Regeling vervallen per 01-01-2011

Eilandsverordening van 14 december 1992, nr. 1 regelende de heffing en invordering van een verhuurautobelasting (Verhuurautobelastingverordening Bonaire)

Geldend van 10-10-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Eilandsverordening van 14 december 1992, nr. 1 regelende de heffing en invordering van een verhuurautobelasting (Verhuurautobelastingverordening Bonaire)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze eilandsverordening wordt verstaan onder:

a. het hoofd van de afdeling financiën:

degene die is belast met de leiding van deze afdeling;

b. de ontvanger:

de ontvanger van het eilandgebied Bonaire;

c. verhuren:

het tegen betaling voor gebruik ter beschikking stellen van een verhuurauto, op welke manier dan ook;

d. huren:

het tegen betaling voor gebruik ter beschikking hebben van een verhuurauto, op welke manier dan ook;

e. verhuurauto:

motorrijtuig op meer dan drie wielen dat zonder bestuurder wordt verhuurd en is ingericht voor het vervoer van personen, dan wel kennelijk voornamelijk voor dergelijk vervoer wordt gebruikt;

f. huurder:

degene aan wie een verhuurauto is verhuurd;

g. dag:

een aaneengesloten periode van vierentwintig uur, of een gedeelte daarvan.

HOOFDSTUK II Belastingplicht

Artikel 2

Onder de naam "verhuurautobelasting" wordt in het eilandgebied Bonaire een direkte belasting geheven op het gebruik van een verhuurauto.

Artikel 3

Belastingplichtig is degene die, of het lichaam dat verhuurauto's verhuurt.

HOOFDSTUK III Voorwerp van belasting

Artikel 4

De belasting wordt geheven naar het aantal dagen dat huurder een verhuurauto huurt.

Artikel 5

De belasting bedraagt f.5,40 per dag dat de verhuurauto wordt gehuurd, ongeacht de vergoeding waartegen dat geschiedt.

Artikel 6

De belasting is verschuldigd op het tijdstip waarop de huur plaatsvindt.

Artikel 7

  • 1. Jaarlijks worden door het hoofd van de afdeling financiën de voor het belastingjaar benodigde aangiftebiljetten uitgereikt of toegezonden aan de belastingplichtigen, en aan hen van wie vermoed wordt dat zij over het lopende belastingjaar belastingplichtig zijn.

  • 2. De belastingplichtige dient de in een kalendermaand verschuldigd geworden belasting binnen twintig dagen na het einde van die maand aan de ontvanger af te dragen, onder overlegging van een naar waarheid ingevuld en ondertekend aangiftebiljet .

  • 3. Degene aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt of toegezonden, is verplicht dit aangiftebiljet duidelijk, volledig en naar waarheid in te vullen en te ondertekenen, en dit overeenkomstig de bepalingen van het vorige lid bij de ontvanger in te leveren, ook indien in de voorgaande maand geen belasting verschuldigd is geworden of indien degene die het biljet heeft ontvangen van mening is niet belastingplichtig te zijn.

  • 4. De belastingplichtige aan wie geen aangiftebiljet is uitgereikt of toegezonden, is verplicht dit op te vragen bij de afdeling financiën.

  • 5. Het model van het in het eerste lid bedoelde aangiftebiljet wordt vastgesteld bij eilandsbesluit.

HOOFDSTUK IV Naheffing en administratieve boete

Artikel 8

Indien de belasting geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven tijd is afgedragen kan de te weinig afgedragen belasting, door middel van een naheffingsaanslag, nageheven worden, zolang niet sedert het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan, vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 9

  • 1. De in een naheffingsaanslag begrepen belasting kan bij wijze van boete met ten hoogste honderd procent worden verhoogd.

  • 2. De boete als bedoeld in het eerste lid blijft buiten toepassing, voor zover de in gebreke geblevene, uit eigen beweging schriftelijk mededeling heeft gedaan, dat ten onrechte geen of te weinig belasting is afgedragen en daarbij tevens de nodige inlichtingen verstrekt.

  • 3. De boete als bedoeld in het eerste lid wordt door middel van een aanslag opgelegd.

Artikel 10

  • 1. De naheffingsaanslagen en boeten worden op kohier gebracht.

  • 2. De kohieren en aanslagbiljetten worden, dadelijk nadat zij door het hoofd van de afdeling financiën zijn vastgesteld, aan de ontvanger ter invordering gezonden.

  • 3. Het model van het kohier en van het aanslagbiljet wordt vastgesteld bij eilandsbesluit.

HOOFDSTUK VI Bezwaar en beroep

Artikel 11

  • 1. Degene die bezwaar heeft tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag, kan binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet tegen die aanslag bij het hoofd van de afdeling financiën schriftelijk bezwaar indienen.

  • 2. Het hoofd van de afdeling financiën doet daarop zo spoedig mogelijk een schriftelijk gemotiveerde uitspraak, die de belanghebbende bij aangetekende brief wordt toegezonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs wordt afgegeven.

  • 3. Degene die bezwaar heeft tegen de in het tweede lid bedoelde uitspraak kan binnen een maand, nadat de mededeling daarvan ter post is bezorgd of tegen ontvangstbewijs is uitgereikt, in beroep komen bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.

HOOFDSTUK VII Bijzondere bepalingen

Artikel 12

Naheffingsaanslagen en boeten zijn invorderbaar in één termijn, vervallende een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 13

Het hoofd van de afdeling financiën kan een ten onrechte of tot een te hoog bedrag opgelegde naheffingsaanslag alsmede de eventueel daarbij opgelegde boete ambtshalve vernietigen of verminderen, zolang niet sedert het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 14

  • 1. De belastingplichtige dient een deugdelijke administratie bij te houden waaruit tenminste kan blijken het totaal aantal dagen dat de tot het wagenpark van de verhuurder behorende verhuurauto's elk in een maand aan huurders zijn verhuurd.

  • 2. De belastingplichtige dient aan het hoofd van de afdeling financiën of door deze daartoe schriftelijk aangewezen andere personen, desverlangd alle inlichtingen te verstrekken en inzage te verlenen in alle boeken en bescheiden welke voor de heffing van de verhuur autobelasting van belang kunnen zijn.

Artikel 15

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 16

Indien door de werking van enige bepaling van deze verordening een verplichting wordt opgelegd of een bevoegdheid wordt gegeven aan een rechtspersoon, rust de verplichting tevens op, respectievelijk komt de bevoegdheid tevens toe aan de bestuurders van de rechtspersoon.

Artikel 17

In aanvulling op hoofdstuk II van de Invorderingverordening 1961 (A.B. 1961, no.19), zijn de artikelen 2, 4 en l0 van die verordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VIII Straf- en aanverwante bepalingen

Artikel 18

Niet, of niet behoorlijk naleven van de voorschriften van deze verordening of de ter uitvoering daarvan gegeven regels, daarbij inbegrepen de voorschriften die betrekking hebben op het invullen van aangiftebiljetten en het vervullen van andere formaliteiten, die tot juiste heffing van de belasting worden gevorderd, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

Artikel 19

De feiten bij deze verordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtreding.

Artikel 20

  • 1. Met het opsporen van bij deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn belast de in artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen aangewezen personen, alsmede funktionarissen werkzaam bij de afdeling financiën, die belast zijn met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. De personen bedoeld in het eerste lid zijn te allen tijde bevoegd in beslag te nemen en ter inbeslagneming de uitlevering te vorderen van al hetgeen kan dienen tot bewijs, van al hetgeen redelijkerwijs vermoed kan worden bestemd te zijn geweest of gediend te hebben tot het plegen van een overtreding van deze verordening of krachtens deze verordening vastgesteld eilandsbesluit , houdende algemene maatregelen, zijn verkregen.

  • 3.

    • a.

      De in het eerste lid bedoelde personen hebben te allen tijde vrije toegang tot alle plaatsen,, waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat een overtreding of strafbaar feit wordt gepleegd.

    • b.

      Wordt de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm.

  • 4. Is de plaats tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden de in het eerste lid bedoelde personen deze tegen de wil der bewoners niet binnen dan op bijzondere schriftelijke last van het plaatselijk hoofd van politie en in het bijzijn van de rechter in eerste aanleg of een hulp-officier.

  • 5. Van het binnentreden wordt door de opsporingsambtenaren proces-verbaal opgemaakt, dat binnen twee maal vierentwintig uur aan degene wiens woning is binnengetreden, in afschrift wordt medegedeeld.

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Voorzover daarin bij deze verordening niet is voorzien, kunnen bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen voorschriften worden gegeven die ter uitvoering van deze verordening nodig worden geacht.

Artikel 22

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1993.

Artikel 23

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verhuurautobelastingverordening Bonaire".