EILANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 4 september 1991, nr.1 ter uitvoering van artikel 5 van de Eilandsverordening van 27 juni 1990, betreffende regelingen inzake de orde, veiligheid en beveiliging op de luchthaven (A.B. 1990, no.15)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 4 september 1991, nr.1 ter uitvoering van artikel 5 van de Eilandsverordening van 27 juni 1990, betreffende regelingen inzake de orde, veiligheid en beveiliging op de luchthaven (A.B. 1990, no.15)

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    beveiligde zones: de delen van de luchthaven waar het publiek niet toegelaten wordt;

  • b.

    vertrekkende passagiers: degenen die over een instapkaart beschikken;

  • c.

    transitopassagiers: degenen die komend uit een vliegtuig moeten wachten op de aansluitende vlucht en beschikken over een instapbewijs;

  • d.

    bemanningsleden: vliegpersoneel van op de luchthaven opererende luchtvaartmaatschappijen, voorzover zij in de uitoefening van hun werkzaamheden zijn;

  • e.

    identificatiebewijs: het bewijs als bedoeld in artikel 6;

  • f.

    bevoegde personen/personeel: degenen die beschikken over een bewijs waaruit blijkt dat zij bevoegd zijn de betreffende beveiligde zone te betreden;

  • g.

    beveiligingsdienst: de organisatie belast met de feitelijke en dagelijkse beveiliging van de luchthaven;

  • h.

    inspectieplaats: plaats waar met behulp van röntgenapparaten of van andere middelen de passerende personen worden gecontroleerd op meegevoerde goederen.

Artikel 2

  • 1. De luchthaven wordt naar de mate van benodigde beveiliging ingedeeld in zones, waarvan de toegang is voorbehouden aan per zone aan te wijzen bevoegde personen. De zones worden voor intern gebruik aangegeven met kleurcoderingen.

  • 2. Het is verboden zich zonder identificatiebewijs of ander bewijs waaruit de bevoegdheid blijkt, in deze zones te bevinden.

  • 3. Het is de houder van een identificatiebewijs verboden zich te bevinden in een beveiligde zone waarvoor het bewijs niet geldig is.

Artikel 3

De luchthavenbeveiliging wordt onder toezicht van de luchthavenmeester uitgevoerd door de Servisio Sentral di Vigilansia. De functionarissen van deze dienst, alsmede de luchthavenmeester en de door hem schriftelijk aan te wijzen werknemers van de luchthavendienst zijn bevoegd alle ruimtes van de luchthaven te betreden en aldaar inspecties en controles uit te oefenen in het belang van de beveiliging van de luchthaven.

Artikel 4

  • 1. Een bedrijf dat op de luchthaven werkzaamheden verricht, waarbij het nodig is dat het personeel in een beveiligde zone vertoeft, mag zijn werkzaamheden eerst uitoefenen nadat het een beveiligingsovereenkomst heeft gesloten met de luchthavenmeester.

  • 2. In deze overeenkomst dient de bedrijfsleiding zich aansprakelijk te stellen voor het naleven van dit reglement door het personeel en de tijdelijk ten behoeve van het bedrijf op de luchthaven vertoevende personen.

  • 3. In deze overeenkomst wordt een bepaling opgenomen, waarin de bedrijfsleiding zich verplicht een boete te betalen aan de luchthavendienst in het geval een van de in het tweede lid genoemde personen dit reglement overtreedt.

Artikel 5

  • 1. Op lokaties waar met reisdokumenten (instap-kaarten, transitokaarten en bagagelabels) wordt gewerkt, dient ter voorkoming van misbruik daarvan, met de uiterste zorgvuldigheid en nauwkeurigheid te worden gehandeld, opdat onbevoegden deze niet in hun macht kunnen krijgen.

  • 2. Laden en kasten waarin de in het vorige lid bedoelde bescheiden worden opgeborgen, dienen wanneer niet in gebruik, deugdelijk afgesloten te zijn.

Hoofdstuk II IDENTIFICATIE

Artikel 6

  • 1. Iedere houder van een identificatiebewijs die zich in een beveiligde zone bevindt dient te allen tijde, op duidelijk zichtbare wijze, een voor die zone geldige door of vanwege de luchthavenmeester aan hem afgegeven identificatiebewijs te dragen op de wijze als door de luchthavenmeester voorgeschreven.

  • 2. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing op personen die begeleid worden door tenminste een geüniformeerde functionaris van de beveiligingsdienst.

Artikel 7

  • 1. Personen in dienst bij bedrijven of diensten werkzaam op de luchthaven worden door of vanwege de luchthavenmeester in het bezit gesteld van een al dan niet tijdelijk identificatiebewijs.

  • 2. Personen niet werkzaam bij enig bedrijf op de luchthaven, doch die werkzaamheden van tijdelijke aard moeten verrichten en daartoe toegang dienen te verkrijgen tot een beveiligde zone, worden door of vanwege de luchthavenmeester in het bezit gesteld van een tijdelijk identificatiebewijs.

  • 3. Personen die werkzaamheden van korte duur dienen te verrichten of personen die om andere redenen voor korte duur toegang dienen te hebben tot een beveiligde zone worden namens de luchthavenmeester door de wachtcommandant van de beveiligingsdienst in het bezit gesteld van een identificatiebewijs geldig voor een dag.

  • 4. De tot afgifte bevoegde wachtcommandant dient alvorens tot afgifte van in het derde lid bedoelde identificatiebewijs voor korte duur over te gaan, zich te overtuigen van de werkzaamheden of de juistheid van de aangevoerde reden, alsmede de identiteit van de verzoeker. Meent hij dat er reden is het verzoek te weigeren, dan draagt hij de beslissing over aan de luchthavenmeester.

Artikel 8

  • 1. Het verzoek ter verkrijging van een identificatiebewijs wordt schriftelijk met vermelding van de aard der werkzaamheden, alsmede de gedeelten van gebouwen en terreinen waar de werkzaamheden worden verricht en de geschatte tijdsduur daarvan door de werkgever c.q. opdrachtgever gericht aan de luchthavenmeester.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, wordt de aanvraag ter verkrijging van een identificatiebewijs voor korte duur ingediend door de bezoeker.

  • 3. De luchthavenmeester is bevoegd zonder opgave van redenen de afgifte van een identificatiebewijs te weigeren.

  • 4. Een identificatiebewijs kan worden ingetrokken, indien een houder in één kalenderjaar meer dan tweemaal door de luchthavenmeester schriftelijk gewaarschuwd is wegens niet naleving van dit reglement.

Artikel 9

  • 1. Verlies, ontvreemding, beschadiging van het identificatiebewijs zal ten spoedigste kenbaar worden gemaakt aan de dienstdoende wachtcommandant van de beveiligingsdienst die hiervan onmiddellijk rapport zal opmaken. Deze kennisgeving dient vergezeld te gaan van een verzoek als bedoeld in artikel 8.

  • 2. Van alle verloren, ontvreemde of kwijtgeraakte identificatiebewijzen zal ten behoeve van personeel van de beveiligingsdienst een bekendmaking worden uitgevaardigd, vermeldende alle bijzonderheden, aangaande het betreffende identificatiebewijs.

Artikel 10

De werkgever c.q. opdrachtgever zal bij ontslag van werknemers, in het bezit van een identificatiebewijs zorgdragen, dat het identificatiebewijs terstond wordt ingeleverd wordt bij de beveiligingsdienst.

Artikel 11

Wanneer de veiligheid van personen of goederen op de luchthaven zulks vordert, kan door of vanwege de luchthavenmeester, een gedeelte of gedeelten van de luchthaven tijdelijk ontoegankelijk verklaard worden voor een ieder, behalve door hem aan te wijzen personen.

Hoofdstuk III INSPECTIE VAN PERSONEN EN GOEDEREN

Artikel 12 Algemeen

  • 1. De beveiligingsdienst, is belast met het inspekteren van vertrekkende passagiers en hun handgedragen eigendommen, alsmede van andere personen, die via de inspectieplaatsen naar de vertrekhal gaan.

  • 2. De luchtvaart- of afhandelingsmaatschappijen zijn ervoor verantwoordelijk dat door hen te vervoeren bagage wordt geinspekteerd. Zij zijn er eveneens verantwoordelijk voor, dat alleen bevoegde personen vanuit de vertrekhal het verkeersplatform betreden.

Artikel 13

  • 1. Alle personen die om welke reden dan ook, langs de inspektieplaats moeten, dienen daadwerkelijk geinspekteerd te worden. Voor bemanningsleden en personen met diplomatieke immuniteit wordt geen uitzondering gemaakt

  • 2. Fouillering zal, in geval van vrouwelijke personen door vrouwen geschieden.

Artikel 14 Handbagage

  • 1. Alle handbagage of kleine artikelen in de hand gedragen, toebehorende aan personen, die een inspectieplaats wensen te passeren, dienen geïnspecteerd te worden.

  • 2. De inspectie kan geschieden door gebruikmaking van een röntgenstralentoestel of persoonlijk door de met de inspectie belaste functionaris. De inspectie van handbagage en andere artikelen, die in de hand worden gedragen dient grondig te geschieden.

  • 3. Bij weigering van inspectie zal geen toestemming worden gegeven, dat die handbagage of ander artikel verder getransporteerd wordt.

Artikel 15 Privé inspectie

Een privé inspectie kan plaatsvinden op verzoek van de passagier, mits die passagier na de inspectie door een met de inspectie belaste functionaris naar de normale inspectieplaats wordt begeleid, of in de gevallen dat de met de inspectie belaste functionaris om dringende reden een privé inspectie noodzakelijk acht.

Artikel 16

Elke persoon, die weigert de vereiste procedure te ondergaan of die bij inspectie in het bezit wordt aangetroffen van een wapen of enig ander gevaarlijk object of die bedreigingen uit of anderszins het vermoeden wekt een gevaar voor het luchtvoertuig te zijn, zal de doorgang via de inspectieplaats worden geweigerd, tenzij later die persoon veilig wordt bevonden.

Artikel 17 Afhandelen van bagage

Het aannemen van bagage van vertrekkende passagiers zal uitsluitend door daartoe bevoegd personeel van de luchtvaart- of afhandelingsmaatschappij geschieden.

Artikel 18

Het is de luchtvaart- of afhandelingsmaatschappijen, alsmede hun personeel verboden van personen zonder een reisbiljet, bagage voor vervoer aan te nemen.

Artikel 19

  • 1. De luchtvaart- en afhandelingsmaatschappijen en hun personeel dienen er op toe te zien dat onbevoegden geen toegang verkrijgen tot bagagesorteerruimten, welke door hen in gebruik zijn.

  • 2. Vanaf het moment van aannemen van bagage tot het moment van inladen in het luchtvaartuig dienen de luchtvaart- en afhandelingsmaatschappijen er zorg voor te dragen dat onbevoegden niet bij te vervoeren bagage kunnen komen.

  • 3. De luchtvaart- en afhandelingsmaatschappijen en hun personeel zijn verplicht ervoor te zorgen dat bagagelabels voortdurend onder controle zijn van daartoe bevoegd personeel van de betreffende maatschappij. Voorraden bagagelabels dienen zodanig te zijn opgeborgen dat slechts bevoegd personeel daarbij kan komen.

  • 4. Aanwezige bagagelabels bij de aanmeldingsbalies, wanneer niet in gebruik, moeten buiten zicht en bereik van passagiers en publiek zijn opgeborgen.

    Het is verboden bagagelabels onbeheerd achter te laten.

  • 5. Gebruik en afgifte c.q. uitreiking van bagagelabels dient uitsluitend door daartoe bevoegd personeel te geschieden en slechts in de hoeveelheden welke voor de aangeboden bagage benodigd zijn.

Artikel 20 Vrachtafhandeling

Luchtvaart- en afhandelingsmaatschappijen werkzaam op de luchthaven dienen minstens de navolgende maatregelen te treffen bij het afhandelen van vracht:

  • a.

    personen, die vracht ter verscheping aanbrengen, dienen zich ten overstaan van de ontvangers persoonlijk te legitimeren. De naam van de verscheper zal, indien de aanbieder in opdracht van anderen handelt, opgegeven dienen te worden;

  • b.

    bij het aanbieden van pakketten ter verscheping zullen de navolgende gegevens worden genoteerd en voor tenminste 24 uur bewaard worden:

    • a.

      de naam en adres van de verscheper;

    • b.

      de naam en adres van de geadresseerde;

    • c.

      handtekening van de verscheper of aanbieder;

    • d.

      omschrijving van de inhoud van het pakket;

  • c.

    indien wordt getwijfeld of de aangeboden vracht veilig kan worden bewaard en getransporteerd, wordt deze geweigerd, geïnspecteerd of voor tenminste 24 uur aangehouden. Van vorenbedoelde weigering, inspectie of aanhouding dient het personeel van de beveiligingsdienst onmiddellijk in kennis te worden gesteld.

Artikel 21

Elke onregelmatigheid bij het afhandelen van vracht dient ter kennis te worden gebracht van de Luchthavenautoriteiten.

Artikel 22 Vertrouwelijk materiaal

  • 1. Overheidsdokumenten, die een vertrouwelijk karakter dragen zullen geïnspecteerd worden, met dien verstande dat de container of andere houders die dokumenten of stukken van vertrouwelijke aard bevatten of vervoeren, slechts geïnspecteerd zullen worden ter overtuiging van de afwezigheid van wapens of andere voor de luchtvaart gevaarlijke voorwerpen. Het doorlezen of lezen van die stukken zal in ieder geval niet geschieden.

  • 2. In de gevallen, dat het vertrouwelijke karakter van dat materiaal niet toelaat, dat de container of houder, die dergelijke materiaal bevat of waarin dat materiaal vervoerd wordt geïnspecteerd wordt, dient de koerier of persoon, die dat materiaal meevoert bij aankomst op de luchthaven, voorzien te zijn van een verklaring, bevattende tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      volledige naam van de koerier of meevoerder;

    • b.

      de opdrachtgever;

    • c.

      omschrijving van het mee te voeren materiaal;

    • d.

      naam, titel en handtekening van de functionaris die de verklaring heeft uitgevaardigd.

    De koerier en alle andere door hem meegevoerde artikelen zullen op de gebruikelijke wijze geïnspecteerd worden.

  • 3. Diplomatieke post of andere stukken zijn van inspectie gevrijwaard, mits deze vergezeld zijn door een koerier of persoon die deze stukken vervoert en één op zijn naam gesteld, geldig diplomatiek paspoort bij zich heeft. Alle andere handbagage of andere in de hand gedragen artikelen zullen op de gebruikelijke wijze geïnspecteerd worden, alvorens daarmee aan boord kan worden gegaan.

Artikel 23 Voor beschadiging vatbare artikelen

Artikelen of voorwerpen mogen, indien het openen daarvan schade kan veroorzaken, zonder te openen, mee aan boord genomen worden, mits tevoren een regeling is getroffen zoals omschreven in artikel 22.

De vervoerder dient voorzien te zijn van dokumenten of stukken waardoor de met inspectie belaste personeel van de beveiligingsdienst zich kan overtuigen dat de vervoerde stukken, of artikelen veilig zijn.

Artikel 24 Gewapende opsporingsambtenaren

Opsporingsambtenaren in de uitoefening van hun functie, met of zonder uniform en geen passagier zijnde, die een vuurwapen bij zich dragen voor dienstaangelegenheden, die via de inspektieplaats wensen te gaan, zullen na vertoon van een geldige legitimatie en na verificatie van zijn identiteit door personeel van de beveiligingsdienst, toestemming worden verleend de inspectieplaats te passeren, zonder het ondergaan van de vereiste inspectie.

Artikel 25 Personen onder geleide

Dignitarissen, die met gewapende geleide reizen, zijn gevrijwaard van de inspectie bij hun vertrek mits:

  • a.

    degene, die de geleide verzorgt, de verzekering geeft dat degene, wiens geleide hij verzorgt reeds door hem is geïnspecteerd;

  • b.

    de onder geleide staande voor of na de overige met dezelfde vlucht vertrekkende passagiers, aan boord gaat.

Hoofdstuk IV BEVEILIGDE ZONES

Artikel 26 Vertrekhal/transitohal

Telkens wanneer een deel van de beveiligde zone in gebruik wordt genomen, zal dat geïnspekteerd worden op niet bevoegde personen, gevaarlijke objecten en wapens.

Artikel 27

  • 1. Het is verboden aan anderen dan de vertrekkende en transito passagiers, bemanningsleden op vertoon van een geldig identificatiebewijs van hun luchtvaartmaatschappij en personen met een geldig identificatiebewijs toegang te verlenen tot de vertrekhal.

  • 2. Vertrekkende passagiers, worden uitsluitend via de doorgangen in de centrale hal toegang verleend tot de vertrekhal.

  • 3. De luchtvaart- of afhandelingsmaatschappijen dragen er zorg voor dat de door hun vervoerde transito/transferpassagiers bij aankomst gebruik maken van de daartoe duidelijk aangegeven doorgang, welke toegang verleent van het verkeersplatform naar de vertrekhal.

Artikel 28

  • 1. De ingangen van de vertrekhal worden gedurende de periode dat die in gebruik zijn door personeel van de beveiligingsdienst gecontroleerd. Dat ziet erop toe dat slechts bevoegde personen toegang verkrijgen. Bij niet in gebruik zijn van de ingangen zullen zij worden gesloten.

  • 2. De verantwoordelijke luchtvaart- of afhandelingsmaatschappij, draagt er zorg voor, dat met uitzondering van bevoegd personeel, transito of vertrekkende passagiers en bemanningsleden, niemand via de door haar in gebruik zijnde uitgang van de vertrekhal, toegang verkrijgt tot het verkeersplatform en zodoende tot het te vertrekken luchtvaartuig.

    Indien zulks toch het geval is, zal dit onverwijld aan personeel van de beveiligingsdienst gerapporteerd worden, welk personeel terzake de nodige maatregelen zal treffen.

  • 3. Alle uitgangen van de vertrekhal naar het verkeersplatform worden wanneer deze uitgangen niet in gebruik zijn deugdelijk afgesloten. De sleutels van deze uitgangen dienen onder berusting te zijn van het in de vertrekhal dienstdoende personeel van de beveiligingsdienst.

Artikel 29 Aankomsthal

De uitgangen van de aankomsthal, die toegang verlenen tot het voor het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven, zijn uitsluitend toegankelijk voor personen die daartoe bevoegd zijn en passagiers voor het vervoeren van hun aangekomen bagage.

Artikel 30 Vrachtafdelingen

  • 1. Luchtvaartmaatschappijen of vrachtafhandelingsmaatschappijen, die gebouwen in gebruik hebben ter afhandeling van vracht en welke toegang hebben aan de zijde van een beveiligde zone, dienen er zorg voor te dragen, dat de deuren van deze toegang, wanneer niet in gebruik, deugdelijk worden afgesloten. Die deuren die omwille van ventilatie geopend dienen te zijn, moeten voorzien zijn van een ijzeren hekwerk dat zodanig kan worden afgesloten dat onbevoegden geen toegang kunnen verkrijgen tot een beveiligde zone.

  • 2. Het is verboden gelegenheid te geven, waardoor onbevoegden toegang verkrijgen, via de in het eerste lid bedoelde vrachtgebouwen, tot een beveiligde zone.

Artikel 31 Overige dienstverlenende gebouwen en andere inrichtingen.

De regels gesteld in dit reglement gelden voor alle gebouwen via welke toegang kan worden verkregen tot een beveiligde zone.

Maatschappijen en diensten die in deze gebouwen zijn gehuisvest, dienen er op toe te zien dat hun werknemers de beveiligingsregels welke op deze gebouwen van toepassing zijn, naleven.

Artikel 32

Maatschappijen en diensten die brandstofinstallaties en noodaggregaten in gebruik hebben, dragen er zorg voor dat deze installaties voldoende beveiligd zijn tegen misbruik, overeenkomstig de aanvullende aanwijzingen welke door de luchthavenmeester worden gegeven.

Artikel 33 Privé luchtvaartuigen en vliegverenigingen

  • 1. De in dit reglement gestelde beveiligingsregels zijn van toepassing op alle privé vliegtuigen, alsmede bemanning en passagiers daarvan, tenzij het onomstotelijk vast staat, dat de betreffende regel niet kan gelden.

  • 2. Voorzover nodig kan de luchthavenmeester toestaan, dat niet gebruik gemaakt wordt van de in dit reglement voorgeschreven doorgangen.

Artikel 34

  • 1. De op de luchthaven gevestigde vliegverenigingen dienen op aanwijzing van de luchthavenmeester zodanige beveiligingsmaatregelen te treffen dat onbevoegden geen toegang kunnen verkrijgen tot een beveiligde zone via door hen in gebruik zijnde terreinen of gebouwen.

  • 2. Het gestelde, betreffende de identificatie van personen is van toepassing op werknemers, leden en andere deelnemers van de in het eerste lid genoemde verenigingen.

  • 3. Vliegtuigen, behorende aan de op de luchthaven gevestigde verenigingen zullen uitsluitend worden gestationeerd op het daartoe aangewezen parkeerplatform van de vereniging, wanneer de stationering voor langere duur is.

  • 4. De privé vliegverenigingen dienen er voor te zorgen dat de in dit reglement gestelde beveiligingseisen en regels stipt nageleefd worden. Bij gebreke hiervan kan de vereniging het verder gebruik van de luchthaven worden ontzegd.

Artikel 35 Uitwuifterras

  • 1. Het uitwuifterras is zodanig beveiligd dat de aldaar vertoevende personen geen bedreiging kunnen zijn voor aankomende of vertrekkende passagiers of luchtvaartuigen.

  • 2. De luchthavenmeester is bevoegd het uitwuifterras of delen daarvan tijdelijk ontoegankelijk te verklaren in het belang van de veiligheid op de luchthaven.

Hoofdstuk V STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

  • 1. Indien in een bijzondere situatie overheidsbemoeienis nodig is ter handhaving van de openbare orde, ter beveiliging van de burgerluchtvaart, ter voorkoming van strafbare feiten of bij onderzoeken naar misdrijven, stelt de luchthavenmeester zich dienstbaar op aan de bevoegde gezagdragers, met behoud van eigen verantwoordelijkheid.

  • 2. Een bijzondere situatie doet zich in ieder geval voor in geval van kaping, bommelding en vliegtuigongeval.

Artikel 38

Het personeelslid van een bedrijf of dienst werkzaam op de luchthaven, door wiens toedoen of nalatigheid een onbevoegde een beveiligde zone betreedt of de gelegenheid krijgt bagagelabels te bemachtigen, wordt gestraft met een boete van ten hoogste drieduizend gulden of een hechtenis van twee weken.

Artikel 39

In de gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, kunnen door of vanwege het bestuurscollege nadere maatregelen worden gesteld, met in achtneming van de richtlijnen in dit reglement.

Artikel 40

Maatschappijen en diensten, wier personeel op de luchthaven werkzaam is, zijn verplicht dit reglement, althans de voor hen geldende gedeelten daarvan, ter kennis te brengen van dat personeel.

Artikel 41

  • 1. De Eilandsverordening van 27 juni 1990, betreffende regelingen inzake de orde, veiligheid en beveiliging op de luchthaven (A.B. 1990, no.15) treedt in werking met ingang van de dag na de afkondiging van dit eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 2. Dit eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kan worden aangehaald als "Beveiligingsreglement Flamingo Luchthaven" en treedt in werking op de dag na die van zijn afkondiging.