EILANDSVERORDENING van de 29e december 1961 regelende het personenvervoer per autobus

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSVERORDENING van de 29e december 1961 regelende het personenvervoer per autobus

HOOFDSTUK I. Begripsbepaling.

Artikel 1.

In deze eilandsverordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Motorrijtuigen:

    vervoermiddelen bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht op of aan het voertuig zelf aanwezig, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen;

  • b.

    Autobussen:

    kennelijk tot vervoer van personen ingerichte of daartoe gebezigde motorrijtuigen, voor het gebruik waarvan per plaats wordt betaald;

  • c.

    Autobusdienst:

    • 1.

      met kleine autobussen:

      een aan voorwaarden gebonden dienst op een daartoe aangewezen traject met een of meer autobussen, ingericht tot het vervoer van minder dan tien personen;

    • 2.

      met grote autobussen:

      een aan voorwaarden gebonden dienst op bepaaldelijk daartoe aangewezen trajecten krachtens een vooraf goedgekeurde dienstregeling, met een of meer autobussen ingericht tot het vervoer van tien of meer personen

  • d.

    Bestuurder:

    hij, die een autobus feitelijk bestuurt

  • e.

    Vergunning:

    de vergunning tot het onderhouden van een autobusdienst verleend volgens de regelen in deze eilandsverordening gesteld;

  • f.

    Rijvergunning:

    de door of namens het Plaatselijk Hoofd van Politie afgegeven rijvergunning om als bestuurder van een autobus te kunnen optreden;

  • g.

    Vergunninghouder:

    degene aan wie ingevolge deze eilandsverordening een vergunning tot het onderhouden van een autobusdienst is verleend of diens vervanger;

  • h.

    Commissie:

    de voor het eilandgebied Bonaire door het Bestuurscollege te benoemen Commissie inzake Autobusdiensten.

HOOFDSTUK II. Vergunningen en de bevoegdheid tot het verlenen daarvan.

Artikel 2.

Het is verboden een autobusdienst te onderhouden dan wel een autobus voor personenvervoer aan te wenden of te doen aanwenden anders dan krachtens een vergunning en overeenkomstig de bepalingen dezer eilandsverordening.

Artikel 3.

Een vergunning wordt voor ten hoogste vijf jaren verleend aan in Bonaire gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen.

Artikel 4.

  • 1. De vergunning luidt ten name van de houder.

  • 2. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden. De vergunninghouder, die zich niet, of niet volledig houdt aan de voorwaarden, verbonden aan een vergunning, wordt geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.

Artikel 5.

  • 1. De bevoegdheid tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 2, berust bij het Bestuurscollege.

  • 2. Het Bestuurscollege kan een bijzondere vergunning verlenen voor bepaalde ritten per etmaal tot het vervoeren van schoolkinderen en arbeiders.

    Voorzover dit vervoer geschiedt met een motorvrachtrijtuig zal dat motorrijtuig moeten voldoen aan de met betrekking tot de inrichting in de "Wegenverkeersverordening Bonaire" gestelde eisen.

    De hier bedoelde vergunning is niet onderworpen aan de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld met uitzondering van die welke betrekking hebben op de verzekering tot dekking der aansprakelijkheid voor schade toegebracht aan de vervoerde personen.

HOOFDSTUK III. Weigering, intrekking en beroep.

Artikel 6.

De vergunning wordt geweigerd:

  • 1.

    indien naar het oordeel van het Bestuurscollege voldoende in de vervoersbehoefte op het betreffende traject is voorzien;

  • 2.

    indien de aanvrager de gewenste inlichtingen opzettelijk niet naar waarheid verstrekt.

Artikel 7.

De vergunning kan worden geweigerd:

  • 1.

    indien aan de aanvrager reeds een vergunning is uitgereikt;

  • 2.

    voor wat betreft een autobusdienst met kleine autobussen aan die personen, die - ingeval van meerdere aanvragers - naar het oordeel van het Bestuurscollege uit hoofde van hun leeftijd of anderszins voldoende op andere wijze in hun onderhoud kunnen voorzien.

Artikel 8.

De vergunning wordt ingetrokken:

  • 1.

    wanneer na het verlenen van de vergunning blijkt, dat de vergunninghouder bij het aanvragen van de vergunning de van hem gewenste inlichtingen opzettelijk niet naar waarheid heeft verstrekt;

  • 2.

    indien niet is voldaan aan de bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen eisen met betrekking tot de verzekering als bedoeld onder e. van artikel 19.

Artikel 9.

De vergunning kan worden ingetrokken:

  • 1.

    indien niet wordt voldaan aan de voorschriften, bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld krachtens artikel 19;

  • 2.

    indien de exploitatie van de autobusdienst niet overeenkomstig de bepalingen van deze eilandsverordening plaats vindt;

  • 3.

    indien gedurende een tijd van tenminste drie maanden naar het oordeel van het Bestuurscollege de vergunning niet is geëxploiteerd;

  • 4.

    ingeval de vergunninghouder of diens vervanger zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding dezer eilandsverordening, of overtreding van het bepaalde in een krachtens deze eilandsverordening uitgevaardigd besluit, dan wel aan een zodanig strafbaar feit tengevolge waarvan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen kan worden ontzegd.

Artikel 10.

  • 1. Intrekking ener vergunning geschiedt niet dan na de vergunninghouder, desgewenst met bijstand van een raadsman, in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord;

  • 2. De beschikking tot intrekking ener vergunning bevat de gronden waarop zij berust en wordt in afschrift aan betrokkene medegedeeld.

Artikel 11.

  • 1. Tegen de intrekking van een vergunning door het Bestuurscollege kan de belanghebbende bij de Eilandsraad in beroep komen. Het bezwaarschrift, waarbij het beroep wordt ingesteld, wordt binnen veertien dagen na persoonlijke uitreiking van een afschrift van het besluit tot intrekking aan de belanghebbende of een zijner huisgenoten, ingediend bij de Secretaris van het Eilandgebied.

  • 2. De beslissing in beroep wordt genomen binnen drie maanden nadat het beroep is ingesteld en bevat de gronden waarop zij berust.

  • 3. Indien de Eilandsraad in beroep een vergunning verleent, geldt deze voor een door het Bestuurscollege verleende vergunning.

Artikel 12.

  • 1. De vergunninghouder is verplicht de vergunning op eerste vordering van de opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 39 ter inzage af te geven.

  • 2. In geval van intrekking der vergunning, als in voorgaande artikelen omschreven, is de vergunninghouder verplicht de vergunning binnen veertien dagen na datum van de beschikking tot intrekking in te leveren bij de secretaris der Commissie.

HOOFDSTUK IV. Van de Commissie.

Artikel 13.

  • 1. De Commissie heeft tot taak, overeenkomstig de in deze eilandsverordening vervatte bepalingen, advies uit te brengen aan het Bestuurscollege .

  • 2. De Commissie bestaat uit een Voorzitter, een secretaris en tenminste vijf leden.

    De secretaris is tevens lid van de Commissie,

Artikel 14.

De Commissie heeft als correspondentieadres het Bestuurskantoor Bonaire.

Artikel 15.

  • 1. De Commissie vergadert telkenmale als zulks door een lid nodig wordt geoordeeld.

  • 2. Geen vergadering kan doorgang vinden zo niet tenminste de helft van het aantal leden, waaruit de Commissie bestaat, aanwezig is.

  • 3. Besluiten dienen ter vergadering te worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige leden.

HOOFDSTUK V. De aanvrage.

Artikel 16.

De aanvrage voor een vergunning wordt schriftelijk tot het Bestuurscollege gericht en bevat de volgende opgaven:

  • 1.

    naam, leeftijd, adres en nationaliteit van de aanvrager of de aanvragers.

  • 2.

    naam, adres, statuten der rechtspersoon, namen, adressen, nationaliteit en feitelijke woonplaats der bestuursleden.

  • 3.

    een opgave van het materieel waarover de aanvrager beschikt of denkt te kunnen beschikken, onder omschrijving of dit materieel is ingericht tot vervoer van minder dan tien, dan tien of meer personen.

  • 4.

    de aanduiding en omschrijving van het gewenste traject.

  • 5.

    de dienstregeling(en) welke hij wenst te onderhouden.

Artikel 17.

  • 1. De aanvrage wordt onderzocht door de commissie, bedoeld in artikel 13, die zo nodig de aanvrager oproept teneinde inlichtingen te verstrekken en de aanvrage zo nodig nader zal aanvullen.

  • 2. De aanvrager is gehouden alle gewenste inlichtingen naar waarheid te verstrekken.

Artikel 18.

  • 1. Indien naar het aanvankelijk oordeel der Commissie, een gunstig advies zal kunnen worden uitgebracht, legt zij de aanvraag gedurende veertien dagen aan het correspondentieadres ter inzage. Van deze nederlegging geschiedt aankondiging door aanplakking aan het correspondentieadres van het Bestuurscollege.

  • 2. Gedurende deze termijn kan ieder belanghebbende schriftelijk bij de secretaris der Commissie bezwaren inbrengen.

  • 3. Na afloop van deze termijn zendt de Commissie de aanvraag, vergezeld van haar definitief advies en van de bezwaarschriften, indien deze zijn ingezonden, aan het Bestuurscollege.

  • 4. Het Bestuurscollege beslist op de aanvrage en brengt zijn beslissing ter kennis van de aanvrager. De beslissing wordt ter openbare kennis gebracht door aanplakking aan het correspondentieadres van het Bestuurscollege.

HOOFDSTUK VI. Algemene bepalingen.

Artikel 19.

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen worden regelen vastgesteld betreffende:

  • a.

    inrichting, onderhoud en zindelijkheid van materieel;

  • b.

    verplichtingen van de autobestuurder;

  • c.

    de te onderhouden autobusdienst, zoals routeregeling enz.;

  • d.

    tarieven;

  • e.

    verzekering voor aansprakelijkheid jegens derden en jegens vervoerde personen.

Artikel 20.

  • 1. Gedurende een maand na de datum van overlijden van de vergunninghouder kan de autobusdienst zonder nadere vergunning worden voortgezet:

    • a.

      door zijn weduwe;

    • b.

      indien er geen weduwe is, dan wel, indien deze niet binnen twee weken na het overlijden van haar bevoegdheid gebruik maakt, door een of meer van zijn wettige of gewettigde kinderen en/of hun wettelijke vertegenwoordigers .

    • c.

      indien er ook geen wettige of gewettigde kinderen zijn, dan wel, indien ook deze niet binnen twee weken na het overlijden van hun bevoegdheid gebruik maken door een of meer van zijn natuurlijke erkende minderjarige kinderen en/of hun wettelijke vertegenwoordiger(s), mits deze binnen twee weken na het overlijden van hun bevoegdheid gebruik maken,

  • 2. In de gevallen bedoeld onder a, b of c, van het eerste lid, wordt de vergunning, nadat de wens daartoe te kennen is gegeven, binnen een maand overgeschreven ten name van de belanghebbende(n).

  • 3. Een verzoek als in het tweede lid bedoeld wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze eilandsverordening ingewilligd, indien aannemelijk is gemaakt, dat de voortzetting van de autobusdienst noodzakelijk is, ter voorziening in het onderhoud van de weduwe en/ of minderjarige kinderen van de opverleden vergunninghouder c.q. de opvoeding van laatstgenoemden en overigens aan bepalingen van deze eilandsverordening wordt voldaan.

  • 4. Het Bestuurscollege is bevoegd, indien een overschrijving als bedoeld in het tweede lid plaats vindt, te bepalen, dat de vergunninghouder op wiens naam de vergunning wordt overgeschreven, vrijgesteld is van de verplichting om zelf als bestuurder op te treden, in welk geval het gestelde in artikel 24 lid 3 buiten toepassing blijft.

Artikel 21.

  • 1. De namen van hen, op wier verzoek om een vergunning afwijzend moest worden beschikt, uitsluitend op grond van het feit dat voldoende in de vervoersbehoefte is voorzien, worden op een daartoe bestemde lijst gebracht, in de volgorde van de datum van indiening van het verzoekschrift. Bij indiening van twee verzoekschriften op dezelfde datum beslist het Bestuurscollege welk verzoekschrift eerst op de lijst wordt geplaatst.

  • 2. De Commissie doet van de plaatsing op de lijst aan belanghebbende mededeling, met opgave van de datum waarbij hij op de lijst is geplaatst,

  • 3. De Commissie schrapt van de lijst de naam van hem:

    • a.

      die verklaart dat hij van de inschrijving afstand doet;

    • b.

      aan wie een vergunning ingevolge deze eilandsverordening wordt verleend;

    • c.

      die overleden is, dan wel, voor zover het een rechtspersoon betreft, die ontbonden is.

  • 4. Van zodanige schrapping wordt aan de belanghebbende(n) kennis gegeven.

  • 5. Telkens wanneer een vergunning beschikbaar is, wordt hij, die ingevolge de chronologische volgorde der op in het eerste lid bedoelde lijst, daarvoor in aanmerking komt, hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Hij is dan gehouden zich binnen veertien dagen in verbinding te stellen met de Commissie.

  • 6. Van de lijst wordt aan de personen, bedoeld in het eerste lid, op verzoek inzage verstrekt .

  • 7. Zodra op de lijst bedoeld in het eerste lid van dit artikel namen van vijftig aanvragers zijn gebracht, worden geen verzoeken meer tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 sub 1 in behandeling genomen totdat het aantal namen op de lijst verminderd is tot vijfentwintig.

  • 8. Van het bepaalde in lid 7 wordt bekendmaking gedaan in de door het Bestuurscollege aan te wijzen plaatselijke bladen, wanneer het aantal namen van de op die lijst ingeschrevenen de vijftig heeft bereikt, alsmede wanneer dat aantal tot vijfentwintig is teruggebracht.

Artikel 22.

Het Bestuurscollege is bevoegd, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen op verzoek van de vergunninghouder de vergunning over te schrijven op naam van hem, die ingevolge de chronologische volgorde als nummer een op de in artikel 21 bedoelde lijst voorkomt.

Artikel 23.

  • 1. De vergunninghouder kan hoogstens zes maanden voor afloop van de geldigheidsduur in de vergunning gesteld vernieuwing van zijn vergunning vragen.

  • 2. Het Bestuurscollege beslist op het verzoek, nadat de vergunninghouder in de gelegenheid is gesteld door de Commissie te worden gehoord.

  • 3. Het Bestuurscollege kan bij vernieuwing andere of aanvullende voorwaarden stellen, doch niet dan nadat de vergunninghouder in de gelegenheid is gesteld door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 24.

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3 is het de vergunninghouder, voor wat betreft een autobusdienst met kleine autobussen toegestaan, zich bij de exploitatie van zijn dienst gedurende een deel van een etmaal, door een chauffeur te doen bijstaan.

  • 2. Alvorens een vergunninghouder, als in het voorgaande lid bedoeld van de diensten van een chauffeur gebruik maakt, is hij verplicht zich te overtuigen dat die chauffeur in het bezit is van een rijvergunning als bedoeld in artikel 25, en een geldig rijbewijs.

  • 3. Indien de vergunninghouder, als bedoeld in het eerste lid, tegen betaling van de diensten van een chauffeur gebruik maakt, moet de betaling van die chauffeur tenminste bedragen de helft van de gedurende de periode van vervanging ontvangen opbrengst, verminderd met de helft van de kosten van de gedurende die periode verbruikte brandstof.

HOOFDSTUK VII. Rijvergunning.

Artikel 25.

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen moet de bestuurder van een autobus in het bezit zijn van een geldige te zijne name gestelde schriftelijke rijvergunning, afgegeven door of namens het Plaatselijk Hoofd van Politie.

  • 2. De geldigheidsduur der rijvergunning bedraagt ten hoogste twee achtereenvolgende jaren.

Artikel 26.

Een rijvergunning als bedoeld in artikel 25 wordt slechts afgegeven aan hen die:

  • 1.

    in het bezit zijn van een geldig rijbewijs;

  • 2.

    de leeftijd van 25 jaren hebben bereikt;

  • 3.

    van goed zedelijk en maatschappelijk gedrag zijn.

Artikel 27

  • 1. Het Plaatselijk Hoofd van Politie is bevoegd een rijvergunning bij een met redenen omklede beschikking, te weigeren, dan wel al of niet voor een door hem te bepalen tijdsduur in te trekken in het belang van de openbare orde, rust of goede zeden.

  • 2. Het.Plaatselijk Hoofd van Politie is bevoegd een rijvergunning bij een met redenen omklede beschikking te weigeren, indien de aanvrager zich in een tijdvak van 5 jaren voor de datum van aanvrage heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit op grond waarvan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd.

  • 3. Het bepaalde in artikel 11 vindt ten aanzien van de rijvergunning geen toepassing.

Artikel 28.

De rijvergunning vervalt van rechtswege zodra:

  • 1.

    de houder de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd;

  • 2.

    de houder gedurende twaalf achtereenvolgende maanden drie malen onherroepelijk, is veroordeeld terzake maximum snelheidsoverschrijding of wel het op zodanige wijze rijden, dat hij daardoor gevaar voor anderen heeft doen ontstaan;

  • 3.

    de houder onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van meer dan één jaar.

Artikel 29.

Op eerste vordering van de opsporingsambtenaren, genoemd in artikel 39, is de bestuurder verplicht zijn rijvergunning ter inzage af te geven.

Artikel 30.

Ingeval een rijvergunning is ingetrokken op grond van het bepaalde in artikel 27 dan wel van rechtswege is vervallen als bedoeld in artikel 28, is de houder verplicht zijn rijvergunning ten spoedigste in te leveren op een der politiewachten.

HOOFDSTUK VIII. Verbodsbepaling.

Artikel 31.

  • 1. Het is de houder ener vergunning verboden een autobusdienst te onderhouden of te doen onderhouden, dan wel een autobus voor personenvervoer aan te wenden of te doen aanwenden, anders dan op het hem daartoe blijkens de vergunning aangewezen traject, tenzij hem daartoe door het Bestuurscollege schriftelijke ontheffing is verleend.

  • 2 , Het bepaalde in het voorgaande lid is niet van toepassing op de houder die kan aantonen dat een en ander buiten zijn toedoen is geschied.

Artikel 32.

Het is de bestuurder van een autobus, die niet tevens een houder van een vergunning is, verboden een autobusdienst te onderhouden of een autobus voor personenvervoer aan te wenden, anders dan op het voor die autobus blijkens de vergunning aangewezen traject, tenzij hem daartoe door het Bestuurscollege schriftelijke ontheffing is verleend.

Artikel 33.

  • 1. Het is verboden een autobusdienst te onderhouden of te doen onderhouden met een autobus, dan wel een autobus voor personenvervoer aan te wenden of te doen aanwenden, zo niet is voldaan aan de bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen verzekeringsvoorwaarden.

  • 2. De autobus wordt geacht niet verzekerd te zijn, indien de verschuldigde premie niet is voldaan.

  • 3. Een onverzekerde autobus, dan wel een autobus ten opzichte waarvan vermoed wordt, dat niet is voldaan aan de verzekeringsvoorwaarden als bedoeld in lid 1 kan door de opsporingsambtenaren genoemd in artikel 39, ter bewaring aan een der politiewachten worden geplaatst en zal eerst worden vrijgegeven indien wordt aangetoond, dat de betrokken autobus is verzekerd en dat de verschuldigde premie is voldaan.

HOOFDSTUK IX. Strafbepalingen.

Artikel 34.

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 2 en 33 van deze eilandsverordening wordt gestraft, met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

Artikel 35.

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 12, 17 lid 2, 25, 29, 30, 31 en 32 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden.

Artikel 36.

Overtreding van het bepaalde in artikel 24, lid 2, alsmede overtreding van enig bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde bepaling - tenzij strafbaar gesteld bij artikel 34 juncto artikel 33 -, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Artikel 37.

Indien tijdens het plegen van een overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijksoortige overtreding onherroepelijk is geworden of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarde door de bevoegde Ambtenaar van het Openbaar Ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht gesteld, worden de in de artikelen 34, 35 en 36 bedreigde straffen met de helft verhoogd.

Artikel 38.

De feiten in deze eilandsverordening strafbaar gesteld, worden als overtredingen beschouwd.

HOOFDSTUK X. Opsporingsambtenaren.

Artikel 39.

  • 1. Met de opsporing van de bij deze eilandsverordening en de daaruit voortvloeiende besluiten strafbaar gestelde feiten worden belast de ambtenaren genoemd in artikel 8 sub 1-4 van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2. Zij zijn bevoegd ter op- of nasporing elke plaats te betreden met uitzondering van een woning, waarvan de toegang door de rechthebbende wordt geweigerd.

  • 3. Een woning, waarvan de toegang wordt geweigerd, treden zij tegen de wil van de bewoner alleen binnen op schriftelijke last van de Gezaghebber, de Officier van Justitie of van een Substituut-Officier van Justitie dan wel de plaatselijke ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Van dit binnentreden wordt door hem proces-verbaal opgemaakt, dat binnen twee maal vier en twintig uur aan degene in wiens woning is binnengetreden, in afschrift wordt medegedeeld.

HOOFDSTUK X Overgangsbepalingen

Artikel 40.

  • 1. Het bepaalde in:

    • a.

      artikel 3 lid 1, met inachtneming van het bepaalde in artikel 22;

    • b.

      artikel 7 sub 2;

    vindt toepassing voor het eerst 2 jaren na het in werkingtreden dezer eilandsverordening, voor wat betreft houders, die bij het inwerkingtreden van deze eilandsverordening in het bezit waren van een vergunning, en aan de bepalingen dezer verordening voldoen.

  • 2. Het Bestuurscollege is bevoegd na ingewonnen advies van de Commissie, de termijn in het vorig lid bedoeld met ten hoogste 1 jaar te verlengen met dien verstande, dat zulks met betrekking tot personen, die in het bezit zijn van meer dan één vergunning, slechts kan geschieden ten aanzien van één der vergunningen.

Artikel 41.

In afwijking van het bepaalde in artikel 22 is het Bestuurscollege bevoegd na ingewonnen advies van de Commissie een vergunning over te schrijven ten name van hem, die

  • a.

    aan de eisen voldoet als gesteld in artikel 3 van deze verordening, en

  • b.

    ten genoege van het Bestuurscollege kan aantonen gedurende het tijdvak 1 januari 1959 tot 1 januari 1961, tenminste achttien maanden als autobuschauffeur in dienst te zijn geweest van de houder van de vergunning, waarvan de overschrijving wordt verzocht.

Artikel 41 bis.

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 3 sub 1 en 24 is het Bestuurscollege bevoegd na ingewonnen advies van de Commissie ten aanzien van voor de inwerkingtreding van deze verordening verleende vergunningen vrijstelling te verlenen van de verplichting om zelf als bestuurder op te treden, in welk geval het gestelde in artikel 24, derde lid, buiten toepassing blijft.

Artikel 41 ter.

  • 1. In zeer bijzondere gevallen kan door de Eilandsraad, op voorstel van het Bestuurscollege na ingewonnen advies van de Commissie, in afwijking van het bepaalde in artikel 22 een vergunning worden verleend,

  • 2. Indien de Eilandsraad krachtens deze bepaling een vergunning verleent, geldt deze voor een door het Bestuurscollege verleende vergunning.

HOOFDSTUK XII. Slotbepalingen.

Artikel 42.

Deze eilandsverordening kan worden aangehaald onder de naam van "Eilandsverordening Autobusdiensten Bonaire", met bijvoeging van het jaartal van het Afkondigingsblad, waarin zij zal worden afgekondigd.

Artikel 43.

Deze eilandsverordening treedt in werking op een nader door het Bestuurscollege te bepalen datum, op welke datum in het Eilandgebied Bonaire komt te vervallen de Landsverordening inzake Autobusdiensten (P.B. 1946 No.56).