EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6e juli 1972, no.2, ter uitvoering van artikel 8 letter b van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B.1959, no.126)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6e juli 1972, no.2, ter uitvoering van artikel 8 letter b van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B.1959, no.126)

Artikel 1.

Het eilandsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26e augustus 19695 no.1 (A.B.1969, no.14), zoals gewijzigd, vervalt met ingang van 1 januari 1969.

Artikel 1a.

  • 1. De gehuwde gewezen ambtenaar in vaste nietpensioen-gerechtigde dienst en zijn weduwe, die een uitkering bij wijze van pensioen ontvangen, genieten voor hun ongehuwde wettige, gewettigde en/of stief-kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, laatstgenoemden voorzover zij geheel ten laste komen van degene die in het genot is van de uitkering bij wijze van pensioen, een kindertoelage van:

    Voor 1 kind 3% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag;

    Voor 2 kinderen 5% Van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag;

    Voor 3 kinderen 7% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag;

    voor elk kind boven het aantal van 3 wordt een kindertoelage van 2% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag toegekend.

    De kindertoelage wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in volle guldens, dat een veelvoud vormt van twaalf.

  • 2. Het vorige lid is eveneens van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, die deel uitmaken van het gezin van degene die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen die hij geheel als eigen kinderen onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders.of hun voogden kunnen worden onderhouden en opgevoed, elk geval door het Bestuurscollege afzonderlijk te beoordelen.

  • 3. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op natuurlijke kinderen van degene, die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen, tenzij de moeder van deze kinderen is overleden en de betrokkene deze kinderen heeft erkend, dan wel de voogdij over deze kinderen uitoefent en bedoelde kinderen deel uitmaken van zijn gezin en geheel als eigen kinderen door hem worden onderhouden en opgevoed, elk geval door het Bestuurscollege afzonderlijk te beoordelen.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel worden met kinderen beneden, de leeftijd van achttien jaar gelijkgesteld:

    • a.

      kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, wiens tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs;

    • b.

      kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, die naar het oordeel van het Bestuurscollege ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen.

  • 5. Het genot van kindertoelage vangt aan met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die, waarin het recht op kindertoelage is ontstaan en eindigt met ingang van de eerste van de maand, volgende op die, waarin het recht op kindertoelage verloren is gegaan.

  • 6. De kindertoelage wordt door het Bestuurscollege toegekend en uitbetaald tegelijk met de uitkering bij wijze van pensioen.

  • 7. De kindertoelage kan, indien gegrond vermoeden bestaat, dat zij niet ten goede komt of zal komen aan het kind ten behoeve waarvan zij is toegekend, aan een ander dan aan degene die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen worden betaalbaar gesteld.

Artikel 2.

  • 1. de gewezen ambtenaren in vaste niet-pensioengerechtigde dienst en hun weduwen en wezen, genieten op de hen ingevolge de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B.1959, no.126) toegekende uitkering bij wijze van pensioen, een duurtetoeslag volgens onderstaande tabel:

    Uitkering bij wijze van pensioen:

    ongehuwden:

    gehuwden:

    tot en met

    f.1.200,-

    332

    368

    f.1.203,-

    ‘’

    f.1.800,-

    245

    295

    f.1.803,-

    ‘’

    f.2.400,-

    242

    293

    f.2.403,-

    ‘’

    f.3.000,-

    205

    200

    f.3.003,-

    ‘’

    f.3.600,-

    199

    196

    f.3.603,-

    ‘’

    f.4.200,-

    192

    186

    f.4.203,-

    ‘’

    f.4.800,-

    187

    187

    f.4.803,-

    ‘’

    f.5.400,-

    171

    187

    f,5.403,-

    ‘’

    f.6.000,-

    170

    181

    f.6.003,-

    ‘’

    f.6.600,-

    167

    177

    f.6.603,-

    ‘’

    f.7.200,-

    163

    176

    f.7.203,-

    ‘’

    f.7.800,-

    160

    174

    f.7.803,-

    ‘’

    f.8.400,-

    160

    174

    f.8.403,-

    ‘’

    f.9.000,-

    159

    170

    f.9.003,-

    ‘’

    f.9.600,-

    159

    170

    De aldus berekende duurtetoeslag wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in volle guldens, dat een veelvoud vormt van twaalf.

  • 2. Voor de toepassing van dit eilandsbesluit worden als gehuwd beschouwd:

    • a.

      de mannelijke gewezen ambtenaren in vaste niet-pensioengerechtigde dienst, die gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn, alsmede de weduwen van deze gewezen ambtenaren;

    • b.

      de vrouwelijke gewezen ambtenaren in vaste niet-pensioengerechtigde dienst, die gehuwd zijn geweest en niet zijn hertrouwd.

  • 3. Voor wezen zijn uitsluitend de in de eerste kolom van de in het eerste lid bedoelde tabellen vermelde percentages van toepassing.

Artikel 2a.

  • 1. Na het overlijden van een gewezen ambtenaar in vaste niet pensioengerechtigde dienst, die in het genot was van een uitkering bij wijze van pensioen, wordt aan diens weduwe een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal het bedrag van de maandelijkse duurtetoeslag op die uitkering bij wijze van pensioen van de overledene op het tijdstip van overlijden;

  • 2. Indien de overledene geen betrekking als bedoeld onder 1 nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de overledene. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen;

  • 3. Laat de overledene ook geen betrekkingen als onder 2 bedoeld na, dan kan het onder 1 bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zo de nalatenschap van de overledene voor de betaling dier kosten ontoereikend is.

Artikel 5.

Bij gelijktijdig genot van een uitkering bij wijze van pensioen en pensioen ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen worden de uitkering bij wijze van pensioen en het pensioen als één geheel beschouwd. Op het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen dat als tweede gedeelte van de verkregen som wordt aangemerkt, zijn de voor de berekening van duurtetoeslag op pensioen vastgestelde percentages van toepassing die voor dat gedeelte van het pensioen zouden hebben gegolden indien de totale som uitsluitend uit pensioen zou hebben bestaan.

Artikel 6.

Bij verandering van omstandigheden, die de grootte van de duurtetoeslag bepalen, wordt de duurtetoeslag gewijzigd met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de verandering plaats vond.

Artikel 7.

  • 1. De duurtetoeslag en de kindertoelage worden door het Bestuurscollege toegekend, gewijzigd en ingetrokken.

  • 2. Zij wordt tegelijk met de uitkering bij wijze van pensioen uitbetaald.

Artikel 8.

Dit eilandsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die zijner afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 1969.