Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Kinderen doen mee 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Kinderen doen mee 2012

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk van 2 november 2011

Gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel g en 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van bijzondere bijstand aan een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van het kind bij verordening te regelen:

De verordening Kinderen doen mee 2012 vast te stellen.

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt, en die niet nader worden omschreven in deze verordening, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

    • c.

      raad: gemeenteraad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

    • d.

      bijstandsnorm: de norm genoemd in artikel 5 onder c van de wet;

    • e.

      gezinsnorm: de norm van artikel 21 lid 1 van de wet;

    • f.

      alleenstaande ouder: de ongehuwde van 18 jaar of ouder die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • g.

      gehuwden: de in gezinsverband levende gehuwden van 18 jaar of ouder alsmede de niet met elkaar gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat;

    • h.

      kind: het eigen kind of stiefkind;

    • i.

      ten laste komend kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

    • j.

      bijstandsnorm: het basisbedrag voor een alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden genoemd in artikel 21 van de wet;

    • k.

      inkomen: de middelen zoals genoemd in artikel 31, 32 en 33 van de wet;

    • l.

      vermogen: de middelen zoals bedoeld in artikel 34 van de wet.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 3 De vorm van de bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt als een uitkering om niet.

  • 2. Aanvragen kunnen worden ingediend met het aanvraagformulier voor bijzondere bijstand.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend door beide ouders gezamenlijk dan wel door de alleenstaande ouder van het ten laste komend kind;

Artikel 4 Doelgroep

  • 1. In aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze verordening komen:

    • i.

      de alleenstaande ouder met een ten laste komende kind dat basisonderwijs of voortgezet onderwijs volgt of;

    • ii.

      het gezin met een ten laste komende kind dat basisonderwijs of voortgezet onderwijs volgt.

  • 2. Waarvan het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110 procent van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 3. Die geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de wet genoemde vermogensgrens.

Artikel 5 Regeling indirecte schoolkosten

  • 1. Als indirecte schoolkosten kunnen o.a. worden aangemerkt schrijfgerei en schriften, schooltas, vrijwillige schoolbijdrage onderwijs, schoolreisje en excursie, materiaalkosten, huur kluisje.

  • 2. Als tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten wordt aan een belanghebbende bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van een bedrag van maximaal € 50,00 per schooljaar voor ieder ten laste komend kind dat basisonderwijs volgt.

  • 3. Als tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten wordt aan een belanghebbende bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van een bedrag van € 100,00 per schooljaar voor ieder ten laste komend kind dat voortgezet onderwijs volgt.

  • 4. De aanvraag moet worden ingediend gedurende het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Het schooljaar loopt van 1 augustus tot 1 augustus. De bijstand voor indirecte schoolkosten moet ieder schooljaar opnieuw aangevraagd worden.

  • 5. De aanvraag dient te worden ondersteund met een bewijsstuk ten aanzien van de schoolkosten van het kind. Dit om te bevorderen dat de bijstand ten goede komt aan het kind.

  • 6. De bijstand kan ten behoeve van het kind worden overgemaakt naar de school waar het kind onderwijs volgt, indien het college daartoe aanleiding ziet.

Artikel 6 regeling participatie

  • 1. De tegemoetkoming kan worden verleend voor de kosten van sociale activiteiten zoals:

    • a.

      de kosten van het lidmaatschap van een vereniging/organisatie, de periodieke kosten of abonnementskosten indien er sprake is van activiteiten op het sportieve, culturele of maatschappelijke vlak, te weten:

      • i.

        toegangskaartjes of abonnement zwembad;

      • ii.

        lidmaatschap/seizoenskaart sportvereniging;

      • iii.

        entreebewijzen evenementen, sport, cultuur of recreatie (waaronder begrepen film, theater en concerten);

      • iv.

        lidmaatschap verenigingen (waaronder begrepen, gehandicaptenvereniging, zangvereniging, scouting, toneelvereniging);

      • v.

        lidmaatschap bibliotheek;

      • vi.

        cultureel jongerenpaspoort;

      • vii.

        lidmaatschap museumjaarkaart;

    • b.

      het lesgeld van een niet voor de arbeidsinschakeling noodzakelijke cursus of opleiding, niet behorend tot het hoger beroeps- of wetenschappelijk onderwijs;

    • c.

      de aanschaf/huur van zogenaamde attributen om een sociale, culturele of sportieve activiteit mogelijk te maken, te weten:

      • i.

        sportschoenen;

      • ii.

        sportkleding;

      • iii.

        sportartikelen;

      • iv.

        muziekinstrumenten;

      • v.

        benodigdheden deelname cursus;

      • vi.

        benodigdheden deelname activiteiten vereniging.

  • 2. Als tegemoetkoming in de participatie wordt aan een belanghebbende bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van een bedrag van maximaal € 150,00 per kalenderjaar voor ieder ten laste komend kind in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar.

  • 3. De aanvraag dient te worden ondersteund met een bewijsstuk ten aanzien van de kosten van het kind. Dit om te bevorderen dat de bijstand ten goede komt aan het kind.

  • 4. De bijstand kan ten behoeve van het kind worden overgemaakt naar de organisatie waar het kind de participatie invult, indien het college daartoe aanleiding ziet.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Kinderen doen mee 2012

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012; onder gelijktijdige intrekking van het minimabeleid van de voormalige gemeente Reeuwijk, vastgesteld op 27 maart 2007 alsmede de regeling bijzondere bijstand en sociaal culturele kosten van de voormalige gemeente Bodegraven, vastgesteld op 13 december 2005.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 21 december 2011
De griffier (plv),
J.T.M. Zwetsloot
De voorzitter,
mr. C. van der Kamp

Toelichting bij de Verordening Kinderen doen mee 2012

Wetstechnische informative

Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand

  • 1.

    Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

  • 2.

    Het college kan bijzondere bijstand weigeren, indien de in het eerste lid bedoelde kosten binnen twaalf maanden een bedrag van € 122,00 (bedrag geldt per 1 juli 2011) niet te boven gaan.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon van 65 jaar of ouder, behorend tot een bepaalde categorie, worden verleend, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de hierna bedoelde kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon, behorend tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten, of met een hem ten laste komend kind dat tot die categorie behoort, worden verleend met betrekking tot kosten in verband met chronische ziekte of handicap, zonder dat wordt nagegaan of ten behoeve van die persoon of dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij of dat kind behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot dergelijke noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, worden verleend met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind, zonder dat wordt nagegaan of ten behoeve van dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot dergelijke noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de kosten van die verzekering ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.

  • 7.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bijzondere bijstand niet verstaan langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36.

  • 8.

    Voorzover de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, wordt de bijzondere bijstand verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen.

  • 9.

    Het derde tot en met het zesde lid zijn niet van toepassing ingeval van een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of een gezin waarvan het in aanmerking te nemen inkomen hoger is dan 110 procent van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel g WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand (artikel 35 vijfde lid WWB) aan een persoon, met een voor hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van het kind.

Participatie op school en buiten school (clubs, verenigingen) is voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren van groot belang. Niet alleen beïnvloedt dit rechtstreeks de ontwikkeling van het kind, het vergroot ook het gevoel van eigenwaarde en het gevoel erbij te horen. Het kunnen meedoen aan de samenleving en het bevorderen van ontwikkeling van het kind heeft bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de gemeente dan ook extra aandacht. Om die reden stelt de raad de verordening Kinderen doen mee vast.

Het gemeentelijk beleid inzake de verlening van categoriale bijzondere bijstand dient te voldoen aan de algemene randvoorwaarden:

  • 1.

    De gemeentelijke regeling mag geen overlap kennen met een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB), zoals bijv. de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) en andere regelingen ten behoeve van huishoudens met kinderen om doorkruising van het algemene inkomensbeleid te voorkomen;

  • 2.

    De tegemoetkoming dient betrekking te hebben op het bestrijden van kosten. Ongerichte inkomenssuppleties, zijn niet toegestaan;

  • 3.

    De doelgroep is onafhankelijk van de bron van het inkomen, zodat de categoriale voorziening niet alleen toegankelijk is voor WWB-gerechtigden, maar ook voor andere uitkeringsgerechtigden en voor degenen met een inkomen uit arbeid. Hiermee wordt voorkomen dat nieuwe elementen worden toegevoegd aan de armoedeval;

  • 4.

    Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid zal door middel van een individualiserende toepassing van de wet, de bijzondere bijstand eveneens verstrekt moeten worden aan degene die niet primair tot de doelgroep behoort, maar die voor het overige in vergelijkbare omstandigheden verkeert. Hierbij wordt de voorziening afgestemd op de mate waarin de situatie van de betrokkene verschilt van degene die primair tot de doelgroep behoort .

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 2 Uitvoering

Artikel 3 De vorm van de bijstand

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 4 Doelgroep

De afbakening van de doelgroep wat betreft inkomen en vermogen sluit aan op de beleidsnotitie Rondkomen in Bodegraven-Reeuwijk, vastgesteld in de raad van oktober 2010. Met oog op artikel 35 lid 9 WWB is het wettelijke gezien niet mogelijk om personen waarvan het in aanmerking te nemen inkomen hoger is dan 110 procent in aanmerking te laten komen voor de regelingen opgenomen in deze verordening.

Artikel 5 Regeling indirecte schoolkosten

Bij kinderen op het basis en voortgezet onderwijs komen vaak extra kosten kijken. Hierbij kan gedacht worden aan kosten zoals een schoolreisje, gymkleding, schoolmaterialen en een ouderbijdrage voor buitenschoolse activiteiten. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk dat kinderen overal aan mee kunnen doen. Ook als hun ouders niet zoveel geld hebben.

Artikel 6 Regeling Participatie

Lid worden van de voetbalclub, een toneelcursus volgen, een muziekinstrument leren bespelen en met je vrienden naar de bioscoop. Kinderen leiden een druk leven. Dit is een duur leven, zeker als hun ouders een laag inkomen hebben. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het van belang dat ook kinderen van ouders met een laag inkomen kunnen meedoen aan sportieve, culturele en recreatieve activiteiten. Daarom is voor deze groep kinderen het participatiefonds ingesteld.

De regering wil bereiken dat de inkomensondersteuning rechtstreeks aan de minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt. Daarom is het wenselijk de categoriale bijzondere bijstand aan deze doelgroep in natura uit te betalen en niet als geldbedrag uit te keren.

De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er een discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden.

Daarom heeft de regering in de wetswijziging opgenomen dat in het geval dat een naturaverstrekking ondoelmatig is, het college kan afwijken van deze verplichting. Dit is geregeld in het gewijzigde artikel 48 lid 4 WWB .

Artikel 7 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 8 Inwerkingtreding en intrekking

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.