EILANDSVERORDENING van 12 augustus 1996, no. 1, ter uitvoering van de Leerplichtlandsverordening (P.B. 1991, no. 85) (Leerplichtverordening Bonaire)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

EILANDSVERORDENING van 12 augustus 1996, no. 1, ter uitvoering van de Leerplichtlandsverordening (P.B. 1991, no. 85) (Leerplichtverordening Bonaire)

Artikel 1

In deze eilandsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    bevoegd gezag: voor wat betreft:

    • 1.

      een bijzondere school: het desbetreffende schoolbestuur;

    • 2.

      een openbare school: het bestuurscollege;

  • b.

    school:

    • 1.

      een school voor basisonderwijs of speciaal onderwijs als bedoeld in de Landsverordening basisonderwijs (P.B. 1979, no. 28), of

    • 2.

      een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29);

  • c.

    schoolleider:

    de persoon die met de leiding van de school is belast;

  • d.

    ambtenaar:

    de ambtenaar, bedoeld in artikel 6, tweede lid;

  • e.

    toezichthoudende instantie:

    Servisio di Enseñnansa i Formashon.

Hoofdstuk II Leerplicht

Artikel 2

  • 1. Degene die het gezag over een in het eilandgebied Bonaire woonachtige minderjarige uitoefent, en degene die met de feitelijke verzorging van een zodanige minderjarige is belast, zijn verplicht zorg te dragen voor:

    • a.

      de inschrijving van die minderjarige als leerling van een school, en

    • b.

      het door die minderjarige bijwonen van de voor die minderjarige bestemde lessen op de school, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor zover de in dat lid bedoelde personen kunnen aantonen dat zij voor die zorg niet verantwoordelijk kunnen worden geacht.

Artikel 3

  • 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde verplichtingen gelden met ingang van het eerste schooljaar dat aanvangt op of na de datum waarop de minderjarige zes jaar oud is geworden.

  • 2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde verplichtingen gelden tot en met het eind van het schooljaar:

    • a.

      waarin de minderjarige vijftien jaar oud is geworden , of

    • b.

      waarna de minderjarige negen leerjaren aan één of meer scholen heeft doorlopen.

  • 3. Indien het tweede lid, onderdeel b, van toepassing is wordt het doorlopen van een school voor basisonderwijs in een periode, korter dan zes jaren, aangemerkt als het doorlopen van een school in zes leerjaren.

Hoofdstuk III Ontheffingen

Artikel 4

  • 1. De toezichthoudende instantie is bevoegd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen voor een door haar te bepalen duur ontheffing te verlenen:

    • a.

      van de in dat lid bedoelde verplichtingen, indien de minderjarige op grond van langdurige geestelijke of lichamelijke onbekwaamheid niet in staat zal zijn lessen bij te wonen;

    • b.

      van de in dat lid, onderdeel b, bedoelde verplichtingen, voor zover de minderjarige op grond van langdurige geestelijke of lichamelijke onbekwaamheid niet in staat zal zijn bepaalde lessen bij te wonen.

  • 2. Het bestuurscollege verleent op verzoek van de in artikel 2 eerste lid, bedoelde personen ontheffing van de in dat lid bedoelde verplichtingen, indien die personen overwegende bezwaren hebben tegen de richting van alle in het eilandgebied aanwezige scholen waarop de minderjarige de lessen zou kunnen bijwonen en zij aantonen dat de minderjarige op een andere wijze voldoende onderwijs geniet.

  • 3. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gegeven met betrekking tot onder meer:

    • a.

      het tijdstip en de wijze waarop een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid, moet worden ingediend;

    • b.

      de termijn waarbinnen en de wijze waarop de toezichthoudende instantie dan wel het bestuurscollege de beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid aan de verzoeker dient mede te delen;

    • c.

      de procedure die dient te worden gevolgd alvorens een beslissing als bedoeld in onderdeel b, te nemen, waaronder begrepen de wijze waarop wordt bepaald hoeveel en welke deskundigen over de mate van de onbekwaamheid dienen te adviseren en welke wetenschappelijke disciplines door die deskundigen moeten worden vertegenwoordigd;

  • 4. De kosten, verband houdende met een procedure als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, zijn voor rekening van het eilandgebied.

Artikel 4-A

[vervallen]

Hoofdstuk IV Vrijstellingen

Artikel 5

  • 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de in dat lid, onderdeel b, bedoelde verplichting:

    • a.

      zolang van de minderjarige wegens ziekte verhinderd is de lessen bij te wonen, indien daarvan op de eerste dag van de verhindering aan de schoolleider kennis is gegeven, zo mogelijk met opgave van de aard van de ziekte;

    • b.

      zolang van de minderjarige wegens onvoorziene bijzondere omstandigheden in redelijkheid niet kan worden gevergd de lessen bij te wonen, indien daarvan, met opgave van de aard van de omstandigheden, op de eerste dag van verhindering aan de schoolleider kennis is gegeven;

    • c.

      zolang van de minderjarige wegens bijzondere omstandigheden in redelijkheid niet kan worden gevergd de lessen bij te wonen, indien de schoolleider vóór de eerste dag van verhindering toestemming heeft gegeven;

    • d.

      zolang de minderjarige wegens een disciplinaire maatregel de toegang tot de school is ontzegd.

  • 2. Indien een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b of c, langer dan vijf dagen duurt, deelt de schoolleider die vrijstelling, met opgave van reden en verwachte duur, onverwijld mede aan de toezichthoudende instantie.

  • 3. In geval van een vrijstelling op grond van het eerste lid, onderdeel d, deelt de schoolleider die vrijstelling, met opgave van de reden en de duur, onverwijld mede aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen en aan de toezichthoudende instantie.

Hoofdstuk V Toezicht

Artikel 6

  • 1. Het toezicht op de naleving van deze verordening is opgedragen aan het bestuurscollege. Het bestuurscollege bedient zich hierbij van de in het tweede lid genoemde ambtenaren.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast de door het bestuurscollege aangewezen ambtenaren, werkzaam bij de toezichthoudende instantie.

  • 3. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de ambtenaren in handen van de gezaghebber de eed of de belofte af, waarvan het formulier door het bestuurscollege wordt vastgesteld.

  • 4. Een ieder is verplicht de ambtenaren medewerking te verlenen door hun aanwijzingen te volgen, de door hen gevraagde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken en de benodigde bijstand te verstrekken, een en ander voor zover die medewerking redelijkerwijs nodig is bij de uitvoering van hun toezichthoudende taak.

  • 5. De ambtenaren hebben toegang tot scholen en tot andere plaatsen, niet zijnde woningen, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van hun taak, en kunnen zich indien nodig met behulp van de sterke arm toegang verschaffen. Bedoelde ambtenaren kunnen zich doen vergezellen van door hen aangewezen personen.

  • 6. De ambtenaren tonen bij de uitvoering van hun taak op verzoek van belanghebbenden hun legitimatiebewijs, waarvan het model wordt vastgesteld door het bestuurscollege.

Artikel 7

  • 1. De in- en uitschrijving op een school geschiedt door het bevoegd gezag.

  • 2. Het bevoegd gezag en voor wat betreft een openbare school de schoolleider, geeft aan het bestuurscollege maandelijks binnen zeven dagen na het eind van de maand kennis van de in- en uitschrijving over de afgelopen maand van leerlingen ten aanzien van wie deze verordening van toepassing is.

Artikel 8

De toezichthoudende instantie controleert, of de minderjarigen die in het bevolkingsregister zijn opgenomen en nog onder de werking van deze verordening vallen, overeenkomstig de bepalingen hiervan als leerling zijn ingeschreven.

Artikel 9

  • 1. Het verzuim van lessen met en het verzuim van lessen zonder een ontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid en artikel 4-A, of een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt geregistreerd door de schoolleider.

  • 2. De schoolleider geeft aan de toezichthoudende instantie maandelijks binnen zeven dagen na het eind van de maand kennis van het verzuim bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De schoolleider is bevoegd om in andere gevallen van verzuim, die naar zijn oordeel hiervoor in aanmerking komen, hiervan kennis te geven aan de toezichthoudende instantie.

Artikel 10

  • 1. Indien blijkt, dat een minderjarige, ten aanzien van wie deze verordening van toepassing is, niet als leerling is ingeschreven, zonder dat ontheffing is verleend, of indien een kennisgeving is ontvangen, als bedoeld in artikel 7, stelt de ambtenaar een onderzoek in.

  • 2. Blijkt aan de ambtenaar dat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen weigeren de minderjarige als leerling van een school te laten inschrijven, zonder dat aan hen ontheffing is verleend, of dat zij niet zorgen, dat de minderjarige de voor hem bestemde lessen op de school bijwoont, zonder dat zij van deze verplichtingen zijn vrijgesteld, danwel aan hen ontheffing is verleend, dan zendt de ambtenaar procesverbaal van zijn bevindingen aan het Openbaar Ministerie en stelt terstond het bestuurscollege van het bovenstaande in kennis.

Artikel 11

Het bestuurscollege brengt jaarlijks na afloop van het schooljaar verslag uit aan de Minister van Onderwijs en Cultuur en aan de eilandsraad over de naleving van deze verordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften.

Hoofdstuk VI Beroep

Artikel 12

  • 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen van een beslissing, genomen krachtens artikel 4, eerste of tweede lid en artikel 4-A, binnen dertig dagen na datum van verzending, bij de eilandsraad schriftelijk in beroep komen.

    Als de dag van indiening geldt de datum van het ontvangststempel, dat op het beroepschrift wordt geplaatst.

  • 2. Indien de toezichthoudende instantie of het bestuurscollege niet binnen dertig dagen een beslissing neemt op een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, en artikel 4-A wordt de toezichthoudende instantie of het bestuurscollege geacht afwijzend te hebben beslist in welk geval zodanig beroep mogelijk is binnen zestig dagen na verzending van het verzoek.

  • 3. Het beroepschrift bevat de gronden, waarop het beroep rust.

Artikel 13

  • 1. De eilandsraad beslist binnen dertig dagen na ontvangst van het in artikel 12, eerste lid, bedoelde beroepschrift, waarna onverwijld per aangetekende post de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen van deze beslissing mededeling wordt gedaan. De beslissing wordt met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis van de indiener van het beroepschrift gebracht.

  • 2. Indien de eilandsraad niet binnen dertig dagen een beslissing neemt op het beroepschrift wordt het beroep geacht te zijn afgewezen.

  • 3. Alvorens een beslissing te nemen worden de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen in de gelegenheid gesteld het beroepschrift nader toe te lichten ten gehore van een door de eilandsraad ingestelde commissie. Eenzelfde gelegenheid wordt geboden, aan de toezichthoudende instantie of het bestuurscollege.

  • 4. De kosten, verband houdende met de procedure, die gevolgd moet worden alvorens een beslissing wordt genomen op het beroepschrift, zijn voor rekening van het eilandgebied.

Hoofdstuk VII Sociale steun

Artikel 14

  • 1. Het bestuurscollege is belast met het verlenen van sociale steun aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, teneinde het verstrekken van voeding of kleding aan onderscheidenlijk het mogelijk maken van vervoer naar en van school voor minderjarigen, die zonder een dergelijke steun redelijkerwijs niet in staat zouden zijn de lessen bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, naar behoren bij te wonen onderscheidenlijk die lessen bij te wonen.

  • 2. De steun voor wat betreft voeding en kleding wordt verleend door Servisio pa Asuntunan Sosial van het eilandgebied en voor wat betreft het vervoer door de toezichthoudende instantie.

  • 3. Teneinde in aanmerking te komen voor de in het eerste lid bedoelde steun in enig schooljaar dienen de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, minstens twee maanden vóór en binnen twee maanden na de aanvang van het betreffende schooljaar schriftelijk een met redenen omkleed verzoek in te dienen bij de toezichthoudende instantie, die dit verzoek onverwijld aan Servisio pa Asuntunan Sosial doet toekomen.

  • 4. Servisio pa Asuntunan Sosial draagt er zorg voor dat met betrekking tot verzoeker een maatschappelijk rapport door terzake deskundigen binnen negentig dagen na ontvangst van het verzoek aan het bestuurscollege worden uitgebracht met een aanbeveling betreffende de beslissing op het verzoek, waarna door het bestuurscollege binnen dertig dagen een beslissing wordt genomen .

Artikel 15

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 14, derde lid, kan de schoolleider, indien hij daartoe termen aanwezig acht, een met redenen omkleed verzoek richten aan de toezichthoudende instantie terzake het verlenen van steun, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aan de minderjarige.

  • 2. Vooruitlopend op de beslissing op dit verzoek kan de schoolleider Servisio pa Asuntunan Sosial verzoeken om noodvoorzieningen te treffen, opdat bedoelde steun aan de minderjarige wordt verschaft, gedurende de periode dat het verzoek in behandeling is.

  • 3. Het bepaalde in artikel 14, vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

  • 1. In het maatschappelijk rapport, bedoeld in artikel 14, vierde lid, dient melding te worden gemaakt van de inkomenspositie van verzoeker, voor zover mogelijk gestaafd met daarop betrekking hebbende bescheiden, alsmede dient overzichtelijk en genoegzaam te worden aangetoond dat betrokkene in een positie van sociale behoeftigheid verkeert.

  • 2. Tevens dient hierin tot uitdrukking te worden gebracht voor welk soort steun verzoeker in aanmerking komt met een indicatie van de hoedanigheid van de te verlenen steun.

  • 3. Door het bestuurscollege worden richtlijnen en instructies vastgesteld met betrekking tot de sociale steun, aan de hand waarvan in voorkomende gevallen in het maatschappelijk rapport aanbevelingen kunnen worden gedaan, die ter beslissing kunnen worden voorgelegd aan de toezichthoudende instantie.

Artikel 17

De zorg voor het schoolvervoer voor de minderjarigen, die zonder deze zorg de school niet zouden kunnen bereiken, is opgedragen aan het bestuurscollege, die zich hierbij bedient van de toezichthoudende instantie voor een adequate uitvoering van deze zorg.

Hoofdstuk VIII Algemene en Strafbepalingen

Artikel 18

  • 1. De relevante bepalingen van de Leerplichtlandsverordening te weten artikel 1, artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 4-A, artikel 5, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 11, artikel 12 en artikel 13 zijn in deze eilandsverordening geïntegreerd opgenomen in artikel 1, artikel 2, artikel 3, artikel 4, artikel 4-A, artikel 5, artikel 6, vierde, vijfde en zesde lid, artikel 19, artikel 20 en artikel 21.

  • 2. De in het eerste lid genoemde artikelen van deze eilandsverordening kunnen slechts na en in overeenstemming met een wijziging van de Leerplichtlandsverordening worden gewijzigd.

Artikel 19

Met het opsporen van de bij of krachtens de Leerplichtlandsverordening strafbaar gestelde feiten zijn belast de personen aangewezen bij of krachtens artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen, alsook de ambtenaren.

Artikel 20

  • 1. Met hechtenis van ten hoogste tien dagen of een geldboete van ten hoogste duizend gulden worden gestraft:

    • a.

      de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen die een verplichting als bedoeld in dat lid, niet nakomen ;

    • b.

      personen die door handelen of nalaten veroorzaken dat een verplichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet wordt nagekomen of die niet voldoen aan een verplichting als bedoeld in artikel 6, vierde lid;

    • c.

      personen, bij of krachtens deze verordening betrokken bij de uitvoering van deze verordening of bij het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde verplichtingen, die in strijd handelen met de in bedoelde regelen voor hun geldende verplichtingen.

  • 2. Personen die binnen een jaar na het tijdstip waarop hun veroordeling wegens overtreding van een onderdeel van het eerste lid onherroepelijk is geworden, wederom een strafbaar feit als bedoeld in dat onderdeel plegen, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 3. De in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 21

  • 1. Indien een in artikel 20, eerste lid, strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een maat- of vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen, kan de strafvervolging worden ingesteld en kunnen de straffen worden uitgesproken hetzij tegen die rechtspersoon, die maat- of vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, hetzij tegen hen die opdracht hebben gegeven tot of feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen genoemden te zamen.

  • 2. Een in artikel 20, eerste lid, strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een maat- of vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen, indien het begaan wordt door personen die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde, handelen in de sfeer van die rechtspersoon, die maat- of vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het strafbare feit hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.

  • 3. Een rechtspersoon, een maat- of vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen waartegen de strafvervolging wordt ingesteld, wordt tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder of, indien er meer bestuurders zijn, door één dezer.

    Deze vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen en kan alsdan zijn medebrenging gelasten.

  • 4. Ter zake van de in artikel 20, eerste lid, strafbaar gestelde feiten wonen rechtspersonen voor de toepassing van artikel 20 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen daar, waar zij gevestigd zijn.

  • 5. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een maat- of vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen aan de persoon op de woonplaats van de bestuurder of een der bestuurders dan wel op de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, met dien verstande dat indien het een dagvaarding betreft artikel 130, tweede en derde lid, van genoemd wetboek overeenkomstige toepassing vindt.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 22

  • 1. Het bestuurscollege kan nadere voorschriften en instructies geven teneinde een deugdelijke uitvoering van deze verordening te garanderen en stelt het model vast de formulieren van de kennisgevingen en mededelingen, bedoeld in de artikelen 5, 7 en 9.

  • 2. De modelformulieren als bedoeld in het eerste lid zijn voor de belanghebbenden verkrijgbaar bij de toezichthoudende instantie.

Artikel 23

Artikel 4-A vervalt, op grond van het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening met ingang van 1 augustus 1998.

Artikel 24

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging, en werkt terug tot en met 1 augustus 1996.

Artikel 25

Deze verordening wordt aangehaald als: Leerplichtverordening Bonaire.