Regeling vervallen per 01-07-2015

Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007

Geldend van 01-01-2007 t/m 30-06-2015

Intitulé

De raad van de gemeente Bloemendaal;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2006, waarmee hij kan instemmen;gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet; b e s l u i t: de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2006 in te trekken per 1 januari 2007;de Verordening regionale urgentiecommissie 2001 in te trekken per 1 januari 2007;vast te stellen de volgende verordening, Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007 waarin zijn opgenomen regels over de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt een groot aantal vaste begrippen gebruikt. Een uitleg hiervan is opgenomen in bijlage II.

Artikel 2 Overeenkomsten

  • 1. Het college kan met eigenaren van woonruimte overeenkomsten (als bedoeld in artikel 4 van de wet) sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. Het college neemt hierbij hoofdstuk 1, 2 en 3 van deze verordening in acht. Daar waar er in het Convenant opgenomen in bijlage III van deze verordening afspraken zijn gemaakt over een onderwerp, treden deze in de plaats van de desbetreffende bepalingen in hoofdstuk 1, 2 en 3 van de verordening.

  • 2. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden voor de inwerkingtreding en ondertekening ter kennis gebracht aan de raadscommissie die het college adviseert over de volkshuisvesting. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de regio Zuid-Kennemerland en andere belanghebbenden.

  • 3. Als het college overeenkomsten sluit als bedoeld in lid 1 wordt een klachtencommissie ingesteld. Het college neemt hierbij artikel 4, lid 2 van de wet in acht.

Artikel 3 Ingebruikneming

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college woonruimte (woning, standplaats of ligplaats) in gebruik te nemen of geven, als de huurprijs lager of gelijk is aan de huurprijsgrens of de koopprijs lager of gelijk is aan de koopprijsgrens.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op woonruimten als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden).

Artikel 4 Procedure voor het aanvragen van een vergunning

De aanvraag voor een huisvestingsvergunning, een vergunning voor onttrekken, samenvoegen, splitsen of omzetten van woonruimte of een urgentieverklaring wordt schriftelijk ingediend bij het college. Behandeling hiervan volgt als:

  • a.

    de aanvraag is ingediend via het daarvoor bestemde formulier dat volledig is ingevuld en ondertekend;

  • b.

    nadere gegevens of bescheiden, noodzakelijk voor het toetsen van de aanvraag aan deze verordening, zijn verstrekt;

  • c.

    indien nadere gegevens of bescheiden ontbreken, wordt de aanvrager twee weken in de gelegenheid gesteld het ontbrekende in te leveren.

Artikel 5 Intrekken vergunning

Het college kan een verleende vergunning intrekken als:

  • a.

    niet binnen de gestelde termijn van de vergunning gebruik is gemaakt;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning

Artikel 6 Werkingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen onder de huurprijsgrens en koopprijsgrens voor zover er hierna of in het convenant opgenomen in bijlage III niet van wordt afgeweken.

Artikel 7 Voorwaarden voor verlening huisvestingsvergunning

  • 1. Het college verleent de vergunning als ten minste één van de leden van het huishouden dat de vergunning aanvraagt, behoort tot de in de artikelen 8 en 9 van deze verordening en artikel 9, lid 2 van de wet genoemde categorieën.

  • 2. Voor een huurwoning gelden in aanvulling op lid 1 nadere voorwaarden:

    • a.

      de woonruimte wordt volgens de artikelen 10 en 11 passend geacht;

    • b.

      de eigenaar is aantoonbaar bereid de woning te verhuren.

  • 3. Voor een standplaats voor een woonwagen gelden in aanvulling op lid 1 de volgende voorwaarden:

    • a.

      de eigenaar van de standplaats is aantoonbaar bereid deze aan de standplaatszoekende in gebruik te geven;

    • b.

      de standplaatszoekende komt voor een standplaats in aanmerking overeenkomstig de in artikel 12 opgenomen volgordebepaling.

  • 4. Voor een ligplaats voor een woonschip gelden in aanvulling op lid 1 de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ligplaats is door de raad of het college als zodanig aangewezen;

    • b.

      de eigenaar van de ligplaats is aantoonbaar bereid deze aan de ligplaatszoekende in gebruik te geven.

  • 5. In afwijking van lid 2b wordt een principe-huisvestingsvergunning afgegeven als de eigenaar niet bereid is de woonruimte te verhuren en de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in de artikelen 267 lid 6, 268 lid 3 of 270 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de aanvrager voldoet aan het gestelde in lid 1 en lid 2a.

  • 6. De vergunning wordt geweigerd als verlening hiervan ertoe zou leiden dat aanvrager meer dan één woning in gebruik heeft.

  • 7. Op of bij de vergunning is de volgende informatie vermeld:

    • a.

      binnen 2 maanden kan van de vergunning gebruik worden gemaakt;

    • b.

      de naam (namen) van de vergunninghouder(s);

    • c.

      het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt.

Artikel 8 Toelating

Om in aanmerking te kunnen komen voor een huisvestingsvergunning dient de aanvrager of dienen de aanvragers meerderjarig te zijn volgens de bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 9 Ingezetenschap, economische en maatschappelijke binding

  • 1. Ten minste één van de meerderjarige leden van het huishouden moet:

    • a.

      ingezetene zijn van de regio Zuid-Kennemerland of van de gemeente Haarlemmermeer of

    • b.

      maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de regio of

    • c.

      behoren tot diegenen die gelijkgesteld zijn aan economisch gebondenen.

  • 2. In afwijking van lid 1 geldt de eis van binding niet bij woningruil.

Artikel 10 Verhouding inkomen-huurprijs

  • 1. Het inkomen van het huishouden moet in redelijke verhouding tot de huurprijs staan. Voor de bepaling van deze verhouding hanteert het college de tabel opgenomen in bijlage I van deze verordening. Deze verhouding is niet van toepassing op de huurtoeslag als bepaald in artikel 31.

  • 2. Voor woonruimte van eigenaren met wie geen convenant is afgesloten, en waarvan de huurprijs ligt beneden de huurprijsgrens zoals opgenomen in bijlage I, artikel 1, lid 2 van deze verordening, wordt bij voorrang vergunning verstrekt aan een huishouden dat volgens de in bijlage I, artikel 1 lid 2 opgenomen tabel passend is.

  • 3. Voor de bepaling van het inkomen gelden de volgende regels:

    • a.

      als geen aanslag voor de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk het laatste inkomstenbewijs van de werkgever(s) en/of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen;

    • b.

      als wel een aanslag voor de inkomstenbelasting is opgelegd geldt het laatst bekende belastbare jaarinkomen; bewijsstuk is de daarop betrekking hebbende aanslag inkomstenbelasting;

    • c.

      het college kan verzoeken een zgn. IB-60 formulier over het meest recente kalenderjaar te overleggen ter controle van het inkomen;

    • d.

      als de aanvrager kan aantonen dat het inkomen, sinds de vaststelling hiervan volgens a) of b), is veranderd of binnen 13 weken zal veranderen, dan geldt dit actuele inkomen.

  • 4. Het college is bevoegd de in de bijlage I opgenomen verhouding tussen huur en inkomen (huurquote) en overige bedragen in bijlage I jaarlijks aan te passen.

Artikel 11 Bezettingsnorm

  • 1. De omvang van het huishouden moet in redelijke verhouding staan tot de woninggrootte. De verhouding wordt getoetst als:

    • a.

      de huurprijs lager is dan de huurprijsgrens (woningen van corporaties waarmee geen huisvestingsconvenant is afgesloten);

    • b.

      de huurprijs lager is dan het bedrag zoals opgenomen in artikel 1, lid 1 van bijlage I van deze verordening (woningen van overige woningeigenaren).

  • 2. Bij de toepassing van lid 1 hanteert het college bij verhuurders met wie geen convenant is afgesloten de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij passende aantal kamers van de woonruimte.

    Omvang huishouden

    Passend aantal kamers

    1 persoon

    1-3

    2 personen

    2-4

    3 personen

    3-4

    4 personen

    3-4

    5 personen

    4-5

    6 personen

    4-5

    7 en meer personen

    5 of meer kamers

  • 3. Voor de bepaling van de grootte van het huishouden van de aanvrager geldt:

      • a.

        het ongeboren kind telt mee als een verklaring van een arts of verloskundige van een zwangerschap van tenminste zes maanden kan worden overgelegd;

      • b.

        een éénoudergezin wordt gelijkgesteld aan een gezin met twee ouders.

  • 4. Voor de bepaling van het aantal kamers van de woning geldt:

      • a.

        kamers en suite tellen als één kamer;

      • b.

        kamers met een vloeroppervlakte van minder dan 5 m² tellen niet mee;

      • c.

        als er geen badkamer of douche aanwezig is, telt de kleinste kamer niet mee.

  • 5. In afwijking van het bovenstaande is onzelfstandige woonruimte ook passend voor de alleenstaande woningzoekende die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten of in het bezit is gesteld van een vergunning tot verblijf als bedoeld in die wet, als zij in verband hiermee woonruimte nodig hebben.

Artikel 12. Selectie van kandidaten voor een woonwagenstandplaats

  • 1. Bij selectie van kandidaten voor nieuwe of vrijkomende standplaatsen in de gemeente Bloemendaal geldt de volgende prioriteitsvolgorde:

    • a.

      kandidaten, welke wonen op het centrum, waar de toe te wijzen standplaats op -of aansluitend aan- is gelegen;

    • b.

      kandidaten, welke wonen op één van de andere woonwagencentra in de regio Zuid-Kennemerland.

  • 2. Zijn er geen kandidaten binnen de woonwagencentra in Zuid-Kennemerland, dan komt de standplaats beschikbaar voor andere woningzoekenden in de regio en vindt de selectie voor de standplaats plaats conform het convenant woonruimteverdeling Zuid-Kennemerland.

  • 3. Als er meerdere kandidaten zijn binnen dezelfde prioriteitscategorie zoals bepaald in lid 1 dan geldt binnen deze categorie dat kandidaten met een huisvestingsvergunning voor een standplaats voorrang krijgen boven de onzelfstandig wonende kinderen. Vervolgens gaan kandidaten met de langste zoekduur voor. Indien er op grond van zoekduurlengte geen voorrang tussen de kandidaten bestaat, wordt de woningzoekende met de hoogste leeftijd geselecteerd voor de standplaats.

  • 4. In aanvulling op artikel 5 kan een huisvestingsvergunning voor een standplaats worden ingetrokken als:

      • a.

        de vergunninghouder niet binnen twee weken nadat de standplaats feitelijk beschikbaar is gekomen, de standplaats inneemt;

      • b.

        de vergunninghouder handelt in strijd met deze verordening, de voor de standplaats verstrekte huisvestingsvergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften.

  • 5. De huisvestingsvergunning voor een standplaats vervalt:

    • a.

      één maand nadat de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de standplaats geen gebruik meer te willen maken;

    • b.

      onmiddellijk nadat de huurovereenkomst voor de standplaats is beëindigd en de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten;

    • c.

      onmiddellijk nadat de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten, voor zover de betreffende standplaats niet ingevolge een huurovereenkomst door de vergunninghouder werd ingenomen.

Artikel 13 Vruchteloze aanbieding

  • 1. In afwijking van artikel 7 wordt de vergunning altijd verleend als de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in lid 2 weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die volgens artikel 7 daarvoor in aanmerking komen.

  • 2. De eigenaar moet de woonruimte binnen de in het vorige lid genoemde termijn ten minste zes maal door middel van een advertentie, geplaatst in één of meer regionaal verschijnende bladen, te huur of te koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:

    De in lid 1 genoemde termijn begint op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de huur- of koopprijs;

    • c.

      de mededeling dat woningzoekenden die voldoen aan artikel 6, de voorkeur hebben.

  • 3. Het eerste lid is alleen van toepassing als:

      • a.

        de huur- of koopprijs redelijk is, gelet op de prijs in het economische verkeer voor vergelijkbare woonruimten, of

      • b.

        als de huurprijs niet hoger is dan de volgens deze wet maximaal redelijke huurprijs als bedoeld in de wet in onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk 3 Urgentieverklaring

Artikel 14 Urgentieverklaring

  • 1. Als een woningzoekende die voldoet aan artikel 9, lid 2 van de wet en artikel 8 van deze verordening, en ingezetene is van de regio Zuid-Kennemerland, dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan het college in de in de artikelen 15 en 16 omschreven gevallen op schriftelijk verzoek een urgentieverklaring verlenen.

  • 2. Woningzoekenden die zelf verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de ontstane woonproblematiek of die onvoldoende pogingen hebben gedaan om zelf een oplossing te vinden, komen niet in aanmerking voor een verklaring.

  • 3. Bezitters van een verklaring kunnen 26 weken (vanaf de datum van afgifte) met voorrang boven andere woningzoekenden in aanmerking komen voor een vergunning. Daarbij gelden de passendheidseisen in de artikelen 10 en 11.

  • 4. Een verklaring is geldig in alle regiogemeenten. Met de urgentieverklaring kan met voorrang gereageerd worden op alle woningen die voldoen aan het zoekprofiel dat is opgenomen in de verklaring. Uitgangspunt van het zoekprofiel is dat er met de verklaring geen sprong voor- of achteruit in de wooncarrière wordt gemaakt.

  • 5. Bezitters van een verklaring worden bij de rangordebepaling bovenaan geplaatst. Als meerdere woningzoekenden met een verklaring reageren, wordt degene met de oudste, nog geldige verklaring bovenaan geplaatst.

  • 6. De eerste 13 weken kan men zelf reageren op het woningaanbod. De overige 13 weken kan, indien nodig, gericht worden gezocht door Woonservice. Ook tijdens deze tweede periode kan men zelf reageren op het aanbod. De verklaring vervalt als passende woonruimte is gevonden, of in de tweede periode is aangeboden.

  • 7. De termijn van 26 weken kan eenmalig met 26 weken worden verlengd als nog geen passende woonruimte is vrijgekomen.

  • 8. Er kan worden bepaald dat de verklaring geen voorrang geeft bij de toewijzing van relatief schaarse woningen.

  • 9. De verklaring vervalt door verloop van de geldigheidsduur of het afgeven van een vergunning op naam van (onder meer) de urgentverklaarde.

  • 10. Bij gewijzigde omstandigheden kan het college, al dan niet op verzoek van de urgentverklaarde, besluiten de inhoud van de verleende verklaring te wijzigen of de verklaring in te trekken.

  • 11. Als een urgentverklaarde binnen de termijn geen gebruik heeft gemaakt van de verklaring, terwijl er naar het oordeel van het college in deze termijn passende huisvesting beschikbaar is gekomen, hetzij via reageren op aanbod, hetzij door een passend aanbod van Woonservice, wordt, op grond van dezelfde feiten of omstandigheden die hebben geleid tot de urgentieverklaring, niet opnieuw een verklaring afgegeven.

  • 12. Het college kan een verklaring intrekken, als:

    • a.

      aan de eisen voor een verklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de verklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

  • 13. Het college kan met instanties die werkzaam zijn op sociaal, maatschappelijk of medisch terrein, afspraken maken over af te geven urgentieverklaringen voor cliënten van deze instellingen die wegens bijzondere omstandigheden een verklaring nodig hebben, maar aan de reguliere voorwaarden hiervoor niet voldoen.

  • 14. De urgentieverklaring bevat in ieder geval:

    • a.

      de personalia van de urgentverklaarde;

    • b.

      de geldigheidstermijn van 6 maanden;

    • c.

      een zoekprofiel: woningtypen waarvoor de verklaring geldig is, met als uitgangspunt de kenmerken van de achter te laten woning (indien van toepassing) en rekening houdend met de achtergrond van de urgentie.

  • 15. Er wordt regionaal een actueel overzicht bijgehouden van alle geldige urgentieverklaringen.

Artikel 15 Sociale en medische urgentieverklaring

  • 1. De in artikel 14 eerste lid bedoelde urgentie kan worden verleend indien er sprake is van een medische of een psychosociale klacht in relatie met de huidige woning, waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit. Deze noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie.

  • 2. Het college vraagt voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de urgentieaanvraag advies aan de urgentiecommissie, zoals bedoeld in het Reglement Regionale Urgentiecommissie 2007.

Artikel 16 Overige urgentieverklaringen

Een verklaring kan worden verleend als:

  • a.

    de huidige woonruimte waarover men zelfstandig beschikt in de regio direct definitief moet worden verlaten door natuurgeweld of een niet door eigen opzet ontstane calamiteit;

  • b.

    woonruimte in het kader van een stadsvernieuwings- of herstructureringsproject op korte termijn moet worden verlaten. Daarbij geldt als voorwaarde dat er recht is op huurbescherming (op basis van het Burgerlijk Wetboek) ten opzichte van de eigenaar, niet zijnde de bewoner op het moment dat de woning moet worden verlaten;

Hoofdstuk 4 Leegstand en wijziging woningvoorraad

Artikel 17 Strekking

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle zelfstandige en onzelfstandige woonruimten, ongeacht de koopprijs of huurprijs.

Artikel 18 Melding leegstand woonruimte

  • 1. Dit artikel is van toepassing op eigenaren van woonruimte, waarmee geen convenant is gesloten.

  • 2. Als de leegstand langer duurt dan drie maanden, is de eigenaar verplicht dit aan het college te melden. Het daarover in de wet in artikel 18 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een woonruimte wordt geacht leeg te zijn als:

    • a.

      de gebruiker van de woonruimte het gebruik daarvan aan de eigenaar heeft opgezegd;

    • b.

      de eigenaar het gebruik aan de gebruiker heeft opgezegd en vaststaat dat ontruiming juridisch mogelijk is;

    • c.

      de woonruimte is ontruimd;

    • d.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts voor korte tijd het geval is;

    • e.

      op andere wijze is gebleken dat een woonruimte te huur of – vrij van huur – te koop is.

  • 4. Het college noteert de gemelde leegstand in het leegstandsregister.

Artikel 19 Voordracht

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kan het college aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 19, lid 1 aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door het college aangegeven woningzoekende doen.

  • 2. Voor plaatsing van de in lid 1 bedoelde voordracht komen in aanmerking woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in de artikelen 14, 15 en 16.

  • 3. Binnen twee weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen, zendt het college een voordracht van ten hoogste drie woningzoekenden, of bericht het college aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan.

    Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door het college schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Binnen twee weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende te benaderen en het college schriftelijk te berichten of met de voorgedragen woningzoekende een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Als de eigenaar de voorgedragen woningzoekende weigert, dient hij de reden daarvan aan het college te melden.

    Het college stelt de voorgedragen woningzoekende hiervan in kennis en geeft daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Als de voorgedragen woningzoekende de woonruimte weigert, dient hij de reden daarvan schriftelijk aan het college te melden.

  • 5. Als de voorgedragen woningzoekende de woonruimte weigert, of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende om, naar het oordeel van het college gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen twee weken nadat het college van de weigering is kennis is gesteld.

  • 6. Een voorgedragen woningzoekende wordt geacht geweigerd te hebben, als hij niet binnen twee weken nadat hij van de voordracht in kennis is gesteld aan de eigenaar of aan het college heeft laten weten dat hij de aangeboden woonruimte accepteert.

  • 7. Het bepaalde in lid 4 blijft buiten toepassing als:

      • a.

        het college heeft bericht dat geen voordracht zal worden gedaan;

      • b.

        het college niet binnen de termijn van twee weken een voordracht heeft gedaan;

      • c.

        alle door het college voorgedragen woningzoekenden de aangeboden woonruimte hebben geweigerd.

  • 8. Als de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3 heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende naar het oordeel van het college zonder gegronde redenen weigert, kan het college overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

Artikel 20 Vergunning voor onttrekken, samenvoegen en omzetten

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning woonruimte binnen de gemeentegrenzen:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk aan de woonbestemming te onttrekken. Onder onttrekken wordt verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder gedeeltelijk onttrekken wordt verstaan een zodanige onttrekking van woonruimte, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    om te zetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte.

Artikel 21 Criteria voor de vergunningverlening

  • 1. Het college verleent de vergunning als naar zijn oordeel het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad.

  • 2. Indien het college heeft vastgesteld dat het belang van aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad, maar dat het belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kan het college de gevraagde vergunning verlenen indien de vergunningaanvrager voldoende compensatie als bedoeld in artikel 22, lid 4 of lid 5 biedt en overigens aan de door het college gestelde voorwaarden en voorschriften voldoet.

  • 3. Een aanvraag voor onttrekking, samenvoegen of omzetten wordt getoetst aan:

      • a.

        de huidige bestemming van de woonruimte;

      • b.

        de behoefte aan de te ontrekken woonruimte;

      • c.

        het volkshuisvestingsbeleid.

  • 4. Een aanvraag voor een gedeeltelijke onttrekking wordt getoetst aan de verhouding tussen de grootte van de woonruimte en de omvang van het huishouden.

    Als bij deze vergunning de voorwaarde van tijdelijkheid en zelfbewoning conform artikel 22, lid 2 wordt opgelegd, wordt geen financiële compensatie verlangd. Hiermee wordt het tijdelijke karakter van de onttrekkingsvergunning benadrukt.

  • 5. a. Het college kan een tijdelijke vergunning verlenen voor

    • onttrekking, samenvoeging of omzetting.

      • b.

        Een tijdelijke vergunning kan worden afgegeven voor maximaal 5 jaar.

      • c.

        Na het verstrijken van de periode, waarvoor vergunning is verleend, dient de onttrekking, de samenvoeging of omzetting weer ongedaan gemaakt te worden, tenzij een nieuwe, al dan niet tijdelijke, vergunning is verleend.

  • 6. Een vergunning tot samenvoegen wordt in elk geval verleend als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

      • a.

        als de samen te voegen woonruimten van zodanige kwaliteit zijn dat zij redelijkerwijs niet langer als zelfstandige woningen in de woningbehoefte kunnen voorzien (overwegingen van algemeen belang);

      • b.

        als de aanvrager volgens de passendheidsnormen van artikel 11 te krap is gehuisvest en er binnen een door het college te bepalen aanvaardbare termijn geen passende woonruimte beschikbaar is. Voorwaarde daarbij is dat de aanvrager na samenvoegen volgens de normen van artikel 11 passend woont (overwegingen die samenhangen met kenmerken van de aanvrager);

      • c.

        als de behoefte aan de woonruimte die na samenvoeging ontstaat, in het kader van een evenwichtige opbouw van de woningvoorraad, groter is dan de behoefte aan de afzonderlijke woonruimten (overwegingen in het kader van herstructurering).

Artikel 22 Voorwaarden bij de vergunningverlening

  • 1. Een vergunning kan worden verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      een bouwvergunning wordt aangevraagd en verleend;

    • b.

      zonder tussenkomst van de gemeente passende woonruimte aan de zittende huurders wordt aangeboden;

    • c.

      gekoppeld aan de samenvoeging of omzetting een ingrijpende woningverbetering wordt uitgevoerd.

  • 2. Het college kan een onttrekkingsvergunning verlenen voor een gedeeltelijke onttrekking, onder de voorwaarden van tijdelijkheid en zelfbewoning.

  • 3. Bij samenvoegen van woonruimte dient een nieuw huisnummer te worden aangevraagd.

  • 4. Aan de vergunning kan de voorwaarde worden verbonden dat de aanvrager binnen één jaar na het besluit zorgdraagt voor het creëren van gelijkwaardige andere woonruimte.

  • 5. Ter compensatie van het verlies aan woonruimte kan een financiële voorwaarde aan de vergunning worden verbonden indien het verlies aan woonruimte voldoende kan worden gecompenseerd door het opleggen van een financiële compensatie.

    Hierbij gelden de volgende tarieven voor een definitieve vergunning:

    • -

      zelfstandige, te onttrekken woonruimte € 220,-- per m2

    • -

      zelfstandige, samen te voegen woonruimte € 200,-- per m2

    • -

      zelfstandige, om te zetten woonruimte € 110,-- per m2

    • -

      onzelfstandige, te onttrekken woonruimte € 110,-- per m2

    • -

      ondeugdelijke, te onttrekken woonruimte € 85,-- per m2

    Hierbij gelden de volgende tarieven per jaar voor een tijdelijke vergunning:

    • -

      zelfstandige, te onttrekken woonruimte € 15,-- per m2

    • -

      zelfstandige, samen te voegen woonruimte € 13,-- per m2

    • -

      onzelfstandige te onttrekken / samen

    te voegen woonruimte € 10,-- per m2

    De bijdrage wordt berekend naar het aantal vierkante meters vloeroppervlakte van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte, inclusief de daarbij behorende gangen, keuken, toilet en beschoten zolder. De tarieven worden jaarlijks aangepast met het CBS-prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.

  • 6. De bedragen worden gestort in een fonds ten behoeve van de volkshuisvesting.

  • 7. Als de aanvrager voor compenserende woonruimte zorgt, betaalt deze een waarborgsom op basis van de tarieven uit lid 5. De waarborgsom wordt betaald binnen twee weken na verlenging van de vergunning waarin de eis van deze compensatie is opgenomen.

  • 8. De waarborgsom wordt in een fonds ten behoeve van de volkshuisvesting gestort als niet binnen één jaar na verlening vervangende woonruimte is aangeboden of met het bouwen daarvan daadwerkelijk is begonnen.

  • 9. Op of bij de vergunning wordt de volgende informatie vermeld:

      • a.

        de mededeling dat binnen 1 jaar van de vergunning gebruik moet worden gemaakt;

      • b.

        de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

      • c.

        de opgelegde compensatie;

      • d.

        bij gedeeltelijke onttrekking tevens de voorwaarde van tijdelijkheid en zelfbewoning.

Artikel 23 Ontheffing

Het college kan in het belang van de volkshuisvesting geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de voorwaarden in (delen van) dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen uit de hoofdstukken 2, 3 en 4 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het in gebruik nemen of geven van woonruimte of het wijzigen van de woonruimtevoorraad leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 25 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3 en 20 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 26 Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 25 van deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 27 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Het college zal zich daarbij uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 28 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de regiogemeenten en de in de gemeente werkzame corporaties en met andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 29 Toepassing regelgeving na sluiten overeenkomsten

Als toepassing wordt gegeven aan artikel 2, zijn de criteria voor werving en selectie van kandidaten voor vrijkomende woningen ook van toepassing op zelfstandige woonruimte, die in het bezit is van een corporatie welke de overeenkomst niet heeft ondertekend, of welke deze eenzijdig opzegt.

Artikel 30 Experimenten

Het college kan, na kennisgeving aan de betreffende raadscommissie afwijken van deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet.

Artikel 31 Passendheidstoets bij aanvraag huurtoeslag

  • 1 Bij de huurtoeslag-aanvragen boven de aftoppingsgrens maar onder de huurtoeslag-grens wordt aan de gemeente een passendheidsverklaring gevraagd of de huurprijs passend is. De gemeente geeft voor een huurprijs boven de aftoppingsgrens geen passendheidsverklaring.

  • 2 Het college kan afwijken van het eerste lid, voor zover toepassing gelet op het belang van het in gebruik nemen of geven van woonruimte of het wijziging van de woonruimtevoorraad dat naar mening van het college leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 32 Overgangsregeling

  • 1. 1Aanvragen en verzoeken die getoetst worden aan bepalingen in de Huisvestingsverordening die zijn ingediend voor het van kracht worden van deze verordening worden getoetst aan de regels gesteld in de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2006, als de toepassing voor de aanvrager gunstiger is.

  • 1. 2 In aanvulling op het eerste lid worden de aanvragen voor de passendheidstoets bij huurtoeslag, als omschreven in artikel 36, getoetst aan de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2006 als de aanvrager is verhuisd in het laatste half jaar voor het van kracht worden van deze verordening.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007. Deze verordening is regionaal aangeduid als Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007, en door elke gemeente afzonderlijk vastgesteld.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Bloemendaal,

gehouden op 7 december 2006.

W.H. de Gelder , voorzitter

H.W. de Vries , griffier

Gepubliceerd in Bloemendaals Weekblad d.d. 14 december 2006.

In werking : 1 januari 2007.

BIJLAGE I behorende bij de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007

Artikel 1 Verhouding huur-inkomen

  • 1.

    Het bedrag in artikel 11, lid 1 van de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007 wordt gesteld op € 400,- per maand.

  • 2.

    Op grond van artikel 10 lid 2 van de Huisvestingsverordening wordt voor woonruimte van eigenaren, waarmee geen Convenant is afgesloten waarin andere grenzen zijn afgesproken, de huurgrens waar beneden de verhouding inkomen/huur wordt getoetst bij de Huisvestingsvergunning, gesteld op het bedrag dat is genoemd als maximale huurgrens voor de huurtoeslag. Vergunning wordt slechts verleend aan een huishouden indien de verhouding inkomen/huur conform de volgende tabel passend is. Let wel artikel 31 van de Huisvestingsverordening bevat de criteria voor de passendheidstoets bij de aanvraag huurtoeslag.

Leeftijd

Bruto inkomen/maand

Acceptabele huurprijs/maand

Tot 23 jaar

Max. € 1600,--

Max. € 343,39 *

Boven 23 jaar

Onder 2526,-

Max. € 621,78 *

Boven 2526,-

vanaf € 400,-

* gewijzigd namens burgemeester en wethouders op 18 juni 2007; gepubliceerd in het Bloemendaals Weekblad d.d. 21 juni 2007; in werking 1 juli 2007

De griffier,

BIJLAGE II behorende bij de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007

Begripsomschrijvingen

a.

aftoppingsgrens

rekenhuur als bedoeld in Artikel 20 van de Wet op de huurtoeslag waarboven het college, als omschreven in Artikel 38 van de Wet op de huurtoeslag, moet toezien dat het aantal gevallen, waarin huurtoeslag wordt toegekend, beperkt blijft;

b.

besluit

het Huisvestingsbesluit;

c.

college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal;

d.

convenant

het convenant woonruimteverdeling. Hierin zijn opgenomen afspraken met de corporaties en andere wooneigenaren over de verdeling van woningen door advertenties;

e.

corporatie

toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid of artikel 2, eerste lid van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

f.

economische binding

binding van een persoon aan de regio Zuid-Kennemerland, welke is gelegen in het redelijke belang dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, heeft om zich in deze regio te vestigen.

Er is in elk geval sprake van economische binding als men voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid tijdens een aantal uren dat gelijk is aan ten minste de helft van het aantal uren dat een volledige werkweek uitmaakt binnen diens beroepsgroep, binnen of vanuit dat gebied.

Bij “duurzaam verrichten van arbeid” is inbegrepen:

a.een standaardarbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (met een minimum van 1 jaar, waarbij de mogelijkheid van verlenging is opgenomen) of

b.een standaardarbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op projectbasis voor een periode die langer is dan 1 jaar.

Aan groepen woningzoekenden die behoren tot één van de categorieën genoemd in artikel 13c van de wet wordt de eis van economische binding niet gesteld;

g.

eigenaar

het daarover in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

h.

huishouden

-een alleenstaande danwel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding (willen gaan) voeren. Het voeren of willen gaan voeren van een gemeenschap-pelijke huishouding wordt tot uitdrukking gebracht door het vormen van een economische eenheid en in het gezamenlijk ondertekenen van het huurcontract;

-meeverhuizende kinderen (of daarmee gelijkgestelde) maken deel uit van het huishouden van de ouders (of daarmee gelijkgestelde). Een kind (of daarmee gelijkgestelde) kan slechts tot één huishouden behoren;

i

huurprijs

de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning, uitgedrukt in een bedrag per maand.

Voor een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats voor een woonschip: het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, of ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

j.

huurprijsgrens

de huurprijs waarboven in de regio Zuid-Kennemerland geen huisvestings-vergunning verplicht. Dit is gelijk aan de maximale huurgrens voor de huurtoeslag

k.

inkomen

Het rekeninkomen zoals omschreven in artikel 1 onder i van de Wet op de huurtoeslag;

l.

ingezetene

degene die gedurende tenminste twee jaren aaneengesloten in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente in de regio of in de gemeente Haarlemmermeer is opgenomen en feitelijk in de regio of de gemeente Haarlemmermeer hoofdverblijf heeft en gedurende deze periode niet in strijd met de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007 zonder huisvestingsvergunning een woonruimte in gebruik heeft;

m.

inwoning

het bewonen van woonruimte die onderdeel uitmaakt van woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

n.

klachtencommissie

de commissie als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de wet;

o.

koopprijs

de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte is of zal worden betaald;

p.

koopprijsgrens

de koopprijs waarboven geen huisvestingsvergunning verplicht is. Deze bedraagt € 136.134,--;

q.

ligplaats

de door de raad of het college aangewezen plaats, waar een woonschip mag liggen;

r.

maatschappelijke

binding

binding van een persoon aan de regio Zuid-Kennemerland. Deze wordt alleen aangenomen als men in de afgelopen tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van deze regio;

s.

maatschappelijk

onaanvaardbaar

de situatie waarin een ingezetene zich bevindt waarbij,

-het jongste kind minderjarig is en

-er zeer ernstige medische of psychische problemen zijn bij een van de gezinsleden, die door de huidige woonsituatie worden versterkt dan wel de huidige situatie onhoudbaar maken en

-verhuizen de enige oplossing is;

t.

onzelfstandige woonruimte

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, zonder eigen toegang, die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

u.

onttrekkingsvergunning

de vergunning tot onttrekking van woonruimte als beschreven in hoofdstuk 4 van deze verordening en als bedoeld in artikel 30 van de wet;

v.

raad

de gemeenteraad van Bloemendaal

w.

regio

de regio Zuid-Kennemerland waaronder de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede en Zandvoort vallen;

x.

relatief schaarse

woonruimte

woonruimte die op het moment van de beoordeling zodanig schaars is dat de verhouding tussen vraag en aanbod op meer gespannen voet staat dan bij andere woningtypen of soortgelijke woningen in andere delen van de regio;

y.

splitsingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet;

z.

standplaats

een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

aa.

vergunning

de huisvestingsvergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

bb.

wet

de Huisvestingswet;

cc.

woningruil

het door twee of meer huishoudens wederkerig in gebruik nemen van elkaars zelfstandige woonruimte voor permanente bewoning;

dd.

woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet samen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, tenzij die woonruimte bestemd is voor inwoning.

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden onder woonruimte ook begrepen:

a.een woonwagen;

b.een standplaats voor een woonwagen;

c.een ligplaats voor een woonschip;

ee.

woonschip

woonschip als bedoeld in artikel 1 van de wet;

ff.

woonwagen

een wagen als bedoeld in artikel 1 van de wet;

gg.

woonwagenlocaties

de locaties met standplaatsen voor woonwagens zoals deze door de gemeenteraad zijn aangewezen;

hh.

zelfstandige woonruimte

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

De griffier,

BIJLAGE III behorende bij de Huisvestingsverordening

Convenant Woonruimteverdeling 2007

BIJLAGE IV behorende bij de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007

Reglement Regionale Urgentiecommissie 2007

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    de verordening : de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007

  • b.

    de wet : de Huisvestingswet

  • c.

    de aanvrager : de persoon door of namens wie een verzoek om een

urgentieverklaring is ingediend.

d.de urgentieverklaring : de urgentieverklaring, als bedoeld in artikel 14 en 15 van

de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007

e.Portefeuillehoudersoverleg : de commissie van portefeuillehouders volkshuisvesting en

Regionale Samenwerking woonruimteverdeling in de regio Zuid-Kennemerland.

  • f.

    regio : de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlemmerliede

    en Spaarnwoude, Haarlem, Heemstede en Zandvoort.

  • g.

    beleidscommissie : de beleidscommissie zoals genoemd in het convenant Woonruimteverdeling 2007.

  • h.

    commissie : de Urgentiecommissie

Artikel 2 Instelling en plaats van vestiging van de urgentiecommissie

1) In de regio Zuid Kennemerland bestaat een regionale urgentiecommissie als bedoeld in artikel 14 van de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007.

2) Deze commissie is gevestigd te Haarlem.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

De Urgentiecommissie is een commissie die bestaat uit drie leden:

  • -

    de voorzitter. Dit is de directeur van Woonservice, die namens de verschillende gemeenten gemandateerd wordt om het besluit te nemen onder toepassing van de hardheidsclausule

  • -

    1 lid die voorgedragen wordt door en vanuit de corporaties

  • -

    1 lid vertegenwoordigt de gemeenten. De gemeenten mandateren deze taak aan Woonservice. Het lid is de woonconsulent urgenten die tevens het secretariaat van de urgentiecommissie voert.

De commissie kan indien gewenst ter advisering worden uitgebreid met een arts van de Gemeenschappelijke Geneeskundige Dienst Zuid-Kennemerland.

Artikel 4 Secretariaat

De administratieve ondersteuning wordt verzorgd door Woonservice. (uitnodigingen en verzending intake verslagen)

De verslaglegging van de vergaderingen en de formulering van het advies (beschikking) wordt eveneens verzorgd door Woonservice.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter heeft zitting in de commissie voor de duur van zijn functie.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de commissie eindigt wanneer een lid van functie verandert of door schriftelijke opzegging van een lid.

  • 3.

    Binnen drie maanden zal in een tussentijdse opengevallen plaats worden voorzien. Gedurende die periode wordt de vacante plaats vervuld door de plaatsvervanger.

Artikel 6 Taak

  • 1.

    De commissie heeft, met inachtneming van het bepaalde in de verordening tot taak:

    • a.

      het beoordelen en het adviseren aan het College van Burgemeester en Wethouders t.a.v. aanvragen ingediend door aanvragers uit de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlem, Heemstede en Zandvoort inzake het afwijzen, toekennen, het verlengen, het intrekken van een urgentieverklaring;

    • b.

      Voor aanvragen van medische en psychosociale aard wordt zonodig advies in gewonnen bij de GGD Zuid-Kennemerland. In beide gevallen geldt het advies van de GGD Zuid-Kennemerland als een “zwaarwegend” advies;

    • c.

      Het doen van beleidsvoorstellen op het gebied van de urgentietoekenning aan de Beleidscommissie Woonruimteverdeling Zuid-Kennemerland;

    • d.

      Het geven van richtlijnen over de wijze van advisering;

    • e.

      Het opstellen van een motiveringsverslag waaraan het advies/besluit ten grondslag ligt.

  • 2.

    De commissie heeft tevens tot taak zich op de hoogte te houden van de voor haar werkzaamheden van belang zijnde mogelijkheden voor hulpverlening in het samenwerkingsgebied en pleegt zonodig daartoe periodiek overleg met vertegenwoordigers van de in het samenwerkingsgebied gevestigde maatschappelijke instellingen.

Artikel 7 De vergaderingen

De vergaderingen vinden conform een jaarlijks te plannen vergaderschema plaats, waarbij uitgegaan wordt van de frequentie 1 x per 2 weken.

De uitnodigingen en stukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, één week doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering bij de leden bezorgd.

Aanvragen waarvoor advisering van de GGD wordt voorgesteld, worden eveneens direct naar de GGD verzonden.

De vergaderingen zijn niet openbaar.

De commissie is bevoegd andere deskundigen voor de vergadering uit te nodigen.

Artikel 8 Quorum

Voor het houden van de vergaderingen van de commissie is vereist dat in ieder geval de voorzitter, dan wel zijn plaatsvervanger en 1 lid aanwezig zijn. (totaal 2)

Artikel 9 Stemverhouding

De adviezen worden opgesteld op basis van consensus.

Bij het niet kunnen bereiken van consensus is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Artikel 10 Niet deelnemen aan de beoordeling

De leden van de commissie nemen niet actief deel aan de vergadering, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 11 Geheimhouding

De leden van de commissie, alsmede allen die bij de uitvoering van deze verordening zijn betrokken, zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun bij het verrichten van hun taak bekend is geworden met betrekking tot de aanvrager.

Artikel 12 De beraadslaging

De commissie beraadslaagt aan de hand van een schriftelijk rapport voorzien van eventuele relevante stukken en stelt vervolgens binnen vier weken haar advies op.

Wanneer advies wordt aangevraagd bij de GGD dient het advies van de commissie uiterlijk binnen acht weken te worden vastgesteld.

Artikel 13 Registratie

De gegevens die met betrekking tot een verzoek om toekenning van een urgentie bekend zijn geworden, worden geregistreerd.

Artikel 14 Kosten

Gezien het feit dat de doelgroep voornamelijk bestaat uit mensen die toch al in een moeilijke situatie verkeren, is de eerste aanvraag van een urgentie gratis.

Aan woningzoekenden, die binnen een jaar op dezelfde gronden op nieuw een urgentie aanvragen wordt € 50 in rekening gebracht.

De hoogte van dit bedrag kan door de Beleidscommissie worden bijgesteld.

Artikel 15 Rapportage

De commissie rapporteert jaarlijks, te weten over de periode van januari t/m december, met dien verstande dat die rapportage maximaal drie maanden na het verstrijken van genoemde periode aan het Portefeuillehoudersoverleg Regionale Samenwerking Volkshuisvesting en het Regionaal Overleg Sociale Verhuurders wordt aangeboden.

De rapportage geeft in ieder geval cijfermatig inzicht in:

  • -

    het aantal toegekende urgentieverklaringen onderverdeelt in diverse categorieën;

  • -

    het aantal niet toegekende urgentieverklaringen onderverdeelt in diverse categorieën.

In overleg met de Beleidscommissie wordt de samenstelling van de categorieën bepaald.

In de rapportage wordt tevens aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van de urgentieaanvragen c.q. urgentietoekenningen.

Indien de in het vorige lid bedoelde gegevens daartoe aanleiding geven, doet de commissie aanbevelingen c.q. een voorstel tot aanpassing van de werkwijze inzake het toekennen van urgentieverklaringen aan de Beleidscommissie.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement regionale urgentiecommissie 2007”.

Dit reglement treedt in werking per 1 januari 2007.

Burgemeester en Wethouders dragen zorg voor de bekendmaking van het reglement en zenden dit aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

De griffier,

Gepubliceerd in het Bloemendaals Weekblad d.d. 14 december 2006.

In werking : 1 januari 2007.

Nota-toelichting

Toelichting

A Algemene toelichting

Deze toelichting maakt onderdeel uit van de Huisvestingsverordening Bloemendaal 2007.

B Artikel gewijze toelichting

Artikel 2

Binnen de overeenkomsten met eigenaren van woningen die gesloten worden door het college heeft het Convenant Woonruimteverdeling 2007 een aparte status. Om maatwerk te kunnen leveren en volkshuisvestelijke doelen te kunnen verwezenlijken wordt aan de corporaties een aantal ruimte geboden om weloverwogen af te wijken van de strikte toepassing van de Huisvestingsverordening. Deze ruimte is vastgelegd in het Convenant Woonruimteverdeling 2007. Alleen voor de artikelen van de Huisvestingsverordening waarvan in het Convenant Woonruimteverdeling 2007 staat beschreven dat er voor de corporaties andere regels gelden, komen de artikelen van het Convenant in de plaats van de artikelen in de Huisvestingsverordening.

Artikel 9

Lid 1, sub c

In ieder geval gelijk gesteld aan Economische binding is diegene die een dagstudie volgt aan een instituut voor dagstudie in de regio Zuid-Kennemerland en meerderjarig is.