Regeling vervallen per 29-11-2018

Nadere regels subsidies peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie 2018

Geldend van 07-12-2017 t/m 28-11-2018

Intitulé

Nadere regels subsidies peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.2 van de Algemene subsidieverordening Bodegraven-Reeuwijk 2011;

besluit:

vast te stellen de volgende Nadere regels subsidies peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie 2018 met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    (Doelgroep)peuters: in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk woonachtige kinderen van 2 jaar en 3 maanden tot 4 jaar (zonder recht op kinderopvangtoeslag)

  • b.

    Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders.

  • d.

    Doelgroeppeuter: kind dat op indicatie van de JeugdGezondheidsZorg (JGZ) in aanmerking komt voor een peuterplek VVE.

  • e.

    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • f.

    Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Bodegraven-Reeuwijk gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd en die in het LRKP staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

  • g.

    Inkomensverklaring (voorheen IB 60): een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.

  • h.

    Kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • i.

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

  • j.

    Kwaliteitskader VVE: Bijlage bij deze nadere regels, waarin de eisen die we in Bodegraven-Reeuwijk stellen aan het VVE-aanbod en de uitvoering ervan staan opgesomd. 2017 geldt als overgangsjaar bij de toepassing van de kwaliteitseisen.

  • k.

    LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

  • l.

    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek (hetzij regulier, hetzij VVE) voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden.

  • m.

    Ouderbijdragentabel: een door het college opgesteld overzicht van de ouderbijdrage per inkomensgroep.

  • n.

    Ouders: ouder(s) of verzorgers van de peuter.

  • o.

    Gecertificeerd volgsysteem (bijv. Peuterestafette): overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven. Dit document wordt vervolgens besproken met ouders en overgedragen naar de toekomstige basisschool.

  • p.

    Peuterplek regulier: plek van één of twee dagdelen per week voor peuters vanaf 2 jaar en 3 maanden tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is 5. De plek bevindt zich op een peuteropvanglocatie die in het LRKP staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

  • q.

    Peuterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2 jaar en 3 maanden tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van twee tot vier dagdelen per week, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren varieert van 10- 10,5 (= maximaal). De plek bevindt zich op een peuteropvanglocatie die in het LRKP staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

  • r.

    Peuterspeelzaalwerk: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar en 3 maanden tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd op peuterspeelzaalwerklocaties in groepen van maximaal 16 peuters per groep. De ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd middels een observatiesysteem.

  • s.

    Peuterspeelzaalwerklocatie: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf in Bodegraven-Reeuwijk in het LRKP, waar de houder peuterspeelzaalwerk uitvoert.

  • t.

    Vereiste taalniveaus: de landelijk gehanteerde eisen aan de taalniveaus van pedagogisch medewerkers op de peuterspeelzaalwerklocaties, te weten 2F voor schrijfvaardigheid en 3F voor spreek- en luistervaardigheid. Deze eisen zijn afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink.

  • u.

    Verzamelinkomen: Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

  • v.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuterspeelzaalwerk voor kinderen vanaf 2 jaar en 3 maanden tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • w.

    VVE-programma: erkend VVE-programma

Artikel 2 Voorwaarden voor uitvoering VVE

  • 1. Voor de VVE-peuteropvang dienen organisaties te voldoen aan de wettelijke vereisten en criteria van de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE), de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet kinderopvang, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en het gemeentelijke beleid voor de voorschoolse educatie.

  • 2. Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE, voor het jaar 2018.

Artikel 3 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1. De aanvraag van een houder moet door de gemeente zijn ontvangen op 15 september voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Alleen aanvragen die in de periode genoemd in het eerste lid, dus inclusief alle bijlagen, zijn ontvangen, worden in behandeling genomen.

Artikel 5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overgelegd te worden:

    • a.

      het algemeen formulier aanvragen subsidie 2018 van de Gemeente Bodegraven-Reeuwijk inclusief gevraagde bijlagen;

    • b.

      het Format Subsidieaanvraag Peuterspeelzaalwerk 2018 Gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

  • 2. Bij aanvragen van houders die in de voorafgaande subsidieperiode geen subsidie voor peuterspeelzaalwerk hebben ontvangen en bij aanvragen voor nieuwe, nog niet eerder gesubsidieerde locaties, van houders die in de voorafgaande periode wel subsidie ontvingen, moeten de volgende documenten worden aangeleverd (indien sprake is van een VVE-aanvraag):

    • a.

      de VVE-certificaten van de pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzaalwerklocatie(s) waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      bewijzen van de taalniveaus van de pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzaalwerklocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken.

Artikel 6 Doelgroepen

  • 1. Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

    • a.

      peuters die een peuterplek regulier bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      doelgroeppeuters die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      doelgroeppeuters die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 2. Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang te geven.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1. Het college subsidieert peuteropvang met een fiscaal maximum van € 7,45 per uur minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor het deel tot aan het fiscaal maximum.

  • 2. Het college subsidieert de VVE met een maximum van € 9,00 per uur minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 3. Het college subsidieert per maand per bezette peuterplek. Voor de in artikel 6 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

    • a.

      voor de in artikel 6, eerste lid, onder a genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar: 7 uren per week ; maximaal € 7,45 per uur; 40 weken minus de geldende ouderbijdrage als bedoeld in artikel 11;

    • b.

      voor de in artikel 6, eerste lid, onder b genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette VVE peuterplek per jaar: 10,5 uren per week; maximaal € 9,00 per uur; 40 weken minus de geldende ouderbijdrage als bedoeld in artikel 11;

    • c.

      voor de in artikel 6, eerste lid, onder c genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette VVE- peuterplek per jaar: 10,5 uren per week; maximaal € 9,00per uur; 40 weken minus de geldende ouderbijdrage als bedoeld in artikel 11.

  • 4. Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, inclusief het ingevulde Format Eindrapportage Peuterspeelzaalwerk 2018, door het college vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplek (regulier en VVE), het werkelijk gehanteerde uurtarief, het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) het VVE-jaarbedrag wordt ontvangen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen) en kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.

  • 5. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als reguliere of VVE-plek ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode, aan te passen aan de vraag van ouders.

Artikel 8 Subsidieverdeling

  • 1. De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens de volgende verdeelcriteria:

    • a.

      aanvragen voor peuterspeelzaalwerklocaties worden beoordeeld op passendheid binnen deze nadere regels. Als randvoorwaarde geldt ook dat de instelling voor peuteropvang VVE aanbiedt binnen haar totale dienstverlening in onze gemeente;

    • b.

      indien er meer subsidies worden aangevraagd dan het subsidieplafond toelaat worden organisaties die in het verleden subsidie hebben ontvangen tijdelijk bevoorrecht . Dit is bedoeld als overgangsregeling. In 2018 is 25% van de totaal aangevraagde subsidie peuterspeelzalen bestemd voor de bevoorrechte organisaties. Vanaf 2019 geldt deze voorkeursbehandeling niet meer.

  • 2. Voortvloeiend uit het eerste lid, onder a, zal er vanaf 2018 per kwartaal gemonitord worden welke aantallen VVE en reguliere peuteropvang worden aangeboden. Hiervoor gelden de data 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. Per datum dient de subsidie ontvangende organisatie binnen 2 werkweken na de hier genoemde data de actuele cijfers over VVE plekken en regulier plekken aan de gemeente te overleggen. Zo nodig vindt er overleg plaats tussen de gemeente en betrokken organisaties, naar aanleiding van deze rapportages.

Artikel 9 Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

  • 1. Bij VVE-aanvragen wordt subsidie uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de voorwaarden uit het kwaliteitskader VVE ten aanzien van VVE-certificering, taalniveau van de pedagogisch medewerkers, het gebruik van een gecertificeerd volgsysteem plus warme overdracht van doelgroeppeuters en samenwerking met één of meer basisscholen.

  • 2. Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in Hoofdstuk 4 van de Algemene subsidieverordening Bodegraven-Reeuwijk 2011 en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze nadere regels, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien voor één van de vestigingen van de houder in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

Artikel 10 Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

  • 1. Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag in combinatie met een inkomensverklaring van beide ouders 2016 (zie Bijlage 2).

  • 2. Indien het verwachte verzamelinkomen over 2017 wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) over 2016, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over 2018 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.

  • 3. De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van bevindingen van deze toetsing.

  • 4. De houder bewaart deze gegevens nog 3 jaar (na afloop van het subsidiejaar) en stelt deze gegevens beschikbaar aan de gemeente als de gemeente hierop een controle wil uitvoeren .

Artikel 11 De ouderbijdrage

  • 1. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verwachte verzamelinkomen over 2017. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen Inkomensverklaring als bedoeld in artikel 10, eerste lid , over 2016 en eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in artikel 10, tweede lid.

  • 2. Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen over 2017 stelt houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de tabel in Bijlage 1.

  • 3. Voor peuteropvang betaalt een ouder zonder recht op kinderopvangtoeslag de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot € 7,45 plus het verschil tussen het fiscaal maximum en de kostprijs van de organisatie.

  • 4. Voor de VVE betaalt een ouder:

    • a.

      met recht op kinderopvangtoeslag: voor de eerste 2 dagdelen van 3,5 uur het fiscaal maximum aan de aanbieder (€ 7,45) en vraagt kinderopvangtoeslag terug bij de belastingdienst. Voor de overige 3,5 uur betaalt deze ouder € 0,45 per uur;

    • b.

      zonder recht op kinderopvangtoeslag: voor de eerste 2 dagdelen van 3,5 uur een inkomensafhankelijke bijdrage aan de hand van de tabel in Bijlage 1. Voor de resterende uren (3,5 uur) betaalt deze ouder €0,45 per uur.

Artikel 12 De subsidieverlening

  • 1. Het college beslist op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag binnen zes weken na 15 september 2017.

  • 2. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuterspeelzaalwerklocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 3. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft tijdens controle door gemeente, GGD en/of onderwijsinspectie blijkt dat de betreffende peuterspeelzaalwerklocatie niet voldoet aan de voorwaarden uit het Kwaliteitskader VVE, wordt van de houder verwacht dat aantoonbare inspanningen worden gepleegd om in de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te gaan voldoen. Indien deze inspanningen niet worden gepleegd, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 4. Houders die subsidie ontvangen zijn verplicht om uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op hun website een overzicht van de geldende ouderbijdragen per inkomensgroep en per soort peuterplek, die voor de betreffende peuterspeelzaalwerklocatie gelden, te publiceren. Indien houder niet aan deze verplichting voldoet, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 13 Verantwoording subsidie

  • 1. De houder levert op uiterlijk 1 mei 2019 een eindrapportage aan het college aan, middels het Format Eindrapportage Peuterspeelzaalwerk 2018.

  • 2. Voor subsidies van € 125.000 - en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een controleverklaring.

  • 3. Voor subsidies tot € 125.000 geldt dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder is verplicht de het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen;

    • b.

      verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2) van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VVE-indicaties, afgegeven door de JGZ, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

Artikel 14 Vaststelling subsidie

De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van de formules uit artikel 7, derde lid op de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 13 , eerste lid.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze nadere regels, indien toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Intrekken oude nadere regels

De Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk 2018 (Gemeenteblad 2017, 128765) worden ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 18 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels subsidies peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie 2018.

Ondertekening

Bodegraven, 28 november 2017.
Burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,
de secretaris,
drs. J.G. de Jager
de burgemeester,
mr. C. van der Kamp

Bijlage 1. Tabel ouderbijdrage peuterwerk 2018

Tabel 1 Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag die gebruik maken van peuteropvang

Inkomenscategorie

Ouderbijdrage per uur in 2018

(tot €7,20*)

Inkomen tot en met €18.000 per jaar

€ 0,45

 

Inkomen van €18.000 tot en met €25.000 per jaar

€ 0,46

 

Inkomen van €25.001 tot en met €35.000 per jaar

€ 0,72

 

Inkomen van €35.001 tot en met €50.000 per jaar

€ 1,32

 

Inkomen van €50.001 tot en met €70.000 per jaar

€ 2,06

 

Inkomen vanaf €70.001 per jaar

€ 3,09

 

Tabel 2 Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag die gebruik maken van VVE 

Inkomenscategorie

Ouderbijdrage gemiddeld per uur in 2018

Inkomen tot en met €18.000 per jaar

€ 0,45

 

Inkomen van €18.000 tot en met €25.000 per jaar

€ 0,46

 

Inkomen van €25.001 tot en met €35.000 per jaar

€ 0,72

 

Inkomen van €35.001 tot en met €50.000 per jaar

€ 1,32

 

Inkomen van €50.001 tot en met €70.000 per jaar

€ 2,06

 

Inkomen vanaf €70.001 per jaar

€ 3,09

 

 

Bijlage 2. Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door de bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier).

(Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)

Gegevens van de ouder/verzorger .

Voorletters en achternaam:

Burgerservicenummer (BSN):

Straatnaam, huisnummer + toevoeging:

Postcode en woonplaats:

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang

Voorletters en achternaam:

Geboortedatum:

BSN-nummer:

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek.

Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, onder overlegging van bewijsstukken.

Plaats en datum: .……………......

Handtekening: …………………......

Toelichting bij verklaring Kinderopvangtoeslag 

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier) aan de peuteropvangaanbieder en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • *

    twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • *

    een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt;

  • *

    een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Wat is een Inkomensverklaring IB60?

Een inkomensverklaring (voorheen IB60-fomulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen. De Inkomensverklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.