Afvalstoffenverordening van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Afvalstoffenverordening van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

De Raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

gelezen het voorstel van het college van 2 augustus 2011;

gelet op artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Afvalstoffenverordening 2011 gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a.

    andere inzamelaars: de krachtens artikel 2, lid 2, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

  • b.

    autowrak: alle autowrakken, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d van de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    college: college van Burgemeester en Wethouders;

  • d.

    gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

  • e.

    inzameldienst: de krachtens artikel 2, lid 1, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  • f.

    inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

  • g.

    inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een minicontainer, groente-, fruit- en tuinafvalemmer, klein chemisch afvalbox, ten behoeve van één huishouden;

  • h.

    inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats ten behoeve van meerdere huishoudens; op wijkniveau is dat bijvoorbeeld een (ondergrondse) verzamelcontainer, op lokaal of regionaal niveau is dat bijvoorbeeld een afval brengstation;

  • i.

    perceel: ieder gebouw of een gedeelte van een gebouw, inclusief bijbehorende grond, binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk gelegen, bestemd tot zelfstandige bewoning, waarvoor dezelfde eigenaar eenzelfde eigendomsrecht heeft;

  • j.

    straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

  • k.

    ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;

  • l.

    wet: Wet milieubeheer.

Paragraaf 2. Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 2. Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

  • 1. Het college wijst de inzameldienst aan, die belast is met het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2. Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3. Het college kan aan het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de bescherming van het milieu en de omgeving.

Artikel 3. Afzonderlijke inzameling

  • 1. Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval;

    • b.

      klein chemisch afval;

    • c.

      verpakkingsglas;

    • d.

      oud papier en karton;

    • e.

      kunststofverpakkingsmateriaal en drankenkartons;

    • f.

      textiel;

    • g.

      elektrische en elektronische apparatuur;

    • h.

      bouw- en sloopafval;

    • i.

      hout;

    • j.

      grof tuinafval;

    • k.

      asbest en asbesthoudend afval;

    • l.

      grof huishoudelijk restafval;

    • m.

      huishoudelijk restafval;

    • n.

      grond;

    • o.

      gasflessen, brandblussers en overige drukhouders;

    • p.

      autobanden;

    • q.

      puin;

    • r.

      metaal;

    • s.

      minerale olie en vetten;

    • t.

      bladafval;

    • u.

      dakafval;

    • v.

      geëxpandeerde polystyreenschuim;

    • w.

      gips;

    • x.

      harde kunststoffen;

    • y.

      vlakglas;

    • z.

      matrassen;

    • aa.

      overige door het college aangewezen afvalstoffen.

  • 2. Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het lid 1.

Artikel 4. Inzamelmiddelen en –voorzieningen

  • 1. De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    • d.

      een inzamelvoorziening op lokaal of regionaal niveau, zijnde een afval brengstation.

  • 2. Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

Artikel 5. Frequentie van inzamelen

  • 1. Huishoudelijk restafval, ter inzameling aangeboden in een inzamelmiddel, wordt ten minste

    • a.

      eenmaal per twee weken bij elk perceel ingezameld, mits ook groente-, fruit- en tuinafval ten minste eenmaal per twee weken, doch niet enkel in dezelfde week als het huishoudelijk restafval, bij elk perceel wordt ingezameld;

    • b.

      eenmaal per week bij elk perceel ingezameld, als groente-, fruit- en tuinafval met een lagere frequentie dan eenmaal per twee weken bij elk perceel wordt ingezameld;

    • c.

      eenmaal per week bij elk perceel ingezameld, in gebieden waar bij aanwijzing groente-, fruit- en tuinafval niet afzonderlijk wordt ingezameld.

  • 2. Groente-, fruit- en tuinafval, ter inzameling aangeboden in een inzamelmiddel, wordt ten minste eenmaal per twee weken bij elk perceel ingezameld.

  • 3. Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

Artikel 6. Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 3. Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Paragraaf 3. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 7. Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 8. Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Het is anderen dan gebruikers van percelen die afvalstoffenheffing voldoen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.

Artikel 9. Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1. Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bepaald in artikel 3, lid 1, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

  • 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3. Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet voor de door het college bij nadere regels aan te wijzen categorieën van personen.

Artikel 10. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1. Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, lid 2, een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening.

  • 2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening krachtens artikel 4, lid 2, is bestemd.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen omtrent het gebruik van een al dan niet van gemeentewege verstekt inzamelmiddel of inzamelvoorziening.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 5. Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 6. Tot het moment dat huishoudelijk afval wordt ingezameld, is de gebruiker van een perceel verantwoordelijk voor het op de juiste wijze aanbieden van het afval.

  • 7. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op een andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

Artikel 11. Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1. Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens lid 1 is bepaald.

Artikel 12. Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college nadere regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

Paragraaf 4. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 13. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

  • 1. Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

  • 2. Op de inzameling van bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in lid 1, is paragraaf 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 13 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voor zover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de Verordening op de heffing en invordering van reinigingsrecht of beschikt over een contract met de inzameldienst waarin geregeld is dat gebruik mag worden gemaakt van de gemeentelijke voorzieningen voor huishoudelijk restafval.

  • 3. Op het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in lid 1, is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 13 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden. Daar waar strijdigheid optreedt met uitvoeringsbesluiten die betrekking hebben op paragraaf 3, prevaleren deze regels.

Artikel 15. Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Het college kan nadere regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

Paragraaf 5. Zwerfafval

Artikel 16. Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • 1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2. Het college kan van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval, mits dit geen hinder en gevaar voor de volksgezondheid oplevert;

    • c.

      voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg. Deze dienen wel direct verwijderd te worden

  • 4. Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Besluit Bodemkwaliteit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

  • 5. Op het verlenen van ontheffing, zoals bedoeld in lid 2, is paragraaf 4.1.3.3. Awb (lex silencio positivio “automatisch verleend bij overschrijding beslistermijn”) om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde, de openbare veiligheid en volksgezondheid en de bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, niet van toepassing verklaard.

Artikel 17. Achterlaten van straatafval

  • 1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 18. Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • 1. Voor anderen dan de inzameldienst of andere inzamelaars is het verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden, de BOA hierop uitgezonderd.

  • 2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor er zwerfafval ontstaat.

Artikel 19. Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

  • a.

    een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

  • b.

    zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

  • c.

    zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

Artikel 20. Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze en/of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

Artikel 21. Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

  • 1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de openbare ruimte wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    • a.

      direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • b.

      direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • c.

      indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

Paragraaf 6. Overige onderwerpen die de verordening aangaan

Artikel 22. Verbod opslag van afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod als bedoeld in lid 1 niet geldt.

  • 4. Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 5. Op het verlenen van ontheffing, zoals bedoeld in lid 2, is paragraaf 4.1.3.3. Awb (lex silencio positivio “automatisch verleend bij overschrijding beslistermijn”) om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde, de openbare veiligheid en volksgezondheid en de bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, niet van toepassing verklaard.

Artikel 23. Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 24. Strafbepaling

Een gedraging in strijd met het bepaalde bij of krachtens de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

  • -

    Artikel 4 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

  • -

    Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

  • -

    Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

  • -

    Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

  • -

    Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • -

    Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • -

    Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • -

    Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • -

    Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • -

    Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • -

    Artikel 17 Achterlaten van straatafval

  • -

    Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • -

    Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

  • -

    Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

  • -

    Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

  • -

    Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen

  • -

    Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Artikel 25. Aansprakelijkheidstelling

  • 1. Indien degene die feitelijk handelt of heeft gehandeld in strijd met deze verordening ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke- of bedrijfsafvalstoffen onbekend is of onbekend is gebleven, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid geacht te hebben gehandeld in strijd met de betreffende bepalingen in deze verordening.

  • 2. Het bepaalde in lid 1 geldt niet indien deze persoon aantoont dat:

    • a.

      door hem voldoende zorg voor het milieu en leefomgeving in acht is genomen; of

    • b.

      hij niet als overtreder kan worden aangemerkt.

  • 3. De zorg, bedoeld in lid 2, houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor het milieu of de leefomgeving kunnen worden veroorzaakt, verplicht is zodanig te handelen dat die gevolgen worden voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 26. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10 derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren.

Artikel 27. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

  • 2. De Afvalstoffenverordening Bodegraven laatstelijk vastgesteld op 28 oktober 2004, wordt ingetrokken inclusief nadere regels en besluiten.

  • 3. De Afvalstoffenverordening Reeuwijk laatstelijk vastgesteld op 24 mei 2004, wordt ingetrokken inclusief nadere regels en besluiten.

Artikel 28. Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 27, lid 2, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 2. Ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 27, lid 2, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een ontheffing als bedoeld in deze verordening.

  • 3. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 27, lid 2, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 27, lid 2, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 5. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 27, lid 2, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.

  • 6. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in lid 1, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in lid 2 dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 27, lid 1, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 27, lid 2.

  • 7. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 27, lid 2, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 29. Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als Afvalstoffenverordening 2011 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk op 21 september 2011.

De secretaris (wnd),
H. Romeijn MPM
De voorzitter,
mr. C. van der Kamp