Verstrekkingenboek bijzondere bijstand 2018

Geldend van 25-04-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 05-04-2018

Intitulé

Verstrekkingenboek bijzondere bijstand 2018

1. Inleiding

Algemeen

Bijzondere bijstand is een uitkering voor mensen met een laag inkomen, waarmee extra en bijzondere kosten betaald kunnen worden. Het recht op bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 van de Participatiewet. De Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken van de gemeenten Bloemendaal, Haarlemmerliede & Spaarnwoude en Heemstede (IASZ) heeft het bijzondere bijstandsbeleid vastgelegd in onderliggend ‘Verstrekkingenboek bijzondere bijstand’.

Maatwerk

Dit Verstrekkingenboek bevat richtlijnen die houvast geven bij de beslissing op een aanvraag bijzondere bijstand. Hierbij moet altijd sprake zijn van maatwerk. In artikel 18 lid 1 van de Participatiewet is vastgelegd dat de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, de mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende. Bij elke aanvraag moet daarom de vraag gesteld worden of de situatie aanleiding is een positieve uitzondering te maken op de regels.

2. Beoordelingskader

Individuele beoordeling

De aard van de kosten is niet bepalend, maar de omstandigheden van de belanghebbende. Bij elke aanvraag moet daarom een individuele beoordeling worden gemaakt. De bijzondere omstandigheden moeten expliciet in de besluitvorming betrokken worden. Dit betekent ook dat, mits gemotiveerd, afwijken van de regels mogelijk is.

Beoordelingscriteria

Door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een volgorde aangegeven om te beoordelen of er recht op bijzondere bijstand bestaat. Volgens de Raad dient eerst beoordeeld te worden:

  • a.

    of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen;

  • b.

    of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn;

  • c.

    of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden;

  • d.

    of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Verder wordt beoordeeld:

  • of er sprake is van een voorliggende voorziening die toereikend en passend is (artikel 15, lid 1 Participatiewet);

  • of er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (artikel 18, lid 2 Participatiewet);

  • of er nadere bepalingen zijn per kostensoort in dit verstrekkingenboek;

  • welke draagkrachtbepalingen van kracht zijn;

  • of de kosten betrekking hebben op een periode waarbij de belanghebbende daadwerkelijk zijn officiële adres (volgens de BRP) in een van de IASZ gemeenten heeft.

Afwijzingsgrond

Als de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd zijn ontstaan door onverantwoord gedrag of (niet) handelen, dan moet de aanvraag worden afgewezen op grond van artikel 18, lid 2 Participatiewet. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geen aanvullende verzekering is afgesloten voor medische kosten.

Leenbijstand

In uitzonderlijke gevallen, als afwijzing op grond van artikel 18, lid 2 Participatiewet tot onaanvaardbare situaties leidt, kan bijstand worden toegekend in de vorm van een geldlening. Dit wordt leenbijstand genoemd (artikel 48, lid 2 onder b Participatiewet). Ook als het bij een kostensoort in dit verstrekkingenboek niet specifiek genoemd wordt, kan leenbijstand dus mogelijk zijn. Het ondertekenen van een schuldbekentenis is niet noodzakelijk bij leenbijstand.

Bijstand ‘om niet’

Bijzondere bijstand 'om niet' betekent dat de bijstand in principe niet terug betaald hoeft te worden, behalve wanneer er ten onrechte bijstand ontvangen is.

Voorliggende voorziening

Bij een voorliggende voorziening kunnen kosten op een andere manier vergoed worden, waardoor er geen of minder recht is op bijzondere bijstand. Bijvoorbeeld de Wet Langdurige Zorg (WLZ), de basiszorgverzekering en de aanvullende zorgverzekering. Bij statushouders die onder financiële verantwoordelijkheid van het COA vallen, geldt het COA als voorliggende voorziening.

Individuele inkomenstoeslag en de Individuele studietoeslag geen voorliggende voorziening

De IASZ rekent de Individuele inkomenstoeslag en de Individuele studietoeslag niet als middel of voorliggende voorziening, ook niet voor leenbijstand. Hier is sprake van begunstigend beleid.

Begunstigend beleid

Van begunstigend beleid is sprake als er een standpunt ingenomen wordt dat gunstiger is dan bij strikte toepassing van de wet.

Goedkoopste adequate voorziening

Bijstand wordt verstrekt voor de goedkoopst adequate voorziening. De bijzondere bijstand mag gebruikt worden om een andere, duurdere voorziening met dezelfde functie aan te schaffen, maar het bedrag dat toegekend wordt is dat voor de goedkoopste voorziening. Het resterende bedrag moet de belanghebbende zelf betalen.

Kostensoorten

In dit handboek zijn kostensoorten beschreven waarvoor vaak bijzondere bijstand gevraagd wordt. De kostensoorten zijn onderverdeeld in medische kosten en niet-medische kosten. De lijst is niet uitputtend.

Nibud Norm

Bij sommige kostensoorten wordt bij het uit te keren bedrag verwezen naar de Nibud norm. De Nibud norm is te vinden in de Nibud Prijzengids voor de bijzondere bijstand. In deze gids staan gangbare prijzen van artikelen en diensten die van toepassing kunnen zijn binnen de bijzondere bijstand.

3. Zorgverzekering

Alle inwoners van Nederland hebben een verplichte basiszorgverzekering. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een aanvullende zorgverzekering af te sluiten.

Zorgverzekeringswet is voorliggende voorziening

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft bepaald dat de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening is aan te merken die gezien haar aard en doel toereikend en passend is (artikel 15 Participatiewet). De CRvB is verder van mening dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor het afsluiten van een afdoende verzekering.

Aanvullende zorgverzekering

Aansluitend op de uitspraken van de CRvB is het uitgangspunt van de IASZ dat belanghebbenden zich naast de verplichte basisverzekering aanvullend verzekeren, inclusief tandartskosten. Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. De gemeente biedt minima hiervoor een keuze uit twee collectieve verzekeringen. Het afsluiten van een aanvullende verzekering kan echter niet verplicht worden. Dit betekent dat ook niemand verplicht kan worden deel te nemen aan een collectieve verzekering via de IASZ. Het niet afsluiten van een aanvullende verzekering heeft echter gevolgen voor het recht op bijzondere bijstand.

Aanbod IASZ

De IASZ biedt aan minima de keuze uit een van de volgende twee collectieve zorgverzekeringen:

  • Zilveren Kruis Achmea met het aanvullende pakket ‘Optimaal Aanvullend 3 en tand 2’.

  • Univé met het aanvullende pakket ‘GemeentePakketCompleet’.

De collectieve zorgverzekering is dus altijd een basispakket in combinatie met een aanvullend pakket.

Voor wie

Inwoners met een inkomen tot 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm en inwoners met een vermogen onder de vermogensgrens volgens de Participatiewet kunnen deelnemen. Voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten geldt een inkomensgrens van 130 % van de bijstandsnorm.

Andere collectieve of aanvullende verzekering dan aanbod gemeente

Als een belanghebbende tot een andere collectieve of aanvullende verzekering besluit moet deze vergelijkbaar zijn met de vergoedingensystematiek van de collectieve verzekeringen die de IASZ aanbiedt. Als de belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar is aangesloten, wordt de bijzondere bijstand afgestemd op de kosten die het vergoedingenpakket van de collectieve verzekeringen overstijgen. De ‘niet verzekerde kosten’ worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Dit betekent dat bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand alleen rekening wordt gehouden met de eigen bijdrage die het vergoedingenpakket van de collectieve ziektekostenverzekeringen overstijgt.

Geen aanvullende zorg verzekering

Aan belanghebbenden zonder aanvullende zorgverzekering kan alleen bijzondere bijstand worden verstrekt voor de resterende eigen bijdrage die over zou zijn gebleven als er wel een aanvullende verzekering zou zijn afgesloten. Van de bijzondere bijstand wordt dus het bedrag afgetrokken dat ontvangen zou zijn als iemand wel verzekerd was geweest. Dit geldt ook voor belanghebbenden die zich niet aanvullend kunnen verzekeren vanwege een betalingsachterstand. De aanvraag moet (deels) worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Als een (gedeeltelijke) afwijzing tot onaanvaardbare situaties leidt, kan van dit standpunt worden afgeweken en kan leenbijstand worden toegekend. Wat een onaanvaardbare situatie is verschilt per geval. Er moet door de consulent gerapporteerd worden over de gevolgen van het uitblijven van medische hulp voor de belanghebbende. Bij twijfel hierover kan medisch advies worden gevraagd.

Gecontracteerde zorg aanbieders

Zorgverzekeraars sluiten contracten af met zorgaanbieders. Als een belanghebbende naar een andere zorgaanbieder gaat dan waarmee de zorgverzekeraar een contract heeft, dan betaalt de belanghebbende mogelijk een groter deel van de zorgkosten zelf. Hiervoor is geen bijzondere bijstand mogelijk.

Niet in basispakket

De overheid bepaalt wat er in het basispakket van de zorgverzekering zit. Als kosten niet zijn opgenomen in het pakket van de Zorgverzekeringswet, dan volgt uit artikel 15 Participatiewet dat de Zorgverzekeringswet toch een voorliggende voorziening is. Het is hier dus niet zozeer de zorgverzekering die als voorliggende voorziening geldt, maar de keuze van de wetgever om bepaalde medische kosten niet in het basispakket onder te brengen.

De afwijzingsgrond is in deze gevallen dus niet dat de belanghebbende door eigen toedoen niet afdoende verzekerd is, maar dat er door de bewuste keuze van de wetgever geen plaats is voor bijzondere bijstand. Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: ECLI:NL:CRVB:2015:315. Deze uitspraak gaat over tandartskosten, maar vergelijkbare uitspraken zijn er over bijvoorbeeld de kosten van fysiotherapie.

Medische kosten buiten pakket zorgverzekeringswet

Voor kosten die niet in het pakket van de zorgverzekeringswet zijn opgenomen, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Alleen als er sprake is van ‘zeer dringende redenen’ kan hiervan worden afgeweken. De belanghebbende moet in dit geval via een verklaring van een (behandelend) medicus aannemelijk maken dat de kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 16 van de Participatiewet. Er is sprake van ‘zeer dringende redenen’ als afzien van bijstand leidt tot een levensbedreigende situatie of ernstig blijvend geestelijk of lichamelijk letsel.

Eigen risico en eigen bijdrage

Eigen risico

Het eigen risico houdt in dat het eerste gedeelte van zorgkosten door iedereen zelf betaald moet worden. Het eigen risico is wettelijk verplicht. Bijzondere bijstand voor het eigen risico in de zorgverzekering is wettelijk niet mogelijk.

Eigen bijdrage

Voor bepaalde vormen van zorg hanteert de overheid een eigen bijdrage. In deze gevallen moet, net als bij het eigen risico, eerst zelf een bedrag worden betaald voordat er sprake is van vergoede zorg.

Er zijn zorgvormen waarvoor zowel een eigen bijdrage als het eigen risico van toepassing is. Als belanghebbenden deelnemen aan een van de collectieve zorgverzekeringen van de IASZ, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage.

4. Draagkracht

Wat is draagkracht?

Draagkracht is het deel van het inkomen of het vermogen dat de belanghebbende zelf moet gebruiken om kosten te betalen. Voor de berekening van draagkracht wordt gewerkt met twee kostencategorieën. Per categorie moet rekening worden gehouden met draagkracht uit inkomen en draagkracht uit vermogen.

Kostencategorie 1

Onder categorie 1 vallen de volgende kostensoorten:

  • woonkosten;

  • kosten voor duurzame gebruiksgoederen;

  • bewindvoerderskosten;

  • toeslag voor zelfstandig wonende jongeren, eenmalig levensonderhoud, kinderopvang, peuterspeelzaal en babyuitzet.

  • a.

    Draagkracht uit inkomen bij categorie 1

    Bij kostensoorten onder categorie 1 geldt dat de draagkracht 100 % bedraagt van het inkomen boven de bijstandsnorm (rekennorm exclusief vakantietoeslag).

  • b.

    Draagkracht uit vermogen bij categorie 1

    Bij kostensoorten onder categorie 1 geldt een vermogensvrijlating van € 2.000. De vrijlating als genoemd in artikel 34, derde lid Participatiewet wordt niet in acht genomen.

Kostencategorie 2

Onder categorie 2 vallen kostensoorten die niet vallen onder categorie 1. Bijvoorbeeld kosten vanwege ziekte of gebrek of kosten voor rechtsbijstand.

  • a.

    Draagkracht uit inkomen bij categorie 2

    De draagkracht is 40 % van het inkomen dat meer bedraagt dan 110 % van de bijstandsnorm.

  • b.

    Draagkracht uit vermogen bij categorie 2

    De vrijlating als genoemd in artikel 34, derde lid Participatiewet wordt in acht genomen. Het vermogen boven de vermogensgrens (het zogenaamde vrij te laten vermogen) geldt als draagkracht. De in artikel 34 Participatiewet genoemde uitzonderingen gelden ook voor de bijzondere bijstand, met uitzondering van artikel 34, tweede lid, sub d: het vermogen gebonden in een eigen woning. In het geval van een eigen woning heeft de IASZ eigen beleid (zie paragraaf eigen woning).

Toelichting

Vaststelling inkomen

Bij een vast inkomen kan worden uitgegaan van het netto-inkomen per datum aanvraag.

Bij een wisselend inkomen moet worden uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de achterliggende drie maanden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als het inkomen sterk fluctueert. In deze situaties kan een draagkrachtberekening worden gemaakt over een geheel kalenderjaar (aansluiting bij belastingjaren).

Bij de vaststelling van het netto-inkomen wordt uitgegaan van de som van het netto-inkomen

(exclusief vakantietoeslag),

verminderd met:

  • onkostenvergoedingen (vermeld op salarisstrook).

  • de buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening ex artikel 33, lid 5 Participatiewet (pensioenvrijlating).

vermeerderd met:

  • inhoudingen voor de personeelsvereniging of ter aflossing van schulden.

  • algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner.

De vrijgelaten inkomsten op grond van artikel 31 Participatiewet worden niet aangemerkt als middelen of als draagkracht.

Formules voor omrekening:

  • van week naar maand = het weekbedrag x 13 gedeeld door 3

  • van 4 weken naar maand = het 4 wekenbedrag delen door 4 x 13 gedeeld door 3

Inkomsten van kinderen

Inkomsten van minderjarige kinderen worden niet meegenomen zolang voor deze kinderen kinderbijslag wordt ontvangen. Als een kind zoveel verdient dat geen kinderbijslag meer wordt ontvangen en de bijzondere bijstand bovendien betrekking heeft op dat kind, dan wordt het deel van de inkomsten boven de kinderbijslagaanspraak aangemerkt als gezinsinkomen.

Beslag, WSNP of minnelijke schuldregeling

Als de belanghebbende niet of deels niet kan beschikken over zijn inkomen omdat beslag is gelegd, hij deelneemt aan de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of aan een minnelijke schuldregeling, dan wordt het deel van het inkomen dat onder bovengenoemde regelingen valt niet in de draagkrachtberekening meegenomen. Hier wordt aangesloten bij jurisprudentie inzake een beroep op bijstand bij WSNP.

De reden dat niet volledig over het inkomen wordt beschikt komt voort uit een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Dit betekent dat bijzondere bijstand bij een minnelijk traject in principe altijd wordt verstrekt in de vorm van leenbijstand. Na afronding van het minnelijk traject begint de aflossing van de leenbijstand. Bij deelname aan de WSNP is het aangaan van nieuwe leningen niet mogelijk. In dit geval wordt bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt.

Vaststelling draagkracht uit inkomen

Het inkomen van de belanghebbende moet worden ‘afgezet’ tegen de (fictief) voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm. Alleen het inkomen boven die bijstandsnorm kan toegerekend worden aan de draagkracht voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.

Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het netto maandinkomen verminderd met 100 % (bij categorie 1) of 110 % (bij categorie 2) van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) en de volgende buitengewone uitgaven:

  • wettelijke betalingen voor levensonderhoud (alimentatie) ten behoeve van de (ex) partner en kinderen tot 21 jaar die niet tot het gezinsverband van de belanghebbende behoren.

  • de ouderbijdrage Wet studiefinanciering (WSF) en betaalde alimentatie voor kinderen tot 27 jaar wanneer kinderen studerend zijn.

Voorbeeld: berekening draagkracht uit inkomen bij categorie 1

Netto inkomen (exclusief vakantietoeslag):

Salaris/loon

Sociale verzekeringen (geen KB)

Pensioen

Alimentatie

Inkomen uit vermogen

Heffingskorting (en) Belastingdienst

€ ______________ +

Overig inkomen

€ ______________ +

Inkomen totaal

Aftrek

100 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. VT)

Buitengewone uitgaven

€_______________ -

Ruimte in het inkomen

€_______________

Draagkracht uit inkomen

Draagkracht is 100 % van de vastgestelde ruimte in het inkomen.

Voorbeeld: berekening draagkracht uit inkomen bij categorie 2

Netto inkomen (exclusief vakantietoeslag):

Salaris/loon

Pensioen

Alimentatie

Inkomen uit vermogen

Heffingskorting (en) Belastingdienst

€ ______________ +

Overig inkomen

€ ______________ +

Inkomen totaal

Aftrek

110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. VT)

Buitengewone uitgaven

€_______________ -

Ruimte in het inkomen

€_______________

Draagkracht uit inkomen

Draagkracht is 40 %van de vastgestelde ruimte in het inkomen.

Vaststelling van het vermogen

De vaststelling van het vermogen gebeurt op dezelfde wijze als bij aanvragen algemene bijstand, met uitzondering van het vermogen gebonden in een eigen woning, zoals bedoeld in artikel 34, lid 2 sub d Participatiewet. Alle vermogensbestanddelen waarover redelijkerwijs kan worden beschikt worden bij elkaar opgeteld. Zie hiervoor artikel 34, lid 1 Participatiewet. Daar worden de schulden (indien aantoonbaar en er sprake is van een daadwerkelijke aflossingsverplichting) van afgetrokken.

Eigen woning

Het is vaak niet reëel om de belanghebbende te verzoeken om de overwaarde te gelde te maken, dan wel verder te bezwaren met een hypotheek, vanwege de relatief hoge kosten en het feit dat banken vaak niet meewerken aan een dergelijk verzoek.

Als de belanghebbende eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning wordt de waarde van de woning meegenomen in de vermogensberekening, maar het deel van het vermogen dat vastzit in de woning wordt buiten beschouwing gelaten zo lang de totale kosten van de bijzondere bijstand op jaarbasis niet uitkomen op meer dan twee keer de echtparennorm.

Hierbij worden de ‘reguliere’ bijzondere bijstandsregels (‘om niet’ of in de vorm van een lening) in acht genomen. Is een hoger bedrag aan bijzondere bijstand noodzakelijk, dan dient de bijstand verstrekt te worden in de vorm van een lening, waarbij een zekerheidstelling als vestiging van een krediethypotheek de voorkeur geniet. Dit gebeurt alleen als de kosten in verband met het vestigen van de zekerheidsstelling niet onevenredig hoog zijn ten opzichte van het reële belang dat wordt gediend.

Overige bepalingen

Draagkrachtjaar

De draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar. Het draagkrachtjaar begint per de eerste van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Als er sprake is van bijstand met terugwerkende kracht begint het draagkrachtjaar per de eerste van de maand waarover de aanvraag wordt toegekend.

Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt – als er geen wijzigingen zijn in inkomsten, vermogen of persoonlijke omstandigheden – rekening gehouden met het vastgestelde draagkrachtjaar. De vastgestelde draagkracht blijft dus gelden zo lang zich geen wijzigingen in inkomen, vermogen of persoonlijke omstandigheden voordoen. Wanneer wel sprake is van één of meer wijzigingen, moet de draagkracht opnieuw worden vastgesteld. In elk geval wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld als het inkomen met meer dan 10 % is gewijzigd (zowel naar boven als naar beneden). De draagkracht wordt dan opnieuw voor een jaar vastgesteld.

Voor personen die een Participatiewet uitkering ontvangen hoeft géén draagkrachtjaar te worden vastgesteld (er is immers geen draagkracht).

Verbruikte draagkracht

In het dossier wordt vastgelegd welk gedeelte van de draagkracht door het zelf dragen van de kosten verbruikt is. Als belanghebbende in dezelfde draagkrachtperiode weer een aanvraag bijzondere bijstand doet, wordt rekening gehouden met de al verbruikte draagkracht.

Verrekening draagkracht bij incidentele verstrekking

Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht over het gehele draagkrachtjaar in aanmerking genomen. De draagkracht wordt in één keer verrekend.

Voorbeeld: Iemand heeft een bril nodig van € 220,00. Inkomen is € 100,00 per maand boven 110% van de bijstandsnorm. De draagkracht is dan 40% van € 100,00 = € 40,00 per maand x 12 maanden = € 480,00 per jaar. De aanvraag voor bijzondere bijstand wordt afgewezen omdat er voldoende draagkracht is.

Verrekening draagkracht bij periodieke verstrekking

Bij bijzondere bijstand die maandelijks periodiek wordt betaald, wordt de draagkracht per maand afgetrokken van de kosten waarvoor bijstand wordt verstrekt.

Voorbeeld: Iemand heeft € 240,00 draagkracht per jaar (€ 20,00 per maand). De periodieke kosten voor bijvoorbeeld bewindvoerderskosten bedragen € 45,00 per maand. De bijzondere bijstand bedraagt dan maandelijks € 45,00 - € 20,00 = € 25,00.

Verrekening draagkracht bij samenloop incidentele en periodieke bijzondere bijstand

Bij samenloop zal de verrekening van draagkracht bij voorkeur gebeuren door verrekening op de periodieke bijstand.

5. Aanvragen en betalen

Aanvraagprocedure

Belanghebbenden met een periodieke uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud kunnen volstaan met het invullen en inleveren van een kort aanvraagformulier en daarbij de op het formulier gevraagde bewijsstukken voegen. Belanghebbenden die geen uitkering van de gemeente ontvangen moeten een uitgebreider aanvraag- en inlichtingenformulier invullen en deze met alle gevraagde bewijsstukken inleveren.

Moment van aanvraag

Bijzondere bijstand kan bij de IASZ met drie maanden terugwerkende kracht worden toegekend, met uitzondering van aanvragen voor duurzame gebruiksgoederen of bij kosten die verband houden met een verhuizing. In deze gevallen moet een aanvraag vooraf worden ingediend, omdat anders de noodzaak van de kosten (is iets echt aan vervanging toe) niet kan worden vastgesteld.

Moment van toekennen

Periodiekebijzondere bijstand wordt toegekend voor een kalenderjaar beginnende op de eerste dag waarop de kosten worden gemaakt met een maximale terugwerkende kracht van drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. Een voorbeeld hiervan is het aanvragen van een bijdrage voor bewindvoerderskosten. Stel dat de aanvraag op 8 april wordt ingediend, dan kan vanaf 1 januari bijstand in deze kosten worden verleend, mits deze kosten ook al vanaf 1 januari zijn gemaakt.

Let op: Onder periodieke bijzondere bijstand wordt hier ook verstaan bijstand die voor een jaar op declaratiebasis wordt toegekend (bijvoorbeeld voor de kosten van pedicurebehandelingen).

Betaling

Periodiek:

Als de bijstand die is toegekend een maandelijks vast bedrag is, wordt dit met een vaste component in Civision gezet, zodat de bijstand maandelijks wordt betaald.

Incidenteel:

Als het gaat om eenmalige kosten of kosten die niet elke maand gelijk zijn, dan wordt de bijzondere bijstand betaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd.

Beschikking

Op elke aanvraag volgt een beschikking. Ook als de belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt. De afwijzingsgrond betreft meestal artikel 15 Participatiewet (voorliggende voorziening), in combinatie met artikel 48, lid 2, onder b (leenbijstand bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid). De toekenning is gebaseerd op basis van artikel 35 Participatiewet.

Geen drempelbedrag

In artikel 35, lid 2 Participatiewet is bepaald dat bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag geweigerd mag worden. Dit wordt het drempelbedrag genoemd. De IASZ hanteert geen drempelbedrag.

6. Kostensoorten

Medische kosten

1. Brillen en contactlenzen bij medische afwijkingen

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Voorgeschreven door opticien of oogarts

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

- Indien verzekerd: meerkosten

- Indien niet verzekerd: leenbijstand tot een maximaal bedrag van € 200

Vorm uitkering

Om niet of leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Bijzondere bijstand voor een bril (inclusief multifocale of torische glazen) of lenzen is niet mogelijk, omdat een afdoende vergoeding hiervoor in de collectieve verzekering is opgenomen.

  • Als een duurdere bril nodig is vanwege medische afwijkingen is bijzondere bijstand mogelijk voor het deel van het bedrag dat de vergoeding van de verzekeraar overschrijdt, mits de kosten voortvloeien uit de medische afwijking.

Overige bepalingen

  • Er moet een offerte van een opticien worden overlegd.

  • Voor onderhoudsmiddelen en vloeistof van lenzen wordt géén bijzondere bijstand verstrekt.

  • Voor verzekering van bril of lenzen wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • Bij niet of onvoldoende verzekerd kan in uitzonderlijke gevallen leenbijstand worden verstrekt tot een maximaal bedrag van € 200.

2. Dieetkosten

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering, WLZ

Indicatie of toegang

Medisch advies

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Meerkosten volgens medisch advies. Aftrekpost inkomstenbelasting (normbedrag belastingdienst) in mindering brengen.

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Periodiek

Toelichting

  • Als de kosten voor een dieet hoger zijn dan de kosten voor normale gezonde voeding kan voor deze meerkosten bijzondere bijstand worden verleend.

  • Hiervoor moet wel een medisch advies worden overlegd waarin staat hoe hoog de meerkosten op jaarbasis zijn en hoe lang het dieet moet worden gevolgd.

  • Op de vergoeding wordt het normbedrag van de belastingdienst in mindering gebracht.

  • Dieetpreparaten zijn voedingen op medisch voorschrift. Deze kosten worden vergoed door de zorgverzekering. Hier kan daarom geen bijzondere bijstand voor worden verleend.

3. Tandheelkundige hulp/orthodontie

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Vergoeding uit aanvullende verzekering of medisch advies

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Maximale eigen bijdrage volgens systematiek collectieve zorgverzekering en collectieve aanvullende verzekering.

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Vrijwel geen enkele aanvullende (tandarts)verzekering vergoedt de kosten van tandheelkundige hulp volledig. Soms kan daarom bijzondere bijstand worden verstrekt.

Voorwaarden

  • Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de resterende eigen bijdrage na vergoeding op grond van de collectieve zorgverzekering.

  • Als de voor eigen rekening blijvende kosten van tandheelkundige behandeling meer bedragen dan de vergoeding op grond van de collectieve zorgverzekering, dan moet beoordeeld worden of bijzondere bijstand reëel is. Er moet dan een begroting van de kosten worden bijgevoegd. Hiervoor kan medisch advies opgevraagd worden.

  • Als de oorzaak van de hoge kosten de hoeveelheid behandelingen is en op de begroting alleen zaken als extracties en vullingen staan en geen zaken als kronen, bruggen of implantaten kan volstaan worden met een beoordeling door de consulent zelf.

  • De kosten van implantaten, bruggen en kronen worden in principe niet vergoed omdat dit niet gezien wordt als de goedkoopst adequate oplossing. De goedkoopst adequate oplossing is een prothese (plaatje of kunstgebit). Alleen bij medische noodzakelijkheid bestaat de mogelijkheid tot bijstandsverlening voor implantaten, bruggen en kronen.

  • Bijstand voor de kosten van gebitssanering is in beginsel niet mogelijk. In bijzondere gevallen, waarbij sprake is van zeer dringende redenen, kan hiervan afgeweken worden. In die gevallen moet beoordeeld worden of de bijstand als een geldlening wordt toegekend omdat mogelijk sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

  • Vooral bij voormalige asielzoekers kan gebitsanering noodzakelijk zijn. In het land van herkomst is tandheelkundige zorg niet altijd toegankelijk. Als dat het geval is dan kan op grond van individuele omstandigheden bijzondere bijstand om niet voor de kosten van gebitssanering worden verstrekt.

  • De regels voor tandartskosten gelden ook voor de kosten van orthodontie, op één uitzondering na: bij kinderen onder 18 jaar hoeft geen medisch advies te worden gevraagd als de (aanvullende) zorgverzekering de kosten gedeeltelijk vergoedt.

Niet verzekerden

  • Aan belanghebbenden die geen tandartsverzekering hebben afgesloten kan alleen bijstand worden verstrekt voor de resterende eigen bijdrage die over zou zijn gebleven als er wel een aanvullende verzekering zou zijn afgesloten. Van de bijstand wordt dus het bedrag afgetrokken dat ontvangen zou zijn als iemand wel aanvullend verzekerd was geweest.

  • Het gedeelte waarvoor de belanghebbende niet verzekerd is, kan eventueel bij noodzaak als leenbijstand worden verstrekt (artikel 48, lid 2, sub b Participatiewet). Elk inkomen boven de 100% van het sociale minimum wordt daarbij als draagkracht gezien. Het vermogen < € 2000,00 wordt als draagkracht meegeteld.

Nota bene

  • Op de site van Zilveren Kruis kunnen de codes van de tandarts ingevoerd worden. Per code is precies te zien wat de vergoeding is en welke kosten overblijven (en eventueel in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand).

4. Hoortoestellen bij medische afwijkingen

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Zorgverzekering

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

- Indien verzekerd: eigen bijdrage

- Indien niet verzekerd: leenbijstand tot een maximaal bedrag van € 1.500

Vorm uitkering

Om niet of leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Bijzondere bijstand is voor een regulier hoortoestel niet mogelijk, omdat volledige vergoeding hiervoor is opgenomen in de collectieve zorgverzekering, als er gebruik gemaakt wordt van een door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgverlener.

  • Als een duurder hoortoestel nodig is vanwege medische afwijkingen is bijzondere bijstand mogelijk voor het deel van het bedrag dat de vergoeding van de verzekeraar overschrijdt.

Overige bepalingen

  • Voor de kosten van batterijen en onderhoud van het hoortoestel kan bijzondere bijstand worden verleend. Het bedrag kan aan de hand van een offerte worden bepaald. Hierop staat meestal vermeld welke kosten door de zorgverzekering betaald worden en wat resteert aan eigen bijdrage. Voor de daadwerkelijke verstrekking moet de rekening worden ingediend.

  • Bij niet of onvoldoende verzekerd kan in uitzonderlijke gevallen leenbijstand worden verstrekt.

5. Psychotherapeutische of psychoanalytische behandeling

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering, WLZ

Indicatie of toegang

Zorgverzekering, daarna medisch advies

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Ter hoogte van eigen bijdrage, daarna medisch advies

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Voor een psychotherapeutische behandeling of een psychoanalytische behandeling wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht en kan dus geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • Door de zorgverzekering wordt een aantal behandelingen tot een bepaald maximum vergoed. Na dit maximale aantal behandelingen kan uitsluitend na een medisch advies voor verdere behandeling bijzondere bijstand worden verstrekt.

6. Fysiotherapie

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Vergoeding zorgverzekeraar

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Eigen bijdrage

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel, na ontvangst nota

Toelichting

  • Fysiotherapie zit gedeeltelijk in het basispakket van de zorgverzekering. Wat precies vergoed wordt, hangt af van de leeftijd van de belanghebbende en de reden waarom iemand fysiotherapie nodig heeft.

  • Voor andere vormen van beweegtherapie gelden soms andere regels. Raadpleeg hiervoor de vergoedingenlijst.

Jongeren tot 18 jaar

  • Jongeren tot 18 jaar krijgen de eerste negen behandelingen voor fysiotherapie en oefentherapie vergoed. Als deze behandelingen niet het gewenste resultaat hebben dan vergoedt de zorgverzekeraar eventueel meer behandelingen (maximaal negen).

  • Jongeren met een chronische aandoening kunnen alle behandelingen voor fysiotherapie en oefentherapie vergoed krijgen.

Vanaf 18 jaar

  • Bij een chronische aandoening wordt fysiotherapie en oefentherapie vergoed vanaf de 21e behandeling. De eerste 20 behandelingen betalen belanghebbenden dus zelf. Deze 20 behandelingen gelden per aandoening en niet per kalenderjaar.

  • Als er geen sprake is van een chronische aandoening dan wordt de fysiotherapie niet vanuit de basisverzekering vergoed.

  • De collectieve verzekering vergoedt een aantal behandelingen fysiotherapie per kalenderjaar. Raadpleeg hiervoor de vergoedingenlijst.

  • Als meer behandelingen nodig zijn dan het aantal dat door de collectieve zorgverzekering wordt vergoed, is bijzondere bijstand mogelijk.

7. Kraamzorg

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet.

Bedrag

Eigen bijdrage

Vorm uitkering

Leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • De eigen bijdrage voor kraamzorg wordt in onze collectieve zorgverzekering van Zilveren Kruis volledig vergoed. Er is dus geen bijzondere bijstand ‘om niet’ mogelijk.

  • Bij niet of onvoldoende verzekerd is leenbijstand mogelijk.

8. Orthopedisch schoeisel

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet.

Bedrag

Eigen bijdrage, onder aftrek Nibud norm schoenen

Vorm uitkering

Leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • De verzekeraar hanteert een eigen bijdrage voor personen van 16 jaar en ouder.

  • Deze eigen bijdrage wordt op basis van de collectieve aanvullende verzekering volledig vergoed. Dit betekent dat feitelijk geen bijzondere bijstand nodig is.

  • Bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan in gevallen leenbijstand worden verstrekt.

  • Voor het bepalen van de hoogte van de leenbijstand wordt de Nibud norm voor de aanschaf van een paar schoenen afgetrokken van de eigen bijdrage. Let op: voor dames, heren- en kinderschoenen gelden verschillende bedragen.

9. Vervoerskosten in verband met medische behandeling

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Vergoeding zorgverzekeraar

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Eigen bijdrage per kalenderjaar

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de wettelijke eigen bijdrage ziekenvervoer die geldt in de zorgverzekering, mits niet gedekt door de aanvullende verzekering (zie specifieke gevallen in vergoedingenoverzicht).

10. Eigen bijdrage Wmo en WLZ

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Wmo of WLZ

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Eigen bijdrage boven € 375

Vorm uitkering

Om niet of leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Periodiek

Toelichting

  • De collectieve verzekering vergoedt een bedrag tot € 375 per kalenderjaar. In de meeste gevallen is dit voldoende.

  • In voorkomende gevallen wordt individueel beslist.

  • Bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan leenbijstand worden verstrekt. Hierbij wordt rekening gehouden met de vergoeding van de collectieve zorgverzekering.

11. Overige eigen bijdragen zorgverzekeringswet

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Vergoeding zorgverzekeraar

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Eigen bijdrage

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Het gaat hier om kosten die voor het grootste deel worden vergoed door de zorgverzekeraar.

  • Dit omvat bijvoorbeeld allerlei soorten prothesen en verzorgingsmiddelen voor stomapatiënten en hulpmiddelen bij diabetes.

  • Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

12. Alternatieve geneeswijzen

Voorliggende voorziening

Aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Medisch advies

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet.

Bedrag

Geen. Uitzondering op individuele gronden is mogelijk.

Vorm uitkering

Om niet of leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • In de wettelijk verplichte basiszorgverzekering en de WLZ zijn de kosten voor alternatieve geneeswijzen uitgesloten.

  • Dit betekent dat in beginsel ook geen bijzondere bijstand voor deze kosten verstrekt kan worden.

  • Bijstand kan worden verleend als sprake is van ‘uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan’.Wanneer na een medisch advies blijkt dat:

    • er sprake is van onaanvaardbare consequenties bij afwijzing van de kosten. Dit is per geval verschillend en moet individueel beoordeeld worden, én;

    • de belanghebbende zeer veel baat heeft bij de behandeling, én;

    • de reguliere geneeskunde uitgeprobeerd is en niet tot resultaten leidt.

  • Een medisch advies moet antwoord geven op deze vragen.

  • Als een belanghebbende een vergoeding ontvangt op grond van een aanvullende ziektekostenverzekering betekent dit niet automatisch dat de medische noodzaak van de kosten/behandeling vastgesteld is.

  • Er wordt rekening gehouden met tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (onderverzekering). In dat geval is leenbijstand mogelijk.

13. Geneesmiddelen

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering en aanvullende verzekering

Indicatie of toegang

Vergoeding zorgverzekeraar

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet.

Bedrag

Geen. Uitzondering op individuele gronden is mogelijk.

Vorm uitkering

Afhankelijk van situatie

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Via de basisverzekering worden medicijnen deels vergoed.

  • De eigen bijdrage voor deze medicijnen wordt veelal vergoed via de aanvullende verzekering (ook via onze collectieve aanvullende verzekeringen).

  • Er bestaan ook geneesmiddelen die niet uit de basisverzekering worden vergoed, maar waarvoor wel vergoedingen plaatsvinden via de aanvullende verzekeringen.

  • Voor de eigen bijdrage die overblijft na vergoeding aanvullende verzekering kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • Als geen aanvullende verzekering is afgesloten wordt er geen bijzondere bijstand verstrekt. In geval van nood kan wel sprake zijn van leenbijstand.

Huisapotheekmiddelen en drogisterijartikelen (zelfzorgmiddelen)

  • Voor de kosten van medicijnen en drogisterijartikelen zoals pijnbestrijders, pleisters en verbandmiddelen wordt géén bijzondere bijstand verleend. Deze kosten worden beschouwd als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • Bovendien is de zorgverzekering ook hier een voorliggende voorziening. Bij chronisch gebruik heeft de zorgverzekering hiervoor een regeling, die geldt voor de volgende groepen zelfzorgmiddelen:

    • middelen bij allergie

    • middelen bij maagledigingsstoornissen

    • maagzuurremmers

    • middelen bij diarree

    • kalktabletten

    • laxeermiddelen

14. Eigen bijdrage WLZ bij opname in inrichting

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

N.v.t

Bedrag

Geen

Vorm uitkering

N.v.t.

Periodiek, incidenteel

N.v.t

Toelichting

  • Personen van 18 jaar en ouder betalen bij verblijf in een WLZ instelling maandelijks een eigen bijdrage.

  • Afhankelijk van de situatie geldt er een lage of een hoge eigen bijdrage.

  • De bijdrage wordt door het CAK afgestemd op het inkomen en het vermogen.

  • Bij zowel de lage als de hoge eigen bijdrage wordt daarom geen bijzondere bijstand verstrekt.

15. Eigen bijdrage kosten medische behandeling buitenland

Voorliggende voorziening

Basiszorgverzekering, aanvullende verzekering en reisverzekering

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

N.v.t.

Bedrag

Geen

Vorm uitkering

Leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Alle kosten voor medische behandeling in het buitenland en reiskosten (repatriëring) worden door de basiszorgverzekering vergoed. De basisverzekering betaalt tot het Nederlandse prijsniveau en de aanvullende verzekering vult aan tot de kostprijs van het land waar men verblijft.

  • Bijzondere bijstand is derhalve niet nodig, behalve bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (onderverzekering). In geval van nood kan dan sprake zijn van leenbijstand.

Niet-medische kosten

1. Uitvaartkosten

Voorliggende voorziening

Levens-, overlijdens-, begrafenis/crematieverzekering,

Speciaal gereserveerd op bankrekening, alle middelen uit de nalatenschap

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

Inkomen > 100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00

Bedrag

Werkelijke kosten tot maximaal de Nibudnorm

Vorm uitkering

Afhankelijk van situatie

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • De kosten van een uitvaart komen voor rekening van de erfgenamen. Het is niet noodzakelijk voor de eigen begrafenis middelen te reserveren.

  • De kosten komen in principe altijd ten laste van de nabestaanden van de overledene, voor zover de kosten niet uit de nalatenschap kunnen worden bestreden en niet door een verzekering of op een andere manier kunnen worden gedekt.

  • Voor de niet gedekte kosten kan op individuele basis naar rato van het aantal nabestaanden bijzondere bijstand aangevraagd worden. Bijvoorbeeld: Als de overledene drie kinderen heeft, betaalt elk kind 1/3 van de kosten. Elk kind kan afzonderlijk (in de eigen gemeente) een aanvraag om bijstand indienen.

  • Als de nabestaande géén opdracht heeft gegeven tot de uitvaart én afstand heeft gedaan van de nalatenschap is hij/zij ook niet aansprakelijk voor de uitvaartkosten. Als de nabestaande wél opdracht heeft gegeven tot de uitvaart op grond van ‘dringende verplichting van moraal en fatsoen’ (Burgerlijk Wetboek), maar de nalatenschap heeft verworpen, dan is hij/zij wel aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.

  • Onderzocht moet worden of de kosten evenredig kunnen worden voldaan door meerdere nabestaanden.

Geen bijstand of leenbijstand

  • Er wordt geen bijstand verleend voor begrafenis- of crematiekosten in het buitenland.

  • Er wordt geen bijstand verleend voor reiskosten naar het buitenland om een begrafenis of crematie bij te wonen.

  • Er wordt geen bijstand verleend voor de kosten die gepaard gaan met het vervoer van de overledene naar het buitenland (op grond van het territorialiteitsbeginsel).

  • Bij overlijden van een partner of kind wordt er van uitgegaan dat de achterblijvende partner of ouder hiervoor gereserveerd heeft of een afdoende begrafenisverzekering heeft afgesloten. In bijzondere omstandigheden kan dan leenbijstand worden verstrekt (als bijvoorbeeld echt geen mogelijkheid is een reële aflossingsregeling met de begrafenisondernemer af te spreken).

Hoogte bijstand

  • Voor de hoogte van de bijzondere bijstand geldt dat de kosten conform de offerte, maar maximaal volgens de Nibud norm, vergoed kunnen worden, met uitzondering van de kosten van een grafsteen.

Overig

  • De wet op de lijkbezorging wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd. Deze wet treedt alleen in werking als er geen personen te vinden zijn die de uitvaart op zich nemen. Van nabestaanden kan vanuit ‘moraal en fatsoen’ niet worden verlangd dat zij zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheid om een beroep op bijstand te voorkomen.

2. Kosten curatele, bewind en mentorschap

Voorliggende voorziening

Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering

Indicatie of toegang

Beschikking rechter

Draagkrachtberekening

100 % ruimte in inkomen, vermogen > € 2.000

Bedrag

Volledige kosten bewindvoering

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Periodiek

Toelichting

  • Wanneer de rechter heeft vastgesteld dat belanghebbende vanwege lichamelijke of geestelijke redenen niet in staat is zijn financiële en/of persoonlijke zaken te behartigen dan is daarmee de noodzaak van de kosten vastgesteld.

  • Als de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP, dan geldt het ‘Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering’ als voorliggende voorziening. Er is dan in principe geen recht op bijzondere bijstand.

  • Als de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP dan moet de kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder hebben vastgesteld, of de bewindvoerder moet zijn kosten onderbouwen.

  • Als de bewindvoering niet geschiedt in het kader van de WSNP, dan is er wel recht op bijzondere bijstand.

  • De tarieven voor bewindvoering zonder WSNP zijn te vinden in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Zie: http://www.bpbi.nl/files/files/Tarieven%202018.pdf

3. Kosten budgetbeheer

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

Afdeling Schulddienstverlening gemeente Haarlem

Draagkrachtberekening

100 % ruimte in inkomen, vermogen > € 2000 (alleen bij voortzetting budgetbeheer na afronding traject, zie laatste bullet).

Bedrag

Volledige kosten van budgetbeheer

Vorm uitkering

N.v.t.

Periodiek of incidenteel

Periodiek

Toelichting

  • De kosten voor budgetbeheer worden op indicatie van de afdeling Schulddienstverlening van de gemeente Haarlem vergoed.

  • Afdeling Schulddienstverlening past geen draagkracht toe. Iedereen die in aanmerking komt voor een schulddienstverleningstraject, komt in aanmerking voor budgetbeheer voor de duur van het schulddienstverleningstraject, met een maximum van drie jaar.

  • De kosten worden niet in rekening gebracht bij de belanghebbende maar door de afdeling Schulddienstverlening doorbelast aan de IASZ.

  • Na afronding van een traject kan de afdeling Schulddienstverlening het budgetbeheer laten doorlopen op kosten van de IASZ. Als budgetbeheer na afronding van het schuldhulpverleningstraject op vrijwillige basis wordt voortgezet, is het uitgangspunt echter dat dit voor eigen rekening is.

4. Kosten rechtsbijstand/griffierecht

Voorliggende voorziening

Rechtsbijstandsverzekering (eventueel, niet verplicht)

Indicatie of toegang

Toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand of beoordeling IASZ.

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34 lid 3 Participatiewet

Bedrag

Eigen bijdrage Wet op de rechtsbijstand (Wrb), griffierecht

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) is een eigen bijdrage voor de kosten van rechtshulp verschuldigd.

  • Voor deze bijdrage is bijzondere bijstand mogelijk.

  • De beoordeling kan op twee manieren:

    • Beoordeling op basis van een ‘toevoeging’. Een toevoeging is het besluit waarmee de Raad voor Rechtsbijstand gesubsidieerde mediation of rechtsbijstand toekent. Wanneer een toevoeging wordt verstrekt, betaalt de Raad (een groot gedeelte van) de salariskosten van de mediator of advocaat. Uit de toevoeging blijkt de noodzaak van de kosten. Ook voor de griffiekosten kan dan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    • Beoordeling door de IASZ. In niet alle gevallen wordt een belanghebbende door een advocaat verwezen naar de Raad voor de Rechtsbijstand. Denk hierbij aan procedures voor bewindvoering of mentorschap, waarbij griffiekosten in rekening worden gebracht. Bij de beoordeling moet het financiële belang van de belanghebbende worden meegenomen.

  • Als de belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van de kosten. In de beschikking moet daarom worden opgenomen dat een afschrift van het vonnis ter inzage moet worden verstrekt, waarna (bij in gelijkstelling) overgegaan kan worden tot terugvordering van de verleende bijzondere bijstand.

  • Als belanghebbende wordt veroordeeld in de proceskosten van de tegenpartij, dan moeten deze kosten gezien worden als schuld. Voor deze kosten wordt geen bijstand verleend, tenzij de procedure is gestart op advies of als verplichting door de IASZ, bijvoorbeeld wegens een loonvorderingsprocedure in verband met ontslag of alimentatieverplichting.

Overige kosten

  • Het betreft hier kosten voor het opvragen van medische gegevens, het verrichten van een medisch onderzoek, reiskosten (tenzij dit in het buitenland is, dit is in verband met het territorialiteitsbeginsel dan niet mogelijk).

  • Bijzondere bijstand voor overige kosten kan alleen als er toevoeging is verleend.

  • Maar voor deze kosten moet altijd wel een individuele beoordeling van de noodzaak plaatsvinden.

In beginsel geen kostenvergoeding

De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • Tolkkosten. Advocaten kunnen kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum.

  • Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen. In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende aanwezig is op de rechtszitting, waardoor reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn.

In het geheel geen kostenvergoeding

Er worden in het geheel geen kosten vergoed als:

  • in de beroepsprocedure andere dan in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbelangen in het spel zijn.

  • de beroepsprocedure als vermijdbaar (dus als niet noodzakelijk) wordt beoordeeld. Dit kan het geval zijn bij beroepsprocedures tegen beslissingen waarbij het bezwaarschrift van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard of kennelijk ongegrond.

  • er sprake is van een onredelijk gebruik van procesrecht. Dit is bijvoorbeeld het geval als belanghebbende zijn bezwaren op geen enkele wijze heeft onderbouwd, niet is verschenen op de hoorzitting en vervolgens in beroep gaat.

5. Aanvullende bijzondere bijstand voor zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar

Voorliggende voorziening

Onderhoudsplicht ouders, uitkering ANW

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

Inkomen > 100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2.000,00

Bedrag

Zie onder kopje ‘hoogte bijzondere bijstand’

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Periodiek

Toelichting

  • Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun kinderen tot 21 jaar (artikel 12 Participatiewet). De zelfstandig wonende jongere moet daarom in eerste instantie een beroep doen op zijn ouder(s). Als dit nog niet aantoonbaar is gebeurd, wordt de jongere naar de ouders verwezen.

  • Om te kunnen beoordelen of er recht bestaat op aanvullende bijzondere bijstand voor de jongere wordt schriftelijk contact opgenomen met de ouders, behalve bij een zeer ernstig verstoorde relatie tussen ouder(s) en de jongere, waar bij contact met de ouder(s) schadelijk is voor de jongere.

  • De ouders moeten gewezen worden op hun onderhoudsplicht en het feit dat de eventueel toegekende bijstand op hen verhaald kan worden. Pas als blijkt dat dit niet mogelijk is omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of omdat de jongere het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan de zelfstandig wonende jongere in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

  • Als wordt overgegaan tot het verstrekken van bijstand worden de ouders schriftelijk gewezen op hun wettelijke onderhoudsplicht. In de brief wordt geen Bezwaar en Beroepsclausule opgenomen.

Zelfstandige huisvesting voor de jongere is in ieder geval noodzakelijk als:

  • de verhouding met de ouder(s) zo ernstig verstoord is dat de jongere niet terug naar huis kan;

  • beide ouders zijn overleden. In dat geval eerst nagaan of er recht op een uitkering ingevolge de Algemene Nabestaanden Wet (ANW) bestaat;

  • beide ouders in het buitenland wonen en zij niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te komen;

  • de jongere op grond van een officiële maatregel uit huis geplaatst is of was;

  • de jongere voorafgaand aan de bijstandsaanvraag langer dan één jaar de beschikking had over zelfstandige huisvesting;

Hoogte van de bijstand

  • 1.

    Zelfstandig wonende alleenstaande of alleenstaande ouder van 18 tot en met 20 jaar: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten (loon of de jongerenbijstandsnorm) en de geldende landelijke bijstandsnorm als hij of zij 21 jaar zou zijn, exclusief vakantietoeslag.

  • 2.

    Zelfstandig wonende samenwonenden of gehuwden, waar van een van de partners of beiden 18 tot en met 20 jaar zijn: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten (loon of de jongerenbijstandsnorm) en de geldende landelijke bijstandsnorm voor gehuwden, exclusief vakantietoeslag.

Jongeren in inrichting

Voor personen jonger dan 21 jaar in een inrichting bestaat geen bijstandsnorm. Deze groep wordt op grond van artikel 13, lid 2, sub a Participatiewet uitgesloten van algemene bijstand. De onderhoudsplicht van de ouders staat centraal. Alleen als het kind bijzondere bestaanskosten heeft en niet kan terugvallen op de ouders is bijzondere bijstand mogelijk. De jongere kan niet terugvallen op de ouders indien:

  • 1.

    de ouders zijn overleden (onderzoek of er recht op uitkering bestaat ingevolge ANW);

  • 2.

    de ouders duurzaam in het buitenland verblijven;

  • 3.

    er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de jongere.

De hoogte van de bijstand voor levensonderhoud wordt vastgesteld op de norm voor een 18-21 jarige die niet in een inrichting verblijft, verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23, lid 2 Participatiewet (vergoeding premie basiszorgverzekeringswet). In de gevallen genoemd onder 3 wordt de bijstand, indien mogelijk, verhaald op de ouders.

6. Overbrugging voor levensonderhoud

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

Alle middelen op salaris- en andere rekeningen

Bedrag

Een maandnorm zonder vakantietoeslag

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel (eenmalig)

Toelichting

  • Salarissen en uitkeringen worden in de regel maandelijks achteraf betaald.

  • De meeste nieuwe belanghebbende beschikken daarom over voldoende financiële middelen om de periode tot de eerste betaaldag te kunnen overbruggen.

  • De algemene bijstand wordt rond de eerste dag van de volgende maand op de rekening bijgeschreven.

  • De belanghebbende moet in beginsel de periode tot de eerste algemene bijstand betaling zelf overbruggen, maar niet iedereen heeft daarvoor genoeg middelen.

  • Als iemand niet in staat is de eerste betaling van de algemene bijstand af te wachten kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt.

Voorwaarden:

  • De belanghebbende had voordat recht op algemene bijstand uit de Participatiewet bestond geen of zeer weinig eigen inkomsten en/of;

  • De inkomsten werden niet maandelijks of vierwekelijks achteraf betaald én;

  • De belanghebbende heeft geen of onvoldoende saldo op bankrekeningen. Ook het vermogen dat binnen de grens van het artikel 34, lid 3 Participatiewet blijft moet de belanghebbende gebruiken om zelf het overbruggingsprobleem op te lossen én;

  • De belanghebbende heeft de noodzaak van een overbruggingsuitkering niet kunnen voorzien en/of kunnen voorkomen.

Bewijsstukken

  • De belanghebbende moet aantonen dat er op de ingangsdatum van de uitkering onvoldoende financiële middelen zijn (kas of bankreserves, ook dus als deze onder de grens van artikel 34 lid 3 Participatiewet liggen) om de wachttijd tot de eerstvolgende betaaldatum te kunnen overbruggen.

Berekening overbruggingsuitkering

  • De overbruggingsuitkering wordt berekend aan de hand van de toepasselijke bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag.

  • Wanneer er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt de overbruggingsuitkering in de vorm van een lening verstrekt. Dit kan bijvoorbeeld gelden na detentie.

7. Babyuitzet

Voorliggende voorziening

N.v.t

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

Inkomen > 100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00

Bedrag

Basispakket babyuitzet volgens maximaal de Nibud-norm

Vorm uitkering

Leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Het betreft de kosten van een basispakket babyuitzet.

Alleenstaande ouders en echtparen met kinderen

  • Van een alleenstaande ouder of een echtpaar met kinderen wordt verwacht dat er nog een basispakket babyuitzet beschikbaar is.

  • Dit betekent dat er voor deze groep in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is.

  • Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er van deze regel worden afgeweken.

  • In hoeverre het reëel is dat men nog een basispakket babyuitzet in huis heeft moet individueel worden beoordeeld.

Alleenstaanden en echtparen zonder kinderen

  • Een alleenstaande en een echtpaar dat nog geen kinderen heeft, beschikt nog niet over een babyuitzet. Voor deze groep wordt de aanschaf van een babyuitzet tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend en kan bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden verstrekt.

  • Als de belanghebbende meer inkomen dan de bijstandsnorm heeft dan moet dit, in elk geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap, gereserveerd worden. Is dit verzuimd dan is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

8. Bewassingskosten

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

Medisch advies

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet.

Bedrag

Berekenen aan de hand van Nibud norm. Aftrekpost inkomstenbelasting (normbedrag belastingdienst) in mindering brengen.

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Periodiek en incidenteel

Toelichting

  • De kosten voor het doen van de was behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, tenzij er vanwege bijzondere medische omstandigheden meerkosten zijn.

  • Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de belanghebbende als gevolg van ziekte of handicap van zichzelf of een gezinslid meer waskosten heeft dan normaal (bijvoorbeeld als gevolg van incontinentie).

  • Bij het beoordelen van de vraag of bijzondere bijstand voor de meerkosten van waskosten kan worden verleend, moet eerst de noodzaak worden vastgesteld.

  • Bij een aanvraag voor bijzondere bijstand in deze kosten is dan ook een medisch advies vereist. Uit het advies moet blijken of er een medische noodzaak is voor extra waskosten en hoe vaak er extra gewassen moet worden.

  • Voor de vergoeding van de meerkosten (ten opzichte van normale aanschaf) kan worden uitgegaan van de Nibud gids.

  • Op de vergoeding dient het normbedrag van de belastingdienst in mindering te worden gebracht.

9. Kosten kledingslijtage

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

Medisch advies

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet.

Bedrag

Berekenen aan de hand van Nibud norm. Aftrekpost inkomstenbelasting (normbedrag belastingdienst) in mindering brengen.

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Afhankelijk van situatie

Toelichting

  • Ziekte of handicap kunnen tot extra en snellere slijtage van kleding, schoenen en beddengoed leiden.

  • Voorbeelden hiervan zijn incontinentie, kunsthulpmiddelen na amputaties, versnelde toe- of afname van gewicht. Als gevolg daarvan worden meerkosten gemaakt die als bijzondere kosten aan te merken zijn.

  • Om dit vast te kunnen stellen moet een medisch advies gevraagd worden met daarin de reden(en) en de omvang van de slijtage (hoe vaak moet iets vervangen worden). Voor de vergoeding van de meerkosten (ten opzichte van normale aanschaf) kan worden uitgegaan van de Nibud gids.

  • Op de vergoeding dient het normbedrag van de belastingdienst in mindering te worden gebracht.

10. Kosten maaltijdvoorziening

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

Wmo-dossier of MO-zaak

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Alleen de meerkosten (zie Nibud normen)

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Periodiek (declaratiebasis)

Toelichting

  • Als iemand zelf geen warme maaltijd meer kan klaarmaken (indicatiestelling via Wmo-dossier of door MO-zaak) is bijzondere bijstand mogelijk voor de meerkosten van een maaltijdvoorziening.

  • De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van de aanbieder met een maximum van € 9,00 per maaltijd, onder aftrek van de kosten van een warme maaltijd volgens de Nibud norm.

11. Reiskosten sociaal vervoer

Voorliggende voorziening

WLZ, Wmo, TBU (Tegemoetkoming Bijzondere Uitgaven)

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Kosten openbaar vervoer/brandstof autovervoer

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Reiskosten worden als bijzondere kosten aangemerkt:

    • als de reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt, en;

    • als het gaat om bezoek aan uit huis geplaatste kinderen, of;

    • als het bezoek betreft aan partner of familieleden in de eerste graad en familieleden in de tweede graad die tot het gezin behoren en in een verpleeginrichting of detentie verblijven.

  • In principe wordt uitgegaan van reisbewegingen per openbaar vervoer. Bij gebruik van een auto wordt alleen rekening gehouden met de brandstofkosten, waarbij de actuele fiscaal vrijgestelde vergoeding voor reiskosten per eigen auto woon/werkverkeer van de belastingdienst wordt gevolgd (2018: € 0,19 per km).

  • Voor maximaal één bezoek per week wordt bijstand verstrekt. Afwijking van de bezoekfrequentie kan op individuele gronden. Hieraan moet een duidelijk gemotiveerd rapport ten grondslag liggen. Hierbij kan gedacht worden aan bezoek aan nog jonge kinderen of personen die terminaal zijn.

  • De kosten die een kind moet maken (kindertehuis) om naar het ouderlijk huis te reizen, vallen onder de WLZ. Als het kind niet in staat is alleen te reizen voorziet de WLZ ook hier in.

  • Reiskosten voor anders dan eigen ziekenhuisbezoek, het bijwonen van een uitvaart en dergelijke behoren tot de algemene bestaanskosten en komen niet in aanmerking voor bijstand.

  • De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde is aanwezig als:

    • de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting (geen recht op verlof), én

    • de inrichting binnen Nederland is gevestigd (territorialiteitsbeginsel). Er is dan wel een bewijs van detentie nodig, evenals de vervoersbewijzen.

12. Reiskosten naar school

Voorliggende voorziening

Leerlingenvervoer

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

50 % van de kosten van openbaar vervoer

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Periodiek (na ontvangst vervoerbewijzen)

Toelichting

  • Voor kinderen die (speciaal) basisonderwijs volgen geldt het gemeentelijk leerlingenvervoer als een voorliggende voorziening.

  • Voor gezinnen met kinderen jonger dan 18 jaar, die voortgezet onderwijs volgen buiten hun woonplaats kan in sommige situaties bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • Op individuele basis kan een vergoeding voor reiskosten worden verstrekt als het kind voortgezet onderwijs volgt buiten de eigen woonplaats.

  • Voorwaarden waar aan moet worden voldaan;

    • bijstand kan worden verstrekt als het noodzakelijk is dat een opleiding buiten de eigen woonplaats, wordt gevolgd (dus niet als dit een gevolg is van een keuze, bijvoorbeeld op grond van godsdienstige overwegingen), en;

    • De afstand per fiets is meer dan 15 km enkele reis; of

    • De afstand kan niet per fiets worden afgelegd, vanwege medische, psychische of andere redenen. Bijvoorbeeld omdat (nog) niet aan het fietsverkeer deelgenomen kan worden wegens verstandelijke beperkingen. Of omdat een kind in een asielzoekerscentrum heeft gewoond en nog niet aan het drukke verkeer in de Randstad gewend is.

  • Er wordt uitgegaan van de kosten van de goedkoopste manier van openbaar vervoer (maandabonnement bus).

  • De kosten worden voor 50 % vergoed.

  • De bijstand wordt betaald na ontvangst van vervoerbewijzen.

13. Leges gehandicaptenparkeerplaats

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

Wmo

Draagkrachtberekening

40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet

Bedrag

Kosten leges aanleg gehandicaptenparkeerplaats

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de leges van een gehandicaptenparkeerplaats wanneer de noodzaak via de toekenning van de Wmo is vastgesteld.

  • Let op: als aantoonbaar is dat de enige wijze van adequaat vervoer de eigen auto is mag deze op grond van artikel 34, lid 2 onder a Participatiewet niet tot het vermogen worden gerekend.

14. Duurzame gebruiksgoederen

Voorliggende voorziening

reservering vooraf, Wmo woonvoorziening, tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten ouderen (alleen van toepassing in Heemstede).

Indicatie of toegang

n.v.t.

Draagkrachtberekening

Inkomen > 100 % bijstandsnorm; vermogen > € 2000

Bedrag

Normenlijst IASZ

Vorm uitkering

Leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel, leenbijstand, bij WSNP ‘om niet’

Toelichting

  • De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene bestaanskosten en moeten uit het normale inkomen worden betaald.

  • In beginsel wordt hiervoor geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • Als er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de (vervangings-)aanschaf niet te voorzien was en niet gereserveerd kon worden, kan in individuele situaties leenbijstand worden verstrekt.

  • Het bepalen van bijzondere omstandigheden betreft maatwerk. Zaken die bij de beoordeling een rol kunnen spelen zijn:

    • de omstandigheden van de persoon en het gezin, bijvoorbeeld het aantal kinderen;

    • medische of psychische factoren;

    • de feitelijke toestand van de aan te schaffen of te vervangen duurzame gebruiksgoederen (oud maar niet kapot is geen noodzakelijke vervanging);

    • de duur dat iemand een laag inkomen heeft;

    • de reden waarom de belanghebbende niet voor deze kosten heeft kunnen reserveren;

    • de noodzaak tot aanschaf en/of vervanging was niet voorzienbaar;

  • Deze opsomming is niet uitputtend. Een huisbezoek is vaak noodzakelijk om een aanvraag zorgvuldig af te kunnen handelen.

Reserveren

  • Voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd wordt uit het periodieke inkomen. Iedereen weet dat op den duur huishoudelijke apparaten kapot gaan, maar wanneer dat gebeurt is onvoorzienbaar. Voor deze kosten moet men dus sparen.

  • Voor bepaalde goederen moet uitgegaan worden van het moment waarop de belanghebbende redelijkerwijs kon weten dat er gereserveerd moest worden, bijvoorbeeld: bij inschrijving als woningzoekende of het moment dat belanghebbende wist dat zij zwanger was.

Reserveringscapaciteit

  • Met een inkomen tot 100 % van de geldende bijstandsnorm: 6 % van de norm. Het inkomen boven de bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren. Het vermogen meer dan één maandnorm moet de belanghebbende gebruiken om deze kosten te voldoen.

Bepaling van de aflossingscapaciteit en duur

  • Met een inkomen tot 100 % van de geldende bijstandsnorm: 6 % (het minimale aflossingsbedrag is altijd 6 %) en 40 % van het meerinkomen overeenkomstig de beleidsregels ‘Terug- en invordering en verhaal Participatiewet 2015’.

  • Op de leenbijstand moet 36 maanden worden afgelost. Het restant wordt na 36 maanden kwijtgescholden.

Leenbijstand of ‘om niet’

  • Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een geldlening verstrekt op grond van artikel 51 Participatiewet. Hierbij moet rekening gehouden worden met het volgende:

    • Als de aflossingsverplichting een schuldregeling in de weg staat, dan kan de aflossing worden uitgesteld.

    • In die situaties dat de belanghebbende een WSNP-traject (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) doorloopt kan om praktische redenen bijzondere bijstand ‘om niet’ worden verstrekt.

De hoogte van de bijzondere bijstand

  • Als leenbijstand wordt verstrekt voor de kosten van inrichting en de aanschaf en/of vervanging van duurzame gebruiksgoederen, dan wordt de hoogte van de bijstand bepaald op basis van de reële noodzakelijke kosten.

  • Hiervoor wordt uitgegaan van een opgave van de belanghebbende. Als maximum bedrag geldt 100 % van de door de IASZ gehanteerde normenlijst. Er kan dus minder bijstand verstrekt worden, maar nooit meer.

  • Het is redelijk voor sommige kosten uit te gaan van tweedehands artikelen, mits dit niet voor de volgende apparatuur is: vierpits kookplaat, geiser, gaskachel. Dit uit het oogpunt van veiligheid.

Normenlijst IASZ

Gebruiksgoed

Bedrag in €

Koelkast

300

Fornuis met oven

325

Wasmachine

325

Stofzuiger

80

Televisie

300

Bed met matras

250

Bergkast

80

Bank

300

Salontafel

50

Tafel en stoelen

300

Gashaard

400

Vloerbedekking per strekkende meter (rol 4 meter breed)

25

Laminaat/vinyl per (m²)

7

Ondervloer (per m²)

3

Vitrage (per meter, 1.80 meter breed, incl. bijkomende kosten

10

Fiets

225

Overige uitgangspunten

  • Er wordt geen bijstand voor inrichtingskosten verleend aan jongeren en alleenstaanden die voor het eerst zelfstandig gaan wonen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn waardoor men niet meer thuis kan blijven wonen bij de ouders.

  • Wanneer achteraf bijstand wordt aangevraagd en de te vervangen goederen al aangeschaft maar nog niet betaald zijn, bestaat er geen noodzaak meer tot bijstandsverlening. Ook kan in dat geval meestal niet meer bepaald worden of de vervanging noodzakelijk was. Dus ook als men dit binnen drie maanden na aanschaf aanvraagt moet de aanvraag afgewezen worden op grond van artikel 44, lid 1 Participatiewet (in tegenstelling tot veel andere bijzondere bijstandsaanvragen waarbij men binnen drie maanden nog bijstand kan krijgen). Uitzondering hierop zijn goederen waarbij acute vervanging noodzakelijk is, zoals een koelkast. Deze moet dan binnen 14 dagen worden aangevraagd.

  • Aan de bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat deze wordt aangewend voor het aangegeven doel. De kopieën van rekeningen moeten binnen 4 weken na uitbetaling ingeleverd worden bij de IASZ. Ook bij de aanschaf van tweedehands artikelen moet een kwitantie worden overlegd van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

  • Er wordt geen verzekering of extra garantie vergoed op de gekochte producten.

  • Aansluit- en bezorgkosten mogen meegenomen worden in het te vergoeden bedrag.

15. Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten statushouders

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

N.v.t

Draagkrachtberekening

Alles meer dan het COA zakgeld

Bedrag

Normenlijst IASZ (zie hierboven)

Vorm uitkering

Leenbijstand

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Het uitgangspunt bij statushouders is dat de woning volledig wordt ingericht. Een deel van de duurzame gebruiksgoederen kan tweedehands worden aangeschaft.

  • Voor statushouders geldt dat als zij een inkomen hebben gehad dat hoger is dan het COA-zakgeld, zij worden geacht dit te reserveren voor de verhuizing naar een eigen woning.

Hoogte en vorm van de bijstand:

  • De bijzondere bijstand voor de woninginrichting wordt vastgesteld op in beginsel maximaal de vergoeding complete woninginrichting afgestemd op de huishoudgrootte. Deze wordt verstrekt als leenbijstand.

  • Aflossing vindt plaats overeenkomstig de beleidsregels ‘Terug- en invordering en verhaal Participatiewet 2015’.

  • Wanneer in de woning in goede staat verkerende artikelen worden aangeboden ter overname worden deze overeenkomstig de normenlijst IASZ (zie bij 6.14) afgetrokken.

Soort huishouden

Bedrag in €

Alleenstaande (kamerbewoner)

1.415

Alleenstaande (zelfstandig gehuisvest)

2.703

Gezin van 2 personen

4.543

Gezin van 3 personen

5.136

Gezin van 4 personen

5.744

Gezin van 5 personen

6.342

Gezin van 6 personen

6.965

Voor elk persoon meer

562

Voorschot

  • Meestal moet een persoon of gezin vanuit de COA snel verhuizen. Er is dus snel geld nodig om de woning in te kunnen richten. Daarom kan voor deze kosten een voorschot worden verstrekt.

  • Soms komt het voor dat een statushouder die naar een IASZ gemeente gaat verhuizen nog niet bekend is in de Basis registratie personen (Brp) en CiVision. Als zeker is dat de statushouder de woning geaccepteerd heeft (dit moet dan bij de woningcorporatie of het AZC nagevraagd worden) kan een voorschot worden verstrekt.

16. Fiets statushouders

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

Toekenningsbeschikking

Draagkrachtberekening

N.v.t.

Bedrag

N.v.t.

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Als statushouders een vervoermiddel hebben kan dit helpen bij hun integratie.

  • Aan statushouders wordt daarom een degelijke en veilige tweedehands fiets beschikbaar gesteld.

  • De fiets is af te halen bij ‘De Werf’ en wordt geleverd door de ‘De Meerwinkel’.

  • Afhalen kan alleen als de statushouder bij ‘De Werf’ zijn toekenningsbeschikking kan tonen.

17. Verhuiskosten

Voorliggende voorziening

Reservering vooraf, Wmo woonvoorziening, regelingen corporaties en Heemstede Regeling (indien van toepassing)

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

Inkomen > 100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000

Bedrag

Kosten verhuizer/verhuisbusje, dubbele huur en waarborgsom, opknapkosten, inrichtingskosten.

Vorm uitkering

Leenbijstand. Bij dubbel huur ‘om niet’

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene bestaanskosten die in beginsel uit het normale inkomen moeten worden betaald.

  • Alleen in individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden leenbijstand worden verstrekt.

Verhuiskosten

  • Als belanghebbende uit een andere gemeente komt, dan beslist de gemeente van vertrek over de verhuiskosten. Dit heeft te maken met het gegeven dat de kosten in de vertrekgemeente worden gemaakt en op grond van artikel 40, lid 1 Participatiewet.

Opknapkosten en inrichtingskosten

  • Opknapkosten en inrichtingskosten moeten worden aangevraagd in de gemeente van vestiging.

  • Er moet in ieder geval sprake zijn van een noodzaak tot verhuizen. Als de belanghebbende beschikt over adequate woonruimte, dan is er geen noodzaak.

  • Vaak kan de noodzaak worden bepaald aan de hand van een aanwezige urgentieverklaring. Als die er niet is, moet de IASZ zelf de noodzaak bepalen aan de hand van de volgende aspecten:

    • psychische problematiek;

    • medische problematiek, waarbij de Wmo geen uitkomst biedt (bijvoorbeeld bij een astmapatiënt in vochtige en tochtige woning);

    • sociale problematiek;

    • een combinatie van bovengenoemde punten.

  • Als de IASZ zelf een oordeel moet vormen over de noodzaak van verhuizing, ligt een huisbezoek voor de hand, maar ook kan worden afgegaan op rapporten van bijvoorbeeld GGZ, maatschappelijk werk, Sociaal Team, politie of woningstichting, via de voorzitter van het sociaal team van de betreffende gemeente.

Dubbele huur

  • Als iemand al woonruimte huurt kan hij of zij niet van de ene op de andere dag verhuizen. Het is reëel dat deze persoon hiervoor een maand nodig heeft. Als de noodzaak van de verhuizing vast staat, kan daarom voor maximaal 1 maand huur (van de nieuwe woning) bijzondere bijstand ‘om niet’ worden verstrekt.

Waarborgsom

  • Soms vraagt een verhuurder een waarborgsom. Bijstand voor een waarborgsom wordt in de vorm van een geldlening verstrekt (artikel 48, lid 2 Participatiewet). Op termijn krijgt iemand deze waarborgsom immers weer terug.

Bepalen van de reserveringscapaciteit

  • Voor de kosten van verhuizing is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd moet worden uit het periodieke inkomen. Voor deze kosten moet men dus sparen, in elk geval vanaf het moment waarop de belanghebbende redelijkerwijs weet er sprake is van een verhuizing.

  • De reserveringscapaciteit is als volgt: Met een inkomen tot 100 % van de geldende bijstandsnorm: 6 % van de norm. Het inkomen boven de bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren.

Overige uitgangspunten:

  • De goedkoopste voorziening komt in aanmerking voor bijstand. Een verhuisbedrijf is bijvoorbeeld niet noodzakelijk als volstaan kan worden met het huren van een transportbusje.

  • Een tegemoetkoming voor verhuiskosten op grond van de Wmo, regelingen van corporaties of de Heemstede regeling zijn voorliggende voorzieningen die toereikend en passend geacht worden;

  • er wordt geen bijstand verleend aan belanghebbenden die voor het eerst zelfstandig gaan wonen.

18. Doorbetaling vaste lasten bij opname inrichting (WLZ), detentie of dwangopname

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000

Bedrag

de hoogte van de noodzakelijke vaste lasten

Vorm uitkering

Om niet, bij detentie leenbijstand

Periodiek

Periodiek

Toelichting

  • Deze bijstand kan alleen aan alleenstaanden worden toegekend. Als er anderen (volwassenen) in de woning achter blijven kunnen deze immers de huur en vaste lasten doorbetalen.

Opname inrichting

  • Als duidelijk is dat het een blijvende opname is moet de bijstandsnorm alleenstaande direct omgezet worden in de norm verblijf in inrichting en kan bijzondere bijstand voor de woonkosten verstrekt worden de maand uit + 1 maand (gelijk aan huuropzeggingstermijn).

  • Als nog niet bekend is of de opname blijvend is wordt de norm alleenstaande de maand uit + twee maanden doorbetaald. Daarna wordt de bijstandsnorm omgezet in de norm voor verblijf in een inrichting. Van de ‘gewone uitkering kunnen de vaste lasten doorbetaald worden. Van de norm verblijf in een inrichting kan dat niet.

  • Als na twee maanden niet duidelijk is dat het een blijvende situatie betreft, kan bijzondere bijstand verleend worden in de vaste lasten van de woning tot maximaal 12 maanden na opname.

  • Onder vaste lasten wordt verstaan de huur (rekening houdend met de ontvangen huurtoeslag) en het vastrecht van gas, elektra en water.

Hoogte van de bijstand

  • De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en water. Bij een eigen woning is paragraaf 19 van toepassing.

Detentie

  • Artikel 13, lid 1, onder a, Participatiewet verbiedt bijstandsverlening aan degene die rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

  • De uitsluitingsgrond geldt zowel voor de verlening van algemene als van bijzondere bijstand.

  • Daarmee bestaat ook geen mogelijkheid om in die situatie bijstand in de vorm van een geldlening (‘leenbijstand’) te verstrekken.

  • Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering is de belanghebbende verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Vanwege de vrijheidsbeneming kunnen gedetineerden niet voldoen aan de aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling. Gemeenten kunnen eveneens geen invloed uitoefenen op de uitstroom en daarmee op de duur van de bijstandsverlening.

  • De rechtvaardiging voor de uitsluiting vloeit mede voort uit het feit dat in de noodzakelijke kosten van het bestaan van gedetineerden door het ministerie van Justitie wordt voorzien.

  • Indien er zeer dringende redenen zijn heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, gelet op alle omstandigheden in het individuele geval, op grond van artikel 16 Participatiewet bijstand te verlenen aan een persoon die geen recht op bijstand heeft.

  • Bij de toepassing van artikel 16 Participatiewet dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is.

  • In jurisprudentie worden ‘zeer dringende redenen’ slechts dan aanwezig geacht in geval van een acute noodsituatie, dat wil zeggen een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.

  • Ook de situatie dat er sprake is van ernstige consequenties voor de psychische gezondheidstoestand van de belanghebbende, kan onder het begrip “acute noodsituatie” vallen. In individuele gevallen waarin sprake is van een acute noodsituatie bestaat de bevoegdheid voor gemeenten bijstand te verlenen aan gedetineerden.

  • Wat een noodsituatie is, is afhankelijk van persoon en omstandigheden. Er kan gedacht worden aan een situatie waarin de gevolgen van huisuitzetting zo groot zijn dat van een normaal functioneren na ontslag uit detentie geen sprake meer is.

  • Bij het onderzoek naar het recht op deze vorm van bijstand kunnen andere instanties als maatschappelijk werk en GGZ worden betrokken, maar dat is niet altijd nodig.

  • Het kan ook voorkomen dat een persoon na veel bemoeienis van allerlei instanties eindelijk een woning heeft gekregen. Die woning is vervolgens ingericht met behulp van leenbijstand. Vervolgens wordt die persoon voor een korte periode gedetineerd, met het gevolg dat hij of zij de woning weer kwijt raakt.

  • Belanghebbende (alsmede de IASZ en alle andere hulpverleners) moet dan weer opnieuw beginnen.

  • Ook kan er sprake zijn van achterblijvende kinderen, die dan op straat zouden komen te staan.

  • Om deze reden kan n bepaalde situaties al een uitzondering op artikel 13 Participatiewet gemaakt. Dit kan met toepassing van artikel 16, lid 1 Participatiewet. Harde criteria zijn:

    • Er wonen geen andere personen in de woning waarvoor de lasten worden doorbetaald;

    • De detentie mag maximaal zes maanden duren.

Hoogte van de leen bijstand bij detentie

  • Omdat detentie de oorzaak is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een lening.

  • De bijzondere bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag en een vastrechtbedrag van gas, elektra en water. Bij een eigen woning is paragraaf 19 van toepassing.

Dwangopname

  • Bij dwangopname geldt een uitzondering op het lid 1 van artikel 13 Participatiewet.

  • Iemand die als gevolg van een gedwongen opname zijn uitkering verliest, heeft ook geen middelen meer om zijn vaste lasten te voldoen die verbonden zijn aan het aanhouden van zijn woning.

  • Artikel 13, lid 3 biedt daarom de mogelijkheid om deze personen bijzondere bijstand te verlenen. Niet alleen voor vaste lasten, maar ook voor de premie ziektekostenverzekering en eventuele persoonlijke uitgaven. Voor de doorbetaling van de vaste lasten wordt aangesloten bij de voorwaarden die ook gelden bij opname in een inrichting.

Doorbetaling vaste lasten bij dwangopname

  • Bij opname moet de bijstandsnorm alleenstaande direct omgezet worden in de norm verblijf in inrichting op grond van de bijzondere bijstand. Voor de woonlasten kan bijzondere bijstand verleend worden in de vaste lasten van de woning tot maximaal 12 maanden na opname.

  • Onder vaste lasten wordt verstaan de huur (rekening houdend met de ontvangen huurtoeslag) en het vastrecht van gas, elektra en water.

Hoogte van de bijstand

  • De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en water. Bij een eigen woning is paragraaf 19 van toepassing.

19. Woonkosten

Algemeen

  • Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. In de meeste gevallen is het inkomen, eventueel aangevuld met huurtoeslag, toereikend om in deze kosten te voorzien. Toch komt het voor dat door omstandigheden de woonkosten niet betaald kunnen worden.

  • In sommige gevallen kan dan een bijdrage in de huur of hypotheekrente worden verstrekt. Dit wordt de woonkostentoeslag genoemd.

Geen woonkostentoeslag

  • Aan studerenden wordt geen woonkostentoeslag verstrekt. De Wet op de huurtoeslag en de Wet studiefinanciering 2000 zijn voorliggende voorzieningen.

  • Kamerbewoners en krakers komen niet voor een woonkostentoeslag in aanmerking als hun wooneenheid niet voldoet aan de normering voor de huurtoeslag. Zij moeten hun woonkosten voldoen uit het hen ter beschikking staande inkomen en/of vermogen.

  • Er is geen recht op woonkostentoeslag bij een niet noodzakelijke verhuizing. Als iemand is verhuisd zonder dat daarvoor de noodzaak aanwezig is en/of hij kan voorzien dat de woonkosten voor de nieuwe woning niet opgebracht kunnen worden, omdat de inkomsten onvoldoende zijn, moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

  • Voor een huurwoning met een huur tot de huurtoeslaggrens is geen woonkostentoeslag mogelijk. De huurtoeslagwet is een voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht. Is er sprake van terugval in inkomen, dan kan tussentijds verhoging van de huurtoeslag worden aangevraagd.

Huurwoning (met hoogte huur boven de huurtoeslaggrens)

Voorliggende voorziening

Wet op de huurtoeslag, Wet studiefinanciering

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

100 % ruimte in inkomen boven van toepassing zijnde bijstandsnorm, plus fictieve woonkostentoeslag

Bedrag

Het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag, plus 100 % van het meerdere

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek, incidenteel of leenbijstand

Periodiek (maximaal zes maanden)

Toelichting

  • Wanneer de huur van een woning hoger is dan de huurtoeslaggrens, bestaat er geen recht op huurtoeslag.

  • In dat geval kan voor maximaal de duur van zes maanden een woonkostentoeslag worden verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat de belanghebbende er alles aan doet om zo spoedig mogelijk de beschikking te krijgen over goedkopere woonruimte (verhuisplicht).

  • Indien belanghebbende redelijkerwijs, ook buiten de regio, geen goedkopere woonruimte kan krijgen binnen zes maanden, is verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk.

Nadere verplichtingen

  • In de beschikking kunnen nadere verplichtingen worden opgenomen op grond van artikel 55 Participatiewet. In de beschikking wordt in ieder geval opgenomen dat de belanghebbende:

    • a.

      zich zo spoedig mogelijk inschrijft in het woningzoekendensysteem ‘Woonservice’;

    • b.

      reageert op alle via ‘Woonservice’ aangeboden betaalbare woonruimte;

    • c.

      reageert op betaalbare woonruimte, bijvoorbeeld aangeboden in huis-aan-huis bladen en bij particuliere woningbureaus. Ook buiten de regio moet naar woonruimte worden gezocht.

    • d.

      aangeboden passende woonruimte accepteert.

Eigen woning

Voorliggende voorziening

Extra hypotheek

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

100 % ruimte in inkomen boven van toepassing zijnde bijstandsnorm, plus fictieve woonkostentoeslag

Bedrag

Het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag, plus 100 % van het meerdere

Vorm uitkering

Leenbijstand

Periodiek, incidenteel of leenbijstand

Periodiek

Toelichting

  • Huiseigenaren beschikken soms over overwaarde op hun woning.

  • Het algemene standpunt is dat dit vermogen moet worden aangesproken.

  • Daarom moet de belanghebbende, voordat hij een beroep doet op bijstand, een verzoek om een extra hypotheek indienen bij de eigen hypotheekverstrekker en een derde hypotheekverstrekker (of een tussenpersoon, zoals ‘De Hypotheker’) ter voorziening in de kosten van het bestaan.

  • In de regel zal een hypotheekverstrekker hier negatief op reageren, immers het ontbreken van draagkracht en relatie met hoge(re) woonlasten is een belemmerende factor voor verstrekking van kredieten.

  • Het is echter niet de bedoeling dat met de verstrekking van bijstand het eigen vermogen in stand wordt gehouden of vergroot. Woonkostentoeslag ten behoeve van eigendomswoningen wordt daarom verleend in de vorm van een lening (art. 48, lid 2 Participatiewet), al dan niet met als zekerheidsstelling de vestiging van een krediethypotheek (artikel 48, lid 3 Participatiewet).

Overwaarde

  • De overwaarde wordt bepaald door het verschil tussen de waarde van de woning in het economische verkeer, het saldo van de hypothecaire geldlening(en) en het saldo van aan de woning verbonden spaarpolissen (zoals spaarhypotheek of beleggingshypotheek).

  • Voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer wordt uitgegaan van de WOZ-waarde.

  • Hierbij wordt in overwaarde onderscheid gemaakt:

    • 1.

      Overwaarde lager dan de vrijlating conform artikel 34, lid 2, sub d Participatiewet

      • In deze situatie kan bijzondere bijstand in de vorm van periodieke woonkostentoeslag worden verstrekt voor de duur van zes maanden. De verhuisplicht wordt opgelegd (zie onder ‘Nadere verplichtingen’ bij de toelichting huurwoning).

      • Als blijkt dat belanghebbende heeft voldaan aan de bepalingen van de verhuisplicht, maar een verhuizing is niet gerealiseerd, is verlenging van de woonkostentoeslag met zes maanden mogelijk.

      • In deze situatie wordt de bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt. De reden hiervan is dat kosten gemaakt moeten worden voor de verhuizing naar een subsidiabele huurwoning. Bovendien verliest belanghebbende de extra vrijlating bij het verkopen van de woning, waardoor naar verwachting geen recht op bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten meer bestaat.

    • 2.

      Overwaarde hoger dan de vrijlating conform artikel 34, lid 2, sub d Participatiewet

      • In deze situatie zijn de voorwaarden gelijk aan de voorwaarden genoemd onder 1, met het verschil dat de bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een lening, conform het eerder genoemde uitgangspunt dat vermogen door de belanghebbende aangesproken moet worden.

      • In deze situaties kan tot zekerheidstelling worden besloten door als voorwaarde de vestiging van een krediethypotheek te stellen. Bij de vestiging van een krediethypotheek zijn alle bijkomende kosten voor rekening van de belanghebbende. De afweging om tot zekerheidstelling over te gaan is een individuele afweging.

Zelfstandigen

  • Geen verhuisplicht geldt voor zelfstandigen met een bedrijfswoning of bedrijfsruimte bij de woning die een korte tijd beroep doen op de bijstand.

  • De verhuisplicht geldt wel als de zelfstandige het bedrijf beëindigd.

Berekening woonkostentoeslag (huurwoning en eigen woning)

De berekening van de woonkostentoeslag bestaat uit twee delen.

  • Stap 1 is de berekening van de fictieve woonkostentoeslag. Dit is de woonkostentoeslag bij een inkomen op het sociaal minimum. Als iemand een Participatiewet uitkering ontvangt hoeft stap 2 dus niet gemaakt te worden.

  • Stap 2 is de berekening van de feitelijke woonkostentoeslag.

Stap 1

Berekening fictieve woonkostentoeslag:

  • a.

    Woonkosten onder de huurtoeslaggrens:

    • Bereken de woonkostentoeslag door via de website van de belastingdienst een berekening te maken.

    • Bij deze berekening geldt het sociaal minimum voor die persoon/dat gezin.

    • Bij een koopwoning gelden in plaats van huur de woonkosten.

    • De uitkomst van deze berekening is de fictieve woonkostentoeslag.

  • b.

    Woonkosten boven de huurtoeslaggrens:

    • Neem de uitkomst van a.

    • Daarbij tel je het verschil tussen de huurtoeslag en de daadwerkelijke huur/woonkosten en de huurtoeslaggrens op.

    • De uitkomst van deze berekening is de fictieve woonkostentoeslag.

Voorbeeld woonkosten boven de huurtoeslaggrens (prijspeil 2018)

Er is sprake van een kale huur van € 750. De maximale huurgrens voor recht op huurtoeslag is € 710,68. Uit de berekening via de website van de Belastingdienst blijkt dat bij een kale huur van € 710,68 de huurtoeslag € 354 bedraagt. De fictieve woonkostentoeslag bedraagt dan:

Kale huur

€ 750,00

Maximale huurgrens

€ 710,68 -

Verschil

€ 39,32

Huurtoeslag volgens berekening Belastingdienst

€ 354,00

Verschil kale huur en maximale huurgrens

€ 39,32 +

Fictieve woonkostentoeslag

€ 393,32

Stap 2

Berekening feitelijke woonkostentoeslag:

Neem de uitkomst van a (woonkosten onder de huurtoeslaggrens) of b (woonkosten boven de huurtoeslaggrens). Tel deze uitkomst op bij de toepasselijke bijstandsnorm.

Zet dit af tegen de inkomsten (als de inkomsten lager zijn dan de bijstandsnorm, wordt de bijstandsnorm aangehouden). Het verschil is de feitelijke woonkostentoeslag.

Voorbeeld

Uitkomst b (fictieve woonkostentoeslag) is

€ 393,32

Norm alleenstaande (ex. VT)

€ 942,51 +

Totaal

€ 1.335,83

Inkomsten

€ 1.100,00 -

Feitelijke woonkostentoeslag

€ 235,83

In deze berekening is dus alle draagkracht boven de 100 % volledig meegenomen.

Berekening netto woonkosten eigen woning bij gefiscaliseerd inkomen

Bij een eigen woning is de berekening van de daadwerkelijke woonkosten (waarmee de woonkostentoeslag berekend wordt) complexer. Hier moet met de volgende kosten rekening worden gehouden:

  • Hypotheekrente -/- 35 % voorlopige teruggave

  • Premie brand/opstalverzekering

  • Eigenaarsdeel Onroerende Zaakbelasting

  • Rioolbelasting

  • Erfpachtcanon

  • Kosten hoogheemraadschap

  • Groot onderhoud

  • Servicekosten

Toelichting

Hypotheekrente

  • De aankoop van de eigen woning wordt meestal gefinancierd met een hypotheek: een lening met de woning als onderpand. Bij de vaststelling van de hoogte van de netto woonkosten is, ongeacht de hypotheekvorm, de hoogte van de te betalen rente op de hoofdsom van belang.

  • Rentebetaling in verband met de hypotheek verlaagt het belastbaar inkomen, zodat minder loonbelasting betaald hoeft te worden. Door middel van een verzoek om een voorlopige teruggaaf kan dit fiscaal voordeel terug ontvangen worden. De netto rente (te betalen rente -/- het bedrag van de voorlopige teruggave) wordt als woonkosten aangemerkt. De IASZ houdt rekening met een forfaitair percentage van 35 %.

  • Een aanvraag woonkostentoeslag kan alleen worden toegekende als de belastingteruggave via een voorlopige teruggave wordt verkregen. Als belanghebbende geen vooraftrek wil aanvragen wordt de aanvraag afgewezen op grond van ‘onvoldoende meewerken’.

  • De aflossing van de lening wordt gezien als bezitsvorming en blijft buiten beschouwing. Ook de premie levensverzekering blijft buiten beschouwing.

Premie brand/opstalverzekering

  • Het gaat hier om de verzekering van de opstal, een verzekering die als verplichte voorwaarde wordt gesteld in de hypotheekakte.

Eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting

  • Uitsluitend het eigenaarsdeel kan in aanmerking komen voor de bepaling van de hoogte van de woonlasten.

Rioolbelasting

  • De rioolbelasting is een gemeentelijke heffing. Deze heffing is een zakelijke last en valt daarmee onder het begrip woonkosten van een eigen woning.

Erfpachtcanon

  • De erfpacht is de ‘huur’ van de grond waarop de woning gebouwd is, als dit geen eigen grond is.

  • De hoogte van de jaarlijkse erfpacht staat vermeld in de eigendomsakte. Wanneer na het aflopen van het erfpachtrecht een nieuw recht wordt geleverd is tussenkomst van een notaris noodzakelijk voor het opmaken van een akte en de registratie daarvan.

  • Verzoeken om voor deze eenmalige kosten bijzondere bijstand te verlenen kunnen worden beoordeeld.

  • Voor het bedrag dat gemoeid is met het afkopen van de erfpacht kan geen bijstand worden verleend. In dat geval zijn de jaarlijkse beheerskosten verschuldigd, die in de berekening van de woonkostentoeslag kunnen worden meegenomen.

Kosten hoogheemraadschap

  • De jaarlijkse aanslag ten behoeve van de waterschapsomslag behoort tot de zakelijke woonkosten die meegenomen worden bij de berekening van de woonkosten.

  • De verontreinigingsheffing en de ingezetenenomslag worden niet meegenomen, omdat deze kosten niet worden gerekend tot de zakelijke lasten verbonden aan de woning.

Groot onderhoud

  • Voor de kosten van groot onderhoud wordt aangesloten bij de methode van Divosa. Dit betekent dat er voor woning van voor 1945 per jaar € 642,00 kan worden opgevoerd.

  • Voor woningen van na 1945 is dit bedrag € 548,00 per jaar.

  • Normen gelden tot juli 2017. Zie Stimulansz handboek werk en inkomen, woonkosten koopwoning (paragraaf 17.4.35.3).

  • De normen worden jaarlijks op 1 juli aangepast.

Servicekosten

  • Hiervan is alleen sprake bij appartementeneigenaren.

  • Het gaat om gemeenschappelijke uitgaven voor het complex. Bijvoorbeeld de schoonmaakkosten van het trappenhuis, onderhoud en reparaties aan de lift, verlichting en verwarming van gemeenschappelijke ruimtes, grootschalig onderhoud, collectieve verzekeringen, zoals de opstalverzekering voor het complex en kosten voor de beheerder.

  • Soms worden ook kosten voor gas, water en licht van de eigen ruimtes in de servicekosten opgenomen. Deze kosten mogen niet worden opgevoerd.

Let op

  • Als belanghebbende alleen inkomen uit de Participatiewet heeft en er is sprake van een krediethypotheek, dan wordt de bijstand verleend als lening (als de krediethypotheek nog niet is volgestort). De bijstand in leningsvorm wordt niet gefiscaliseerd, waardoor geen recht is op fiscale teruggave van rentebetalingen. Bij de berekening daadwerkelijke woonkosten moet hiermee rekening worden gehouden.

20. Leges verblijfsvergunning

Voorliggende voorziening

N.v.t.

Indicatie of toegang

N.v.t.

Draagkrachtberekening

inkomen > 100 % bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00

Bedrag

de kosten van de leges

Vorm uitkering

Om niet (asielzoeker, vreemdeling op medische gronden, in Nederland geboren kinderen), leenbijstand (vreemdeling).

Periodiek of incidenteel

Incidenteel

Toelichting

  • Het aanvragen van een verblijfsvergunning kost geld. Deze kosten worden ook wel 'leges' genoemd.

  • Bij het toekennen van bijzondere bijstand wordt onderscheid gemaakt tussen een asielzoeker en een vreemdeling.

  • De asielzoeker/vluchteling (asielvergunning) krijgt de legeskosten ‘om niet’ vergoed.

  • De vreemdeling (reguliere vergunning) komt op vrijwillige basis naar Nederland. Er is geen sprake van noodzakelijk verblijf, maar men komt bijvoorbeeld voor gezinshereniging, werk of studie. In dat geval kan geen bijzondere bijstand worden verleend. Wanneer men niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten kan een vergoeding in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Uitzonderingen

  • Bij vreemdelingen die een vergunning hebben op medische gronden (reguliere vergunning) is sprake van bijzondere noodzaak. Deze groep kan wanneer men niet voldoende heeft kunnen reserveren en geen vermogen heeft de leges ook ‘om niet’ vergoed krijgen.

  • Kinderen die in Nederland zijn geboren worden niet in de asielprocedure van de ouders meegenomen. Voor deze kinderen moet dan ook een vergunning voor verblijf bij ouders aangevraagd worden. Deze legeskosten worden vergoed.

Naturalisatie

  • Voor legeskosten naturalisatie tot Nederlander wordt geen bijstand verstrekt. Naturalisatie is namelijk niet noodzakelijk.

Machtiging tot Voorlopig verblijf (MVV)

  • Voor legeskosten Machtiging tot Voorlopig verblijf (MVV) voor gezinshereniging wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

21. Peuterspeelzaal

Voorliggende voorziening

Heemstede: gesubsidieerde peuteropvang/PeuterPlus

Bloemendaal: VVE

Indicatie of toegang

Heemstede: coördinator CJG in overleg met WMO

Bloemendaal: GGD

Draagkrachtberekening

Inkomen 100 % > bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00

Bedrag

Eigen bijdrage

Vorm uitkering

Om niet

Periodiek of incidenteel

Periodiek

Toelichting

  • Voorschoolse educatie is een belangrijke voorziening waarbij kinderen tijdig in contact komen met andere kinderen en Nederlands leren spreken.

  • Voor een kind tussen de 2,5 – 4 jaar kan voor maximaal 2 dagdelen per week bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage van de peuterspeelzaal.

  • Voor anderstaligen en kinderen met ontwikkelingsachterstand kan voor maximaal vier dagdelen (Heemstede) en voor drie dagdelen (Bloemendaal) bijzondere bijstand worden verleend, mits er een indicatie is afgegeven door het CJG/WMO-Loket (Heemstede) of de GGD (Bloemendaal).

  • Als een kind op een kinderdagverblijf of andere vorm van kinderopvang zit voor 2 dagen of meer is er geen noodzaak aanwezig, omdat dan binnen die voorziening aandacht is voor taal- en ontwikkelingsachterstanden.

22. Kinderopvang op basis van sociaal-medische indicatie (SMI)

Voorliggende voorziening

Mantelzorg, peuterspeelzaal, overblijfmogelijkheden op school, wijziging werktijden eventuele partner.

Indicatie of toegang

Heemstede: Loket Heemstede in afstemming met CJG

Bloemendaal: CJG

Draagkrachtberekening

Inkomen 100 % > bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00

Bedrag

Eigen bijdrage

Vorm uitkering

Om niet

Toelichting

  • Belanghebbenden met lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen kunnen soms niet alle dagen volledig voor hun kind zorgen.

  • Als een kind zich hierdoor minder goed kan ontwikkelen komen belanghebbenden misschien in aanmerking voor een bijdrage in de kosten van kinderopvang, op basis van een sociaal-medische indicatie.

  • Voor de eigen bijdrage die over blijft kan bijzondere bijstand worden verleend. Deze SMI bijdrage wordt berekend conform de actuele Tabel Kinderopvang.

Bijlage: Afkortingen

ANW

Algemene Nabestaandenwet

AOW

Algemene Ouderdomswet

ARH

Reglement Hulpmiddelen

BRP

Basis Registratie Personen

CAK

Centraal Administratiekantoor

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CRvB

Centrale Raad van Beroep

GGD

Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

GVS

Geneesmiddelenvergoedingssysteem

NIBUD

Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

OZB

Onroerende zaakbelasting

TBU

Tegemoetkomingsregeling Buitengewone Uitgaven

Wajong

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jongeren

Wet Bopz

Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Wkt

Woonkostentoeslag

WLZ

Wet langdurige zorg (voorheen AWBZ)

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

Wrb

Wet op de rechtsbijstand

WSF

Wet studiefinanciering

WSNP

Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen

Zorgverzekering

Basiszorgverzekering