Die verhuizen noodgedwongen naar elders omdat ze in Bloemendaal geen huis kunnen vinden. Bijvoorbeeld sportclubs verliezen zo hun meest actieve leden, die als vrijwilliger de jeugd bezig houden. En dat geldt voor het hele verenigingsleven.

Een vraag die meermalen naar voren kwam was of er meer samenhang moet zijn tussen de verschillende kernen van Bloemendaal. Hier werd heel verschillend over gedacht, al kan het geen kwaad om de samenwerking tussen organisaties uit de verschillende kernen te verbeteren en te bevorderen. In ieder geval bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de kernen, waarbij opviel dat de kleinere kernen Vogelenzang en Overveen nog steeds een dorpsgemeenschap zijn. In Overveen is er bijvoorbeeld een zeer actieve buurtvereniging met meer dan 700 leden.

Koffie drinken

Algemeen wordt gedacht dat de Wet maatschappelijke ondersteuning het beste vorm kan krijgen op het niveau van de buurt. Met name kwetsbare groepen zijn afhankelijk van buurtvoorzieningen, zoals buurthuis, school, huisarts, winkels en dergelijke. En op buurtniveau komt de vraag van de burger het meest duidelijk naar voren. De oplossing van knelpunten werd dan ook meer dan eens gezocht in het openen van een buurthuis of op z’n minst een inlooppunt, servicepunt of andersoortige buurtvoorziening waar iemand met problemen of vragen kan aankloppen. Zo’n buurtvoorziening zou ook als ontmoetingsplek van jongeren en ouderen kunnen fungeren. En in ieder geval moet men er koffie kunnen drinken. Meer sociale samenhang tussen de kernen is daarvoor dan ook niet nodig. Dat zou trouwens moeilijk gaan, want als er één knelpunt was waarover iedereen het eens is, dan is het wel het beroerde openbaar vervoer in de gemeente. Voor mensen die zijn aangewezen op de bus zijn voorzieningen als winkelcentra, gemeentehuis en ziekenhuis eigenlijk amper bereikbaar. “Als je je paspoort wilt gaan verlengen, neem dan maar een lunchpakketje mee, want met de bus ben je een halve dag onderweg”, grapte een aanwezige.

Mantelzorg en vrijwilligerswerk

De tweede bijeenkomst op 18 juni ging over mantelzorg en vrijwilligerswerk. Het verschil tussen die twee is niet altijd even duidelijk, ze worden vaak op één hoop gegooid. De Wmo ziet vrijwilligerswerk als werk dat in georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt gedaan voor anderen of voor de samenleving. Mantelzorg is langdurige zorg veelal ter vervanging van betaalde zorg, die wordt geboden aan (chronisch) zieken of ouderen uit de directe omgeving – meestal gezinsleden of familieleden – en die verder gaat dan de gebruikelijke dagelijkse zorg. Een groot verschil met vrijwilligerswerk is dat vrijwilligers het ook vaak voor zichzelf doen, terwijl mantelzorgers geen keuze hebben, die verlenen de zorg vanuit plichtsgevoel. Heel scherp is de scheidslijn tussen vrijwilligerswerk en mantelzorg overigens niet te trekken. Tussenvormen zijn bijvoorbeeld buddyzorg en burenhulp. Hoe belangrijk mantelzorg is, blijkt wel uit een opvallend cijfer: in ons land staan naast elke professionele zorgverlener niet minder dan 4 mantelzorgers.

Het knelpunt in de mantelzorg is dat de mantelzorg nogal eens verborgen blijft. Veel mensen verzorgen hun partner of een familielid zonder dat instanties ervan af weten en zonder dat ze de hulp krijgen waarop ze recht hebben. Vaak weet men niet eens dat men ondersteuning kan krijgen. Het gevolg is dat het eigen leven van de mantelzorger in de knel komt. “Met mantelzorg ben je 25 uur per dag bezig”, zo vatte iemand dit probleem samen. De grote vraag is hoe je de mantelzorgers kunt bereiken om ze voorlichting en ondersteuning te geven. De huisarts zou hierin een rol kunnen spelen, maar ook zouden de verschillende instellingen beter moeten samenwerken. Om mantelzorgers te ontlasten zouden er meer mogelijkheden voor dagopvang in verzorgingshuizen moeten komen.

PR voor vrijwilligerswerk

In het vrijwilligerswerk is het tekort aan vrijwilligers een steeds groter probleem. Twee op de vijf vrijwilligersorganisaties hebben een tekort aan vrijwilligers. Dit tekort is het sterkst bij de zorg- en hulpverleningsorganisaties. “Vooral voor het ‘minder leuke’ vrijwilligerswerk zijn moeilijk mensen te vinden”, zo werd gezegd. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bezoeken van zieken, stervensbegeleiding en telefooncirkels. Gesignaleerd werd ook dat jongeren zich niet voor langere tijd aan vrijwilligerswerk willen verbinden, maar wel op projectbasis.

De samenleving heeft te weinig waardering voor vrijwilligerswerk, maar dat heeft ook te maken met de onzichtbaarheid, want veel vrijwilligerswerk gebeurt achter de schermen. “Er moet meer naar buiten worden gebracht wat vrijwilligers allemaal doen, zodat mensen zien hoe belangrijk het vrijwilligerswerk is voor anderen”, was een suggestie. De gemeente zou daarin het voortouw moeten nemen door meer publiciteit, bijvoorbeeld met het uitverkiezen van de vrijwilliger van het jaar. “Er moet pr komen voor al het vrijwilligerswerk dat er gebeurt in Bloemendaal.“

Een ander knelpunt is dat mensen die vrijwilligers willen doen niet weten bij wie ze terecht kunnen. Vraag en aanbod moet daarom beter op elkaar worden afgestemd. Een idee was om in elke wijk een soort meldpunt te hebben waarbij mensen die hulp nodig hebben kunnen aankloppen en waar vrijwilligers zich kunnen aanmelden, bijvoorbeeld in een buurthuis. Vrijwilligers moeten ook beter worden ondersteund, maar daarvoor werd de oplossing juiste gezocht in regionale samenwerking. Er zou een soort ‘vrijwilligersacademie’ moeten komen voor de opleiding en professionalisering van vrijwilligers. “Dat hoeft elke organisatie niet op z’n eentje te doen.” Gewaarschuwd werd wel dat vrijwilligers geen verkapte professionals moeten worden. Ook voor het aanwerven van nieuwe vrijwilligers zouden de organisaties de handen ineen moeten slaan.

In haar slotwoord bedankte wethouder Wolf iedereen voor de deelname aan de discussies. Zij wees op het Collegeprogramma Bloemendaal ‘Vertrouwen Cohesie Participatie’. “Ik denk dat we daar aan moeten toevoegen: dingen doen”, aldus de wethouder. “We hebben vanavond en vorige week heel veel dingen tegen elkaar gezegd en dat wacht op een snelle vertaling. Ik kijk uit naar de discussie met de burgers over wat we hier gehoord hebben in september en daarna die met de raad. En ik hoop dat we dan een ontzettend mooi Wmo-plan hebben dat wat mij betreft mag heten: ‘Dingen doen’.“

Genoemde oplossingen

Jongeren en ouderen bij elkaar brengen

  • -

    activiteiten organiseren

  • -

    heitje voor karweitje

  • -

    uitleg over internet e.d.

  • -

    scholen kunnen rol spelen

jongeren

  • -

    jongerenhuisvesting voor Bloemendaalse jongeren

  • -

    sportpas

  • -

    instellen jongerenraad

ouderen

  • -

    digitale klusjesman

  • -

    heitje voor een karweitje voor ouderen

kennismaken met de buurt

  • -

    buren bezoeken

  • -

    buurtfeesten

  • -

    klusjes voor elkaar doen

  • -

    burenhulp organiseren

zorgen voor ontmoetingsplekken

  • -

    buurthuis

  • -

    dorpshuis

  • -

    jongerencentra

  • -

    scholen

  • -

    sportkantine

  • -

    verzorgingshuis

ouders helpen opvoeden

-goede voorbeeld geven

vrijwilligerswerk

  • -

    vrijwilligerscentrale

  • -

    jongeren aanspreken

  • -

    vrijwilligers in het zonnetje zetten

  • -

    buurtbus

  • -

    deskundigheidsvergroting door opleiding en scholing

gemeente schept voorwaarden

  • -

    faciliteiten

  • -

    regie

  • -

    loket

  • -

    schoon heel en veilig

  • -

    bestaande projecten uitbreiden

  • -

    communicatie en zichtbaar maken van mogelijkheden

  • -

    geld

samenwerking

  • -

    WMO raad

  • -

    betere afstemming tussen organisaties uit het veld

  • -

    meer samen doen

  • -

    functies en voorzieningen combineren in gebouwen

  • -

    vraaggericht werken

verkeer en vervoer

  • -

    fietspaden

  • -

    30 km zones

  • -

    openbaar vervoer

  • -

    goed onderhoud

  • -

    verkeersveiligheid

alle activiteiten moeten zichtbaar gemaakt worden

CITATEN

Meedoen is het devies van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Meedoen over de volle breedte van de Nederlandse bevolking, jong en oud, ongeacht iemands maatschappelijke of economische positie, ongeacht beperkingen of handicaps.

Mensen hebben niet meer het gevoel dat ze ergens bij horen, we kennen elkaar niet.

Vroeger was het heel gewoon om bij elkaar op bezoek te komen.

In Bloemendaal trekt men zich niets van elkaar aan, de mentaliteit is egoïstisch en materialistisch.

Als de school ouders vraagt om ergens bij te helpen zegt men: hoeveel geld heb je nodig in plaats van: wat kan ik doen.

Geluk is niet rijk zijn, maar goed met elkaar omgaan.

Het gekke is, iedereen wil wel een handje toesteken als je het vraagt, maar men wil zich er niet op vastleggen.

Je kunt de sociale samenhang versterken door te zorgen dat mensen weer in de gemeente kunnen blijven wonen.

Mensen leven langs elkaar heen, net als in de stad.

Ik mis betrokkenheid bij mensen die niet tot je eigen groep behoren.

In de kerk zaten Jan Rap en zijn maat door elkaar, dat soort plekken waar mensen elkaar ontmoeten zijn er niet meer.

Jongeren willen best op projectbasis vrijwilligerswerk doen, maar niet op de lange termijn, dat is het probleem.

Jongeren en ouderen kunnen elkaar ontmoeten bij sportverenigingen.

Niemand mist voorzieningen, alles is er kennelijk.

Leefbaarheid kun je niet organiseren als je niet wekt aan sociale samenhang.

Bloemdaal zou toch op zijn minst ruim voldoende tot goed moeten scoren op leefbaarheid.

Het is belangrijk dat mensen zien wat vrijwilligers allemaal doen en hoe belangrijk dat werk is voor anderen.

Een vrijwilliger moet geen verkapte professional worden.

Wees als gemeente trots op je vrijwilligers in al die verschillende organisaties.

Het is heel lastig om mensen te vinden voor het zware vrijwilligerswerk.

Met mantelzorg ben je 25 uur per dag mee bezig.

Ouderen hebben moeite met wisselende contacten, ze hebben er moeite mee om elke keer een ander gezicht voor zich te zien.

Het duurt vaak maanden om een voorziening te krijgen waar je recht op hebt. De benadering van de ambtenaar is alsof hij die voorziening uit eigen zak moet betalen.

Aldus vastgesteld inde openbare vergadering

van de raad der gemeente Bloemendaal,

gehouden op 20 december 2007.

W.H. de Gelder , voorzitter

H.W. de Vries , griffier

Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland-Zuid.

In werking: 4 januari 2008.