Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2014

Geldend van 26-12-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2014

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,

gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders van Z-13-22414 / ADV-13-03137

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2014

HOODFSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de algemene begraafplaatsen in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • h.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

  • i.

    particuliere urnennis: een nis in het columbarium waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    algemene urnennis: een nis in het columbarium bij de gemeente in beheer waarin gedurende tien jaar gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een asbus met of zonder urn;

  • k.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • l.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • n.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • o.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • p.

    administratief ambtenaar: de ambtenaar die is belast met de administratie van de algemene begraafplaatsen;

  • q.

    uitvoerende ambtenaar: de ambtenaar die is belast met de uitvoering van de werkzaamheden op de algemene begraafplaatsen;

  • r.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf.

HOOFDSTUK 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende door burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze tenminste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de burgemeester en wethouders. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3 Voorschriften voor lijk- en asbezorging

Artikel 7 Mogelijkheid tot begraving, bijzetting of verstrooiing

Op de begraafplaatsen Bodegraven-Reeuwijk worden alleen de stoffelijke resten begraven of de as bijgezet of verstrooid van hen die tijdens hun leven inwoner waren van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk zijn overleden of naar oordeel van burgemeester en wethouders binding hadden met de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Artikel 7a

  • 1.1

    Een lijk mag uitsluitend worden begraven in een kist of ander omhulsel, eventueel met gebruikmaking van een lijkhoes, die voldoen aan de in de volgende twee leden opgenomen eisen:

  • 1.2

    Bij de vervaardiging van lijkkisten zijn voor de volgende onderdelen of bewerkingen de volgende kunststoffen of toepassingen van kunststoffen toegelaten:

    • 1.2.1

      Spaanplaat:

      Verlijmde houtspaanders/houtvezels. Het spaanplaat bevat niet meer dan 10 mg vrij of gemakkelijk vrij te maken formaldehyde per 100 gram plaatmateriaal. Gemeten met de fotometrische methode is dit 8 mg formaldehyde per 100 gram droog plaatmateriaal (normuitgave NEN-EN 120 uit 1991).

    • 1.2.2

      Lijm:

      Verwerkt in houtspaanplaat: ureumformaldehyde-lijm of isocyanaat-lijm;

      verwerkt in schottenlijm: ureumformaldehyde-lijm en/of PVAC-lijm;

      verwerkt in perslijm: PVAC lijm - polyvinylacetaat;

      verwerkt in constructielijm: PVAC lijm - polyvinylacetaat.

    • 1.2.3

      Lak:

      Nitrocelluloselak dan wel een combinatielak van nitrocellulose, alkydharsen, en - eventueel - polyesterharsen.

    • 1.2.4

      Handgrepen, sierschroeven en andere ornamenten:

      Handgrepen, ornamenten en accessoires van graf- en crematiekisten dienen uitgevoerd te worden in vergankelijk materiaal, dan wel van buitenaf verwijderd te kunnen worden.

    • 1.2.5

      Hoofdkussen of hoofdsteun:

      Zak van vergankelijk materiaal gevuld met houtkrullen of kartonnen hoofdsteun.

    • 1.2.6

      Binnenbekleding:

      Niet geïmpregneerd papier aan de binnenkant van de deksel en de wanden; katoen, zijde, rayon, of cellulose-acetaat dan wel een mengsel van genoemde stoffen, en wel zo dat de stof van de binnenbekleding niet in één stuk over de bodem en wanden van de kist wordt gespreid, maar dat voor de bodem een los stuk stof wordt gebruikt.

    • 1.2.7

      Bodembedekking:

      Niet-geïmpregneerd papier op de bodem, al dan niet voorzien van een extra celstof onderlegger.

    • 1.2.8

      Print en kantenband:

      Basispapier op edelcellulosebasis met anorganische pigmenten.

  • 1.3

    Materiaal voor lijkhoezen dient aan de volgende eisen te voldoen:

    • 1.3.1

      Doorlaatbaarheid

      • a.

        Van water: gedurende zeven dagen voortdurend contact met water van 5°C en 20°C bij pH = 7,0 mag het materiaal niet meer dan 1 mg vloeibaar water per vierkante meter per uur doorlaten, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare norm.

      • b.

        Van gas: na veertien dagen mag de doorlaatbaarheid voor gasvormig kooldioxide, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare norm, niet minder zijn dan 150 ml per vierkante meter per uur en voor zuurstof niet minder dan 200 ml per vierkante meter per uur.

    • 1.3.2

      Mechanische eigenschappen

      • a.

        Treksterkte: de treksterkte van het materiaal en van de lasverbindingen mag niet minder bedragen dan 1 N per millimeter, gemeten volgens norm DIN 53455 of een vergelijkbare norm.

      • b.

        Vouwbestendigheid: als het materiaal wordt dubbelgevouwen en de vouw gedurende dertig minuten wordt belast bij een druk van 5 N per vierkante centimeter, mag het materiaal in de vouw geen scheur vertonen.

    • 1.3.3

      Vorm

      Gedurende twee jaar opslag bij 20°C mag de krimp in de lengte- en breedterichting niet meer dan 10% bedragen, gemeten volgens norm ASTM: D 2732-83 of een vergelijkbare norm.

    • 1.3.4

      Biologische afbreekbaarheid

      Het materiaal van de lijkhoezen dient binnen 90 dagen voor meer dan 98% te worden afgebroken, gemeten volgens norm ASTM: D 5338-92 of een daarmee vergelijkbare norm. Daarnaast dienen uit de lijkhoezen, zowel bij de biologische afbraak als bij crematie, geen schadelijke stoffen vrij te komen. Voor zware metalen (Pb, Cr, Ni, Cu, Cd, Zn) en gechloreerde koolwaterstoffen dient voldaan te worden aan de Duitse Bundesgütegemeinschaft-norm RAL GZ 251 of een daaraan gelijk te stellen norm. Voor de bepaling hiervan dient gebruik te worden gemaakt van de norm ASTM: D 5152-91 of een vergelijkbare norm.

  • 1.4

    Andere omhulsels dan lijkkisten en lijkhoezen die op het doel van begraven of verbranden zijn afgestemd, zijn toegestaan bij begraven of verbranden mits zij voldoen aan de hierboven gestelde eisen van doorlatendheid voor lucht en biologische afbreekbaarheid voor zover deze omhulsels dan wel onderdelen daarvan niet verwijderd worden voorafgaand aan het begraven of verbranden.

Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag, voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de administratief ambtenaar. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de administratief ambtenaar zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    De administratief ambtenaar doet zo snel mogelijk schriftelijk kennisgeving aan de beheerder van het tijdstip waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden.

  • 3.

    Het lijk, dan wel het omhulsel en de asbus of urn moeten voorzien zijn van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 4.

    Ten tijde van de begrafenis, bijzetting of verstrooiing vindt door de uitvoerende ambtenaar een controle plaats op de aanwezigheid en juistheid van het in het vorige lid bedoelde identiteitskenmerk.

  • 5.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf of het openen en sluiten van een urnennis van het columbarium, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door de uitvoerende ambtenaren van de begraafplaats.

  • 6.

    De nabestaanden kunnen in bijzondere gevallen op aanvraag een gedeelte van de in het vorige lid bedoelde werkzaamheden zelf verrichten. Tijdens de uitvoering zijn de nabestaanden verplicht zich te houden aan de schriftelijke aanwijzingen die hiertoe door de beheerder zijn gegeven en zij staan hierbij onder toezicht van de uitvoerende ambtenaren, die voor de naleving van deze aanwijzingen zorgdragen.

  • 7.

    De in het vorige lid bedoelde aanvraag dient ten tijde van de aangifte bij de administratief ambtenaar of zo spoedig mogelijk daarna, maar uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag, die aan de dag van de begraving, bijzetting of verstrooiing voorafgaat, schriftelijk aan de beheerder kenbaar te worden gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

Artikel 9 Gebruik maken van gemeentelijke voorzieningen

  • 1.

    Het gebruik van de ontvangstruimten en de aula en van het orgel of de muziekinstallatie, voor zover aanwezig, moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag, die aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt voorafgaat, worden aangevraagd bij de administratief ambtenaar. De zaterdag geldt voor de toepassing van dit artikel niet als werkdag.

  • 2.

    Het gebruik van de in het eerste lid opgenomen voorzieningen staat voor iedere plechtigheid ter beschikking van de aanvrager. De aanvrager dient zich bij het gebruik te houden aan de algemene aanwijzingen van de beheerder.

  • 3.

    Bij iedere begrafenis op de begraafplaatsen Bodegraven-Reeuwijk wordt op verzoek de gemeenteklok geluid. Het verzoek om de gemeenteklok te luiden wordt gedaan ten tijde van de aanmelding bij de administratief ambtenaar. Burgemeester en wethouders stellen de tijd vast gedurende welke het klokluiden plaatsvindt.

Artikel 10 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overgelegd aan de beheerder van de begraafplaats.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de administratief ambtenaar te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 18, eerste lid.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De administratief ambtenaar onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 11 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: van maandag t/m zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze tijden en dagen afwijken.

HOOFDSTUK 4 Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      particuliere gedenkplaatsen.

    • d.

      grafkelders

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en asbussen (met of zonder urnen) kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben. Burgemeester en wethouders bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn, vastgesteld in de Wet op de Lijkbezorging.

Artikel 13 Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2.

    In de algemene urnengraven kan een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

Burgemeester en wethouders stellen in overleg met de beheerder de volgorde van uitgifte van de particuliere graven vast.

Artikel 15 Termijnen van particuliere graven en urnennissen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen of de columbariums zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van dertig jaar het recht op een particulier graf of particuliere urnennis. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particulier graf of de particuliere urnennis is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van rechthebbende verlengd, telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag binnen een jaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Een recht als in dit artikel bedoeld kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 16, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16 Categorieën

Burgemeester en wethouders kunnen bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën en bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 17 Grafkelder

Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder, overeenkomstig de door burgemeester en wehouders te stellen voorwaarden.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kunnen burgemeester en wethouders het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 19 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5 Grafbedekkingen

Artikel 20 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen. Zij kunnen ontheffing verlenen van deze door hen vastgestelde nadere regels.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het tweede lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 21 Grafbeplanting

Niet blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren, kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een schriftelijke aanvraag heeft gedaan bij de beheerder.

Artikel 22 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking van een particulier graf, algemeen graf of kindergraf kan na het verstrijken van de graftermijn door burgemeester en wethouders worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende tenminste een jaar, voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd, bekend gemaakt op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje en door mededeling op het mededelingenbord van de begraafplaats. Indien het adres van de rechthebbende op de grafbedekking bij burgemeester en wethouders bekend is, stellen zij hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip eveneens behoorlijk per brief van hun voornemen in kennis.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij burgemeester en wethouders ingediende schriftelijke aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 19 was verleend. De schriftelijke aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het vorige lid genoemde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen aanvraag op grond van het vorige lid is ingediend en de termijn waarbinnen de aanvraag had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 23 Onderhoud van de grafbedekking door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende op een grafbedekking is verplicht deze behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 2.

    Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. Indien de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende niet bekend is, zal van het voornemen tot verwijdering mededeling worden gedaan op het mededelingenbord op de begraafplaats. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4.

    De onderhoudsplicht vervalt aan het einde van het tiende jaar na het sluiten van de begraafplaats of het gedeelte van de begraafplaats waarop het graf is gelegen.

Artikel 24 Onderhoud en werkzaamheden op de begraafplaatsen door de beheerder

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast voor het door de beheerder schoonhouden van het gedenkteken en het graf. De beheerder voorziet in het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen van de graven en de begraafplaatsen Bodegraven-Reeuwijk in het algemeen.

  • 2.

    Indien dit vanwege werkzaamheden op de begraafplaatsen noodzakelijk is, heeft de beheerder de bevoegdheid de grafbedekking en beplanting op een graf in de onmiddellijke nabijheid waarvan de werkzaamheden worden uitgevoerd tijdelijk te verwijderen. Onmiddellijk nadat de werkzaamheden beëindigd zijn, wordt de grafbedekking of beplanting door de beheerder herplaatst. Eventuele beschadigingen, die als gevolg van de verwijdering of herplaatsing ontstaan, worden op kosten van de gemeente hersteld.

  • 3.

    De gemeente is niet aansprakelijk voor schade ontstaan aan het gedenkteken en de overige grafbedekking als gevolg van:

    • a.

      slijtage, ouderdom, weersinvloeden, natuurrampen;

    • b.

      een eigen gebrek of ondeugdelijke constructie van het gedenkteken of de overige grafbedekking;

    • c.

      vandalisme of een ander van buiten komend onheil ten aanzien waarvan aan de gemeente geen verwijt gemaakt kan worden.

  • 4.

    De onderhoudsplicht vervalt aan het einde van het tiende jaar na het sluiten van de begraafplaats of van het gedeelte van de begraafplaats waarop het graf is gelegen.

HOOFDSTUK 6 Ruiming van graven en urnennissen

Artikel 25 Bekendmaking van het voornemen tot ruiming

  • 1.

    Het voornemen van burgemeester en wethouders om een particulier graf, algemeen graf of kindergraf of een urnennis te ruimen, wordt gedurende tenminste een jaar, voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf of de nis geruimd zal worden, bekendgemaakt op een bij het te ruimen graf of bij het columbarium te plaatsen bordje en tevens door een mededeling op het mededelingenbord van de begraafplaats.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen verder de volgende personen behoorlijk per brief van hun voornemen tot ruiming op de hoogte:

    • a.

      de rechthebbende op een particulier graf of particuliere urnennis;

    • b.

      de correspondent van een algemeen graf of algemene urnennis;

    • c.

      indien deze niet dezelfde persoon is als bedoeld onder a of b: de echtgenoot of levenspartner van de overledene van wie de stoffelijke resten of as zal worden geruimd;

    • d.

      bij afwezigheid van de personen als bedoeld onder a, b of c: tenminste één bloed- of aanverwant tot en met de derde graad van de overledene van wie de stoffelijke resten of as zal worden geruimd.

  • Indien de woon- of verblijfplaats van de onder a, b, c of d genoemde personen niet aan hen bekend is, stellen burgemeester en wethouders hiernaar een onderzoek in.

  • 3.

    De kennisgeving per brief, zoals bedoeld in het vorige lid, vindt plaats twaalf weken voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf of de urnennis zal worden geruimd. Indien gedurende deze periode van twaalf weken geen reactie van tenminste één van de in het vorige lid bedoelde personen is ontvangen, wordt het voornemen gepubliceerd in een plaatselijk nieuwsblad en wordt het ruimen van het graf of de urnennis voor een periode van twaalf weken uitgesteld.

  • 4.

    De rechthebbende van een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te laten cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende van een particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de asbus ter beschikking te houden, teneinde deze elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 5.

    De ruiming van een graf of de urnennis vindt plaats:

    • a.

      nadat op een aanvraag als bedoeld in het vorige lid definitief is beschikt;

    • b.

      nadat van de personen, genoemd in lid 2 een schriftelijke mededeling is ontvangen dat zij geen aanvraag als bedoeld in het vorige lid zullen indienen.

  • 6.

    Indien aan het einde van de periode van twaalf weken na publicatie als bedoeld in lid 3 geen aanvraag of mededeling wordt ontvangen, vindt eveneens ruiming van het graf plaats.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen ten aanzien van:

    • a.

      het herbegraven van de in een te ruimen graf nog aanwezige stoffelijke resten van overledenen;

    • b.

      het verstrooien van de in een te ruimen graf of urnennis aanwezige as.

HOOFDSTUK 7 Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 26 Afwijkende regels

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van een aan een kerkgenootschap in gebruik gegeven deel van de begraafplaatsen, na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap, nadere regels stellen die afwijken van de regels die zijn opgenomen in deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaatsen dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het vorige lid genoemde verzoek stellen burgemeester en wethouders het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van burgemeester en wethouders onverlet om de rechthebbende op de graven er van in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld, indien de kennisgeving aan het kerkgenootschap niet tot verbetering van het onderhoud of tot herstel heeft geleid.

HOOFDSTUK 8 Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 27 Lijst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoeken burgemeester en wethouders of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 9 Inrichting registers

Artikel 28 Voorschriften

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen voorschriften vast voor het uitgebreide register en het beperkte register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het uitgebreide register wordt bijgehouden door de administratief ambtenaar.

  • 3.

    Het beperkte register wordt bijgehouden op de begraafplaats door de beheerder.

HOOFDSTUK 10 Slotbepalingen

Artikel 29 Klachten en aanbevelingen (indiening, behandeling en belissing)

Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaatsen bij burgemeester en wethouders een schriftelijke klacht of aanbeveling indienen.

Artikel 30 Intrekking oude regeling

De Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Reeuwijk 2003 en de Beheersverordening begraafplaats Vredehof 1995, respectievelijk vastgesteld in 2003 en op 22 december 1994, worden ingetrokken.

Artikel 31 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van burgemeester en wethouders die genomen zijn krachtens de oude verordeningen gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de oude verordeningen is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 32 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 en 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van het Bodegraafse Nieuwsblad waarin zij is geplaatst.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2014.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 11 december 2013.

De griffier,

drs. J.H. Rijs

De voorzitter,

drs. J.P.J. Lokker