EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 14e december 1987, no. 8 tot vaststelling van het reglement voor het examen voor monteur 2-klasse bij de Brandweer

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 14e december 1987, no. 8 tot vaststelling van het reglement voor het examen voor monteur 2-klasse bij de Brandweer

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van dit reglement worden verstaan onder;

    • a.

      "examen": het examen ter beoordeling van de kennis en de bekwaamheid voor monteur 2-klasse;

    • b.

      "commissie": de door het Bestuurscollege ingestelde commissie die is belast met het beoordelen van de bekwaamheid van brandweerpersoneel .

  • 2. Waar in dit reglement wordt, gesproken van de "voorzitter van de commissie", wordt daaronder tevens verstaan diens plaatsvervanger.

INDELING VAN HET EXAMEN

Artikel 2

  • 1. Het examen bestaat uit een gedeelte theorie.

  • 2. Het gedeelte theorie bestaat uit schriftelijk deel.

  • 3. Het schriftelijk deel duurt ten hoogste 60 minuten per onderwerp, genoemd in artikel 3.

EXAMENEISEN

Artikel 3

Voor de toepassing van dit reglement worden de in het theoretische leerprogramma onderwezen onderwerpen en onderdelen van onderwerpen (3) als volgt ingedeeld:

Onderwerpen: A.

MOTOREN.

2- en 4-slagmotoren:

Benzine en diesel:

Toepassingen van verbrandingsmotoren, algemeen principe van de verbrandingsmotor. De verschillende types kunnen herkennen en de belangrijke verschillen weten. 2-slagprincipe en 4-slagprincipe.

Toepassingen van de motoren weten. Slag, boring en cilinderinhoud, rendement.

Eenvoudige werking dieselmotor en benzinemotor.

Motoronderdelen:

De belangrijkste onderdelen kunnen herkennen en hun funkties weten, zoals cilinderkop, zuigers krukas, nokkenas, vliegwiel en kleppen. Het gebruik van verschillende materialen voor de onderdelen.

Kleppen en aandrijving:

De funkties van de kleppen weten, verschillende plaatsingsmogelijkheden, plaatsing van de nokkenas en aandrijving ervan kennen. Het doel van klepspeling kennen, manieren van kleppen stellen en afstelling van de nokkenas weten.

Smering:

Het doel van de smering kennen. Onderdelen van het smeersysteem herkennen en hun funkties kennen; oliepomp, filter, overdrukklep, koeling en drukmeter. Enkele verschillen tussen oliesoorten weten en hun toepassingen. Aanduidingen voor dikte en kwaliteit kennen.

Koeling:

Doel van de koeling weten, onderdelen herkennen en funkties weten. Radiator, pomp, ventilator, thermostaat, thermoschakelaar. Onderhoud koelsysteem.

Brandstofsysteem benzinemotoren:

Onderdelen en eenvoudige werking van de brandstofpomp, filter en karburator kennen.

Carburator:

Principe werking carburator kennen, belangrijkste onderdelen weten en hun funktie. Stationaire afstelling werking van bromfietscarburator met gasschuif.

Brandstofsysteem dieselmotoren:

Funktie en eenvoudige werking van de onderdelen; opvoerpomp, filters, inspuitpomp en inspuitstukken.

Enkele veel voorkomende inspuitsystemen kennen. Onderhoud van het brandstofsysteem en noodzaak van brandstoffiltering.

B.ELEKTRO

Algemeen:

Principe elektriciteit kennen. Spanning, stroomsterktes weerstand en vermogen. Werking elektriciteit in warmte en magnetisme.

Ontsteking:

Doel van de ontsteking kennen. Opbouw en taak van de onderdelen kennen, principe werking weten. Afstelling van bougies, punten en ontstekingstijdstip weten.

Batterij:

Doel en principe werking van de loodzwavelzuurbatterij kennen. Opbouw batterij kennen en de capaciteitsaanduiding weten. Onderhoud batterij,

Generator:

Doel en principe beide delen weten.

Strartmotor:

Opbouw van startmotor en generator kennen en hun funkties.

C.ONDERSTELLEN

Banden:

Funkties van de band kennen. De opbouw ervan kennen. Soorten banden, radiaal en diagonaal weten, tubeless en tube type. Bandenmaten en sterkte aanduiding kennen. Bandenslijtage en onderhoud.

Remmen:

Principe van de rem kennen. Trommelrem en schijfrem. Oplopende en lossende remschoen. Schijfrem, de toepassing ervan kennen.

Bediening remmen, mechanisch, hydraulisch en met lucht. Het kennen van deze begrippen, hoofdcilinder, enkel en tandem, rembekrachtiging. Afstelling van de remmen weten.

Stuurinrichting:

Doel van de besturing kennen. De begrippen direkte besturing weten. Onderdelen van de stuurinrichting herkennen en funkties weten.

Wielstanden:

De verschillende wielstanden kennen, toespoor camber, caster, K.P.I. uitspoor in de bocht. De afstelmogelijkheden kennen.

Koppeling:

Doel van de koppeling kennen. Opbouw van de koppeling en funkties van de onderdelen weten. Drukgroep met diafragmaveer en met schroefveren. Bediening, met kabel en hydraulisch, afstelling van de koppeling.

Versnellingsbak:

Principe en doel van de versnellingsbak kennen. Opbouw van een eenvoudige versnellingsbak kennen.

Aandrijfassen:

Funktie van de aandrijfassen kennen en opbouw. Belangrijkste soorten askoppelingen kunnen herkennen, b.v. kruiskoppeling en kogelkoppeling.

Wiellagers:

Verschillende soorten wiellagers kennen voor aangedreven en niet aangedreven wielen. Smering van de lagers. Afstelling afstelbare lagers weten.

Vering en wielophanging;

Belangrijkste soorten vering kennen, schroefveer, bladveer, torsiesstafveer en luchtveer. Ook de toepassingen. Het doel van de vering kennen. Enkele soorten wielophanging kennen, starre as en onafhankelijke wielophanging, ook toepassingen. Doel en principe werking van schokdempers kennen.

TOELATINGSEISEN VOOR HET EXAMEN

Artikel 4

  • 1. Tot het examen wordt toegelaten hij die in het bezit is van het diploma voor de rang van brandwacht 1e klasse en tenminste 3 jaar onder leiding monteurswerkzaamheden heeft uitgevoerd bij de Brandweer.

  • 2. Hij die wenst deel te nemen aan het examen dient gedurende de opleiding aan tenminste zes (6) van de tien (10) proefwerken te hebben deelgenomen en hiervoor als gemiddelde eindcijfer tenminste een vijf (5) te hebben behaald.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde gemiddelde eindcijfer wordt bepaald door de som van de gemaakte proefwerken te delen door het aantal gemaakte proefwerken, Het hierdoor verkregen cijfer telt als gemiddeld eindcijfer en geldt als een onderdeel voor het bepalen van het definitieve eindcijfer.

  • 4. Hij die wenst deel te nemen aan het examen, dient zich een (1) week voor het examen aan te melden bij de voorzitter van de door het Bestuurscollege ingestelde examencommissie.

HET SCHRIFTELIJK DEEL

Artikel 5

  • 1. De voorzitter stelt de opgaven en de werkstukken voor het schriftelijk deel van het examen vast.

  • 2. De voorzitter zendt tijdig voor de aanvang van het in het eerste lid bedoelde schriftelijk deel naar de commissie een voldoende aantal exemplaren van de door hem ingevolge het eerste lid vastgestelde opgaven en werkstukken, welke per onderwerp afzonderlijk in een verzegelde enveloppe zijn gesloten.

  • 3. De voorzitter van de commissie opent, met inachtneming van de tijdstippen aangegeven in het programma, bedoeld in artikel 2, derde lid, de in het vorig lid bedoelde enveloppen in bijzijn van de kandidaten; opgaven en werkstukken worden vervolgens ter uitwerking aan de kandidaten uitgereikt.

  • 4. De kandidaten maken de uitwerking op door de commissie verstrekt, gewaarmerkt, papier. Iedere kandidaat vermeldt uitsluitend zijn examennummer en wel in de linkerbovenhoek van elk door hem in te leveren vel papier.

Artikel 6

  • 1. De kandidaten maken de in artikel 5, vierde lid bedoelde uitwerking onder toezicht van tenminste twee daartoe door de voorzitter van de commissie aangewezen personen, van wie tenminste een (1) lid van de commissie is.

    De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor de geregelde gang van zaken.

  • 2. De kandidaten mogen geen tabellen, boeken of gegevens raadplegen dan die welke de commissie heeft verstrekt. Omtrent de opgaven of werkstukken worden tijdens het examen geen inlichtingen verstrekt.

Artikel 7

  • 1. Tenminste twee leden van de commissie beoordelen het door de kandidaten gemaakte schriftelijk werk.

  • 2. Voor elke uitwerking van een opgave of werkstuk, behorende tot het in het eerste lid bedoelde schriftelijk werk, kennen de beoordelende leden van de commissie ieder een cijfer toe van 1 tot en met 10.

    Vervolgens doen zij zulks voor elk van de in artikel 3 eerste lid, genoemde onderwerpen voor zover de opgaven of werkstukken daarop betrekking hebben.

  • 3. Ieder van de in het vorig lid bedoelde leden van de commissie vermeldt de door hem toegekende cijfers alsmede eventuele opmerkingen op een door hem ondertekende lijst en zendt deze met het door hem beoordeelde werk aan de voorzitter van de commissie. Op het werk mag geen beoordelingscijfer of aantekening worden geplaatst.

Artikel 8

De waardering van cijfers 1 tot en met 10 is de volgende:

  • 1.

    zeer slecht;

  • 2.

    slecht;

  • 3.

    gering;

  • 4.

    onvoldoende;

  • 5.

    bijna voldoende;

  • 6.

    voldoende;

  • 7.

    ruim voldoende;

  • 8.

    goed;

  • 9.

    zeer goed;

  • 10.

    uitmuntend.

Artikel 9

  • 1. De voorzitter van de commissie stelt voor elk onderwerp genoemd in artikel 3, eerste lid, voor zover de opgaven of werkstukken daarop betrekking hebben, het definitieve cijfer dat de kandidaat heeft behaald, in decimalen vast door het gemiddelde te nemen van de daarvoor ingevolge artikel 7, tweede lid toegekende cijfers.

  • 2. Indien de in artikel 7 bedoelde beoordeling aan een kandidaat voor een onderwerp cijfers zijn toegekend die onderling twee of meer punten afwijken vindt een nadere beoordeling plaats door de in artikel 7 genoemde twee leden van de commissie gezamenlijk.

  • 3. Hierna stelt de voorzitter het gemiddelde exameneindcijfer vast, door de som van de in het eerste lid bedoelde onderwerpen te delen door het aantal onderwerpen zoals bepaald in artikel 3 tweede lid.

  • 4. Daarna stelt de voorzitter, met inachtneming van het bepaalde in het vorige lid en artikel 4, derde lid, het definitieve eindcijfer vast, door de som van het gemiddelde proefwerkeneindcijfer en het exameneindcijfer te delen door twee (2).

  • 5. Indien het gemiddelde een gebroken getal is, wordt een half of minder verwaarloosd en meer dan een half naar boven op een geheel getal afgerond, met uitzondering van het getal 5.5 dat op 6 wordt afgerond.

EINDBEOORDELING

Artikel 10

Een kandidaat heeft voldaan aan de eisen welke voor examen worden gesteld, indien zijn definitieve eindcijfer zoals gesteld in artikel 9, vierde lid tenminste 6 is.

GETUIGSCHRIFT

Artikel 11

  • 1. De kandidaat die aan de voor het examen gestelde eisen heeft voldaan, ontvangt het getuigschrift monteur 2-klasse bij de Brandweer.

    Het getuigschrift wordt door de voorzitter en tenminste twee andere leden van de commissie ondertekend,

  • 2. ledere kandidaat ontvangt een door de voorzitter en tenminste twee andere leden van de commissie ondertekende lijst, vermeldende het hem ingevolge de artikelen 4 en 9 toegekende eindcijfer.

MOGELIJKHEID VAN VRIJSTELLING BIJ EEN EERSTVOLGENDE DEELNAME

Artikel 12

  • 1. De kandidaat die niet heeft voldaan aan de eisen die voor het examen worden gesteld, wordt, mits hij bij de eerstvolgende deelname aan het examen het verzoek daartoe doet, bij die deelname vrijgesteld van elk onderwerp waarvoor hij tenminste het eindcijfer 7 heeft behaald.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt schriftelijk bij de voorzitter van de commissie ingediend, gelijktijdig met de aanmelding voor het examen.

  • 3. Een in het eerste lid bedoelde vrijstelling wordt niet verleend wanneer meer dan twee jaren zijn verlopen sinds de kandidaat aan het examen heeft deelgenomen.

UITSLUITING VAN HET EXAMEN

Artikel 13

  • 1. De kandidaat die zonder geldige reden te laat bij het examen verschijnt, zich gedurende het examen aan bedrog of onregelmatigheid schuldig maakt of zich niet gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van een lid van de commissie kan door de voorzitter van de commissie van verdere deelneming aan het examen worden uitgesloten.

  • 2. Indien het bedrog of de onregelmatigheid, bedoeld in het vorige lid, wordt ontdekt nadat het examen gedurende hetwelk het bedrog of de onregelmatigheid is gepleegd, is beëindigd, kan de commissie in verband daarmede besluiten dat de kandidaat niet heeft voldaan aan de eisen welke voor het examen zijn gesteld.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

De voorzitter van de commissie bewaart het door de kandidaten ingeleverde schriftelijk werk gedurende een jaar.

Artikel 15

Dit eilandsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als "Reglement Examen monteur 2e klas Brandweer", treedt in werking met ingang van 16 december 1987.