EILANDSBESLUIT VAN ALGEMENE STREKKING van 28 MEI 2014 no. 10 Ter uitvoering van de artikelen 2, derde lid, 5, derde lid, 6, 7, 8, 9 en 25 Crematiewet BES (Crematiebesluit Bonaire)

Geldend van 05-06-2014 t/m heden

Intitulé

EILANDSBESLUIT VAN ALGEMENE STREKKING van 28 MEI 2014 no. 10 Ter uitvoering van de artikelen 2, derde lid, 5, derde lid, 6, 7, 8, 9 en 25 Crematiewet BES (Crematiebesluit Bonaire).

HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE:

Overwegende:

dat het wenselijk is, om ter uitvoering van de Crematiewet BES, bij eilandsbesluit van algemene strekking het cremeren van lijken te reguleren;

dat het conform artikel 6 Crematiewet BES noodzakelijk is dat er een eilandsbesluit vanalgemene strekking wordt vastgesteld inzake de vergunningverlening;

Gelet op:

De artikelen 2, derde lid, 5, derde lid, 6, 7, 8, 9 en 25 Crematiewet BES;

HEEFT BESLOTEN:

vast te stellen het navolgende eilandsbesluit van algemene strekking:

Paragraaf I. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Crematiewet: Crematiewet BES;

    • b.

      Vergunning: vergunning, bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Crematiewet;

    • c.

      Register: het register, bedoeld in artikel 2 van Crematiewet;

  • 2. Onder overledene wordt tevens verstaan een doodgeboren kind.

Artikel 2 Model van het register

Het register van de in het crematorium verbrande lijken wordt ingericht volgens het model dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

Artikel 3 Bekendmaking en terinzagelegging vergunning

  • 1. Het verzoekschrift ter verkrijging van een vergunning en de conceptvergunning wordt door het bestuurscollege, binnen zes weken na ontvangst van het verzoekschrift, bekend gemaakt door:

    • a.

      bekendmaking in één of meer lokale dagbladen in het Nederlands en Papiaments;

    • b.

      terinzagelegging gedurende zes weken van het verzoekschrift en de conceptvergunning;

  • 2. In de bekendmaking wordt ten minste vermeld:

    • a.

      de zakelijke inhoud van het verzoekschrift en de conceptvergunning;

    • b.

      het tijdstip waarop en de plaats waar een afschrift van het verzoekschrift met bijlagen en de conceptvergunning ter inzage zijn gelegd;

    • c.

      de termijn waarbinnen door een ieder schriftelijk, met redenen omklede, bezwaren bij het bestuurscollege kunnen worden ingebracht tegen het verlenen van de verzochte vergunning;

  • 3. De kosten van de bekendmaking zijn voor rekening van de verzoeker.

Artikel 4 Bezwaren

  • 1. Gedurende de termijn, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, kan een ieder schriftelijk met redenen omklede bezwaren tegen het verlenen van de verzochte vergunning inbrengen bij het bestuurscollege.

  • 2. Een ieder kan kennis nemen van de tegen het verzoek kenbaar gemaakte bezwaren.

Artikel 5 Vergunning

  • 1.

    Het bestuurscollege beslist binnen 12 weken na ontvangst van het verzoekschrift.

  • 2.

    Het bestuurscollege betrekt de ingediende bezwaren in haar besluitvorming.

  • 3.

    Het bestuurscollege informeert hen die bezwaren hebben ingediend schriftelijk over hetbesluit.

Artikel 6 Weigeringgronden

De vergunning kan worden geweigerd indien:

  • a.

    het crematorium niet voldoet aan de eisen daaraan gesteld in dit besluit;

  • b.

    de voorgenomen bedrijfsvoering niet voldoet aan de regels gegeven bij of krachtens de Crematiewet;

  • c.

    het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust zulks dit vergt;

  • d.

    door het crematorium te veroorzaken effecten van gevaar, schade of hinder zijn te voorzien, waarbij aanvulling van de aan een vergunning verbonden voorschriften geen oplossing biedt.

Artikel 7 Intrekking van de vergunning

  • 1. Het bestuurscollege kan een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de houder van de vergunning zich bij herhaling aan overtreding van de bij of krachtens de Crematiewet gestelde bepalingen.

    • c.

      het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust zulks, dit vergt;

    • d.

      door het crematorium in onvoorziene mate gevaar, schade of hinder wordt veroorzaakt en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbonden voorschriften geen oplossing biedt;

    • e.

      verandering van wetgeving, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten, die zwaarder wegen dan de belangen van de belanghebbende bij een ongewijzigde beschikking dit vergt;

    • f.

      de houder van de vergunning dit schriftelijk verzoekt.

  • 2. Indien het bestuurscollege voornemens is tot intrekking van de vergunning over te gaan, wordt de vergunninghouder schriftelijk in kennis gesteld van dit voornemen, onder vermelding van de redenen van de voorgenomen intrekking.

  • 3. De beschikking tot intrekking bevat de gronden waarop zij berust. De beschikking vermeldt het tijdstip waarop de intrekking van kracht wordt.

Paragraaf II. Eisen ruimte en installaties

Artikel 8 Opbaargelegenheid

  • 1. De ruimten binnen het crematorium moeten elk voldoende ventilatie hebben en voorzien zijn van een doelmatige elektrische verlichtingsinstallatie.

  • 2. De temperatuur in de opbaarruimte bedraagt maximaal 25 graden.

Artikel 9 Locatie van het crematorium

  • 1. Indien het crematorium zich in de bebouwde kom bevindt dan is het crematorium omgeven met een muur van ten minste 2 meter hoogte en groenblijvende beplanting opdat omwonenden zo min mogelijk zicht hebben op het crematorium.

  • 2. De ligging van het crematorium veroorzaakt geen hinder voor het verkeer.

  • 3. Het crematorium is goed bereikbaar voor een rouwstoet.

  • 4. Het crematorium beschikt over voldoende parkeerfaciliteiten.

Artikel 10 Voorkomen van gevaar, schade of hinder voor de omgeving

  • 1. De crematieoven moet zo zijn opgesteld dat deze goed bereikbaar is voor bediening, inspectie en onderhoud.

  • 2. De vloer van de ovenruimte moet zijn vervaardigd van beton of ander onbrandbaar materiaal.

  • 3. De scheidingswanden en de afdekking van de ovenruimte moeten een brandwerendheid bezitten van ten minste zestig minuten.

  • 4. Deuren in de wanden van de ovenruimte moeten zelfsluitend zijn en vervaardigd zijn van ten minste vier centimeter dik hout en met een aanslag van ten minste 2,5 centimeter, dan wel bestaan uit een andere constructie met een brandwerendheid van ten minste 30 minuten.

  • 5. Verbindingen van de ovenruimte met andere ruimte binnen het gebouw moeten afsluitbaar zijn.

  • 6. Luchttoevoer- en afvoeropeningen van de ovenruimte moeten zodanig zijn aangebracht, dat geen over- of doorslag van brand is te duchten.

  • 7.

    • a.

      Invoering van leidingen in de ovenruimte moeten plaatsvinden boven het maaiveld, dan wel onder het maaiveld via een geventileerde al of niet betreedbare nevenruimte (invoerruimte en/of kruipruimte).

    • b.

      De doorvoeringen in de wand tussen bedoelde ruimten en de ovenruimte moeten gasdicht zijn uitgevoerd.

    • c.

      Doorvoeringen van afvoerleiding van de zich in de ovenruimte bevindende wasbakken en schrobputjes mogen, mits gasdicht uitgevoerd, in grondkerende wanden en in de op of onder het maaiveld zich bevindende vloer zijn aangebracht.

    • d.

      Afvoeren van zich binnen een ovenruimte bevindende schrobputjes, wasbakken en dergelijke moeten zodanig zijn uitgevoerd, dat geen directe verbinding tussen ovenruimte en riolering tot stand kan komen.

  • 8. De ovenruimte moet zijn voorzien van een doelmatige elektrische verlichtingsinstallatie met vaste armaturen.

  • 9. Het bedieningspaneel van de oven moet op een zodanige plaats zijn aangebracht, dat de met de bediening van de oven(s) belaste persoon, gelijktijdig dit paneel en de verbranding in de oven kan controleren.

  • 10. Dichtbij de branderinstallatie alsmede op een -onder alle omstandigheden- bereikbare plaats, gelegen buiten de ovenruimte, moet een elektrische schakelaar zijn aangebracht, waarmee de branders buiten bedrijf kunnen worden gesteld. Bij de schakelaar buiten de ovenruimte moet het doel van de schakelaar duidelijk leesbaar zijn aangegeven.

  • 11. Op een, onder alle omstandigheden bereikbare plaats buiten de ovenruimte, moet in de gastoevoerleiding naar de ovenruimte een afsluiter aanwezig zijn. Bij deze afsluiter moet een duidelijk opschrift met de volgende tekst, in het Nederlands en Engels zijn aangebracht: “Afsluiter, gasbranders. In geval van brand afsluiten.”

  • 12. In de ovenruimte mogen geen voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die het brand- en explosiegevaar verhogen.

  • 13. Alle gegevens van onderhoud,revisies en geregistreerde data van de installaties dienen in een register te worden vermeld en te allen tijde ter inzage te liggen ten behoeve van de controlerende ambtenaren.

  • 14. Verbranding mag geschieden zonder kist, mits het lijk zich bevindt in een ander omhulsel. Dit omhulsel moet op het doel van de verbranding zijn afgestemd.

  • 15. Het is verboden in een crematieoven in gebruik voor het verbranden van menselijke lichamen of menselijke resten kisten of andere omhulsels te verbranden waarin metaal of kunststof is verwerkt anders dan schroeven, scharnieren, klemmen of spijkers.

Artikel 11 eisen aan de installatie

  • 1. Een crematieoven is voorzien van een low-NOX brander en een naverbrandingsruimte.

  • 2. Een naverbrandingsruimte voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      de temperatuur van de rookgassen in de naverbrandingsruimte wordt door middel van een automatisch geregelde brander boven de 800 graden Celsius gehouden;

    • b.

      het zuurstofgehalte in de naverbrandingsruimte bedraagt ten minste 6 %, waarbij kortdurende onderschrijdingen zijn toegestaan, met dien verstande dat deze onderschrijdingen nooit langer dan één minuut duren en dat het zuurstofgehalte altijd boven de 3% blijft;

    • c.

      de menging van rookgassen is zodanig dat deze gassen zo volledig mogelijk verbranden, en

    • d.

      de temperatuur en het zuurstofgehalte in de naverbrandingsruimte worden continu gemeten en geregistreerd.

  • 3. Voorafgaand aan ingebruikname en daarna jaarlijks wordt de goede werking van de installatie gecontroleerd door een deskundige waarbij ten minste de werking van de automatische regelingen, de continue meetapparatuur en de kwaliteit van de keramische bekleding aan de binnenkant van de oven worden gecontroleerd.

Paragraaf III. Overige bepalingen

Artikel 12 Identificatie van het lijk

  • 1. Voordat de kist of het andere omhulsel van het lijk wordt gesloten, wordt het lijk voorzien van een vuurvast identiteitsteken waarop een registratienummer is aangebracht. Dit registratienummer wordt tevens vermeld op de kist of het omhulsel.

  • 2. Tot verbranding wordt niet overgegaan dan nadat de houder van het crematorium de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of het omhulsel vermelde registratienummer met een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijden- en geboortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat.

  • 3. Indien de identiteit niet genoegzaam blijkt, vindt zo mogelijk de identificatie van het lijk plaats door twee personen die de overledene bij het leven hebben gekend, in tegenwoordigheid van de houder van het crematorium. Bij het ontbreken van een identiteitsteken wordt het lijk alsnog door de houder voorzien van een vuurvast teken waarop het kenmerk van het crematorium alsmede een registratienummer is aangebracht.

Artikel 13 Verbranding

De verbranding geschiedt op zodanige wijze, dat vermenging of verwisseling van de as met die van andere lijken niet mogelijk is en het identiteitsteken, bedoeld in artikel 12, in de as blijft.

Artikel 14 Verstrooiing van as

Verstrooiing van as geschiedt:

  • a.

    op een permanent daartoe bestemd terrein;

  • b.

    op open zee, op ten minste 100 meter afstand van de kustlijn, of

  • c.

    op een niet voor privé of publieke doeleinden in gebruik zijnd terrein.

Artikel 15 Citeertitel

Dit eilandsbesluit kan worden aangehaald als “Crematiebesluit Bonaire”.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit eilandsbesluit van algemene strekking treedt in werking de achtste dag na afkondiging.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op de datum van dit eilandsbesluit en getekend op 28 MEI 2014
Het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire.
de gezaghebber, de secretaris,

Bijlage

Bijlage als bedoeld in artikel 2 Crematiebesluit Bonaire