Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten2013

Geldend van 20-12-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering vanafvalstoffenheffing en reinigingsrechten2013

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering vanafvalstoffenheffing en reinigingsrechten2013

Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

Artikel 1; Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • b.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld

Hoofdstuk II - Afvalstoffenheffing

Artikel 3: Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4: Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5: Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Belastingaanslagen van € 5,00 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslag verschuldigde bedragen voor belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 6: Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7: Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven, met dien verstande dat voor elk belastbaar feit een aparte aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 8: Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9: Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 75,--, doch minder dan € 5.000,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III - Reinigingsrechten

Artikel 10: Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11: Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12: Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3. Belastingaanslagen van € 5,00 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslag verschuldigde bedragen voor belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 13: Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14: Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, onderdeel 3.2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3, met uitzondering van onderdeel 3.2, van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15: Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, onderdeel 3.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 16: Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3, met uitzondering van onderdeel 3.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17: Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten als bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 75,--, doch minder dan € 5.000,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De rechten als bedoeld in artikel 14, tweede lid moeten worden betaald:

    • a.

      Ingeval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van uitreiking;

    • b.

      Ingeval van toezending van de kennisgeving: binnen 30 dagen na de dagtekening daarvan.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 18: Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV - Aanvullende bepalingen

Artikel 19: Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 20: Overgangsrecht

De “Verordening reinigingsheffingen 2012” van 14 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 21: Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Artikel 22: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening reinigingsheffingen 2013'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 12 december 2012
De griffier, drs. J.H. Rijs
De voorzitter, mr. C. van der Kamp

Tarieventabel 2013 behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2013

Algemeen

Over de bedragen genoemd in deze tabel in de hoofdstukken 2. en 3., met uitzondering van onderdeel 3.1, is omzetbelasting (21%) verschuldigd.

 

Hoofdstuk 1: Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

 

 

 

a.

Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon:

 

 

 

 

 

 

203,38

 

b.

Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon:

 

 

 

 

 

 

254,23

1.2

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen standaard aan het perceel wordt verstrekt):

 

 

 

a.

minicontainer bestemd voor restafval:

 

 

 

 

-

per extra container bij gebruik van een perceel door één persoon:

 

 

117,28

 

 

-

per extra container bij gebruik van een perceel door meer dan één persoon:

 

 

168,14

 

b.

minicontainer bestemd voor groen-, fruit- en tuinafval per extra container:

 

 

43,04

 

c.

minicontainer bestemd voor papier per extra container:

43,04

 

Hoofdstuk 2: Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

2.1

Het recht bedraagt exclusief omzetbelasting per belastingjaar voor het verwijderen van bedrijfsafval per basisset minicontainers:

 

 

295,67

2.2

Het recht als bedoeld in onderdeel 2.1 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen standaard aan het perceel wordt verstrekt):

 

 

 

a.

minicontainer bestemd voor restafval per extra container exclusief omzetbelasting:

 

 

208,60

 

b.

minicontainer bestemd voor groen-, fruit- en tuinafval per extra container exclusief omzetbelasting:

 

 

43,51

 

c.

minicontainer bestemd voor papier per extra container exclusief omzetbelasting:

 

 

43,51

2.3

Het recht bedraagt exclusief omzetbelasting per belastingjaar voor het in bruikleen hebben van een papier minicontainer van 240 liter, per container, met een maximum van 3 containers:

 

 

 

 

43,51

2.4

Het recht bedraagt exclusief omzetbelasting per belastingjaar voor het in bruikleen hebben van een papier rolcontainer van 1.100 liter, per container:

 

 

 

 

174,13

 

Hoofdstuk 3: Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

3.1

Het recht voor het op afroep verwijderen van grof huisvuil bedraagt:

 

 

 

a.

per afroep tot maximaal 2 m3:

43,61

 

b.

voor elke volgende m3:

22,26

3.2

Het recht voor het verwijderen van bedrijfsafval buiten de normale route om bedraagt exclusief omzetbelasting per container:

 

 

175,77

3.3

Het recht voor het gebruiken van (een) door de gemeente beschikbaar gestelde vuilcontainer(s) bij volksfeesten, braderieën etc. bedraagt exclusief omzetbelasting:

 

 

 

a.

per container per week of gedeelte daarvan indien deze container wordt afgehaald en teruggebracht:

 

 

17,26

 

b.

Indien deze container(s) van gemeentewege moet(en) worden gebracht en/of teruggehaald, wordt het bedrag per keer halen of brengen verhoogd met:

 

 

 

 

114,07

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 12 december 2012