EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 24e maart 1981, no. 3 tot vaststelling van het reglement voor het examen voor de rang van hoofdbrandwacht

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 24e maart 198l, no. 3 tot vaststelling van het reglement voor het examen voor de rang van hoofdbrandwacht

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van dit reglement worden verstaan onder:

    • a.

      "examen": het examen ter beoordeling van de kennis en de bekwaamheid voor de rang van hoofdbrandwacht;

    • b.

      "commissie" de door het Bestuurscollege ingestelde commissie die is belast met het beoordelen van de bekwaamheid van brandweerpersoneel.

  • 2, Waar in dit reglement wordt gesproken van de "voorzitter van de commissie", wordt daaronder tevens verstaan diens plaatsvervanger.

Artikel 2

  • 1. Het examen bestaat uit een gedeelte theorie en een gedeelte praktijk.

  • 2. Het gedeelte theorie bestaat uit een schriftelijk en een mondeling deel. Het schriftelijk deel gaat vooraf aan het mondeling deel. Het onderwerp inwendige dienst genoemd in artikel 3, eerste lid, en het onderwerp "Nederlandse taal" genoemd in artikel 3 lid 7 worden uitsluitend schriftelijk geëxamineerd.

  • 3. Het schriftelijk deel duurt tenminste één dag. Het mondeling deel duurt tenminste vijftien en ten hoogste dertig minuten per onderwerp, genoemd in artikel 3.

Artikel 3

  • 1. Voor de toepassing van dit reglement worden de in het theoretische leerprogramma van bijlage genoemde onderwerpen en onderdelen van onderwerpen als volgt ingedeeld:

    onderwerp 1: inwendige dienst

    onderwerp 2: de inrichting en de werking van de kleine blusmiddelen (onderdeel I van het onderwerp materieel van het theoretische leerprogramma);

    onderwerp 3: pompen (onderdeel II van het onderwerp materieel van het theoretische leerprogramma);

    onderwerp 4; slangen,handladders en schuimvormende armaturen.

    onderwerp 5: onderhoud brandweermotormaterieel en autoladders (onderwerp materieel van het theoretische leerprogramma)

    onderwerp 6:repressieve brandbestrijding

    onderwerp 7: Nederlandse taal

  • 2. Voor de toepassing van dit reglement worden de in het praktische leerprogramma van bijlage genoemde onderwerpen samengevat in de volgende onderwerpen:

    onderwerp 1: het geven van voetexercitie

    onderwerp 2: autoladder opstellen en/of hoogwerker; voor zover aanwezig.

    onderwerp 3: het leiden van een kleine blusgroep. (theoretische leerprogramma lid 3 onder Repressieve Brandbestrijding)

  • 3. Bij het gedeelte theorie van het examen wordt beoordeeld of de kandidaat goede kennis heeft van de in het eerste lid genoemde onderwerpen.

  • 4. Bij het gedeelte praktijk van het examen wordt beoordeeld of de kandidaat voldoende bekwaamheid heeft in het leiden van de voetexercitie en de werkzaamheden bij het inzetten van het in het tweede lid bij onderwerp 3 genoemde materieel.

TOELATINGSEISEN VOOR HET EXAMEN

Artikel 4

Tot het examen wordt toegelaten hij die in het bezit is van diploma voor de rang van brandwacht 1e klasse.

Hij die wenst deel te nemen aan het examen dient zich 2 weken vóór het examen aan te melden bij de voorzitter van de door het Bestuurscollege ingestelde examencommissie.

HET SCHRIFTELIJK DEEL

Artikel 5

  • 1. De voorzitter stelt de opgaven en de werkstukken voor het schriftelijk deel van het examen vast.

  • 2. De voorzitter zendt tijdig vóór de aanvang van het in het eerste lid bedoelde schriftelijk deel aan de commissie een voldoende aantal exemplaren van de door hem ingevolge het eerste lid vastgestelde opgaven en werkstukken, welke per onderwerp afzonderlijk in een verzegelde enveloppe zijn gesloten.

  • 3. De voorzitter van de commissie opent,met inachtneming van de tijdstippen,aangegeven in het programma bedoeld in artikel 2, derde lid,de in het vorig lid bedoelde enveloppen in bijzijn van de kandidaten; de opgaven en werkstukken worden vervolgens, ter uitwerking aan de kandidaten uitgereikt.

  • 4. De kandidaten maken de uitwerking op door de commissie verstrekt, gewaarmerkt, papier. Ieder kandidaat vermeldt zijn examennummer in de linkerbovenhoek van elk door hem in te leveren vel papier; hij mag zijn naam niet op het papier, ook niet een uitwerking van een opgave of werkstuk vermelden.

Artikel 6

  • 1. De kandidaten maken de in artikel 5, vierde lid, bedoelde uitwerking onder toezicht van tenminste twee daartoe door de voorzitter van de commissie aangewezen personen, van wie tenminste één lid van de commissie is.

    De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor de geregelde gang van zaken.

  • 2. De kandidaten mogen geen tabellen, boeken of gegevens raadplegen dan die welke de commissie heeft verstrekt. Omtrent de opgaven of werkstukken worden tijdens het examen geen inlichtingen verstrekt.

Artikel 7

  • 1. Tenminste twee leden van de commissie beoordelen het door de kandidaten gemaakte schriftelijk werk.

  • 2. Voor elke uitwerking van een opgave of werkstuk, behorende tot het in het eerste lid bedoelde schriftelijk werk, kennen de beoordelende leden van de commissie ieder een cijfer toe van 1 tot en met 10. Vervolgens doen zij zulks voor elk van de in artikel 3 eerste lid, genoemde onderwerpen voor zover de opgaven of werkstukken daarop betrekking hebben.

  • 3. Ieder van de in het vorig lid bedoelde leden van de commissie vermeldt de door hem toegekende cijfers alsmede eventuele opmerkingen op een door hem ondertekende lijst en zendt deze met het door hem beoordeelde werk aan de voorzitter van de commissie. Op het werk mag geen beoordelingscijfer of aantekeningen worden geplaatst.

Artikel 8

De waardering van de cijfers 1 tot en met 10 is de volgende:

1.

zeer slecht

6.

voldoende

2.

slecht

7.

ruim voldoende

3.

gering

8.

goed

4.

onvoldoende

9.

zeer goed

5.

bijna voldoende

10.

uitmuntend

Artikel 9

  • 1. De voorzitter van de commissie stelt voor elk onderwerp,genoemd in artikel 3, eerste lid, voor zover de opgaven of werkstukken daarop betrekking hebben, het definitieve cijfer in decimalen vast dat de kandidaat heeft behaald,door het gemiddelde te nemen van de daarvoor ingevolge artikel 7, tweede lid toegekende cijfers.

  • 2. Indien bij de artikel 7 bedoelde beoordeling aan een kandidaat voor een onderwerp cijfers zijn toegekend die onderling twee of meer punten afwijken vindt een nadere beoordeling plaats door tenminste twee leden van de commissie.

    Daarna stelt de voorzitter met inachtneming van het bepaalde in het vorige lid de definitieve cijfers vast.

Artikel 10

  • 1. De kandidaat, die bij het schriftelijk deel van het examen gemiddeld een hoger cijfer dan vijf heeft behaald wordt tot het mondeling deel van het examen toegelaten.

  • 2. De voorzitter van de commissie deelt de kandidaat na de in artikel 9 bedoelde definitieve vaststelling, het in het eerste lid bedoelde resultaten mede.

    De kandidaat die tot een mondeling deel wordt toegelaten ontvangt voorts mededeling van de onderwerpen waarvoor hem tenminste het cijfer 7 is toegekend.

HET MONDELING DEEL

Artikel 11

De Voorzitter roept de in artikel 10, eerste lid, bedoelde kandidaat, na de in artikel 9 bedoelde definitieve vaststelling, op voor het mondeling deel en het gedeelte praktijk van het examen.

Hij vermeldt plaats de datum en het tijdstip waarop het mondeling deel en het gedeelte praktijk worden gehouden.

Artikel 12

  • 1. De kandidaat wordt bij het mondeling deel van het examen door tenminste twee leden van de commissie gezamenlijk ondervraagd.

  • 2. De kandidaat wordt, behoudens het bepaalde in de volgende leden, bij het mondeling deel van het examen ondervraagd over elk onderwerp genoemd in artikel 3, eerste lid.

  • 3. Een in het tweede lid, bedoelde kandidaat is tenzij hij het tegendeel wenst en daarvan kennis geeft aan de voorzitter van de commissie, vrijgesteld van het mondeling deel van het examen voor zover hij bij het schriftelijk deel voor een onderwerp bedoeld in het tweede lid, tenminste het cijfer zeven heeft behaald.

  • 4. Een lijst van de aan de kandidaat ingevolge artikel 9 toegekende cijfers ligt, voorzien van het examennummer van de kandidaat en de handtekening van de voorzitter van commissie, gedurende het mondeling deel van het examen bij de voorzitter van de commissie voor de leden ter inzage.

Artikel 13

De leden van de commissie die een kandidaat voor het mondeling deel van het examen gezamenlijk over een onderwerp hebben ondervraagd, stellen gezamenlijk een beoordelingscijfer van de kandidaat vast door toekenning, met inachtneming van het behaalde in artikel 8, van een cijfer 1 tot en met 10.

Bij verschil in beoordeling is dit cijfer het gemiddelde van de cijfers die de betreffende leden van de commissie afzonderlijk zouden toekennen.

Artikel 14

  • 1. De commissie kent de kandidaat, voor elk onderwerp een eindcijfer toe.

  • 2. Het eindcijfer is het gemiddelde van de aan de kandidaat bij het schriftelijk en het mondeling deel voor het betreffende onderwerp, respectievelijk onderdeel, toegekende cijfers.

    Indien het gemiddelde een gebroken getal is, wordt een half of minder verwaarloosd en meer dan een half naar boven op een geheel getal af gerond, met uitzondering van het getal 5 ½ dat op 6 wordt afgerond.

  • 3. Het eindcijfer voor het onderwerp inwendige dienst alsmede voor een onderwerp, respectievelijk het onderdeel waarvan de kandidaat ingevolge artikel 12 derde lid, was vrijgesteld bij het mondeling deel, is gelijk aan het daarvoor bij het schriftelijk deel toegekend cijfer.

HET GEDEELTE PRAKTIJK

Artikel 15

  • 1. De commissie stelt de opdrachten vast die de kandidaat, afhankelijk van de onderwerpen waarin hij bij het praktijk examen moet doen, moet uitvoeren.

  • 2. Tenminste twee leden van de commissie nemen gezamenlijk het gedeelte praktijk van het examen af.

  • 3. Voor de uitvoering van de aan hun oordeel onderworpen opdrachten betreffende de in artikel 3, vierde lid, genoemde onderwerpen, kennen de leden van de commissie de kandidaat onafhankelijk van elkaar een cijfer toe van 1 tot en met 10. Artikel 8 is van toepassing.

  • 4. De commissie stelt het eindcijfer vast dat de kandidaat voor dit gedeelte heeft behaald door het gemiddelde te nemen van de ingevolge het vorig lid toegekende cijfers.

    Indien het gemiddelde een gebroken getal is, wordt een half of minder verwaarloosd en meer dan ten half naar boven op een geheel getal afgerond, met uitzondering van het getal 5 ½ dat op 6 wordt afgerond.

EINDBEOORDELING

Artikel 16

Een kandidaat heeft voldaan aan de eisen welke voor examen worden gesteld, indien het gemiddelde van zijn eindcijfers tenminste 6 is en hem, mits 5 zijn laagste eindcijfer is, slechts voor de onderworpen inwendige dienst en voetexercitie een vijf is toegekend dan wel, mits 4 zijn laagste eindcijfer is, hem slechts voor één van de genoemde onderwerpen een 4 en voor geen onderwerp een 5 is toegekend.

DIPLOMA EN EINDCIJFER

Artikel 17

  • 1. De kandidaat die aan de voor het examen gestelde eisen heeft voldaan, ontvangt het diploma voor de rang van Hoofdbrandwacht. Het diploma wordt door de voorzitter en tenminste twee andere leden van de commissie ondertekend.

  • 2. Iedere kandidaat ontvangt een door de voorzitter en tenminste twee andere leden van de commissie ondertekende lijst, vermeldende de hem ingevolge de artikel 14 en 15 toegekende eindcijfers.

Artikel 18

  • 1.

    De kandidaat die niet heeft voldaan aan de eisen die voor het examen worden gesteld, wordt, mits hij bij de eerstvolgende deelname aan het examen het verzoek daartoe doet, bij die deelname vrijgesteld van elk onderwerp waarvoor hij tenminste het eindcijfer 7 heeft behaald.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt schriftelijk bij de voorzitter van de commissie ingediend gelijktijdig met de aanmelding voor het examen.

  • 3.

    Een in het eerste lid bedoelde vrijstelling wordt niet verleend wanneer meer dan twee jaren zijn verlopen sinds de kandidaat aan het examen heeft deelgenomen.

UITSLUITING VAN HET EXAMEN

Artikel 19

  • 1. De kandidaat die zonder geldige reden te laat bij het examen verschijnt , zich gedurende het examen aan bedrog of onregelmatigheid schuldig maakt of zich niet gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van een lid van de commissie kan door de voorzitter van de commissie van verdere deelneming aan het examen worden uitgesloten.

  • 2. Indien het bedrog of de onregelmatigheid, bedoeld in het vorig lid, wordt ontdekt nadat het examen gedurende hetwelk het bedrog of de onregelmatigheid is gepleegd, is beëindigd, kan de commissie in verband daarmede besluiten dat de kandidaat niet heeft voldaan aan de eisen welk voor het examen zijn gesteld.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

De voorzitter van de commissie bewaart het door de kandidaten ingeleverde schriftelijk werk gedurende een jaar.