EILANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 15e oktober 1991, nr.2 tot vaststelling van regels betreffende de algemene taakomschrijving en inzake de juiste dienstoefening van het brandweerpersoneel (Algemeen dienstvoorschrift brandweerpersoneel)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 15e oktober 1991, nr.2 tot vaststelling van regels betreffende de algemene taakomschrijving en inzake de juiste dienstoefening van het brandweerpersoneel (Algemeen dienstvoorschrift brandweerpersoneel)

PERSONEEL

[abusievelijk ontbreekt de aanduiding “Artikel 1”]

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    brandweerambtenaar: degene die krachtens de bepalingen van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht of krachtens arbeidscontract in een brandweerrang is aangesteld;

  • 2.

    commandant:de door het bestuurscollege aangewezen ambtenaar van de brandweerdienst, belast met de dagelijkse leiding en het bevel over het personeel;

  • 3.

    bevelvoerder:de onderofficier die de leiding heeft over een blusploeg.

Artikel 2

  • 1. Het personeel van de brandweer is ingedeeld in een van de volgende groepen:

    • -

      officieren,

    • -

      onderofficieren,

    • -

      manschappen.

  • 2. De officieren worden in volgorde van belangrijkheid onderscheiden in:

    • -

      hoofdbrandmeester 1e klasse,

    • -

      hoofdbrandmeester,

    • -

      adjunct hoofdbrandmeester 1e klasse,

    • -

      adjunct hoofdbrandmeester,

    • -

      adspirant officier.

    De officieren worden aangesproken met "mijnheer" en de familienaam.

  • 3. De onderofficieren worden in volgorde van belangrijkheid onderscheiden in:

    • -

      brandmeester 1e klasse,

    • -

      brandmeester,

    • -

      onderbrandmeester 1e klasse,

    • -

      onderbrandmeester,

    • -

      adspirant onderbrandmeester.

    De onderofficieren worden aangesproken met de naam van hun rang en de familienaam.

  • 4. De manschappen worden in volgorde van belangrijkheid onderscheiden in:

    • -

      hoofdbrandwacht 1e klasse,

    • -

      hoofdbrandwacht,

    • -

      brandwacht 1e klasse,

    • -

      brandwacht,

    • -

      adspirant brandwacht.

    De manschappen worden aangesproken met de familienaam.

Artikel 3

Voor het verrichten van de opgedragen taken beschikt de brandweer over technisch personeel dat is ingedeeld in de brandweerrangen en in burgerrangen.

Artikel 4 Algemene taakomschrijving van de manschappen:

  • 1. De manschappen verrichten onder leiding van de onderofficieren de praktische werkzaamheden.

  • 2. De adspirant-brandwacht (A.B.W.). volgt de opleiding voor brandwacht en bekwaamt zich in theorie en praktijk in de taken van de brandwacht.

  • 3. De brandwacht (B.W.) verricht onder leiding de volgende taken:

    • -

      werkzaamheden bij de brandbestrijding en hulpverlening zowel bij de stadsbrandweer als bij de luchthavenbrandweer,

    • -

      eenvoudig onderhoud aan kazernes en voertuigen,

    • -

      eenvoudige werkzaamheden van algemene aard.

  • 4.

    • a.

      a. De brandwacht 1e klas (B.W.1.) verricht onder leiding de volgende taken:

      • -

        werkzaamheden bij de brandbestrijding en hulpverlening,

      • -

        onderhoud aan kazerne en voertuigen,

      • -

        bedienen van de brandweer- en hulpverlenings gereedschappen,

      • -

        bedienen van de brandweervoertuigen,

      • -

        werkzaamheden van algemene aard.

    • b.

      Hij verricht zelfstandig eenvoudige werkzaamheden.

  • 5.

    • a.

      De hoofdbrandwacht (H.B.T.) verricht onder leiding:

      werkzaamheden bij brand en hulpverlening,

    • b.

      hij verricht zelfstandig en geeft leiding bij het verrichten van:

      • -

        onderhoud aan kazernes en voertuigen,

      • -

        werkzaamheden van algemene aard.

    • c.

      hij heeft zelfstandig:

      het bevel over de bijzondere voertuigen en het daarbij behorende personeel bij brand en hulpverlening.

  • 6. De hoofdbrandwacht 1e klasse (H.B.T.1) verricht dezelfde taken als de hoofdbrandwacht. Hij kan daarnaast zelfstandig bevel voeren bij kleine branden en bij hulpverlening van eenvoudige aard.

Artikel 5 Algemene taakomschrijving van de onderofficieren.

  • 1. De onderofficieren geven leiding aan de brandwachten en verrichten administratieve en praktische werkzaamheden. Zij worden hierbij geleid door de officieren.

  • 2. De adspirant-onderbrandmeester (A.O.B.) volgt de opleiding voor onder-brandmeester en bekwaamt zich in theorie en praktijk in de taken van de onderbrandmeester.

  • 3.

    • a.

      De onderbrandmeester (O.B.) geeft leiding bij:

      • -

        de brandbestrijding en hulpverlening, aan een blusploeg,

      • -

        de werkzaamheden aan de kazernes en de gebouwen,

      • -

        het onderhouden van de geoefendheid van zijn blusploeg,

      • -

        de inzet van eenheden van de brandweer,

      • -

        de dagelijkse gang van zaken van zijn blusploeg in de kazerne,

      • -

        werkzaamheden van algemene aard.

    • b.

      Hij verricht tevens de aan hem opgedragen administratieve en praktische werkzaamheden.

  • 4.

    • a.

      De onderbrandmeester 1e klas (O.B.1) verricht dezelfde taken als de O.B. De wijze waarop hij deze taken verricht moet boven het niveau van dat van de O.B. uitsteken.

    • b.

      Hij treedt op als instructeur belast met het geven van de brandweervakken aan de brandwachten.

    • c.

      Hij controleert de brandveiligheidsvoorwaarden en gestelde eisen van de uitgegeven vergunningen.

  • 5.

    • a.

      De brandmeester (B.M.). geeft leiding aan:

      • -

        de onderbrandmeesters,

      • -

        de brandbestrijding en de hulpverlening,

      • -

        de brandmeester geeft instructie in de brandweervakken aan de brandweerlieden tot en met onderbrandmeester 1e klasse,

    • b.

      Hij verricht eenvoudige stafwerkzaamheden.

  • 6. De brandmeester 1e klasse (B.M.1) verricht dezelfde taken als de B.M. De wijze waarop hij deze taken verricht steekt boven het niveau van de B.M. uit. Hij is belast met de staffuncties.

Artikel 6 De officieren

De officieren geven leiding aan de hele korps en dragen de zorg voor alle taken welke de brandweer zijn toevertrouwd. Degene die door het bestuurscollege met de leiding is belast, is het bestuurscollege verantwoording schuldig voor het hele korps.

VERHOUDINGEN

Artikel 7

De verhouding van meerdere tot mindere, bestaat:

  • a.

    krachtens hogere rang

  • b.

    bij gelijkheid in rang, krachtens de plaats op de ranglijst.

Artikel 8

Wensen en bezwaren de dienst betreffende, maakt de brandweerambtenaar kenbaar langs hiërarchieke weg.

Artikel 9

Ook buiten dienst zal de brandweerambtenaar zijn meerdere als zodanig erkennen en zich tegenover hem dienovereenkomstig gedragen.

BEVELEN

Artikel 10

  • 1. Onder "bevel" wordt verstaan een opdracht of aanwijzing die op de dienst betrekking heeft, gegeven door de bevoegde meerdere.

  • 2. Een bevel moet kort, bondig en duidelijk zijn geformuleerd en gegrond op rede en billijkheid, en begrijpelijk zijn voor degene aan wie het wordt gegeven.

Artikel 11

De brandweerambtenaar volgt stipt en zonder tegenspraak de aan hem door een meerdere gegeven bevelen op.

Artikel 12

Als een brandweerambtenaar van verschillende meerderen tegenstrijdige bevelen ontvangt, stelt hij de meerdere die het laatste bevel geeft van het eerder ontvangen bevel in kennis. Handhaaft de laatste meerdere zijn bevel, dan volgt hij dit op.

Artikel 13

De brandweerambtenaar overtuigt zich ervan, voordat hij een opdracht uitvoert, dat hij terdege weet wat er van hem verwacht wordt. Hij zal indien de opdrachtgever zulks verlangt de opdracht herhalen en mag niet aarzelen, in geval van twijfel, zijn opdrachtgever nadere instructies te vragen.

WAARNEMING

Artikel 14

  • 1. Hij, die bij onstentenis van een meerdere diens functie waarneemt, heeft gedurende die tijd het gezag en de verantwoordelijkheid van die meerdere.

  • 2. De waarnemer van een andere functie wordt hierdoor niet ontheven van de verplichtingen uit zijn eigen functie voortvloeiende.

EERBEWIJZEN

Artikel 15

  • 1. De brandweerambtenaar brengt, indien geüniformeerd en niet onder leiding staande, op militaire wijze de groet aan:

    • -

      hare majesteit de koningin,

    • -

      de leden van het koninklijk Huis,

    • -

      het volkslied of aan dat van bevriende landen tijdens het spelen bij officiële gelegenheden,

    • -

      de gouverneur,

    • -

      de gezaghebber,

    • -

      de vlag van eigen land of aan die van bevriende naties, bij officiële gelegenheden tijdens het hijsen en strijken,

    • -

      zijn meerderen vanaf de rang van onderbrandmeester.

    De meerderen zijn verplicht het eerbewijs te beantwoorden.

  • 2. Degene die onder leiding staat moet alleen houding aannemen en front maken naar de persoon of de gebeurtenis waarvoor de groet wordt gebracht. Alleen degene die de leiding heeft moet dan de groet uitbrengen.

Artikel 16

Betreedt een lid van het bestuurscollege, de kazernelokaliteiten dan waarschuwt de brandweerman die de betrokkene het eerst opmerkt de overige door het roepen van "orde".

De aanwezige brandweerlieden beneden de rang van onderbrandmeester nemen de houding aan en maken front naar de meerdere. Officieren en onderofficieren brengen de groet. Na het commando "doorgaan" hervat ieder zijn werkzaamheden.

VERPLICHTINGEN

Artikel 17

De brandweerambtenaar verricht zijn dienst met inachtneming van dit dienstvoorschrift en voorts op de wijze voorgeschreven door of namens de autoriteiten onder wiens bevelen hij werkzaam is.

Artikel 18

  • 1. De appels worden gehouden om 07.00 uur en om 15.00 uur bij het overdragen van de wacht.

  • 2. Op het tijdstip, dat er appel zal worden gehouden dienen de manschappen op de daartoe aangewezen plaats aan te treden.

  • 3. De bevelvoerder van dienst houdt het appel. Hij ziet er nauwlettend op toe, dat de uitrusting in goede staat verkeert, dat een ieder behoorlijk is gekleed, en dat ieder een goed verzorgd uiterlijk heeft.

Artikel 19

De brandweerambtenaren zijn verplicht elkander bij hun taak wederkerige hulp en bijstand te verlenen en behartigen bij voorduring een eendrachtige samenwerking.

Artikel 20

De brandweerambtenaar bekwaamt zich voortdurend in de kennis van zijn plichten en bevoegdheden en van alle andere zaken met betrekking tot zijn taak.

Artikel 21

De brandweerambtenaar verlaat de hem aangewezen post niet, dan bij dringende noodzakelijkheid en evenmin voordat hij wordt afgelost tenzij hij daartoe van de bevoegde meerdere toestemming heeft verkregen.

Artikel 22

De brandweerambtenaar verricht zijn dienst in het voorgeschreven uniform en uitrusting. Hij zorgt voor een correct voorkomen. Zijn uniform en uitrustingsstukken dienen steeds in goede staat van onderhoud en zindelijkheid te verkeren.

Artikel 23

Bij verhindering dienst te doen, is de brandweerambtenaar verplicht daarvan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de aanvang van dienst met opgave van redenen, melding te doen aan zijn direkte chef of diens vervanger.

Artikel 24

  • 1. De brandweerambtenaar is verplicht, alle voorwerpen en zaken hem voor de uitoefening van zijn taak verstrekt, behoorlijk te onderhouden.

  • 2. Tenzij het dienstbelang dit vordert, mag hij de aan hem verstrekte voorwerpen of voorwerpen van de dienst niet aan anderen in gebruik of te leen geven.

  • 3. Buiten de dienst mag hij deze voorwerpen en zaken alleen gebruiken indien zulks uitdrukkelijk door de daartoe bevoegde meerdere is toegestaan .

Artikel 25

Bij diefstal of vermissing van verstrekte voorwerpen moet onmiddellijk aan de bevoegde meerdere hiervan mededeling worden gedaan. Deze maakt een schriftelijk rapport op, gericht aan de commandant, waarin de vermiste voorwerpen duidelijk worden aangegeven, alsmede alle omstandigheden, waaronder een en ander plaats vond of werd geconstateerd. Dit rapport wordt zo spoedig mogelijk bij het hoofd van dienst ingediend.

Artikel 26

De brandweerambtenaar is verplicht, bij verhuizing en/of verandering van burgerlijke staat of gezinswijziging, daarvan ten spoedigste kennis te geven aan de administratie van de brandweer.

Artikel 27

Voor het verlaten van het eilandgebied Bonaire, dienen de brandweerlieden de commandant of diens vervanger hiervan in kennis te stellen.

Artikel 28

Leden van het personeel, die in vrije tijd in dienst worden geroepen, zijn verplicht indien het belang van de dienst dit vordert, aan deze oproep onverwijld gevolg te geven.

Artikel 29

Ter bevordering van de tucht worden volgens voorschriften van de brandweer Bonaire exercities gehouden.

BIJZONDERE VERPLICHTINGEN VAN DE MEERDERE

Artikel 30

Een meerdere dient de mindere op begane fouten in diensttijd te attenderen en indien nodig te corrigeren.

Artikel 31

Een meerdere die een mindere rapporteert is verplicht, voor doorzending van het rapport de mindere van de strekking van het rapport in kennis te stellen. Dienstweigering wordt door de opdrachtgever zo spoedig mogelijk gerapporteerd aan het hoofd van dienst.

Artikel 32

De meerdere die nalaat een door hem geconstateerd plichtsverzuim te rapporteren, maakt zich zelf aan plichtsverzuim schuldig.

Artikel 33

Elke overtreding van de vastgestelde bepalingen of ongedisciplineerde handeling wordt als plichtsverzuim aangemerkt.

Artikel 34

De brandmeester c.q. onderbrandmeester of bevelvoerder van dienst dient bij wachtoverdracht de bijzonderheden mede te delen, die zich tijdens hun dienst hebben voorgedaan en voor hun opvolger van belang kunnen zijn.

VERBODSBEPALINGEN

Artikel 35

Het is de brandweerambtenaar verboden, in een dienstlokaliteit of op post zijnde de slapende of liggende houding aan te nemen, tenzij het een dienstlokaliteit betreft, die ingericht en bestemd is om te slapen of te liggen en op de daartoe bestemde tijden.

Artikel 36

Het bereiden van voedsel of meegebrachte maaltijden tijdens werktijd is alleen toegestaan met toestemming van de bevelvoerder van dienst.

Artikel 37

Het is de brandweerambtenaar verboden mededelingen aan de pers te verstrekken. Dit geschiedt uitsluitend door het hoofd van dienst of degene, die daartoe van deze de opdracht heeft verkregen.

Artikel 38

Het is de brandweerambtenaar verboden, geüniformeerd, of gedeeltelijk geüniformeerd openbare vermakelijkheden, koffiehuizen, verdachte huizen te bezoeken of deel te nemen aan optochten, betogingen of openbare vergaderingen, behoudens toestemming of op last van of namens de autoriteiten onder wiens bevelen hij werkzaam is.

Artikel 39

Het is de brandweerambtenaar verboden tijdens de uitoefening van zijn taak op aanstootgevende wijze blijk te geven van zijn politieke gezindheid of geloof.

Artikel 40

Op de terreinen behorende bij de brandweerkazerne of in de brandweerkazerne mogen zich uitsluitend personeelsleden van de brandweer ophouden, tenzij aan anderen hiertoe toestemming is verleend door de bevelvoerder van dienst.

Artikel 41

Het gebruik maken van de diensttelefoon voor andere gesprekken dan voor de dienst mag niet langer dan 3 minuten duren: De bevelvoerder zal zorgdragen dat hieraan wordt voldaan.

Artikel 42

Zonder toestemming van bevoegde meerderen is het verboden enig geschreven of bedrukt stuk van welke aard ook, in diensttijd of in dienst lokalen te verspreiden of op te hangen versieringen op muren of waarop ook aan te brengen.

Artikel 43

De bepalingen in de Landsverordening materieel ambtenarenrecht betreffende disciplinaire straffen zijn op de brandweerambtenaren van toepassing.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 44

Dit besluit kan worden aangehaald als Algemeen dienstvoorschrift brandweerpersoneel en treedt in werking op de dag na die van zijn afkondiging.