Vanzölf saomen! Beleidsplan sociaal domein 2017-2020

Geldend van 20-06-2018 t/m heden

Intitulé

Vanzölf saomen! Vanzelfsprekend samen!

Vanzölf saomen! Vanzelfsprekend samen!

De route van de expeditie

Welk pad hebben we gelopen en waar gaan we naar toe?

HET SOCIAAL DOMEIN BLIJFT IN BEWEGING

Op 1 januari 2015 hebben we de oude structuren en werkwijzen in het sociaal domein grotendeels losgelaten. Samen met onze partners hebben we de problematiek in de vier leefgebieden geanalyseerd. Op basis van de uitkomsten van deze analyses en statistische gegevens hebben we per leefgebied gericht en stevig ingezet op de doorontwikkeling van het sociaal domein. De stichting Sociale teams Borger-Odoorn heeft een belangrijke positie in de samenleving verworven. Deze stichting vormt de spil in het sociaal domein.

In ‘De gemeente als nuchtere noaber – beleidsplan sociaal domein gemeente Borger- Odoorn 2015-2016’ hebben wij de relatie met onze inwoners benoemd als die van ‘nuchtere noaber’. Van onze inwoners verwachten wij eigen kracht, eigen inzet en samen-redzaamheid. In noaberschap: zaken samen aanpakken. Met de wetenschap dat er, zeker in het begin, af en toe zaken ‘fout’ zouden gaan. Maar ook dan willen we als nuchtere noabers met elkaar omgaan. Concreet: steeds samen proberen tot een passende oplossing te komen. De focus op samenwerking komt ook weer tot uitdrukking in de titel –bedacht met hulp van Huus van de Taol – van dit plan: vanzölf saomen!

ONZE ROL VERANDERT: LOSLATEN EN REGIEVOEREN

De rol van de gemeente is veranderd. We voeren als gemeente (meer en meer) regie in het sociaal domein. Hierbij staat de kwaliteit van zorg en ondersteuning centraal. Iedere inwoner moet die zorg of ondersteuning krijgen die hij of zij nodig heeft. Daarbij kantelen we van zorgen vóór naar zorgen dát. We kijken naar wat iemand nodig heeft in plaats van naar wat iemand vraagt. Dit doen we binnen de door de gemeenteraad vastgestelde (financiële) kaders. Met het instrument sociale marketing kijken we in een vroeg stadium naar de wensen en behoeften van inwoners. Waar mogelijk faciliteren we initiatieven vanuit de samenleving. De gemeente legt samen met haar partners verbindingen. De uitvoering laten we waar mogelijk over aan de inwoners, waar nodig aan professionals.

DE TOEKOMST: VERBINDEN EN VERBREDEN

Tijd om onze blik op de toekomst te richten. We vervolgen de ingeslagen weg. We zijn al een eind op weg, maar willen verder. Samen met onze inwoners en partners zoeken we nog meer mogelijkheden en slimme verbindingen binnen het sociaal domein. Én wat daar nauw mee verbonden is. We focussen op verbinding met de beleidsterreinen in het sociaal domein die minder prominent onze aandacht hadden. Hier zien we kansen om het vroegtijdig signaleren nog meer in te bedden in onze samenleving. Zo willen we de inzet van zwaardere en langer durende zorg- en hulpverlening zoveel mogelijk voorkomen. De gemeente ontwikkelt zich verder door in haar regierol en geeft hier op efficiënte en effectieve wijze invulling aan.

RELATIES MET ANDER SOCIAAL BELEID

In ‘De gemeente als nuchtere noaber’ is de focus gelegd op de decentralisaties. Er was nog veel te ontdekken, daarom gingen we ook op expeditie. Wel benoemden we de samenhang met aanpalende beleidsterreinen, zoals:

  • Mantelzorg

  • Vrijwilligers

  • Schulddienstverlening

  • Onderwijs en taal

  • Lokaal gezondheidsbeleid en gezonde leefstijl

  • Sport

  • Informele zorg

  • Project mobiliteit & voorzieningen

  • Cultuur

Tijdens de expeditie zijn er op diverse terreinen pilots gestart. Met name om ervaring op te doen met preventief werken. Denk aan het ‘Beweegspreekuur’. Dit is een kosteloze consultatie door een fysiotherapeut, gericht op inwoners die zich niet voor fysiotherapie kunnen verzekeren. ‘Denken en Doen’ is een cursus bridge met gespecialiseerde vrijwilligers, bedoeld om eenzaamheid te doorbreken. In juli 2016 is ook de pilot sociale activering gestart. De komende jaren bouwen we verder op het gelegde fundament met alle kennis en ervaringen die we hebben opgedaan. De nadruk ligt enerzijds op het creëren en versterken van verbindingen. En anderzijds op integratie met de bovengenoemde beleidsterreinen.

In de visienota ‘Maatwerk in regie in het sociale domein’ beschrijven we dat de regievorm afhankelijk is van het belang dat de gemeente heeft en van haar beïnvloedingsmogelijkheden. Dit hebben we doorvertaald naar de Regenboog.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1 De nieuwe versie van het regenboogmodel

Toelichting op de wijzigingen: de termen zijn algemener gemaakt, zodat het model actueler blijft. De boog algemene voorzieningen is groter gemaakt en voorzien van een andere kleur (de boog was zalmkleurig). De boog vormt daardoor een soort van ‘brug’ tussen het gezin en sociaal netwerk en de collectieve en individuele voorzieningen. In de bogen staat minder tekst om de leesbaarheid te vergroten.

Het model stelt het gezin/huishouden centraal en geeft aan welke vormen van ondersteuning mogelijk zijn, waarbij de kleur van de bogen - van groen tot rood - staan voor de mate van ondersteuning. De onderste balken geven aan op welke manier de gemeente de ondersteuning organiseert en uitvoert. De voorzieningen die in de bogen staan vermeld zijn bedoeld ter illustratie.

Het gezin/huishouden staat wordt gezien als een geheel. In deze boog is geen sprake van ondersteuning, het gezin/huishouden redt zichzelf.

Als er sprake is van een vraag of probleem wordt vaak in eerste instantie een beroep gedaan op het sociaal netwerk. Met de ondersteuning redt het gezin/huishouden zich geheel of ten dele.

Algemene voorzieningen zijn breed toegankelijke voorzieningen, die een (gedeeltelijke) oplossing kunnen bieden aan het gezin/huishouden als een beroep op het sociaal netwerk niet volstaat.

Collectieve voorzieningen zijn bedoeld voor een bepaalde groep, waarbij een 'toegangsbewijs' (besluit van een instantie) nodig is. Deze boog komt aan bod als de 'eerdere' bogen niet of onvoldoende een oplossing bieden.

Individuele voorzieningen (ook wel maatwerkvoorzieningen) worden afgestemd op de persoon. Ook hierbij geldt dat de voorgaande bogen niet of slechts een deel van de oplossing bieden.

Hoewel de bogen een bepaalde 'volgordelijkheid' in zich hebben, betekent dit niet dat eerst de ondersteuning uit de ene boog 'geprobeerd' moet zijn, voordat opgeschaald mag worden naar ondersteuning uit de volgende boog. Het kan nodig zijn om direct op te schalen.

Het Regenboogmodel sluit aan op het door het College voor de Rechten van de Mens opgestelde BAAT-kader voor mensenrechten. Participatie als mensenrecht betekent dat iedereen kan meedoen in de samenleving en meebeslist over zaken die hem aangaan. Over het eigen huishouden, de school, de inrichting van de straat of op het werk. Maar ook breder, in de lokale en landelijke politiek. BAAT staat voor:

  • Beschikbaar (bijvoorbeeld beschikbaarheid van zorg): zorg is op verschillende manieren beschikbaar. De gemeente faciliteert bijvoorbeeld initiatieven van inwoners en organisaties, werkt samen met verschillende partijen, heeft inkooprelaties en neemt deel aan gemeenschappelijke regelingen. Hierdoor proberen we het aanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag vanuit de samenleving.

  • Aanvaardbaar (rekening houden met medische, ethische en culturele standaarden en verschillen): één van de uitgangspunten van het Regenboogmodel is het leveren van maatwerk.

  • Aanpasbaar (beleid is aan te passen aan veranderende omstandigheden): doorlopend monitoren en evalueren leidt er toe dat het beleid bijgesteld wordt wanneer de omstandigheden daarom vragen.

  • Toegankelijk (voorzieningen zijn toegankelijk voor iedereen): In het Regenboogmodel zijn het sociaal netwerk en de algemene voorzieningen voor iedereen toegankelijk. Wanneer dit het best passend blijkt te zijn kunnen inwoners/ gezinnen toegang krijgen tot geïndiceerde voorzieningen, zowel collectief als individueel.

CASUS: Nieuwe mogelijkheden voor gezin De Vrieze

Maak kennis met Hilbert, Rika, Marieke en Bert-Jan de Vrieze uit Buinerveen. De gezinsleden en hun dagelijkse leven vormen een praktijkvoorbeeld. Het is een realistische casus die een inkijkje geeft in het werk van de sociale teams. Het gezin De Vrieze bestaat niet echt. Maar de situaties waarmee het gezin te maken heeft zijn gebaseerd op kwesties die de sociaal werkers geregeld tegenkomen.

HILBERT (38)

Werkt als pakketbezorger. Hij rookt graag een sigaretje, hij sport niet. Hij is makkelijk in de omgang, maakt makkelijk een praatje, maar alleen over koetjes en kalfjes. Over zichzelf en zijn gezin hoor je hem zelden of nooit praten.

RIKA (36)

Rika heeft, voordat de kinderen geboren werden, als caissière in een supermarkt gewerkt. Nu zorgt ze voor de kinderen en het huishouden. Haar ouders wonen bij hen in het dorp. De band met haar ouders is goed, maar ze zien elkaar niet zo vaak. Rika is erg op zichzelf en erg verlegen.

MARIEKE (12)

Marieke zit in groep 8 van de basisschool en heeft veel vriendinnen. Ze doet het goed op school. Omdat het gezin niet veel te besteden heeft, zit ze niet op een sport, maar dat zou ze wel heel graag willen.

BERT- JAN (10)

Bert-Jan zit in groep 5. Vorig jaar is hij blijven zitten. Bert-Jan heeft PDD-NOS, een ontwikkelingsstoornis die valt onder de stoornissen waartoe ook autisme behoort. Zijn taalontwikkeling loopt achter en hij is heel gesloten, maakt moeilijk contact met de kinderen in zijn klas. Thuis heeft hij vaak driftbuien.

De eerste kennismaking

GEZIN

Het gezin heeft het niet breed. Vader werkt gemiddeld 20 uur per week als pakketbezorger. Ze ontvangen een aanvullende uitkering. Moeder zorgt voor de kinderen en het huishouden.

Bert-Jan heeft PDD-NOS, een autisme- spectrumstoornis. Onlangs is diabetes bij hem geconstateerd. Ze komen via de intern begeleider van de school in contact met het sociaal team Het Veenland.

SOCIAAL TEAM

Sociaal werker Marion van Het Veenland komt bij de familie thuis als de kinderen naar school zijn. Zo kunnen de ouders rustig kennismaken met Marion en vertellen over waar ze tegenaan lopen. Marion merkt in het gesprek dat ze veel vragen moet stellen en dat Hilbert en Rika uit zichzelf niet zoveel vertellen. Ze maken een afspraak voor een vervolggesprek, waar ook kinderen bij zullen zijn.

Op kantoor maakt Marion een eerste rapportage van het gesprek. Het echtpaar heeft verteld dat ze zich zorgen maken over hun jongste kind, zoon Bert-Jan. Ze vinden het moeilijk om een goede balans te vinden tussen zijn voeding en het spuiten van insuline. Dit is allemaal nieuw voor ze. Ook al krijgen ze hier hulp bij, ze zijn nog erg onzeker. Dit heeft ook te maken met het gedrag van Bert-Jan dat voortkomt uit PDD-NOS. Daarnaast heeft Marion begrepen dat Hilbert weliswaar werkt, maar slechts voor twintig uur per week. Hierdoor ze zijn aangewezen op een aanvullende uitkering van de gemeente. Ze heeft niet het idee dat hij actief op zoek is naar een andere baan of naar uitbreiding van zijn uren.

Ook Rika is niet op zoek naar werk. Zij richt zich volledig op de kinderen en het huishouden - het huis ziet er schoon uit, sober ingericht met wat oudere meubels - en het komt op Marion over alsof ze een wat teruggetrokken bestaan heeft.

Marion brengt voor het volgende gesprek alvast in kaart op welke gebieden er ondersteuningsmogelijkheden voor het gezin zijn. Daarbij kijkt ze vooral naar wat het gezin zélf kan doen of veranderen.

PREVENTIE EN VROEG SIGNALERING

Preventie is van belang op heel veel gebieden en iedereen vindt het – terecht – belangrijk. We doen al veel aan preventieve activiteiten. Denk aan het project Gezonde Leefstijl, de aanpak van en omgang met laaggeletterdheid en het consultatiebureau.

Onze partners constateren dat inwoners vaak te laat aan de bel trekken als er iets niet goed gaat. Daarnaast hangt het ene probleem vaak met het andere samen. Preventief werken gebeurt vaak vanuit de eigen organisatie en binnen het eigen domein. Het breed preventief werken en signaleren moet meer vorm krijgen. Vroegtijdig signaleren wordt eerder mogelijk door samenwerking en afstemming tussen de belangrijkste schakels in het sociaal domein. Maar denk ook aan de rol van bijvoorbeeld docenten, peuterspeelzaalleidsters, trainers en leiders van sportverenigingen. Preventie is van belang in alle bogen. Daarom komt u het onderwerp in verschillende delen van dit plan tegen.

SOCIALE TEAMS EN SAMENWERKINGSPARTNERS

Inwoners die informatie of ondersteuning nodig hebben, kunnen terecht bij de sociale teams. De medewerkers van de sociale teams zijn allereerst geselecteerd op competenties die nodig zijn om breed te kunnen kijken en vraaggericht te handelen. Tijdens de selectieprocedure is ook gekeken naar de benodigde deskundigheid (specialisme, zoals bijvoorbeeld Jeugd). Door het grote aanbod van sollicitanten is tijdens de selectieprocedure een goede match op deskundigheid gemaakt, waardoor de samenstelling van de teams goed afgestemd kon worden op de gebiedsanalyses.

De sociale teams hebben hun taken met enthousiasme opgepakt. Onze inwoners hebben de weg naar de sociale teams gevonden. Ook onze partners zijn over het algemeen positief over het ingezette beleid. Natuurlijk was het voor iedereen wennen. Het ‘verhuizen’ van taken naar de gemeente was spannend. Het duurt een tijd voordat je gewend bent en zaken hun plek hebben gevonden. In de komende jaren zullen we het noaberschap verder invullen en uitbouwen. Daarbij willen we ook de samenwerking met schilpartijen als huisartsen en aanbieders versterken. Bijzondere aandacht gaat uit naar preventie en de toeleiding en het gebruik van algemene voorzieningen. Dit alles met uiteraard het Regenboogmodel als fundament.

MONITORING EN EVALUEREN VAN BELEID

Begin 2015 is de sturingsnota ‘Anders Vasthouden’ vastgesteld door de gemeenteraad. In deze nota is een pakket van indicatoren (wat gaan we meten) vastgelegd, waaraan we de nieuwe aanpak wilden monitoren en evalueren. Na de eerste kwartaalrapportage 2015 kwamen we tot de conclusie dat deze indicatoren geen volledig beeld en te weinig sturingsinformatie gaven. Daarom is in 2016 hard gewerkt aan een goed evaluatie-instrument. Begin 2016 is de notitie ‘Voortschrijdend inzicht, van meten en weten in het sociaal domein’ door het college vastgesteld. In deze notitie staan de vernieuwde indicatoren benoemd waarop we ‘kwaliteit van zorg’ willen meten.

Daarnaast worden per deelonderwerp (bijvoorbeeld in een uitvoeringsplan of inkoopdocument) aanvullende indicatoren gesteld om de resultaten van het deelonderwerp te kunnen monitoren en evalueren.

In 2016 is een proef gedaan met drie onderzoeken die samen het evaluatie-instrument vormen, namelijk het cliëntervaringsonderzoek (CEO), de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) en de Menselijke Maat (MM). Dit evaluatie-instrument geeft een beeld van de werking van het sociaal domein in het algemeen. De resultaten staan kort benoemd in het persbericht “Borger-Odoorn boekt resultaten met aanpak decentralisaties”. Dit bericht is als bijlage bij dit plan gevoegd (bijlage 5).

Naast het genoemde evaluatie-instrument monitoren we ook de feiten en de cijfers. Omdat we sociaal domein breed willen monitoren, zijn cijfers en feiten op veel terreinen nodig. Deze cijfers en feiten hebben we deels zelf beschikbaar, bijvoorbeeld het aantal inwoners met een vervoersvoorziening of het aantal inwoners dat 75 jaar of ouder is. Deels zijn we afhankelijk van andere partijen, denk daarbij aan de gezondheidsmonitor die GGD Drenthe periodiek uitvoert. Andere cijfers en feiten hebben we niet (volledig) in beeld zoals het exacte aantal laaggeletterden, mantelzorgers of zorgmijders in onze gemeente. Dat is de reden dat we in de actiepunten in dit plan ambities benoemen en aangeven dat we verkennende gesprekken willen voeren. Zodat we de preventie en ondersteuning beter vorm kunnen geven, omdat we een steeds scherper beeld krijgen.

In 2017 is onze monitor (ontschot) ingericht. Met de monitor en het evaluatie-instrument kunnen we meten op kwaliteit van zorg en financiën. Hierdoor kunnen we enerzijds sturen op kosten/resultaten en anderzijds op effecten voor de cliënt/ervaringen van de cliënt. Daarbij gaan we niet alleen uit van ‘tellen’, maar ook van ‘vertellen’: wat zeggen de cijfers? Om het verhaal achter de cijfers goed te duiden zal er gebruik gemaakt worden van (ervarings)deskundigen. Hoe dit exact vorm krijgt is nog in ontwikkeling.

Feiten/cijfers leveren (in eerste instantie) vooral sturing op voor de korte termijn. Sturing op effecten/resultaten is pas mogelijk na een langere periode omdat het hier om (gedrags)verandering gaat.

Op basis van de uitkomsten van de verschillende onderzoeken gaan we verder op de ingeslagen weg.

Ons uitgangspunt bij monitoring

Kwalitatief goede zorg maakt het mogelijk dat burgers zo optimaal mogelijk meedoen, waarbij de geboden zorg laagdrempelig en positief wordt ervaren. Door de preventieve aanpak en integrale samenwerking gaat de zorgvraag over de gehele linie dalen, danwel minder zware zorg wordt ingezet.

1 PORTEMONNEE

De budgetten die betrekking hebben op het sociaal domein zijn grotendeels ondergebracht in programma 6 van de programmabegroting. Programma 6 is ingedeeld op basis van de bogen van de Regenboog. Deze indeling wordt de komende jaren nog verder verfijnd. De Regenboog leidt ertoe dat vooraf beter gefundeerde keuzes tot investeringen gemaakt kunnen worden. En dat zowel tijdens de uitvoering als achteraf de financiële effecten van het gevoerde beleid meetbaar zijn. De begroting is hiermee ontschot. Maar door de systeemwereld is ontschot budgethouderschap nog niet mogelijk.

In 2017 proberen we hier een verbeterslag in te maken. We willen steeds scherper maken welke budgetten gekoppeld zijn aan wettelijk verplichtingen en welke budgetten ‘vrij besteedbaar’ zijn. Hierdoor wordt steeds duidelijker waar onze financiële speelruimte zit. Deze speelruimte biedt kansen om meer te investeren in preventie en algemene voorzieningen. Zo voorkomen we de inzet van zwaardere en duurdere zorg.

WE KIJKEN 4 JAAR VOORUIT

In dit beleidsplan beschrijven we onze ambities voor de komende 4 jaar. We scheppen de kaders en schetsen verbindingen en mogelijkheden. Op basis hiervan kunnen we de komende jaren onderdelen in project- of uitvoeringsplannen nader uitwerken. Voor de komende 2 jaar zijn actiepunten opgesteld waar we in ieder geval mee aan de slag willen gaan.

TOTSTANDKOMING BELEIDSPLAN

Dit beleidsplan is verbonden met en bouwt voort op eerder geschreven beleidsplannen, projectplannen en notities. Het plan is gemaakt in overleg met onze inwoners en partners. Op 28 april 2016 heeft de gemeenteraad tijdens een informatieve raad aangegeven welke prioriteiten zij terug wil zien in dit beleidsplan (bijlage 1). In de maanden juni, juli en augustus 2016 heeft een traject van interactieve beleidsvorming plaatsgevonden. Vanuit de interactieve beleidsvorming wordt een breed scala aan onderwerpen belicht. Dit is geen uitputtende opsomming. Het gaat om een denkrichting en om verbindingen mee te geven die breed toepasbaar zijn. Tijdens het proces van de interactieve beleidsvorming bleek het voor inwoners en vrijwilligers lastig om mee te denken over het beleidsplan. Voor hen een vrij abstract onderwerp. Bij de uitwerking in uitvoerings- en projectplannen nemen we dit gegeven mee. We willen de doelgroepen actief betrekken. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de inzet en resultaten van de interactieve beleidsvorming.

Verder zijn inwoners en organisaties tijdens de inspraakperiode in de gelegenheid gesteld te reageren op dit plan. De inspraak en de reactie van het college daarop vindt u terug in bijlage 3. Evenals de afstemming van het beleidsplan met het Onderwijs. De Adviesraad sociaal domein Borger-Odoorn heeft als het formele adviesorgaan van het college van burgemeester en wethouders advies uitgebracht. Dit advies vindt u met de reactie van het college terug in bijlage 4.

afbeelding binnen de regeling

LEESWIJZER

Dit beleidsplan is gebouwd op de bogen van het Regenboogmodel. Wat zijn – binnen de verschillende bogen – de belangrijkste aandachtsgebieden? Wat doen we op het gebied van preventie? Waar staan we nu en waar willen we naartoe? Ieder hoofdstuk sluit af met een aantal actiepunten voor de komende 2 jaar. Deze actiepunten zijn heel verschillend: ambities, evaluatie van pilots, verkennende gesprekken met inwoners en partners of hele concrete uitvoeringspunten.

In dit beleidsplan maken we bewust zo weinig mogelijk onderscheid in doelgroepen als ouderen, statushouders, jongeren met een beperking en dergelijke. Dit past niet in onze integrale gedachte. Dit betekent niet dat er geen rekening wordt gehouden met de verschillende doelgroepen. Dit gebeurt bij de concrete uitwerking van het beleid.

De rode draad vormt de familie De Vrieze. Een fictief gezin dat met hun problematiek de rol en positie van de sociale teams in dit complexe geheel op praktische wijze beschrijft.

Bogen gezin en sociaal netwerk

Eigen kracht en de kracht van de omgeving

Wat een kind in de eerste jaren leert en ervaart, is van grote betekenis voor de volgende jaren. Goed functionerende gezinnen met een breed sociaal netwerk zijn vaak in staat zich op eigen kracht te redden. De kinderen binnen het gezin hebben voldoende moge- lijkheden om mee te komen in de maatschappij. Als de opvoeding en ontwikkeling van het kind in de eerste jaren problematisch verlopen, werkt dit vaak door op latere leeftijd. Het is dus zaak dat dit tijdig wordt onderkend en opgelost.

OPVOEDEN EN OPGROEIEN

Een veilige, positieve en sociale omgeving is dus voor kinderen van belang om gelukkig op te groeien en zich te kunnen ontwikkelen. De sociale teams bieden algemene ondersteuning en advies op het gebied van opvoeden en opgroeien. Inwoners kunnen daar – indien nodig – voor ondersteuning terecht. Voorheen was er vooral aandacht voor het voorkomen en verminderen van risicofactoren in de ontwikkeling van ouders en kinderen. We zien dat er een beweging plaatsvindt van probleemgericht naar positief en oplossingsgericht. Positief Opvoeden Drenthe (POD) is een provincie-breed programma voor opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen van 0 tot 18 jaar. Vanuit deze methodiek worden oplossingen gezocht bij de krachten die zich in het gezin bevinden. De sociale teams werken ook volgens de POD-methodiek. Binnen onze gemeente gaan we met POD sport aan de slag om de sportverenigingen te ondersteunen bij het uitvoeren van hun maatschappelijke rol.

GEZONDHEID EN GEZONDE LEEFSTIJL

In de nota ‘Gezonder in Borger-Odoorn - gemeentelijk gezondheidsbeleid 2016 en verder’ staat al beschreven dat gezonde mensen in het algemeen een betere kwaliteit van leven hebben. Ze kunnen beter voor zichzelf zorgen en doen minder vaak een beroep op zorg. Het is bekend dat er in onze gemeente gezondheidsachterstanden zijn, met name inactiviteit en overgewicht. We willen daarom graag dat zoveel mogelijk mensen in Borger-Odoorn op een verantwoorde wijze deelnemen aan sport of andere gezonde bewegingsactiviteiten.

Daarnaast heeft sport ook maatschappelijk nut. Bijvoorbeeld voor de participatie en integratie van diverse achterstandsgroepen. En voor de leefbaarheid in de gemeenschap.

Daarom is het belangrijk om de aanpak van gezondheidsproblemen in samenhang te behandelen. Problemen als gebrek aan mobiliteit, alcoholmisbruik en overgewicht staan niet op zichzelf, maar zijn vaak onderdeel van sociale, psychische en/of lichamelijke problemen.

SOCIAAL NETWERK EN ‘NOABERSCHAP ’

Niet ieder gezin beschikt over een goed of groot sociaal netwerk. Het opbouwen en versterken van het sociaal netwerk met hulp van bijvoorbeeld de sociale teams, draagt bij aan de eigen oplossingsmogelijkheden van gezinnen. We hebben alle inwoners zonder sociaal netwerk nog niet voldoende in beeld. Het gaat dan om zorgmijders, kwetsbare inwoners en inwoners die zich eenzaam voelen. Gelukkig zien we in onze gemeente ook veel ‘noaberschap’. Samen met onze partners faciliteren we dit vanuit de sociale teams en welzijnsgroep Andes. Omdat het duurzamer is om mensen elkaar te laten ondersteunen.

BURGERKRACHT EN ZORGKRACHT

Inwoners nemen steeds meer verantwoordelijkheid voor hun eigen leefomgeving. Zij maken en houden deze leefomgeving leefbaar en nemen hiervoor zelf initiatieven. De gemeente heeft vooral een faciliterende (ondersteunende) rol.

Steeds meer mensen doen een beroep op zorg, waardoor budgetten onder druk komen te staan. In toenemende mate wordt er een beroep op inwoners en hun (informele) netwerk gedaan voor het organiseren en bieden van hulp, steun en zorg. De sociale teams hebben een rol in het activeren en versterken van deze zorgkracht van onze inwoners en hun netwerken. Hiertoe behoort ook het onderzoeken hoe professionals op het gebied van zorg en welzijn effectiever kunnen samenwerken met mantelzorgers, buurtbewoners en vrijwilligers(organisaties).

MANTELZORG EN VRIJWILLIGERS

Veel mensen zorgen voor elkaar: voor hun partner, hun ouders of hun kinderen en soms voor hun buurman of vriendin. Voor mantelzorgers is een goed vangnet nodig. Respijt- zorgmogelijkheden (respijtzorg: het tijdelijk overnemen van de taken van de mantel- zorger) moeten helder, toegankelijk en laagdrempelig zijn. Het Contactpunt Mantelzorg (CPM) adviseert en ondersteunt mantelzorgers en organiseert bijeenkomsten en lotgeno- tencontact.

Vanaf 1 februari 2016 is het Steunpunt Vrijwilligerswerk verdergegaan onder de naam VIP! Borger-Odoorn. VIP staat voor Vrijwilligers Informatie Punt. Veel activiteiten en werkzaamheden zijn niet mogelijk zonder de inzet van vrijwilligers. Daarnaast biedt vrijwilligerswerk mensen kansen zich te ontplooien. Zij kunnen ervaring opdoen. Andere mensen ontmoeten. Het gevoel krijgen dat ze hun tijd zinvol besteden. De gemeente waardeert vrijwilligers(organisaties) en onderzoekt daarom hoe ze hen nog beter kan ondersteunen en faciliteren.

SOCIAAL ECONOMISCHE STATUS EN GENERATIEPROBLEMATIEK

In (delen van) onze gemeente is sprake van een lage sociaal economische status (ses), waarbij sprake is van meerdere problemen, slechte gezondheid en een grotere zorgvraag. Daarnaast kent onze gemeente relatief veel ‘generatieproblematiek’: gezinnen die generatie op generatie te maken hebben met (een combinatie van) schulden, laaggeletterdheid, armoede, verslaving, vechtscheidingen en een gebrek aan opleiding. Binnen deze gezinnen ontbreekt vaak de veilige basis en is er weinig tot geen zicht op een goede ontwikkeling van het kind noch het gezin. Voor de aanpak van deze problematiek is het van belang niet alleen te kijken naar het individu, maar naar het gehele (gezins) systeem.

(VECHT)SCHEIDINGEN EN HUISELIJK GEWELD

(Vecht)scheidingen en huiselijk geweld zijn in toenemende mate aan de orde, ook in onze gemeente. Binnen de sociale teams is er veel aandacht voor dit onderwerp. Ook in relatie tot de generatieproblematiek. Met de komst van de Wmo 2015 hebben gemeenten de volledige verantwoordelijkheid gekregen voor het voorkomen en aanpakken van huiselijk geweld en kindermishandeling. De sociale teams kunnen huiselijk geweld en kindermishandeling eerder opmerken en laagdrempelige ondersteuning bieden wanneer dat nog mogelijk is. De sociale teams werken daarbij goed en nauw samen met partners in de veiligheidsketen zoals politie, Veilig Thuis Drenthe en jeugdbescherming.

LEEFBAARHEID

De ervaren leefbaarheid in een dorp blijkt met name bepaald te worden door de tevredenheid over de voorzieningen in een dorp (dus niet enkel de aanwezigheid ervan). Ook de mate waarin de inwoners zich verbonden voelen met hun dorp is van invloed. Daarnaast spelen de omstandigheden waarin mensen wonen en een aantal persoonlijke kenmerken een grote rol. Het al dan niet hebben van een betaalde baan, het inkomensniveau en de ervaren gezondheid zijn van invloed op de ervaren leefbaarheid. Ook mobiliteit is van invloed: mensen die kunnen beschikken over een auto, zijn aanzienlijk tevredener over hun dorp dan mensen die dat niet kunnen. Vervoer is van belang om te kunnen bewegen en participeren. Het draagt bij aan de zelfredzaamheid. De nabijheid van ontmoetingsplaatsen is ook van belang voor de zelfredzaamheid van inwoners. Denk daarbij aan sportverenigingen, kerken, de bibliotheek, het dorpshuis en winkels.

Zoals bekend hebben wij al geruime tijd te maken met krimp en vergrijzing. Daar spelen we op in met ‘Kern en Kader’. Daarin zijn een aantal voorzieningen benoemd die erg belangrijk zijn voor de leefbaarheid. Zoals dorpshuis, jeugdsoos, bibliotheek en peuterspeelzaal. Dit betreft een apart project dat zich in de afrondende fase bevindt.

De concept Woonvisie 2016+ heeft als ondertitel ‘Samenwerken aan een aantrekkelijke woongemeente’. De woonvisie kent drie pijlers: leefbaarheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid. Hierbij wordt ingespeeld op de demografische ontwikkelingen (krimp en vergrijzing) en op de landelijke ontwikkelingen zoals langer thuis wonen.

In de door de gemeenteraad vastgestelde notitie ‘leefgebied en sport’ wordt aangegeven dat (uitgezonderd van de wettelijke verplichting voor het primair onderwijs) er geen nieuwe sportaccommodaties in gemeentelijk eigendom en beheer worden genomen en de bestaande gemeentelijke sportaccommodaties waar mogelijk over worden gedragen of anderszins afgestoten.

De projectorganisatie ‘Publiek vervoer Drenthe & Groningen’ wil zoveel mogelijk reizigers in haar gebied de mogelijkheid bieden om zelfstandig, efficiënt en betaalbaar te reizen. Dit door de verschillende soorten van openbaar vervoer en doelgroepenvervoer zó in te richten en te combineren dat iedereen voldoende reismogelijkheden heeft. Ook mensen zonder eigen (aangepast) vervoer. De komende tijd wordt het (doelgroepen)vervoer opnieuw aanbesteed. Hierin is ruimte voor lokaal maatwerk.

We hebben in provinciaal verband ook aandacht voor de houdbaarheid van zorg(functies). Dit bevindt zich in de verkennende fase.

OMGEVINGSWET

In de nieuwe Omgevingswet wordt nadrukkelijk de verbinding gemaakt met het sociaal domein. De inrichting van de publieke ruimte kan bijvoorbeeld ervoor zorgen dat inwoners eerder gaan bewegen of elkaar gemakkelijker ontmoeten. Een van de instrumenten die gemeenten kunnen hanteren is de Omgevingsvisie: een samenhangend, strategisch plan voor de leefomgeving. We streven voor iedereen naar een veilige, levensloopbestendige omgeving. Waarin bewoners langer zelfstandig kunnen wonen en die de sociale cohesie bevordert. Met voldoende, goede, bereikbare en beschikbare voorzieningen. Hier liggen kansen om vanuit het sociaal domein invloed uit te oefenen op de Omgevingsvisie. Daarin komt de integraliteit tot uitdrukking. De gemeente kan dit alleen met hulp van maatschappelijke partners. Zoals woningcorporaties, middenstand, zorginstellingen en burgers. De verbinding van wonen met zorg is bijvoorbeeld een bruikbare invalshoek.

ACTIEPUNTEN

  • OPVOEDEN EN OPGROEIEN

    We willen de mogelijkheid onderzoeken om een praktijkondersteuner jeugd bij huisartsen te in te zetten. Dit voor bepaling en snelle inzet van de juiste hulp en de koppeling met de sociale teams.

  • SOCIALE TEAMS – ÓÓK VOOR ONDERSTEUNING EN ADVIES

    Inwoners weten de sociale teams goed te vinden, maar kloppen vaak aan voor een voorziening en weten niet of onvoldoende op welke manieren zij –via de sociale teams- laagdrempelige ondersteuning kunnen krijgen. De sociale teams zullen daarom in nauwe samenwerking met de gemeente gaan werken aan het verbeteren van hun communicatie.

    De sociale teams hebben nog onvoldoende zicht op het totale aanbod aan zorg en ondersteuning om altijd adequaat te kunnen aanhaken en vice versa. De sociale teams nemen dit ook in hun verdere ontwikkeling mee.

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek (CEO) Wmo

Zeker 84 % van de Wmo-cliënten geeft aan zich beter te redden met de ondersteuning die men ontvangt. Ruim 80% vindt dat de kwaliteit van leven is verbeterd door de ontvangen ondersteuning. Deze positieve uitkomsten sterken ons in de wijze waarop de gemeente haar taken rondom het sociaal domein heeft geregeld.

  • GEZONDE LEEFSTIJL EN SPORT

    Op het gebied van gezonde leefstijl vinden er activiteiten en interventies plaats op basis van de actieplannen die er al zijn. Dit werpt zijn vruchten af en zetten we de komende jaren voort. De combicoaches blijven we inzetten om te ontdekken aan welke preventie-activiteiten behoefte is (zoals het beweegspreekuur).

    We zetten onder andere Positief Opvoeden Drenthe in op het gebied van sport. Hiermee willen we een positief klimaat creëren binnen sportverenigingen, regie voeren op de verschillende initiatieven en het (slim) verbinden ervan.

    Naar het voorbeeld van het project POD Sport gaan we onderzoeken hoe we andere gebieden bij gezonde leefstijl kunnen betrekken. Denk aan cultuurvoorzieningen, speelruimte en onderwijs.

  • OPSTELLEN UITVOERINGSPLAN REGIE

    We geven uitvoering aan de nota ‘maatwerk in regie’. Op een aantal onderdelen stellen we hiervoor nog uitvoeringsplannen op.

  • MANTELZORG EN VRIJWILLIGERS

    We gaan onderzoek doen naar vragen, belemmeringen en behoeften van mantelzorgers en vrijwilligers. Daarbij willen we onze aandacht richten op het realiseren van respijtzorgmaatregelen vanuit de boog algemene voorzieningen. Nu loopt de overbelasting vaak te ver op en wordt er een geïndiceerde voorziening verstrekt. Ook willen we aandacht schenken aan de (taal)ontwikkeling van jonge mantelzorgers, hun (taal)ontwikkeling loopt vaak achter. En we willen aandacht geven aan de waardering, ondersteuning en het faciliteren van mantelzorgers en (vrijwilligers)organisaties.

  • GENERATIEPROBLEMATIEK

    De generatieproblematiek in onze gemeente is een complexe materie. We gaan onderzoeken óf en hoe de vicieuze cirkel doorbroken zou moeten worden. Een moeilijk op te lossen probleem, waarbij een totaalaanpak en brede samenwerking noodzakelijk is. En een lange adem is vereist.

  • (VECHT)SCHEIDINGEN

    Aandacht voor gedrag en gevolgen kan ook in groepsverband: toewerken naar meer collectief en minder individueel. Ouders zijn zelf verantwoordelijk. (Te) veel aandacht voor het individu kan ervoor zorgen dat die verantwoordelijkheid niet wordt genomen.

  • LEEFBAARHEID

    Uitvoering project Publiek Vervoer Drenthe & Groningen.

  • MULTIPROBLEM/COMPLEXE CASUSSEN

    De sociale teams hebben geregeld te maken met gezinnen waar meerdere problemen spelen, de zogenoemde multiproblem-gezinnen. Daarbij is sprake van complexe problematiek. Soms heeft deze problematiek ook gevolgen voor de omgeving en kan er onrust ontstaan. De sociale teams schalen dan op naar de gemeente en andere partners. In de praktijk is gebleken dat het soms nog zoeken is wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft. Dit gaan we nader uitwerken.

  • HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

    We hebben nog geen sluitend beeld van deze doelgroep. We gaan onderzoeken hoe we nog beter en eerder kunnen ‘signaleren’ door onder andere het gebruik van de meldcode kindermishandeling en kindcheck een betere plek te geven. We pakken dit breed op in samenwerking met onder andere scholen, sportverenigingen en bibliotheek. Zodat we de doelgroep nog beter in beeld krijgen.

  • KWETSBARE INWONERS

    We gaan in samenwerking met de sociale teams onderzoeken hoe we deze inwoners nog beter in beeld krijgen en hoe we hen kunnen bereiken en ondersteunen.

Een open gesprek

GEZIN

Hilbert en Rika hebben het samen niet meer over het gesprek met Marion gehad. Rika zit niet zo lekker in haar vel. Het contact met haar ouders is prima, maar ze ziet ze niet heel vaak. Terwijl ze best wel dichtbij wonen. Vorige week is ze bij hen langs geweest en toen zag ze dat haar ouders moeite hebben met het schoonhouden van hun huis. Ze werd erg verdrietig toen ze dit zag, maar weet ook niet zo goed hoe ze hier met hen over moet praten. Het lukt haar ook niet in actie te komen.

Ondertussen helpt Marieke haar broertje met zijn huiswerk. Dit heeft ze altijd gedaan en mede daarom vertrouwt Bert- Jan zijn zus volkomen. Marieke ziet hoe moeilijk Bert-Jan het heeft en daarom vindt ze het fijn hem te helpen. Net zoals ze de aanbiedingen in de huis-aan- huiskrant altijd voorleest. Ze weet dat haar moeder moeite heeft met lezen, maar daar wordt verder niet over gepraat. Soms heeft Marieke het zo druk met helpen, dat ze ’s avonds pas aan haar huiswerk toekomt - als ze eigenlijk al moet slapen.

SOCIAAL TEAM

Marion brengt een tweede bezoek aan het gezin en maakt kennis met Marieke en Bert-Jan. In dit gesprek verkent Marion verder wat er precies aan de hand is, waar het gezin behoefte aan heeft en hoe dit kan worden opgepakt. Doordat Marieke heel open is en veel vertelt over haarzelf en haar broertje, krijgt Marion een nog beter beeld van het gezin. Als ze samen de kopjes naar de keuken brengen, vertelt Marieke dat ze niet alleen haar broertje helpt, maar soms ook haar moeder.

Marion ziet hoe trots Hilbert en Rika zijn op hun kinderen. Bert-Jan doet heel erg zijn best; sinds vorige week gaat het beter met afspraken rondom eten en snoepjes. Als de kinderen naar boven gaan om te spelen en Hilbert buiten een sigaretje rookt, vraagt Marion naar de opa’s en oma’s van de kinderen. Rika vertelt dat de vader van Hilbert is overleden en dat zijn moeder in Friesland woont. Die zien ze eigenlijk alleen met verjaardagen, soms daar tussendoor een keertje. Steeds heen en weer rijden kost ook geld... Rika vertelt dat haar ouders in het dorp wonen en dat ze die ongeveer twee keer per maand ziet. Ook vertelt ze dat ze nogal geschrokken is de laatste keer dat ze er was.

HANDJE HELPEN

Marion haakt hier op in en vraagt Rika of ze haar ouders misschien een handje kan helpen. Rika geeft aan dat ze dit lastig vindt, omdat ze dat niet met haar ouders durft te bespreken. Samen bedenken ze hoe ze dit gesprek kunnen openen. Rika gaat proberen om één keer per week bij haar ouders langs te gaan. Op de woensdagochtend als de kinderen naar school zijn. Eerst samen koffie drinken en dan aan de slag, de ene week maakt ze de bovenverdieping schoon en de andere week beneden.

Als Marion weer op kantoor is, meldt ze Marieke aan bij het contactpunt Mantelzorg. Ze weet dat er over een maand een uitje voor jonge mantelzorgers wordt georganiseerd en gaat hierover in gesprek met Marieke en het gezin. Het is fantastisch om te zien hoe Marieke op zo’n jonge leeftijd voor haar familie zorgt, maar er moet ook aandacht voor het kind zelf zijn. En contact met leeftijd- en lotgenoten is goed en leuk!

Boog algemene voorzieningen

Laagdrempelig en dichtbij

Algemene voorzieningen zijn niet geïndiceerde voorzieningen: ze zijn in principe toegankelijk voor iedereen, met en zonder beperking. Een algemene voorziening helpt mensen zelfstandig te zijn en mee te (blijven) doen. Er is al een heel scala van algemene voorzieningen. Denk aan schulddienstverlening, scholen, bibliotheek, huisartsen, kinderopvang, maaltijdvoorziening, vrijwillige thuishulp, uitleenpunten hulpmiddelen en dorpshuizen. Deze voorzieningen zijn laagdrempelig en worden daarmee als heel toegankelijk ervaren. Er gelden geen of slechts beperkte voorwaarden om van een dergelijke voorziening gebruik te maken. De sociale teams zijn ook een algemene voorziening. Iedere inwoner kan hier zonder verwijzing terecht.

UITBREIDING AANBOD ALGEMENE VOORZIENINGEN

Algemene voorzieningen kunnen voorkomen dat duurdere voorzieningen of ondersteuning nodig zijn. Hierbij is het van belang de bestaande voorzieningen waar nodig beter aan te laten sluiten op de vraag. Daarnaast willen we onderzoeken op welke gebieden uitbreiding nodig is. Zodat er minder collectieve en individuele voorzieningen nodig zijn. In dit proces is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale teams en voor Andes vanwege haar rol in gebiedsoverstijgende thema’s. Zij zijn de oren en ogen in onze samenleving en kunnen behoeften peilen onder inwoners. Op basis daarvan kunnen zij meedenken in de beleidsontwikkeling.

CLIËNT ONDERSTEUNING EN VERTROUWENSPERSONEN

De gemeente is op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet verplicht om onafhankelijke cliëntondersteuning gratis te bieden aan alle inwoners. De ‘gewone’ cliëntondersteuning is belegd bij de sociale teams. Als de medewerker van het sociaal team onvoldoende deskundig is, is er specialistische cliëntondersteuning beschikbaar via MEE Drenthe. Daarnaast kennen we de vertrouwenspersonen sociaal domein. Vertrouwenspersonen zijn aangesteld door de gemeente om cliënten te ondersteunen. Bijvoorbeeld als ze er niet uitkomen met de sociale teams. Of als ze problemen ondervinden met een aanbieder of instantie en een klacht tot niets heeft geleid. Dit geldt sociaal domein-breed. Dus ook als mensen problemen ervaren met –bijvoorbeeld– het UWV of Werkplein Zuidoost Drenthe.

ONDERWIJS

Onderwijs biedt een fundament voor de toekomst. Daarom hebben we veel aandacht voor de ‘doorgaande leerlijn’ en zetten we in op de ontwikkeling van voorscholen. Hier- bij werken gemeente, onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen samen om alle kin- deren een zo goed mogelijke basis te geven. Het onderwijs vervult ook een maatschappelijke rol. Vanuit deze rol kunnen ze breed signaleren (bijvoorbeeld dat er problemen spelen in de thuissituatie of in de buurt) en nog meer preventief werken. Hierbij is het van belang dat het onderwijs zich nog beter bewust wordt van hun rol. Vanuit de gemeente hebben we hierbij een faciliterende rol.

Als mensen niet goed kunnen lezen en schrijven blijven ze achter in hun ontwikkeling en kunnen ze vaak niet meedoen in de samenleving. Ieder kind verdient onderwijs op zijn of haar niveau. Uitgangspunt is zoveel mogelijk kinderen in het regulier onderwijs. Daar waar dat niet lukt, moet passend onderwijs een oplossing bieden (Wet Passend Onderwijs).

We willen dat jongeren mee kunnen doen en vroegtijdig uitvallen voorkomen door een sluitend systeem te realiseren. Daarom willen we een nog betere verbinding tussen de leerplichtambtenaar, het RMC, de sociale teams en de onderwijsinstellingen.

Een dergelijk sluitend systeem is er voor ‘oudere’ volwassenen niet. Voor hen zijn er veel minder mogelijkheden. De wens is dat er voor volwassenen ook tweede kansen of mogelijkheden worden gerealiseerd om zich te ontwikkelen. Zodat ze beter mee kunnen doen in de samenleving.

De Brede school voert uit, de gemeente faciliteert. Er worden activiteiten samengebracht op en rond scholen (bijvoorbeeld Kinderboekenweek, Koningsspelen, activiteiten tegen taalachterstand). Preventie en signalering in deze activiteiten speelt een belangrijke rol. Als je bijvoorbeeld samen kookt en bakt, gebruik je een recept. Dan ben je dus ook met taal bezig. Op het gebied van laaggeletterdheid vinden er activiteiten en interventies plaats op basis van de actieplannen die er al zijn. Dit werpt zijn vruchten af en zetten we de komende jaren voort.

CULTUUR

Cultuur verbreedt de horizon van mensen en stimuleert creativiteit. Onze gemeente kent vier bibliotheken. Deze spelen een grote rol voor mensen met een kleine beurs en hebben een belangrijke informatie- en adviesfunctie. Cultuur bindt mensen en is een middel om mee te doen. We zoeken naar een vorm om tenminste op drie Drentse (én lokale) thema’s actief te zijn: cultuurparticipatie (cultuur als middel om mee te doen), cultuureducatie en Het verhaal van Drenthe (het levendig houden van de Drentse cultuur en geschiedenis). Hierbij is het van belang dat er verbindingen worden gelegd, waarbij de gemeente faciliteert en stimuleert. Zo vervullen culturele instellingen en kunstenaars ook een maatschappelijke rol. Een voorbeeld hiervan is Hunebedcentrum en VAN SLAG (kerk in het centrum van Borger) die als culturele instellingen leer/werkplekken en dagbesteding bieden.

SCHULDDIENSTVERLENING

Door de toegang tot integrale schulddienstverlening dichtbij te regelen, is een begin gemaakt om te komen tot een integrale aanpak. Dit heeft ertoe geleid dat minder mensen onnodig in een schuldregeling terechtkomen. Vroegsignalering en preventie staan voorop. We kijken niet alleen naar de schulden zelf, maar juist óók naar achterliggende oorzaken en problemen.

ACTIEPUNTEN

  • SOCIALE TEAMS

    Aandachtspunt voor de komende periode is de samenwerking tussen sociale teams, het brede voorliggend veld en (vak)specialisten. Zij kunnen meer gebruik maken van elkaars kennis en expertise.

  • ONDERWIJS – BREDE SCHOOL

    Vroegtijdig signaleren en het breed preventief werken vanuit de educatieve en maatschappelijke rol verder vormgeven.

  • (PASSEND) ONDERWIJS

    Uitwerken plan voortijdig schoolverlaten en kwetsbare jongeren in BOCE-verband. Onder andere het vertalen van beleid passend onderwijs in de regio naar interventies en samenwerking vanuit de sociale teams. De sociale teams moeten meer verbonden worden met het passend onderwijs. Dit houdt onder andere in dat concrete gezamenlijke afspraken worden gemaakt tussen de sociale teams en onderwijsinstellingen. Het uitgangspunt is dat er vroegtijdig gezamenlijke afstemming plaatsvindt.

    Onderzoeken of er kansen en mogelijkheden zijn voor een sluitend systeem voor volwassenen.

  • RELATIE ONDERWIJS – ARBEIDSMARKT

    Er wordt contact gezocht door de gemeente met de verschillende praktijk- en VSO-scholen om – in samenspraak met de arbeidsmarktregio Drenthe – zo vroeg mogelijk de kinderen te helpen een juiste plek op de arbeidsmarkt te vinden.

  • UITBREIDEN AANBOD (MEER EN ANDERE) ALGEMENE VOORZIENINGEN

    In samenwerking met schilpartijen en op basis van signalen van de sociale teams onderzoeken hoe het aanbod van algemene voorzieningen uitgebreid kan worden (i.p.v. collectief/individueel). Hierin de mogelijkheden van het subsidiebeleid meenemen.

    Specifiek voor mensen met een beperking en/of ouderen:

    Uitbouwen van algemene voorzieningen (bijvoorbeeld rolstoelpools).

    Bestaande activiteiten toegankelijk maken voor mensen met een beperking en/of ouderen.

    Zorgdragen voor een meer groepsgewijs aanbod voor bijvoorbeeld schulden en gebruik maken van de inzet van ambassadeurs en ervaringsdeskundigen.

    Om langer thuiswonen mogelijk te maken in overleg gaan met commerciële partijen om mogelijkheden te verkennen.

  • PILOT SOCIALE ACTIVERING

    Onderzoeken via de pilot sociale activering of het buurtbedrijf Borger-Odoorn in staat is zichzelf in stand te houden. Daarnaast wordt gekeken hoe er verbindingen kunnen worden gelegd tussen de ontwikkelingen in het sociaal domein en mogelijkheden in de buitenruimte.

    Dit is één van de doelstellingen. De pilot loopt ongeveer tot september 2017.

  • CLIËNTONDERSTEUNING

    De huidige ondersteuning van cliënten (via sociale teams, MEE en vertrouwenspersonen) evalueren en indien nodig verbeterpunten doorvoeren. Aandachtspunt hierbij is of cliënten de ondersteuning als onafhankelijk ervaren. Vraag is of de mogelijkheden voor ondersteuning voldoende bekend zijn onder onze inwoners. Voor de komende periode is het van belang om meer inzicht te krijgen in de ondersteuningswensen van inwoners.

  • INZET BIBLIOTHEEK ALS INFORMATIE- EN ADVIESPUNT

    Mensen met een kleine beurs blijken frequente bibliotheekbezoekers te zijn. We gaan onderzoeken hoe de bibliotheek ingezet kan worden als ‘informatievindplaats’.

  • AANPAK LAAGGELETTERDHEID

    In 2016 zijn de taalhuizen geopend in de drie multifunctionele accommodaties. Hier werken verschillende organisaties (sociale teams, Andes, Stichting Lezen en Schrijven en de bibliotheek) samen om de omgang met taal te optimaliseren. Ook geven de taalhuizen een boost aan de aanpak van laaggeletterdheid. Daarbij worden ze in de eerste periode geholpen door een taalpuntcoördinator. En er wordt gebruik gemaakt van het programma ‘taal voor het leven’. Meer inzetten van non/informeel onderwijs (groepsgewijs door vrijwilligers of individueel door taalbuddy’s) naast het formele onderwijs (volwasseneducatie gegeven door professionele docenten).

  • CULTUUR

    Blijven faciliteren en stimuleren dat er verbindingen worden gelegd tussen cultuur en het sociaal domein.

  • SCHULDDIENSTVERLENING

    In 2017/2108 is er meer aandacht voor kinderen/jeugdigen en armoede. Ook op scholen (basis en voortgezet) is er meer aandacht voor dit onderwerp. Daarnaast willen we de inzet van vrijwilligers vergroten en zorgen voor deskundigheidsbevordering door Andes.

Op zoek naar oplossingen

GEZIN

Vlak voor de zomervakantie vindt er nog een gesprek plaats met Marion. Toen Bert-Jan vorige week heel boos was, is hij op zijn bed gaan springen en er dwars doorheen gezakt. Nu moeten ze ook nog een nieuw bed kopen, terwijl ze zo graag een dagje weg wilden in de vakantie. De auto moet ook nog een grote beurt. Ze maken zich zorgen, zoveel vakantiegeld heeft Hilbert nou ook niet gekregen.

SOCIAAL TEAM

Marion merkt dat het steeds makkelijker wordt om met het gezin te praten. Ze vertellen steeds meer dingen uit zichzelf. Rika vertelt aan Marion dat Bert-Jan zijn bed kapot is. Ze vraagt haar of ze een goed adres weet waar ze wellicht een tweedehands bed kan vinden. Marion en Rika spreken af dat Rika zich volgende week meldt bij de ruilgoederenbank. Daar is vast een geschikt bed te vinden dat ze gratis -in ruil voor een dienst- mag hebben. Toevallig heeft Marion gehoord dat de speeltuin in de wijk van familie De Vrieze moet worden opgeknapt. Dat is voor Rika een bekende omgeving en zo leert ze ook meer mensen in de wijk kennen.

FINANCIËLE HULP

Omdat Marieke naar het voortgezet onderwijs gaat, wijst Marion de familie op de webwinkel van de gemeente. Hier mag Marieke een iPad bestellen en kunnen haar ouders de ouderbijdrage betalen. Kinderen met autisme kunnen vaak heel goed overweg met dieren.

Daarom gaan ze ook kijken of Bert-Jan via de webwinkel en het Jeugdsportfonds op paardrijden kan. Misschien kan hij zelfs al in de vakantie beginnen!

Omdat het gezin de eindjes soms moeilijk aan elkaar kan knopen, bespreekt Marion de mogelijkheden van hulp op het gebied van financiën. Ze laat informatie achter, na de zomervakantie gaan ze samen kijken wat ze hiermee gaan doen. Marion belooft dan een ervaringsdeskundige mee te nemen, die al hun vragen kan beantwoorden. Ook gaan ze dan kijken of het gezin wel alle toeslagen heeft aangevraagd en of ze nog recht hebben op bijzondere bijstand.

VERGROTEN INKOMEN

Ze gaan ook kijken of Hilbert het inkomen kan vergroten. Hiervoor gaat Marion hem in contact brengen met een klantmanager van het Werkplein in Emmen. Hilbert mankeert fysiek niets en is dus lichamelijk in staat volledig te werken. Wel is Hilbert wat onzeker. Hij vindt het lastig om zijn werkgever te vragen of hij meer kan gaan werken. Samen met de klantmanager van het Werkplein bereidt hij het gesprek voor. Mocht het Hilbert toch niet lukken, dan kan de klantmanager altijd nog contact opnemen met de werkgever. Maar Hilbert gaat het eerst zelf proberen! Tegelijkertijd gaan de klantmanager en Hilbert samen met zijn cv aan de slag. Deze wordt waar nodig gemoderniseerd. De klantmanager gaat Hilbert ook voordragen bij andere werkgevers.

Bogen collectieve en individuele voorzieningen

Dit hoofdstuk beschrijft de geïndiceerde voorzieningen. Collectief betekent in dit verband dat het aanbod groepsgewijs wordt vormgegeven. Denk aan dagbesteding, collectief vervoer en minimavoorzieningen. Individueel betekent specifiek voor de persoon of (in geval van jeugdhulp) het gezin. Voorbeelden hiervan zijn een rolstoel, een bijstandsuitkering en opvoedondersteuning aan ouders.

Collectieve en individuele voorzieningen zijn het meest ingrijpend voor het gezin/ huishouden en het duurst voor de gemeente. Deze voorzieningen willen we het liefst zo min mogelijk of zo kort mogelijk inzetten. Als we een voorziening inzetten, doen we dat zo effectief mogelijk. Kwaliteit is hierbij een belangrijk aandachtspunt. We moeten ons realiseren dat dergelijke voorzieningen altijd nodig zullen blijven. Er zijn én blijven inwoners (met een beperking) die het zonder ondersteuning niet redden. Soms is kortdurende inzet van individuele hulp effectiever dan het gebruik van een algemene voorziening. Op dat moment bieden we maatwerk. Tot slot merken we hier op dat we signaleren dat inwoners die een indicatie hebben, niet altijd de juiste hulp weten te vinden. Omdat collectieve voorzieningen goedkoper zijn dan individuele, is het van belang om het groepsgewijze aanbod – waar mogelijk – uit te breiden.

RESULTAATGERICHTE INKOOP

Voor de Wmo 2015 en jeugdhulp geldt dat er zo veel mogelijk resultaatgericht is ingekocht. Dit betekent dat niet het product – het aanbod – centraal staat, maar het te bereiken resultaat. Hoe dit resultaat bereikt wordt, vult de aanbieder samen met de cliënt/het gezin in. Hiermee is een belangrijke aanzet gerealiseerd om ook onze inkooppartners tot een andere manier van werken te bewegen. Dit zal de komende jaren geëvalueerd en gemonitord worden. Daarbij is de manier waarop relatie-, prestatie- en kwaliteitsmanagement georganiseerd is van essentieel belang.

Op het gebied van onderwijs wordt er veel in regionaal verband samengewerkt. Daardoor hebben we slechts beperkte sturingsmogelijkheden. Voor wat betreft de Participatiewet geldt dat we dit willen integreren op basis van het Regenboogmodel. Ook hier willen we resultaatgericht werken en inkopen. Er vindt nu een heroriëntering plaats. Per 1 januari

2018 willen we de inkoop op het gebied van re-integratie zelf ter hand nemen. Deze ombuiging is een complex proces, omdat dit nu nog binnen diverse gemeenschappelijke regelingen plaatsvindt. We moeten besluiten waar en hoe we de Participatiewet kunnen laten uitvoeren binnen de kaders van het Regenboogmodel en ander lokaal beleid. Dit om aan te sluiten op de heroriëntatie op de uitvoering van sociale zaken.

UITKERING EN EIGEN KRACHT

Als het gaat om werk en inkomen wordt al jarenlang uitgegaan van de eigen kracht of zelfvoorziening van de burger. Een bijstandsuitkering ontvang je immers pas als blijkt dat je zelf niet in staat bent om voor het inkomen te zorgen. Met andere woorden, het is een uitzondering op de hoofdregel dat mensen voor hun eigen inkomen zorgen. Een belangrijk aandachtspunt is de tegenprestatie. Inwoners met een uitkering worden geacht om iets terug te doen voor die uitkering. Daarvoor is de tegenprestatie bedacht. In onze gemeente is ervoor gekozen om geen tegenprestatie te verlangen als mensen vrijwilligerswerk verrichten of mantelzorg vervullen. Hierin zit een extra stimulans voor mensen om mee te doen in de samenleving.

Deze stimulans, zo ervaren de sociale teams, wordt soms belemmerd door andere uitkeringsinstanties. Het doen van vrijwilligerswerk naast een uitkering is aan strikte voorwaarden gebonden. Dit kan de participatie belemmeren. Dit past niet in onze visie. Hier treedt spanning op tussen maatwerk en rechtmatigheid.

RE-INTEGRATIE EN BESCHUTWERKEN

In juli 2015 is de nieuwe re-integratieverordening Participatie door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin zijn de kaders benoemd waarbinnen we werkzoekenden kunnen helpen bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt of hun ontwikkeling op de participatieladder. Ook zijn hier de verschillende voorzieningen benoemd die binnen de gehele arbeidsmarktregio Drenthe gelden voor iedere werkzoekende en werkgever. Dit laatste is vooral noodzakelijk om gezamenlijk aan de opgave te voldoen om de zogenoemde baanafspraakbanen te realiseren. Baanafspraakbanen zijn bedoeld voor mensen met een arbeidsbeperking, die daardoor niet in staat zijn om het volledige minimumloon te produceren.

Het Rijk is van plan om beschut werken per 1 januari 2017 verplicht te stellen voor gemeenten. Dus moet onze gemeente met ingang van volgend jaar mogelijk een voorziening organiseren voor mensen die vallen onder de indicatie beschut werken. Het kenmerk van beschut werken is dat de begeleidingsbehoefte voor deze mensen groter is dan gemiddeld. Daarnaast is het arbeidsvermogen gemiddeld ook wat lager dan die van de doelgroep voor de baanafspraakbanen. In de regio Zuidoost-Drenthe oriënteren de drie gemeenten zich gezamenlijk op hoe dit het best georganiseerd kan worden.

Met het verplicht stellen van beschut werken wordt er eigenlijk een soort nieuwe sociale werkvoorziening opgezet, met als verschil dat het gefinancierd moet worden uit gemeentelijke middelen. Hierin ligt een extra opgave voor onze gemeente binnen het sociaal domein.

SOCIALE ACTIVERING

Soms is werken niet mogelijk, of gewone dagbesteding (gericht op nuttige activiteiten) nog een brug te ver. Dan zorgen we ervoor dat mensen geactiveerd worden via bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, de ruilgoederenbank of iets doen voor buren of in de wijk. Rond de zomer van 2016 is de pilot sociale activering gestart. Daarin zijn twee gemengde groepen aan de slag gegaan in Nieuw-Buinen en Borger. Het betreft mensen met een bijstandsuitkering en mensen voor wie arbeidsmatige dagbesteding het beste is. Ze doen allerlei nuttig aanvullend werk in de openbare ruimte. De medewerkers worden begeleid door een professionele, meewerkende voorman. De pilot is een experiment om te zien in hoeverre voorkomen kan worden dat mensen gebruik maken van andere (soms duurdere) voorzieningen en zorg. Het is niet alleen het doel om mensen te laten meedoen in de samenleving. Het biedt ons ook een kans om te zien hoe we dit in de toekomst verder kunnen vormgeven. De pilot loopt tot 1 juli 2017 en wordt dan geëvalueerd.

TOEZICHT WMO 2015

Op basis van de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beleid en de uitvoering van de ondersteuning. Maar ook voor de handhaving daarvan en het toezicht erop. Het gaat daarbij om de ondersteuning die door de gemeente is ingekocht. We zijn bezig om het toezicht nader uit te werken. Op onderdelen zoeken we de samenwerking met de gemeenten Coevorden en Emmen. Daarbij zien we een duidelijke link met relatie-, prestatie- en kwaliteitsmanagement. Daarom gaan we dat als één geheel oppakken.

AANSLUITING ONDERWIJS EN ARBEIDSMARKT / DAGBESTEDING

Het beroepsonderwijs sluit onvoldoende aan op de (lokale) arbeidsmarkt. Dit is vooral een bovenregionaal vraagstuk, dat binnen de Arbeidsmarktregio wordt opgepakt. Er is geen sluitende aanpak voorhanden, waardoor het risico bestaat dat jongeren (maar ook volwassenen) tussen wal en schip vallen. Daarom wordt er binnen de Arbeidsmarktregio gewerkt aan die sluitende aanpak.

Een voorbeeld in dit kader werd genoemd door één van onze partners. Beter Thuis Wonen (thuiszorg) participeert in initiatief Wijkleercentrum Doen! Studenten van het Alfa College (Entree-onderwijs en MBO niveau 2) doen klusjes bij inwoners thuis, zoals ramen wassen, koken en een spelletje spelen; de niet-geïndiceerde ondersteuning. Door het wegvallen van het functieprofiel helpende verzorgende zijn er steeds minder stageplekken. Op deze manier kunnen studenten toch werkervaring opdoen. Een win- winsituatie voor alle betrokkenen.

OVERGANG 18- / 18+

Jongeren die gebruik maken van jeugdhulp blijken vaak onvoldoende voorbereid op de maatschappij en op het wegvallen van structuren (school/jeugdhulp). Ze zijn vaak ‘jeugdhulp-moe’ en denken het zelf wel te kunnen redden. We zien dat dit rond het 18e jaar vaak tot problemen leidt. Het is van belang in een vroeg stadium zorg te dragen voor een goede aansluiting van jeugdhulp naar ondersteuning op basis van de Wmo 2015. Zo komen we tot een integraal hulpaanbod en zorgen we voor een goede overdracht. Zo blijft de continuïteit van hulp na de 18e verjaardag geborgd. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt/dagbesteding.

MINIMA VOORZIENINGEN EN AANVERWANTE REGELINGEN

We willen inwoners met een kleine beurs zo goed mogelijk mee laten doen. Hiervoor hebben we een aantal voorzieningen gerealiseerd, zoals de webwinkel en het Jeugdsportfonds. Deze voorzieningen verdienen blijvend aandacht. Niet-gebruik tegengaan is een belangrijk speerpunt. Daarin spelen de sociale teams een belangrijke rol. Maar er liggen ook mogelijkheden bij onze partners. Inwoners met een kleine beurs zijn frequente bibliotheekbezoekers. De bibliotheek kan daarom ook hier een rol in spelen.

Met de collectieve zorgverzekering voor minima werd oorspronkelijk beoogd dat de gemeente een verzekeringspakket zou kunnen samenstellen dat past bij deze inwoners. De gemeente heeft in de praktijk echter nauwelijks invloed op dit pakket. Inwoners met een minimum inkomen ontvangen een korting op de premie. Hiervoor zijn ook andere mogelijkheden. Daarom overwegen we om de collectieve zorgverzekering (deels) om te zetten in andere voorzieningen die beter aansluiten bij de wensen van deze inwoners.

Bij de evaluatie van de webwinkel wordt ook gekeken hoe andere voorzieningen daarin een plek kunnen krijgen. Zoals de mantelzorgwaardering en de tegemoetkoming voor inwoners met een chronische ziekte of beperking.

INKOMEN EN BIJZONDERE BIJSTAND

Inwoners zonder werk en met een inkomen beneden de bijstandsnorm kunnen een beroep doen op de gemeente voor een uitkering in het kader van de Participatiewet. De gemeente Emmen voert dit voor ons uit. Daarnaast kunnen inwoners met een laag inkomen (beneden de 120% van de bijstandsnorm) een beroep doen op de gemeente voor bijzondere bijstand. Er zijn hiermee verschillende ‘toegangen’ (via gemeente Emmen en de gemeente Borger-Odoorn). Terwijl het juist onze visie is één brede toegang te organiseren.

Dit pleit ervoor om de sociale teams een nadrukkelijkere rol te geven bij de bijzondere bijstand en de hiervoor genoemde minimavoorzieningen. Op deze manier kan een (bijna) volledige integrale afweging gemaakt worden. Bijvoorbeeld voor ondersteuning, zorg en financiën. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de samenwerkingsafspraken met de gemeente Emmen. Deze zullen in de komende periode aangepast worden.

SCHULDHULPVERLENING

De uitvoering van de schuldhulpverlening ligt bij de Gemeentelijke Kredietbank Assen (GKB). Hierbij verzorgen de sociale teams de intake en de psychosociale kant. Schuldhulpverlening betreft het traject vanaf het moment van de ondertekening van de aanvraag schuldhulpverlening en de overdracht naar de GKB (financieel-technische kant). Of en welke ondersteuning een inwoner/huishouden nodig heeft hangt af van de eigen kracht, de omgeving en eventuele andere problemen.

In 2016 is het project ‘budgetbeheer in beeld’ gestart. Doel van het project is inzicht te krijgen of – en in welke mate – mensen binnen de schulphulpverlening zelf hun financiën kunnen regelen. Of wat daarvoor nodig is. Het voordeel zou kunnen zijn dat een deel van de inwoners geen gebruik meer maakt van het dure budgetbeheer van de GKB. Dat betekent dat uit de rode boog – individuele voorzieningen – wordt afgeschaald naar collectief. Of naar een algemene voorziening. Of geheel op eigen kracht.

BORG

Meedoen in de eigen omgeving betekent ook kijken naar de mogelijkheden in de buitenruimte. BORG (Beheer Openbare Ruimte en Gebouwen) is onze eigen partij in de buitenruimte. We gaan kijken hoe we op maatschappelijk verantwoorde wijze verbindingen kunnen leggen tussen de ontwikkelingen in het sociaal domein en mogelijkheden in de buitenruimte.

ACTIEPUNTEN

  • TOELEIDING JUISTE VOORZIENINGEN

    Onderzoeken hoe het kan dat sommige inwoners met een indicatie niet de juiste hulp kunnen vinden.

  • UITKERING EN EIGEN KRACHT

    Onderzoeken met de desbetreffende uitkeringsinstanties of het mogelijk is de strikte voorwaarden, waaronder vrijwilligerswerk gedaan mag worden naast een uitkering, in individuele situaties in overleg soepeler kunnen worden toegepast.

  • PILOT SOCIALE ACTIVERING

    De verbinding van beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding. Doel is uiteindelijk om één aanpak te realiseren voor alle mensen met afstand tot de arbeidsmarkt (dagbesteding/ beschut werken). De pilot dient ervoor om te onderzoeken of dat kan.

    Afspraken maken op arbeidsmarktregio-niveau met werkgevers (werkgeversdienstverlening) met ruimte voor couleur locale in samenhang met dagbesteding.

    Daarnaast onderzoeken hoe mensen met afstand tot de arbeidsmarkt ingezet kunnen worden bij verenigingen (hand- en spandiensten) zodat een win- winsituatie ontstaat.

  • TOEZICHT WMO 2015

    Nader in te richten in samenhang met relatie-, prestatie- en kwaliteitsmanagement.

  • AANSLUITING ONDERWIJS-ARBEIDSMARKT

    Toewerken naar een sluitende in samenwerking met de Arbeidsmarktregio Drenthe.

  • OVERGANG 18- / 18+

    Monitoren of overgang 18- / 18+ verbetert op basis van de bestaande/nieuwe overeenkomsten Wmo 2015/jeugdhulp.

    Algemene voorziening realiseren voor jongeren (zonder het stempel van hulpverlening) om overgang van school naar dagbesteding/werk beter te laten verlopen.

  • VERGROTEN BEREIK MINIMAVOORZIENINGEN

    Het niet-gebruik van minimavoorzieningen tegengaan, waarbij we expliciet aandacht hebben voor laaggeletterden en ouderen

  • COLLECTIEVE ZORGVERZEKERING

    Onderzoeken of de gelden die nu nog uitgaan naar een collectieve zorgverzekering voor minima (deels) omgezet kunnen worden naar een meer preventief programma voor diezelfde doelgroep. Hierin kunnen bijvoorbeeld bewegen, het aanpakken van overgewicht en het verminderen van roken centraal staan.

  • INKOMEN EN BIJZONDERE BIJSTAND

    Integrale indicatie en koppeling met Wmo 2015, jeugd en schulddienstverlening. Aanpassen samenwerkingsafspraken gemeente Emmen. Bij evaluatie webwinkel ook meenemen hoe andere voorzieningen daarin een plek kunnen krijgen.

  • RE-INTEGRATIE EN BESCHUT WERKEN

    Resultaatgericht inkopen op het gebied van re-integratie en eventueel beschut werken.

  • SCHULDHULPVERLENING

    Toewerken naar minder inzet van individuele voorzieningen (budgetbeheer in beeld) en meer inzet van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen.

  • KOPPELING ZORG EN ONDERSTEUNING – PARTICIPATIEWET

    Sociale teams krijgen een nadrukkelijker rol in de informatievoorziening en toegang tot bijzondere bijstand en minimavoorzieningen.

  • REGIE IN DE BUITENRUIMTE

    Regie in de buitenruimte wordt nader uitgewerkt in samenspraak tussen de desbetreffende gemeentelijke afdelingen en andere betrokken partijen.

Op naar de toekomst

GEZIN

Het problematische gedrag van Bert-Jan houdt aan. De communicatie met hem verloopt steeds moeizamer. Daarom gaat Marion in de vakantie nog een keer bij de familie op bezoek. Er wordt ook gesproken over de financiën, die eigenlijk tekort schieten om het gezin goed draaiende te houden.

SOCIAAL TEAM

Omdat Bert-Jan problemen heeft met het omgaan met emoties en met het leggen van contact, gaat Marion ervoor zorgen dat hij wordt doorverwezen naar een instantie die jeugdhulp biedt. Hopelijk biedt de zomervakantie wat rust. Marion geeft aan dat het belangrijk is om hem een duidelijke structuur te bieden en iedere dag af te spreken wat van belang is.

Ondertussen kijkt de klantmanager met Rika naar haar kansen op de arbeidsmarkt. Zij kan wellicht op termijn ook in deeltijd werken en hiermee het gezinsinkomen aanvullen. Ze zou in eerste instantie als vaste vrijwilliger kunnen werken bij de ruilgoederenbank. Gelijktijdig wordt geprobeerd haar te activeren waarbij haar lees- en schrijfvaardigheid wordt verbeterd. Goed voor haar eigenwaarde en zo kan ze ontdekken waar ze goed in is.

WAARDEVOL CONTACTMOMENT

De familie De Vrieze pakt de kansen die er zijn. Er is veel in werking gezet. Er wordt hulp geboden vanuit verschillende bogen van het Regenboogmodel. Zo wordt er gewerkt aan meer inkomen, krijgt Bert- Jan individuele hulp en kan Rika meer zelfvertrouwen ontwikkelen door haar werk bij de ruilgoederenbank.

Marion van het sociaal team zal een vinger aan de pols houden. Dit betekent dat zij af en toe contact zal zoeken om te horen hoe het gaat en of er nog aanvullende acties nodig zijn. In de praktijk blijkt dit heel waardevol: mocht er iets gebeuren in het gezin en trekken zij zelf niet aan de bel, dan is er altijd het contactmoment met de sociaal werker.

Tot slot

Vanzölf saomen!

Beleid maken kan niet zonder verbinding: allereerst met onze inwoners, maar ook met onze eigen uitvoering en onze partners. Daarom hechten we ook aan partnerschap, het samen doen. Van belang daarbij is – zo bleek uit de interactieve beleidsvorming – beleid concreet, vanzelfsprekend te maken. Dan sluit beleid aan bij wat nodig is. En is het zo effectief en efficiënt mogelijk.

AAN DE SL AG

In de komende 2 jaar gaan we samen met onze inwoners en partners aan de slag met de actiepunten. Waarbij we het instrument sociale marketing gaan gebruiken om aan te sluiten bij de vraag in onze gemeente. De actiepunten worden geconcretiseerd en komen terug in uitvoeringsplannen en/of afdelingswerkplannen. Waarbij we rekening houden met de ontwikkelingen in de samenleving, de politiek of veranderende wetgeving en de uitkomsten van evaluaties en monitoring.

Bijlage 1 Prioritering onderwerpen in de informatieve raad

De raadsleden zijn tijdens deze informatieve raad in drie groepen gesplitst. Elke groep stelde een top vijf samen van onderwerpen die zij het belangrijkst vinden. De groepen hebben bij de top vijf hun motivatie gegeven. De uitkomsten leidden tot de volgende, algemene top vijf:

TOP VIJF

  • 1.

    Opvoeden en opgroeien

  • 2.

    Onderwijs

  • 3.

    Mantelzorg

  • 4.

    Gezondheid

  • 5.

    Mobiliteit & Voorzieningen

Hieronder vindt u de top vijf en de motivatie per groep. Deze motivaties zijn meegenomen bij het opstellen van het beleidsplan.

GROEP 1

Onderwerp

Score

Motivatie

Opvoeden en opgroeien

1

Basis van de samenleving

Onderwijs

2

Belangrijke schakel; vindplaats; kennis

Mantelzorg

3

Zij geven veel informatie; belangrijke schakel in de ondersteuning; hoort onder informele zorg

Gezondheid

4

Ervaren gezondheid; belangrijk voor participatie; door bewegen

Schulddienstverlening

5

Vanwege impact op gezinnen; gezondheid + deelnemen

Informele zorg

6

Mobiliteit & Voorzieningen

6

Vrijwilligers

6

Sport

6

Laaggeletterdheid

6

GROEP 2

Onderwerp

Score

Motivatie

Mobiliteit & Voorzieningen

1

Per leefgebied voldoende voorzieningen om eenzaamheid tegen te gaan; kwetsbare groepen en vergrijzende gemeente: problemen voorkomen door langer thuis wonen

Mantelzorg

2

Onderzoeken wat mantelzorger nodig heeft om taak vol te houden; ondersteunen mantelzorger door naoberschap

Onderwijs

3

Meer aandacht voor zelfredzaamheid (laaggeletterdheid; omgaan met geld; opvoeden en opgroeien); verhoging van de eigenwaarde

Gezondheid

4

Doorontwikkelen van gezonde leefstijl; onderzoeken waarom activiteiten wel of niet tot resultaten leiden

Informele zorg

5

hoort bij mantelzorg

Opvoeden en opgroeien

6

Laaggeletterdheid

6

Vrijwilligers

6

Sport

6

Schulddienstverlening

6

GROEP 3

Onderwerp

Score

Motivatie

Informele zorg

1

Draagkracht mantelzorger; denk ook aan de jonge mantelzorger

Opvoeden en opgroeien

2

Vechtscheiding; beginnen bij het kind: beïnvloedt ook andere thema’s (gezonde leefstijl; laaggeletterdheid: voorscholen)

Gezondheid

3

Overgewicht en preventie

Mobiliteit & Voorzieningen

4

Vooral in de kleine (veen)dorpen weinig voorzieningen; ouderen: eenzaamheid

Laaggeletterdheid

5

Continue aandacht, veel verborgen laaggeletterdheid; wordt steeds belangrijker; ook digitale laaggeletterdheid

Mantelzorg

6

Vrijwilligers

6

Sport

6

Schulddienstverlening

6

Onderwijs

6

Bijlage 2

Interactieve beleidsvorming

Naam/organisatie

Welke punten zijn meegegeven?

Wat is ermee gedaan?

Gezin Nieuw-Buinen

· Ouders zoeken oplossing in eerste instantie in hun eigen sociaal netwerk

· Vervolgens spreken ze met leidster/docent/huisarts.

· Het zou goed zijn als professionals die dichtbij ouders staan goed en breed kunnen signaleren.

Het breed signaleren staat benoemd in de inleiding onder het kopje ‘Preventie en vroegsignalering’.

Werkgroep laaggeletterdheid

· Doorbreken taboe op laaggeletterdheid, want hierdoor vragen inwoners moeilijk hulp.

· Aandacht voor mogelijk nieuwe doelgroep asielzoekers.

· Aanpak vraagt gezamenlijke inspanning ouders en school, maar het is soms lastig om dit te realiseren (ouders lezen niet voor, wijze van communiceren sluit niet aan).

· Aandacht voor jonge mantelzorgers: hun taalontwikkeling loopt vaak achter.

Dit is op hoofdlijnen meegenomen in het hoofdstuk ‘Algemene voorzieningen’.

Uit gesprekken met professionals over informele zorg

· Meer aandacht voor mantelzorgers. Ook voor het feit dat zij vaak zelf niet weten dat ze mantelzorgers zijn.

· Meer aandacht voor jonge mantelzorgers, zijn niet goed in beeld. Daarnaast nog specifiek voor de KOPP-kinderen (Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen).

· Mantelzorgwaardering: 3 pijlers, te weten ondersteuning, belangenbehartiging en een kleine waardering in de vorm van een geschenk, waardebon of uitje. Voor jonge mantelzorgers andere waardering dan volwassen mantelzorgers.

· Aandacht voor realiseren van respijtmogelijkheden vanuit de boog algemene voorzieningen: nu loopt de overbelasting te ver op en wordt een geïndiceerde voorziening verstrekt.

· Aandacht voor het dilemma dat inwoners met een uitkering belemmerd worden in het meedoen en eigen kracht: ze zijn vaak gemotiveerd om vrijwilligerswerk te verrichten, maar worden hierin gehinderd door de eisen die gesteld worden vanuit de wet (sollicitatieplicht en de daaraan verbonden eisen t.a.v. vrijwilligerswerk).

Dit is op hoofdlijnen meegenomen in het hoofdstuk ‘Gezin en sociaal netwerk’.

Coördinator Boodschappen PlusBus

1. Lukt vroegtijdig signaleren en bieden van gewenste ondersteuning?

· Boodschappen PlusBus is goed in staat om hun vrijwilligers te ondersteunen en ‘uit te rusten’ voor hun werk.

· Boodschappen PlusBus signaleert wanneer hun gebrui- kers problemen ervaren (dat kan van alles zijn) en verwijzen waar nodig door naar de juiste organisatie zoals de sociale teams en Andes.

2. Hoe zorgen jullie ervoor dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen? · Boodschappen PlusBus spreekt de eigen kracht van hun vrijwilligers aan en houdt rekening met ieders talenten.

3. Wat zijn aandachtspunten?

· Boodschappen PlusBus is afhankelijk van subsidie en sponsoring om de kosten voor hun gebruikers betaalbaar te houden.

· Boodschappen PlusBus vraagt aandacht voor de verbinding met de sociale teams (o.a. voor potentiële) gebruikers. Deze verbinding is wel gelegd door de coördinator, maar nog niet echt van de grond gekomen. Een gemiste kans.

4. Wat mogen we van jullie verwachten? · Boodschappen PlusBus haalt bewust vrijwilligers met kwaliteit in huis, waardoor de PlusBus een succes is.

Wat beschreven staat onder vraag 3 is in algemene zin meegenomen in het hoofdstuk ‘Algemene voorzieningen’.

Stichting Ouderen Activiteiten Borger-Odoorn

StOA blijft zich richten op diverse activiteiten voor senioren op het gebied van sport, educatie en welzijn.

Geen specifieke punten voor het beleidsplan.

Uit Brede School overleg

· Preventief werken gebeurt nog vaak vanuit de eigen organisaties en kerntaken.

· De gemeente gaat er te snel vanuit dat preventie is geregeld.

· Besef begint te komen dat breed preventief werken (zowel op cognitief als sociaal-emotioneel vlak als ten aanzien van taal en beweging) van belang is. Want het ene probleem hangt vaak samen met het andere.

· Preventie krijgt daarom een prominentere rol op de agenda van het Brede School overleg.

Het breed preventief werken en signaleren staat benoemd in de inleiding onder het kopje ‘Preventie en vroegsignalering’.

Cultuurcoach

1. Vanuit het werkveld

· Professionals op het gebied van cultuur (artiesten), maar ook - bijvoorbeeld - schooldirecteuren en verenigingen kunnen veel meer krachten bundelen en verbindingen maken. Hiervoor is het nodig dat zij weten wat er in het veld speelt. Ze moeten hun partners kennen en weten wat ze kunnen doen.

· Cultuur is een middel om bepaalde doelgroepen te betrek- ken bij sociaal-culturele gebeurtenissen. De participatie aan culturele activiteiten geeft saamhorigheid en versterkt de band in de gemeenschap (bijvoorbeeld jeugd, ouderen, vluchtelingen).

2. Hoe wordt ervoor gezorgd dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen?

· Cultuurcoach bepleit dat gemeente een faciliterende rol blijft spelen. Zodat er iemand is die kan verbinden en kansen ziet. Voorbeeld: kunstwerk in Borger.

· Cultuur speelt een belangrijke rol in het verbinden van diverse doelgroepen. Binnen culturele activiteiten krijgt ie- der een kans te participeren en zich te ontwikkelen.

3. Wat zijn aandachtspunten?

· Verbinding sociale teams, cultuur en sport. Door deze verbinding ontstaan er nieuwe kansen.

· Professionals, maar ook kunstenaars en verenigingen zijn ogen en oren in het veld. Als iedereen met een brede blik kijkt en er ontstaat verbinding, ontdek je nieuwe mogelijkheden.

· Cultuur is onderdeel van de educatie van alle leerlingen in het PO en VO.

· Onze gemeente is cultuurrijk. Maar door bredere kijk, aan elkaar knopen en verbinden kan cultuur een nog grotere maatschappelijke rol krijgen.

Meegenomen in het hoofdstuk ‘Algemene voorzieningen’.

MEE Drenthe (specialistische cliëntondersteuning)

1. Lukt vroegtijdig signaleren en bieden van gewenste ondersteuning?

· MEE kan de gewenste ondersteuning bieden.

2. Hoe zorgen jullie ervoor dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen?

· Door het aanbod aan te passen aan de vraag.

· Door verbinding te maken met de sociale teams.

3. Kan het dichterbij en zijn er lichtere vormen mogelijk? · MEE is nu een schilpartij, staat hierdoor nu ‘verder weg’.

4. Wat zijn aandachtspunten?

· Doelgroepen niet uit het oog verliezen: weten ze de weg te vinden?

5. Wat mogen we van jullie verwachten?

· Meedenken in oplossen en uitvoeren.

· De tijd nemen (of juist niet nodig vanwege de kennis).

· Voorveld bekender maken en vergroten.

· Toeleiding Wet langdurige zorg.

Dit is meegenomen in het hoofdstuk ‘Algemene voorzieningen’.

Het LSR (vertrouwenspersonen)

1. Lukt vroegtijdig signaleren en bieden van gewenste ondersteuning?

· Signaleren lukt alleen in latere instantie. Op basis van een signaal/melding komt de vertrouwenspersoon in actie. Signalen worden opgepakt, verwoord en doorgegeven aan de gemeente/sociaal team.

· De bekendheid van de vertrouwenspersonen moet worden vergroot.

· De opdracht kan goed worden uitgevoerd.

2. Hoe zorgen jullie ervoor dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen?

· De vertrouwenspersonen richten zich op het oplossend vermogen van de inwoner. De oplossing is dan ook vaak zeer laagdrempelig.

3. Kan het dichterbij en zijn er lichtere vormen mogelijk?

· De aanwezigheid van de vertrouwenspersoon (en de onafhankelijke cliëntondersteuning) moet nadrukkelijk gecommuniceerd worden door onder andere de medewerkers van het Sociaal team.

4. Wat zijn aandachtspunten?

· Medewerking van het Sociaal Team en andere partijen waar de inwoner een probleem mee heeft is noodzakelijk. De zaken die worden aangedragen moeten leiden tot verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening.

Dit is meegenomen in het hoofdstuk ‘Algemene voorzieningen’.

Naar aanleiding van onderzoek voor ‘bibliotheeknota’

· 5 kernfuncties: leren, lezen, informeren, cultuur en ontmoeting. Uit onderzoek is gebleken dat met name de kernfuncties lezen (ter plekke of thuis) en informeren (het opzoeken van allerlei informatie) belangrijk zijn voor onze inwoners. Onderzoeken of we als gemeente actiever in- formatie over bijvoorbeeld zorg en ondersteuning aan de bibliotheek ter beschikking kunnen stellen.

· Vooral inwoners met een kleine beurs maken gebruik van de bibliotheek. De bibliotheek is laagdrempelig, een neutrale plek. Wellicht kan de bibliotheek meer gebruikt worden als locatie voor bijvoorbeeld bijeenkomsten en cursussen.

Dit is meegenomen in het hoofdstuk ‘Algemene voorzieningen’.

Welzijngsgroep Andes

1. Lukt vroegtijdig signaleren en bieden van gewenste ondersteuning?

· Heldere opdrachten blijvend opstellen.

· Samenlevingsopbouw is onontbeerlijk voor de begeleiding van burgerinitiatieven, leefbaarheid en sociale samenhang.

· Meer samenwerking en kennisdeling tussen de partners in het werkveld blijft doel.

2. Hoe zorgen jullie ervoor dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen?

· Met bewoners/vrijwilligers wordt preventie en voorlichting ontwikkeld.

· Door middel van bewezen methodieken worden bewoners/vrijwilligers aangesproken op hun eigen kracht

· Door het gebruik van andere methodieken wordt de eigen kracht gestimuleerd en ontwikkeld.

3. Kan het dichterbij en zijn er lichtere vormen mogelijk?

· Dat wat de burger wil/nodig heeft moet zo dichtbij mogelijk, door middel van algemeen toegankelijke voorzieningen worden geboden.

· De algemeen toegankelijke voorzieningen worden bij voorkeur zoveel mogelijk door bewoners/vrijwilligers be- heerd en uitgevoerd onder eigen regie.

4. Wat zijn aandachtspunten?

· Afspraken tussen het Sociaal Team en de schilpartijen is een punt van blijvende aandacht.

5. Wat mogen we van jullie verwachten?

· Actuele deskundigheid van zowel de beroepskrachten als de vrijwilligers is beschikbaar.

· De deskundigheid is beschikbaar om de opdracht conform kwaliteitseisen uit te voeren.

· Op basis van deskundigheid vindt samenwerking plaats met het Sociaal Team en andere schilpartijen.

Verwerkt in de hoofdstukken ‘Gezin en sociaal netwerk’ en ‘Algemene voorzieningen’.

Accare (2e lijns jeugdhulp)

1. Lukt vroegtijdig signaleren en bieden van gewenste ondersteuning?

· Voorveld: faciliteren/stimuleren dat voorveld voldoende deskundig is, zodat voorveld tijdig aanhaakt, vroegtijdig kan signaleren (m.n. bepaalde psychiatrische problematiek en lvb) en risico’s kan inschatten.

· Volwassenen psychiatrie: stimuleren dat hulp/blik zich niet alleen richt op de volwassene maar ook op het gezin.

· Positief over de aanwezige deskundigheid in de sociale teams.

2. Hoe zorgen jullie ervoor dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen?

· Positief over ‘vinger aan de pols’ door sociale teams, waardoor hulp kan worden afgeschaald.

· Stimuleren dat er nog meer wordt toegewerkt naar hulp in de thuissituatie in plaats van klinisch (en als klinisch nodig is, dit zo kort mogelijk).

· Stimuleren dat kennis en ervaringen worden gedeeld en dat samenwerking op gang komt om deze ontwikkeling ‘verder te brengen’.

· FACT-team jeugd is een goed voorbeeld van het ‘dichtbij’ brengen van hulp, ook in complexe situaties.

3. Kan het dichterbij en zijn er lichtere vormen mogelijk?

· Aandacht voor het risico om ‘lichtere vormen’ van hulp in te zetten, terwijl het soms veel effectiever is om zwaardere hulp in te zetten in de thuissituatie. Dit heeft ook met eerder genoemde deskundigheid te maken.

4. Wat zijn aandachtspunten?

· Deskundigheid m.b.t. signaleren van een angststoornis, depressie, trauma. Met tijdige herkenning kan sneller en effectiever de juiste hulp worden gegeven.

· Samenwerking jeugdhulp – (passend) onderwijs: brede blik voor betere aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, tijdig beginnen.

· Inzet POH-er jeugd, verbinding huisartsen-sociale teams/ gemeentezorgverzekeraar. Sneller bepalen en inzetten van de juiste hulp.

Beter Thuis Wonen (thuiszorg)

1. Lukt vroegtijdig signaleren en bieden van gewenste ondersteuning?

· Vroegtijdig signaleren lukt: medewerkers leggen hun signalen neer bij zorgteam, zorgteam heeft goede contacten met sociale teams. Signalen worden opgepakt en over en weer worden acties teruggekoppeld.

· Beter Thuis Wonen kan haar opdracht goed uitvoeren.

2. Hoe zorgen jullie ervoor dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen?

· Beter Thuis Wonen heeft zowel in haar visie als in de uitvoering de focus op eigen kracht: niet de focus op het ziekzijn of de beperking maar juist op wat wél kan.

3. Kan het dichterbij en zijn er lichtere vormen mogelijk? · Beter Thuis Wonen participeert in initiatief Wijkleercentrum doen! Daarin verrichten studenten (Entree-onderwijs en MBO niveau 2) van het Alfa College werkzaamheden bij inwoners thuis (ramen wassen, koken, spelletje doen, dus niet geïndiceerde ondersteuning). Door het wegvallen van het functieprofiel helpende verzorgende zijn er steeds minder stageplekken. Op deze manier kunnen studenten toch werkervaring opdoen. De samenwerkende organisaties dragen cliënten aan. Wellicht een mooi voorbeeld voor onze gemeente/regio?

· Beter Thuis Wonen denkt na over hoe zij kansen kunnen bieden aan inwoners die niet kunnen doorstromen naar regulier werk.

Meegenomen in het hoofdstuk ‘Collectieve en individuele voorzieningen’.

Coöperatie BOOZ (kleinschalige aanbieders jeugdhulp en Wmo)

1. Lukt vroegtijdig signaleren en bieden van gewenste on- dersteuning?

· Gevoel van gebrek aan vertrouwen aan de zijde van de sociale teams. Zij hebben het idee dat bij een verwijzing van een inwoner naar de sociale teams, deze het werk overdoen.

· Psycholoog binnen coöperatie die door de anderen ingeschakeld kan worden. Hierdoor kunnen ze alle doelgroe-pen bedienen en hebben ze expertise in huis.

· Door de organisatievorm van een coöperatie staan de leden er niet alleen voor en kunnen ze gebruik maken van elkaars expertise. Daarnaast maakt het hen minder kwetsbaar, omdat ze kunnen bijspringen als een lid uitvalt.

2. Hoe zorgen jullie ervoor dat inwoners naar vermogen en op eigen kracht meedoen?

· Eigen kracht en mogelijkheden zijn onderdeel van het ondersteuningsplan en altijd het doel. Mantelzorgers worden waar mogelijk betrokken bij het opstellen van dit plan.

· Uitgangspunt vormt wat iemand wél kan.

3. Kan het dichterbij en zijn er lichtere vormen mogelijk?

· Geen lichtere vormen: inwoners komen bij de coöperatie vanuit het voorveld.

· Coöperatie signaleert dat inwoners vaak te laat aan de bel trekken.

· Coöperatie signaleert dat inwoners met verwijzing of indicatie er geregeld géén gebruik van maken. Er is meer samenwerking tussen betrokken partijen nodig om dit te voorkomen.

4. Wat zijn aandachtspunten?

· Aandacht op een respectvolle manier: iedereen – ook ouderen – kan meedoen in eigen tempo, in een veilige omgeving en voelt zich gewaardeerd.

5. Wat mogen we van jullie verwachten?

· Maatwerk. Niet alleen kijken naar individu maar ook het (gezins)systeem.

· Deskundigheid. Men biedt veiligheid en vertrouwen en waarborgt de privacy.

Verwerkt in de hoofdstukken ‘Algemene voorzieningen’ en ‘Collectieve en individuele voorzieningen’.

Bijlage 3 Inspraak

Inspraak van

Inhoud

Wat is er mee gedaan?

M. Schulte, afdelingsmanager MO gemeente Borger-Odoorn

Onderwijs: de maatschappelijke rol van de onderwijsinstellingen komt onvoldoende uit de verf.

De tekst is aangepast.

E. Rossèl, afdelingsmanager KCC gemeente Borger-Odoorn

Pilot sociale activering: graag hierbij eenzelfde link leggen met de mogelijkheden in de buitenruimte zoals onder BORG.

Dit is aangepast.

College B&W gemeente Borger-Odoorn

College verzoekt een korte passage op te nemen, waarin de goede samenwerking met de politie een plek krijgt in het stuk.

De tekst is gewijzigd.

Wethouder F. Alberts gemeente Borger-Odoorn

Graag een korte toelichting in een kader op het Regenboogmodel

De toelichting is in het stuk toegevoegd.

Wethouder A. Trip gemeente Borger-Odoorn

Wethouder Trip brengt in dat de Drentse term "Vanzölf" in verschillende gebieden als "vanzelf - je hoeft er niets voor te doen" wordt uitgelegd, en niet als "vanzelfsprekend".

Het Huus van de Taol is met deze suggestie gekomen en geeft aan dat vanzölf in het Drents naast ‘vanzelf’ ook ‘vanzelfsprekend’ betekent. De titel is gehandhaafd.

Wethouder A. Trip gemeente Borger-Odoorn

Cultuur: bibliotheekvoorzieningen is een bredere term, onze gemeente kent 4 bibliotheekvestigingen.

Dit is aangepast.

Wethouder A. Trip gemeente Borger-Odoorn

Inkomen en bijzondere bijstand: onduidelijke tekst, gaat het er hier om dat er nu verschillende loketten zijn en dat we dat willen verbeteren voor onze inwoners door (een deel van) de taken bij de sociale teams neer te leggen?

De tekst is aangepast.

Dhr. M. Staal, Zorggroep Tangenborgh

We hebben het beleidsplan doorgenomen en natuurlijk met de bril op van een aanbieder van ouderenzorg. Het valt ons daarom op dat er in het plan weinig focus is op de problematiek van de ouder wordende inwoners van Borger-Odoorn, terwijl toch bekend is dat deze doelgroep in de komende jaren alleen maar zal groeien. De combinatie met de trend dat ouderen langer thuis blijven wonen en nu reeds met toenemende problematiek te maken krijgen (zie de media) doet verwachten dat de vraag naar ondersteuning zal toenemen. Activering, stimulering en eigen regie vormen voor deze doelgroep steeds minder een panacee.

Er is bewust voor gekozen – zoals in de leeswijzer staat – zo min mogelijk ‘doelgroepen’ te benoemen.

Dit betekent niet dat hiervoor geen aandacht is.

Ziet de gemeente respijtzorg en de ondersteuning van mantelzorgers voornamelijk als een kwestie van vrijwilligers? Wellicht wordt daar toch veel (oudere) mantelzorgers mee te kort gedaan, die door het langer thuis blijven wonen van hun dementerende partner met steeds zwaardere problematiek te maken krijgen en niet alleen met een goed gesprek of een uitje geholpen zijn.

Wij denken dat er samen vormen/producten te bedenken zijn, waarin de rol van de professional meer een ondersteunende is, dan een uitvoerende, maar waarmee die rol wel de continuïteit van ondersteuning en begeleiding langer kan borgen, totdat de burger het niet meer zelf redt.

Het voorbeeld van het gezin, dat door het plan heen geweven zit, vinden wij redelijk oppervlakkig, rooskleurig en niet erg vernieuwend. Ook roept dit het beeld van de vroegere maatschappelijk werker bij ons op.

Echter, het spreekt natuurlijk vanzölf, dat we graag meedenken aan het vormgeven van ondersteuning en begeleiding in de toekomst. We zijn daar zelf al druk mee bezig. De opening van het “Dementiehuis van de toekomst” is daarvan een mooie illustratie.

De gemeente ziet dit niet voornamelijk als een kwestie van vrijwilligers, maar ziet zeker wel kansen om meer laagdrempelige, algemene voorzieningen te realiseren met goed opgeleide vrijwilligers. Dit laat onverlet dat er waar nodig nog steeds collectieve en/of individuele voorzieningen zullen worden ingezet.

Dhr. P. Revenboer van MEE Drenthe

Dit is een reactie op het concept beleidsplan van de gemeente Borger Odoorn.

Een mooi plan waarin verbinden, verbreden en integratie van het sociaal terrein met aanpalende beleidsterreinen wordt toegelicht in combinatie met de verdere doorontwikkeling van het sociaal team/domein.

In veel gemeenten vervult MEE van oudsher de rol van onafhankelijke cliëntondersteuner. MEE ontwikkelt mee met de veranderingen in het sociaal domein. Inmiddels is de dienstverlening van MEE veel breder onder het motto: we helpen de maatschappij om te gaan met mensen met een beperking. Dat betekent dat we ook diensten verlenen en kunnen leveren voor en gericht op mensen zonder beperking.

Wij bevorderen een inclusieve samenleving door ideeën in te brengen gericht op een grotere participatie van kwetsbare burgers. Dat sluit goed aan bij het beleidsplan van de gemeente Borger Odoorn waarin een grote rol ligt voor het zelf organiserend vermogen van burgers; verbinden en verbreden. Informele zorg en hulp waar het kan, maatwerk en geïndiceerde zorg waar het moet.

Met name in complexe problematiek van kwetsbare burgers heeft MEE Drenthe zich bewezen om cliënten doeltreffend te kunnen ondersteunen, overbodige stappen in het proces in een vroeg stadium te voorkomen en een onnodig beroep op langdurige en/of dure gespecialiseerde zorg te voorkomen.

Het bevorderen van de eigen regie en het doorbreken van de afhankelijkheid van hulpverlening zijn voor ons vanzelfsprekende uitgangspunten. Dat doen we zonder problemen onnodig te problematiseren noch te bagatelliseren. Daar zien wij de meerwaarde van MEE, naast de cliëntondersteuning die we van oudsher bieden.

In uw reactie lezen wij dat u graag mee wilt denken en mee uitvoering wilt geven aan de ambities en actiepunten die in het beleidsplan beschreven staan. Wij waarderen dit zeer en zullen u zeker betrekken.

Afstemming Onderwijs

Het beleidsplan is afgestemd met het onderwijs (samenwerkingsverband 2202-PO). Het samenwerkingsverband heeft via de coördinator, de heer R. Weener, per mail laten weten akkoord te gaan met het beleidsplan met dien verstande dat zij graag een actiepunt toegevoegd willen zien waarbij de verbetering van de samenwerking en afstemming tussen de sociale teams en de onderwijsinstellingen wordt benoemd.

Het actiepunt is toegevoegd onder het kopje “(Passend) onderwijs”.

Bijlage 4 Advies van Adviesraad sociaal domein met reactie college

1 Algemeen perspectief

1.1 Aannames en demografische analyse

Reactie college

In 'Vanzelfsprekend samen' is het voor de Adviesraad niet altijd even duidelijk wat de premissen, oftewel de aannames waarop het stuk gebaseerd is, zijn. Het lijkt er soms op dat het beleid bijvoorbeeld gebaseerd is op de aanname dat 'deze gemeente in meerdere opzichten een gemeente is met burgers met bovengemiddeld veel problemen (sociaal, gezondheid, etc.)' of 'dat de gemeente zich ten doel

heeft gesteld om al deze problemen op te lossen'. Er is in dit beleidsstuk naar mening van de Adviesraad geen overzichtelijke basis te vinden, waarin helder verwoord staat wat het bestuur belangrijk vindt en hoe zij denkt dat deze gemeente in elkaar steekt. Oftewel: wij missen de aanleiding voor dit beleid, een beginsituatie.

Het beeld dat het college heeft van haar burgers is niet alleen slechts impliciet in het beleidsstuk terug te vinden, het lijkt daarnaast ook niet evidence-based te zijn. Het komt op de Adviesraad over alsof de gemeente dit beleidsstuk niet heeft geschreven op basis van een demografische analyse van de eigen gemeente. Om de juiste speerpunten te hebben en de juiste doelen te stellen in dit beleidsstuk, is het van belang om zicht te hebben op de huidige situatie. Een nulmeting, zeg maar. Laaggeletterdheid is bijvoorbeeld een onderwerp in dit beleidsstuk, maar weet de gemeente wel hoeveel mensen laaggeletterd zijn? In de hoofdstukken 2.4, 3.1 en 4.2 van dit advies komt deze onduidelijkheid eveneens naar voren.

• De Adviesraad wil adviseren om in dit beleid concreter uit te werken welke waarden ten grondslag liggen aan dit beleid.

Wij hebben in het eerste hoofdstuk “De route van de expeditie” op diverse plekken de tekst aangepast, zodat dit concreter naar voren komt.

• De Adviesraad wil adviseren om vooreerst te definiëren wat de problemen zijn (Bijvoorbeeld: Wanneer is iemand laaggeletterd? Waar ligt de grens tussen generatieproblematiek en erfelijke gewoonten?) en op basis daarvan demografische analyses (Hoeveel volwassen, autochtone laaggeletterden telt deze gemeente?) uit te voeren om de omvang van de problematiek in kaart te brengen en vervolgens deze demografische analyse als nulmeting voor het uit te voeren beleid te gebruiken.

Dit beleidsplan borduurt voort op eerdere stukken. Het is een integraal plan dat betrekking heeft op vele onderwerpen in het sociaal domein en wat daarmee verbonden is. Deels zijn de door u genoemde gegevens benoemd in andere stukken of vrij beschikbaar (denk aan www.waarstaatjegemeente.nl). Deels zijn gegevens niet volledig boven tafel te krijgen. Zo is er in algemene zin iets te zeggen over het aantal laaggeletterden en mantelzorgers in onze gemeente, maar is het niet mogelijk om precies te weten hoeveel laaggeletterden of mantelzorgers de gemeente kent. Op basis van allerlei signalen (vanuit allerlei partners) en onderzoeken weten we echter wel welke problemen er in onze gemeente spelen.

1.2 Doelstellingen

Naar mening van de Adviesraad moet gemeentelijk beleid toetsbaar zijn. Toetsbaarheid wordt gecreëerd door de problemen helder te definiëren en te meten (demografische analyse). Op basis van deze nulmeting kan niet alleen getoetst worden, maar kan ook in het beleid omschreven worden wat het doel is. Elke beleid heeft een 'stip aan de horizon' nodig, een punt waar naar toe gewerkt kan worden en aan de hand waarvan resultaten beoordeeld kunnen worden. Het gaat hierin simpelweg om de vraag wat je bereikt wilt hebben in 2020 of 2025. Bijvoorbeeld: 'de gemeente stelt zich in de strijd tegen laaggeletterdheid ten doel om in 2025 het aantal kinderen dat de basisschool verlaat en nog steeds niet goed kan lezen en schrijven, te reduceren tot 2%'. Of: 'de gemeente stelt zich ten doel om het aantal aanvragen voor intramurale jeugdzorg in 2020 gehalveerd te hebben ten opzichte van de aanvragen in 2016'. In hoofdstuk 2.4 en 4.2 komt dit punt eveneens naar voren.

De gemeente heeft op een aantal terreinen voldoende inzicht om een heel concreet doel te stellen. Maar op lang niet alle terreinen (zeker voor wat betreft de nieuwe taken) is dit het geval en zal het tijd kosten om voldoende inzicht te verwerven om dergelijk concrete doelen te stellen. Voor het meten van effecten en resultaten is een langere periode nodig, omdat het hier gaat om (gedrags)verandering.

Op het sociaal domein is hard gewerkt aan het ontwikkelen van monitorings- en evaluatie-instrumenten en zijn indicatoren benoemd waarop wordt gemeten.

• De Adviesraad adviseert de gemeente om in het beleidsstuk voor zichzelf doelen te stellen. Deze doelen behoren SMART-geformuleerd te zijn en gebaseerd te zijn op een demografische analyse of nulmeting.

Er is besloten om het sociaal domein integraal te monitoren en evalueren. Hiervoor is apart kader opgesteld. De tekst in het eerste hoofdstuk “De route van de expeditie” is aangepast, zodat dit beter naar voren komt. In bijvoorbeeld uitvoeringsplannen kunnen doelstellingen meer SMART worden geformuleerd.

1.3 Verwijzingen

Het beleidsstuk 'Vanzelfsprekend samen' kan gezien worden als een overkoepelend beleidsplan dat tracht het hele sociale domein te bestrijken. De Adviesraad ziet in dat het een forse opgave is om een dergelijk beleidsstuk te schrijven. Het behouden van een helicopterview, het niet verzanden in een eindeloze zee van details is niet eenvoudig. Misschien is het bewaken van de grenzen van de inhoud van dit beleidsstuk wel een van de lastigste aspecten van het schrijven ervan. Ondanks dat is de Adviesraad van mening dat het beleidsstuk wel volledig zou moeten zijn.

Dit beleidsstuk kan gezien worden als een spin in het web van beleidsstukken die ingaan op de deelgebieden van het sociaal domein. Het is daarom belangrijk om dit beleidsstuk in te bedden in de bestaande en de toekomstige beleidsstukken die verbonden zijn met het sociaal domein. Zo ontstaat er samenhang tussen de beleidsstukken en inzicht in de totale materie. In de hoofdstukken 2.1, 3.4 en 4.3 vindt u een voorbeeld van dit punt.

Het is niet mogelijk om volledig te zijn en dit is naar onze mening ook niet noodzakelijk. Beleid of uitvoering is namelijk niet statisch. Een beleidsplan moet voldoende handvatten bieden voor de periode die het bestrijkt en is daarmee een “hoog-over” verhaal.

• De Adviesraad adviseert om in het gehele beleidsstuk waar maar mogelijk te verwijzen naar andere beleidsstukken, jaarplannen en convenanten waarin verder ingegaan wordt op aspecten van Vanzelfsprekend Samen.

Het zou de leesbaarheid van het beleidsplan niet ten goede komen om alle stukken te noemen. In het beleidsplan is al de verbinding gemaakt met de eerdere nota’s op het sociaal domein (afbeelding onder het kopje “Totstandkoming beleidsplan” in het hoofdstuk “De route van de expeditie”). Bovendien zou een dergelijke verwijzing op korte termijn al niet meer actueel zijn, omdat in de komende 4 jaar nog diverse (uitvoerings)plannen uit dit beleidsplan zullen voortkomen. Daarom worden beleidsstukken, jaarplannen en dergelijke gepubliceerd op de gemeentelijke website.

1.4 Burgerraadpleging

Op blz. 11 van het beleidsstuk schrijft u:

'Tijdens het proces van de interactieve beleidsvorming bleek het voor inwoners en vrijwilligers lastig om mee te denken over het beleidsplan. Voor hen een vrij abstract onderwerp. Bij de uitwerking in uitvoerings- en projectplannen nemen we dit gegeven mee. We willen de doelgroepen actief betrekken.'

U verwijst vervolgens naar bijlage 2, waaruit zou moeten blijken dat de beleidsvorming toch interactief heeft plaats gevonden. In bijlage 2 staat een lijst van organisaties waar u contact mee hebt gehad tijdens de beleidsvorming. U noemt in deze bijlage echter geen contact met burgers. Het lijkt er voor ons op dat de interactieve beleidsvorming met burgers gereduceerd is tot interactieve beleidsvorming met hulpverlenende organisaties en instanties.

Het beleidsplan is niet alleen van belang voor inwoners, maar ook voor onze partners. Interactieve beleidsvorming richt zich daarom op deze beide ‘groepen’. Ondanks onze inspanningen heeft slechts één gezin inbreng gegeven. Deze inbreng vindt u terug in bijlage 2.

Overigens zijn alle inwoners en partners via de daarvoor geldende procedure uitgenodigd om te reageren op het concept beleidsplan tijdens de inspraakperiode.

• De Adviesraad adviseert om een plan te ontwikkelen om burgers actief te betrekken bij de vormgeving van beleid, zodat bij een volgend beleidsstuk volgens een plan interactief met burgers geschreven kan worden.

Het actief betrekken van inwoners bij de vormgeving van beleid is niet alleen een gemeentelijke verantwoordelijkheid, maar ook de verantwoordelijkheid van uw adviesraad. Wij willen daarom graag samen met u een dergelijk plan ontwikkelen.

1.5 Religieuze instellingen

Meermalen wordt er in 'Vanzelfsprekend samen' naar de waarde van bindende factoren in de samenleving, zoals sportverenigingen, buurtverenigingen en clubs, verwezen. De Adviesraad ervaart het als een gemiste kans dat kerken en andere religieuze instellingen in deze context in het geheel niet genoemd worden. Met name in de Veengebieden, waar de rol van de kerk van oudsher prominenter is dan in het Zandgebied, is de samenbindende rol van de kerk nog steeds onmiskenbaar aanwezig. Ook als het gaat om eenzaamheid en het invulling geven aan sociaal maatschappelijke functies (bijv. voedselbank, culturele en op historie gerichte activiteiten) is de kerk niet weg te denken. Meer dan sportverenigingen en buurtverenigingen zijn kerken dragers van (Drents) cultureel erfgoed en -zij het in mindere mate dan vroeger, maar toch nog steeds - instellingen die een sociaal netwerk bieden. In punt 3.4 komt dit onderwerp eveneens aan de orde.

• De Adviesraad wil adviseren om religieuze instellingen ook te benoemen in dit beleid als instituten die een rol kunnen spelen op het gebied van bijvoorbeeld cultuur (bijv. blz. 21, kopje cultuur), generatieproblematiek, ouderenzorg, eenzaamheid en armoedebestrijding.

We voegen dit voorbeeld op één plek toe. Wij willen daarbij opmerken dat er nog veel meer instellingen zijn die hierin een rol spelen en die ook niet genoemd zijn. De genoemde instellingen zijn bedoeld als voorbeeld.

1.6 Cultuur

Op blz. 21 wordt het belang van cultuur benoemd; het 'Verhaal van Drenthe' wordt in dit hoofdstukje als voorbeeld gegeven. De Adviesraad wil in deze context graag benoemen dat 'Het verhaal van Drenthe' niet genoeg is. De Drentse cultuur is belangrijk, maar de cultuur binnen de gemeente Borger-Odoorn is niet uitsluitend Drents, maar ook provincie overschrijdend Veenkoloniaals. In de Drentse Monden wordt Gronings gesproken, in bijvoorbeeld Nieuw Buinen en Valthermond zijn veel mensen op de Groningse dorpen Stadskanaal en Musselkanaal georiënteerd en de cultuur in de Drentse Veenkoloniale dorpen lijkt meer op de Groningse Veenkoloniale dorpen dan op Drentse zanddorpen.

• De Adviesraad adviseert om, waar het gaat om cultuur, naast het Drentse perspectief voor de Monden expliciet aandacht te besteden aan het Drents-Groningse Veenkoloniale erfgoed.

Hiermee wordt rekening gehouden in het cultuurbeleid. U ontvangt binnenkort de concept cultuurnota ter informatie.

• De adviesraad adviseert om het slotwoord niet alleen in het Drents maar ook in het Gronings te vertalen.

Het slotwoord wordt vertaald in het Zand-Drents en Veenkoloniaal-Drents. En daarmee hebben wij volgens ons rekening gehouden met beide gebieden.

1.7 Adviesraad

De Adviesraad Sociaal Domein houdt zich intensief bezig met het beleid van de gemeente en wil vanuit het burgerperspectief graag een niet te onderschatten bijdrage leveren aan het gemeentelijk beleid. Het welzijn van de burgers staat hierin voorop. Hoewel de Adviesraad nog maar sinds kort van start is gegaan wil zij graag gekend worden in het beleid rondom het sociaal domein en op waarde geschat worden. De Adviesraad betreurt het daarom dat zij geen enkele keer in het beleid genoemd wordt, zelfs niet waar het gaat om burgerraadpleging.

• De Adviesraad adviseert om de Adviesraad expliciet te benoemen als bron van kennis en als platform voor informatie vanuit het burgerperspectief. Een dankwoord behoort tot de mogelijkheden.

Het feit dat de Adviesraad in de eerste versie niet genoemd wordt, betekent niet dat de bijdrage niet wordt erkend en gewaardeerd. De Adviesraad vervult een eigenstandige, onafhankelijke rol, die vastgelegd is in diverse gemeentelijke stukken. Wij vonden daarom vermelding in de eerste versie van het plan zelf – juist vanwege de onafhankelijke positie van de Adviesraad – niet gewenst.

U bent tijdens de periode van totstandkoming uitgenodigd om vooraf uw inbreng te geven. Wij hadden u graag in deze fase als bron van kennis en platform voor informatie willen gebruiken.

Tot slot: uw advies wordt als bijlage bij het beleidsplan gevoegd, met de reactie van het college. Daarmee wordt uw inbreng openbaar.

2 Jeugdzorg-perspectief

2.1 Verbindingen

De Adviesraad heeft waardering voor het gegeven dat een casus als rode draad door het beleidsplan loopt, waaruit het streven naar de focus richten op het hele gezinssysteem en hun netwerk blijkt, inclusief de generatieproblematiek en oplossingsrichtingen. Daarbij is het streven naar een brede verbinding in de zorgketen terug te lezen. Ook blijkt dat er oog is voor de groep 18- en 18+die uit het zicht kan/wil verdwijnen waar dit ongewenst is. Er is expliciete aandacht voor de groep mantelzorgers, hoe jong of oud ook. Tevens is er aandacht voor de verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt om gericht te komen tot geschoolde arbeidskrachten die een plek op de arbeidsmarkt vinden.

Als het gaat om verbreding van en verbinding tussen de verschillende gebieden in het sociale domein, ligt de nadruk op de eerste lijn en die is smal beschreven. Het consultatiebureau en de jeugdarts (GGD) zijn belangrijke vindplaatsen die ongenoemd blijven. Tevens is de verbinding met de tweede lijn (zorgaanbieders, gecertificeerde instellingen) van wezenlijk belang. Voor de groep 18- en 18+ liggen de kansen met name in de verbinding tussen de eerste en de tweede lijn om te voorkomen dat ze uit het zicht verdwijnen en/of tussen wal en schip raken.

• De Adviesraad beveelt u aan om de verbinding tussen eerste en tweede lijn concreet te beschrijven of duidelijk op te nemen in verwijzing naar de betreffende ketenpartners.

De termen 1e en 2e lijn zijn in de praktijk niet eenduidig en worden daarom niet gebruikt in het beleidsplan. In het beleidsplan is wél op verschillende plekken aandacht besteed aan de (keten)partners, waarbij naar onze mening de noodzakelijke verbinding en samenwerking voldoende naar voren komt.

2.2 Solidariteitsbeginsel

In het beleidsplan is niet duidelijk hoe de gemeente grip houdt op het solidariteitsbeginsel tussen de Drentse gemeenten onderling als het gaat om centraal ingekocht zorgaanbod. Het is van belang dat de inwoners een beroep op het zorgaanbod kunnen blijven doen waar dat noodzakelijk is, ook als de gemeente 'zijn deel' al besteed heeft.

Het door u genoemde beginsel betreft de uitvoering van gemeentelijke taken en heeft daarom geen plek in het beleidsplan.

• De Adviesraad adviseert om in het beleidsplan op te nemen hoe de gemeente grip houdt op het solidariteitsbeginsel.

Het college neemt in deze periode een besluit over het solidariteitsbeginsel voor de inkoop jeugdhulp vanaf 2017. Daarmee zijn de risico’s voldoende afgedekt.

2.3 Utopische preventie

Op blz. 10, de laatste regel boven het kopje 'Portemonnee' schrijft u:

'Door de preventieve aanpak en integrale samenwerking gaat de zorgvraag over de gehele linie dalen, dan weI minder zware zorg wordt ingezet.'

De Adviesraad vindt het idee om door preventieve aanpak en integrale samenwerking de zorgvraag te laten dalen zeer mooi, maar ook utopisch van aard. De Adviesraad is van mening dat idealen gekoesterd moeten worden, maar vraagt zich af wat de gemeente zich hier ten doel stelt. De belangrijkste door de gemeente ingevoerde verandering is de invoer van sociale teams. In hoeverre verwacht de gemeente dat de sociale teams inzicht hebben in de problemen die kunnen spelen in gezinnen in de gemeente Borger-Odoorn? In hoeverre verwacht u daarbij dat de sociale teams de tijd en mogelijkheid hebben om al voor een situatie escaleert in te kunnen grijpen en volledig probleemoplossend te kunnen zijn? De medewerkers van de sociale teams zijn vooral generalisten met een regiefunctie - waarom zou dat kunnen leiden tot daling van de zorgvraag? Preventieve aanpak die leidt tot een significante verlaging van de zorgvraag of de inzet van mindere zware zorg, kan bereikt worden door dagelijks een sociaal werker achter de deur van elk gezin te hebben. De praktijk is echter weerbarstiger. Ook de medewerkers van sociale teams kunnen niet altijd overal aanwezig zijn of altijd overal zicht op hebben.

Conform onze visie zoals gevisualiseerd in het Regenboogmodel, zijn wij van mening dat er zeker winst is te behalen met het bevorderen van een preventieve aanpak en integrale samenwerking.

Wij merken op dat wij uw beeld van de sociale teams niet onderschrijven. De medewerkers zijn niet vooral “generalisten met een regiefunctie”, maar zo genoemde T-shaped professionals. Zij brengen hun eigen deskundigheid mee, onderhouden deze en brengen deze over aan het team. De medewerkers zijn geselecteerd op basis van competenties en daarnaast op deskundigheid. De teams zijn samengesteld op basis van gebiedsanalyses.

Wij hebben de tekst in het hoofdstuk “De route van de expeditie” onder het kopje “Sociale teams en samenwerkingspartners” aangepast.

En uiteraard kunnen sociale teams niet alleen voor preventie en integraliteit zorgen. Daarom werken zij met veel partijen samen en zijn er bijvoorbeeld netwerkoverleggen. Vanuit deze partijen krijgen wij terug dat de samenwerking met de sociale teams over het algemeen goed verloopt.

• De Adviesraad adviseert de termen 'preventieve aanpak en integrale samenwerking' te concretiseren. Met name 'preventieve aanpak' is een containerbegrip.

Preventie is het voorkomen van onwenselijke situaties. Het is daarmee nu eenmaal een breed begrip. In onze (uitvoerings)plannen zal preventie nader worden vormgegeven en worden geconcretiseerd.

• De Adviesraad adviseert om een visie en realistische doelstellingen te formuleren voor de sociale teams of daarnaar te verwijzen in dit beleid (jaarplan sociale teams, convenanten, etc.).

De Stichting sociale teams Borger-Odoorn is een onafhankelijke organisatie. Zij stellen zelf hun beleid en doelstelling vast op basis van de jaarlijkse opdracht vanuit de gemeente. Daarom wordt hier niet naar verwezen.

• De Adviesraad adviseert om de visie van de gemeente op preventie, vroegsignalering. Snelle inzet zwaardere zorg en verbreding van de samenwerking in de keten te omschrijven.

Hiervoor verwijzen wij naar de Notitie Regenboogmodel. Een korte weergave is toegevoegd in het beleidsplan. Daarnaast verwijzen wij u naar de stukken zoals benoemd in de afbeelding onder het kopje “Totstandkoming beleidsplan” in het hoofdstuk “De route van de expeditie”.

• De Adviesraad adviseert de resultaten van het beleid en van de sociale teams voor wat betreft de jeugdzorg te meten in bijvoorbeeld termen van hoeveelheid ingezette zorg, zorgzwaarte en toekomstperspectief voor jongeren (werkloosheid, inkomen, mate van welzijn, etc.). Hiertoe dient gestart te worden met een nulmeting.

Dit punt betreft een nadere uitwerking van ons beleid. In het “Inkoopdocument jeugdhulp Zuid-Drenthe” zijn uitgebreide vereisten opgenomen ten aanzien van kwaliteit, monitoring en evaluatie.

3 WMO-perspectief

3.1 Preventiewerk leefstijl

Vanuit het WMO-perspectief wil de Adviesraad de volgende adviezen geven. Ten eerste opent op blz. 9 onder het kopje 'Preventie en vroegsignalering' de alinea met de volgende gedachte:

'Preventie is van belang op heel veel gebieden en iedereen vindt het -terecht - belangrijk. ' Een regel verder: 'Denk aan het project Gezonde Leefstijl, .... '

Op blz. 10 vervolgt u onder het kopje '1 Portemonnee' met deze opmerking over preventie (laatste zin):

'Deze speelruimte biedt kansen om meer te investeren in preventie en algemene voorzieningen. Zo voorkomen we de inzet van zwaardere en duurdere zorg. '

Op blz. 12 gaat u in het hoofdstuk 'Gezin en sociaal netwerk' onder het kopje 'Gezondheid en gezonde leefstijl' wederom in op het belang van preventie. Er wordt geschreven:

'In de nota 'Gezonder in Borger-Odoorn - gemeentelijk gezondheidsbeleid 2016 en verder' stoot al beschreven dat gezonde mensen in het algemeen een betere kwaliteit van leven hebben. Ze kunnen beter voor zichzelf zorgen en doen minder vaak een beroep op zorg. Het is bekend dat er in onze gemeente gezondheidsachterstanden zijn, met name inactiviteit en overgewicht. We willen daarom graag dat zoveel mogelijk mensen in Drenthe op een verantwoorde wijze deelnemen aan sport of andere gezonde bewegingsactiviteiten.'

Het lijkt erop dat deze beleidsonderdelen over preventie gebaseerd zijn op de aanname dat een gezondere levensstijl (lichaamsbeweging, overgewicht beperken, niet roken, ed.) leidt tot verlaging van zorgkosten. Omdat de gemeente verlaging van de zorgkosten op de langere termijn blijkbaar belangrijk vindt, is preventie een speerpunt.

Het is echter maar de vraag of deze aanname, dat een gezondere leefstijl leidt tot lagere zorgkosten juist is: onder andere vanuit het RIVM en CPB zijn diverse onderzoeken gedaan naar de relatie tussen gezonde leefstijl en zorgkosten. Uit deze onderzoeken blijkt dat naarmate mensen gezonder leven, zij ouder worden. Naarmate mensen ouder worden, worden zij vaker geconfronteerd met (chronische)ziekten en leidt deze verlengde levensduur daarmee tot meer zorgkosten. Ter illustratie: een roker die op zijn 6Se overlijdt aan longkanker geeft zorgkosten. Als deze persoon niet had gerookt, was hij misschien 80 geworden, met allerlei aanpassingen en hulp om zo lang mogelijk thuis blijven wonen om uiteindelijk dement te overlijden in een verzorgingstehuis. Deze conclusies over de financiële ineffectiviteit van preventie zijn onder andere te vinden in:

· het rapport 'Vroegtijdige dood rokers en zwaarlijvigen maakt zorg goedkoper' van het RIVM,

· het rapport 'Preventie en tegengaan van roken en overgewicht een taak van de overheid' van het CBS,

· het research article 'Lifetime Medical Costs of Obesity: Prevention No Cure for Increasing Health Expenditure' van Pieter van Baal, Johan Polder en Ardine de Wit,

· het rapport 'Een scenario voor de zorguitgaven 2008-2011' van het CPB, het rapport 'Can we afford to live longer in better health?' van het CPB,

· het onderzoeksrapport' Zorgkosten van ongezond gedrag' uitgevoerd door Pieter van Baal voor het RIVM, etc.

Onder andere deze genoemde artikelen zijn als pdf-bestand vrijelijk te downloaden van het internet.

In het beleidsstuk komt, naast het financiële argument, niet duidelijk naar voren of en wat eventuele andere redenen zijn om gezonde leefstijl als speerpunt voor het beleid te maken. Als het algemeen welzijn van de burgers van Borger-Odoorn ook een reden is om preventief werk rondom leefstijl te verrichten, dan is het goed om in het achterhoofd te houden dat de grens tussen zorgen voor en bemoeizucht zeer precair is. Deze grens zou naar mening van verschillende burgers met preventiebeleid rondom gezonde leefstijl kunnen worden overschreden, wat een onprettig gevoel achterlaat; casu quo er zijn burgers van de gemeente Borger-Odoorn die het niet prettig vinden dat de gemeente zich in de toekomst bezig wil houden met hun persoonlijke leefstijl, hoe goed bedoeld ook. Zij ervaren dit als betutteling.

Het gaat zeker niet alleen om het voorkomen van duurdere zorg en voorzieningen en dus verlaging van de (zorg)kosten. Onze visie is dat álle inwoners naar vermogen kunnen meedoen, zo zelfredzaam mogelijk zijn en zo gezond mogelijk opgroeien/leven.

Een belangrijk speerpunt daarbij is preventie en vroegsignalering. Een voorbeeld daarvan is het project Gezonde leefstijl. Maar denk ook aan de ontwikkeling van Taalhuizen en Kindcentra.

Voor verdere informatie verwijzen u graag naar de Kamerbrief “Preventie in het zorgstelsel: van goede bedoelingen naar het in de praktijk ontwikkelen van resultaten” van 25 maart 2016, waarin onder andere staat:

De zorg is slechts één van de betrokken partijen. Een integrale aanpak is nodig, zowel vanuit het onderwijs, het werk, de buurt als vanuit de zorg. Aandacht voor lokale verschillen is hierbij essentieel, lokale oplossingen vragen om lokale kennis en vaardigheden’.

• De Adviesraad adviseert om te concretiseren wat de argumenten zijn om zich als gemeente bezig te houden met de leefstijl van haar burgers.

Wij verwijzen u hiervoor naar de verschillende wetgevingen en de nota ‘Gezonder in Borger-Odoorn - gemeentelijk gezondheidsbeleid 2016 en verder’.

• De Adviesraad adviseert om alvorens beleid te vormen rondom preventie in termen van gezonde leefstijl, te inventariseren in hoeverre verschillende doelgroepen dit op prijs stellen.

Zoals eerder genoemd heeft de gemeente hierin een opdracht (die zij onderschrijft) en gaat het om bewustwording, faciliteren, stimuleren en motiveren vanuit de eigen kracht en eigen regie.

3.2 Collectieve zorgverzekering

Op pagina 13 van het beleidsstuk wordt in de derde alinea geschreven over de collectieve zorgverzekering voor minima. Op pagina 18 gaat het laatste actiepunt over hetzelfde onderwerp. Er wordt in deze alinea op pagina 13 voorgesteld of 'de gelden die nu nog uitgaan naar een collectieve zorgverzekering voor minima, omgezet kunnen worden naar een preventief programma' en even verderop: 'waarin bewegen, het aanpakken van overgewicht en het verminderen van roken centraal moet staan.'

Voordat de Adviesraad inhoudelijk op dit punt in wil gaan, willen wij eerst vermelden dat de voorzieningen voor minima op dit punt in de afgelopen jaren zeer drastisch zijn verslechterd. Waar de gemeente eerst koos voor een regeling waarbij minima het wettelijk jaarlijks eigen risico van de zorgverzekering niet zelf hoefden op te hoesten, biedt de gemeente nu enkel een collectiviteitskorting aan op de aanvullende verzekering. Een korting die, als de mensen in ons eigen netwerk van minima het juist hebben omschreven, neerkomt op een korting die vergelijkbaar is met de vele mogelijke kortingen voor diverse aanvullende zorgverzekeringen die heel gemakkelijk via vele andere stichtingen en organisaties verkrijgbaar is. De gemeente biedt dus een collectiviteitskorting aan die bij wijze van spreken op elke hoek van de straat verkrijgbaar is. Daarbovenop is het wrange van deze aangeboden korting dat vele mensen met een minimum niet de financiële ruimte zien om überhaupt een aanvullende verzekering afte sluiten. Wat is dan de waarde van een door de gemeente aangeboden korting?

De Adviesraad wil u vragen om over dit punt na te denken vanuit het perspectief van de burger. De burger met een minimum heeft gemerkt dat het wettelijk eigen risico nu volledig zelf betaald moet worden, wat op een minimum een flinke impact heeft. Bedenkt u daarbij dat het hebben van een minimumuitkering vaak samen gaat met chronische ziekten. De mensen met een minimum kunnen zich dankzij hun lage inkomen veelal geen aanvullende verzekering permitteren. Zodra deze burgers steunzolen nodig hebben, een nieuwe bril, of fysiotherapie (denkt u hierbij niet aan een eenmalig advies), dan hebben zij een moeilijk oplosbaar (financieel) probleem. 'Vanzelfsprekend samen!' omschrijft in deze bewuste alinea dat de gemeente in dit soort situaties graag hulp wil bieden bij bijvoorbeeld gewichtsafname of lichaamsbeweging, maar dan wel zonder de broodnodige steunzolen en ook zonder de onmisbare bril. Kunt u zich voorstellen dat er burgers in uw gemeente zijn die zich dan onbegrepen en aan hun lot overgelaten voelen?

De Adviesraad maakt zich zorgen over de manier waarop in dit beleidsstuk invulling wordt gegeven aan ondersteuning wat betreft gezondheid en ziekte aan minima. Vergeet u hierbij niet dat bovenop dit nieuwe beleid ook de WMO-regeling voor een scootmobiel, fiets met trapondersteuning of taxivervoer is komen te vervallen. Ook dit treft de mensen met een minimum hard. Mensen met een minimum zijn immers ook vaak chronisch ziek. Op pagina 22 noemt u dit onderwerp in bredere zin een actiepunt (actiepunt 5). De Adviesraad zou graag willen zien dat deze zorg voor mensen met een beperking verder doorsijpelt in het gehele beleid, zoals in bovenstaande alinea's is omschreven.

De tekst voor wat betreft de collectieve zorgverzekering is aangepast in de verwachting dat deze tekst beter duidelijk maakt wat er wordt bedoeld. De tekst en het bijbehorende actiepunt zijn verplaatst naar het hoofdstuk “Collectieve en individuele voorzieningen”.

• De Adviesraad adviseert om medische en persoonlijke hulpmiddelen (aanvullende verzekering en WMO-regeling) voor chronisch zieken met een minimum prioriteit te geven boven preventiewerk gericht op een gezonde leefstijl.

Wij gaan ervan uit dat u hiermee doelt op de vervallen Compensatieregeling Eigen Risico (CER) en Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). De gemeente heeft hierin een taak gekregen. Wij hebben hiervoor de ‘Regeling tegemoetkoming (meer)kosten voor inwoners met een chronische ziekte of beperking’ gemaakt. Met deze regeling kunnen inwoners een deel van hun meerkosten vergoed krijgen, zoals het eigen risico of andere meerkosten. Daarnaast kent de gemeente ook diverse andere regelingen.

Uit onderzoek is gebleken dat inwoners lang niet allemaal gebruik maken van deze regelgeving. Daarom is één van de actiepunten het tegengaan van niet-gebruik.

Wij zijn van mening dat brede preventie (en niet alleen op het gebied van gezonde leefstijl) even belangrijk is als regelingen voor inwoners met een minimum inkomen en/of ziekte of beperking.

• De Adviesraad adviseert om een proactieve houding aan te nemen ten aanzien van chronisch zieken met een minimum en prioriteit te geven aan de financiële mogelijkheden voor chronisch zieken met een minimum die medische of persoonlijke hulpmiddelen nodig hebben.

Zoals hiervoor genoemd is het tegengaan van niet-gebruik één van de actiepunten.

3.4 Mantelzorg

Op blz. 14 van Vanzelfsprekend samen wijdt u een hoofdstukje aan mantelzorgers en vrijwilligers. Terecht constateert u dat voor mantelzorgers een goed vangnet nodig is en dat respijtzorg toegankelijk moet zijn. U wijst hierbij op het bestaan van CPM.

Het is zwaar om mantelzorg te combineren met werk, een gezin en sociale activiteiten. Niet alleen de fysieke belasting, maar vooral ook de emotionele belasting van mantelzorgers is pittig, zo wordt ook door leden van de Adviesraad ondervonden in hun eigen leven of in het leven van de mensen om hen heen. Niet voor niets stelt Staatssecretaris van Rijn in een brief aan de Tweede kamer uit november 2014:

'Het beleid moet er ten eerste op gericht zijn de positie van de mantelzorger te versterken.'

De adviesraad is blij dat de mantelzorgers worden benoemd in Vanzelfsprekend Samen, maar betreurt het tegelijk dat er geen actiepunt gekoppeld wordt aan deze onderkenning.

Van Rijn vervolgt in zijn brief aan de Tweede Kamer:

'Ten tweede moet het er op gericht zijn om het werk van mantelzorgers en vrijwilligers te verlichten: de zware emotionele en fysieke belasting die het bieden van, vaak jarenlange, mantelzorg met zich mee kan brengen mag er niet toe leiden dat mantelzorgers hier zelf aan onderdoor gaan. Rekening houden met wat mantelzorgers en vrijwilligers kunnen bijdragen betekent dus ook rekening houden met wat zij zelf kunnen dragen.'

En over de samenwerking met mantelzorgers stelt Van Rijn:

Ten derde wil ik informele en formele zorg en ondersteuning beter met elkaar verbinden.

Mantelzorgers en vrijwilligers dienen vanaf het eerste moment betrokken te zijn bij gesprekken over welke formele zorg en ondersteuning een cliënt nodig heeft.'

De Adviesraad is zich ervan bewust dat de gemeente Borger-Odoorn bezig is met het vormgeven van mantelzorgondersteuning, maar zou graag zien dat dit in sterkere mate gebeurt en dat aan de ondersteuningsmogelijkheden meer bekendheid wordt gegeven onder de bewoners van Borger-Odoorn.

Daarnaast hoopt de Adviesraad dat mantelzorgers en vrijwilligers gezien zullen worden als serieuze gesprekspartners in de zorg rondom de ouder wordende mens/ de mens met chronische ziekten.

Een laatste punt over mantelzorg: hoewel het prachtig is dat zoveel mensen zich (belangeloos) inzetten voor hun medemens door als mantelzorger hulp te verlenen, adviseren wij om er als gemeente bij stil te staan dat hulpverlening door mantelzorgers niet blijven van aard kan blijken. De behoefte aan hulp neemt met de vergrijzing van de gemeente toe en de jongere generatie zit vaak tot over haar oren in het werk (hoge hypotheek, gezin, twee werkende ouders, etc.). Dergelijke demografische ontwikkelingen zullen anticiperen op een afname van mantelzorgers een must maken; er zal een plan B moeten komen.

Ideeën voor een plan B kunnen bijvoorbeeld gegenereerd worden uit het Maatjesproject van het Oranjefonds, Serve the City (een organisatie die een verbinding legt tussen hulpvraag en vrijwilligers uit kerkelijke organisaties) en Senior Service (betaalde mantelzorg).

• De Adviesraad adviseert de gemeente om bij het benoemen van mantelzorg niet tevreden te zijn met het bestaan van CPM. Wij adviseren om een verdergaande investering in mantelzorgers in dit beleid op te nemen als actiepunt.

Wij hebben de actiepunten onder “mantelzorg en vrijwilligers” aangepast in het hoofdstuk “Gezin en sociaal netwerk”, zodat helder is dat het hier ook om mantelzorgers gaat. Het CPM biedt lotgenotencontact en (emotionele) ondersteuning. Het 1e actiepunt geeft aan dat we onderzoek gaan doen naar vragen, belemmeringen en behoeften. Daarbij zullen wij uw suggesties betrekken.

• De Adviesraad adviseert om de volgende actiepunten toe te voegen: het verbeteren van kennis over beschikbare mantelzorgondersteuning onder de mantelzorgers(1), naast de aanwezigheid van optimale respijthulp de mogelijkheid creëren voor emotionele ondersteuning (denk hier bijvoorbeeld aan een vorm als Sigrid's Garden voor kankerpatiënten in Emmen, maar dan voor mantelzorgers)(2).

Bij deze actiepunten moet opgemerkt worden dat de Adviesraad ook blij zou kunnen zijn met andersoortige actiepunten, zolang deze de positie van de mantelzorgers maar versterken. De door ons genoemde actiepunten zijn slechts voorbeelden.

Zie het voorgaande punt.

• De Adviesraad adviseert de positie van mantelzorgers in de omgang met de sociale teams vast te leggen in een gedragscode voor de sociale teams (zie het laatste citaat van Van Rijn) en naar deze gedragscode te verwijzen in Vanzelfsprekend samen.

In de startdocumenten van de sociale teams staat benoemd dat altijd de mogelijkheid wordt geboden om bij het gesprek één of meer vertrouwelingen / mantelzorgers aanwezig te laten zijn.

Daarnaast heeft de gemeente in de overeenkomsten met aanbieders opgenomen dat de zorg/hulp wordt afgestemd met de mantelzorgers.

Daarmee is dit naar onze mening voldoende geborgd.

• In de toekomst zal het aantal beschikbare mantelzorgers afnemen, terwijl door vergrijzing het aantal mensen dat informele hulp nodig heeft juist zal toenemen. De Adviesraad adviseert hierop te anticiperen met een plan B.

In welke mate zich deze voorziene ontwikkeling zich ook in onze gemeente voordoet, zal blijken. Informele hulp betreft zowel mantelzorg als vrijwilligers(organisaties). Wij herkennen dat er – ook in onze gemeente – anders wordt aangekeken tegen met name vrijwilligerswerk. Wij ontvangen signalen dat het soms moeilijk is om bepaalde vrijwilligersfuncties te vervullen. Aan de andere kant zijn campagnes om vrijwilligers te werven heel succesvol en blijkt er in onze gemeente grote bereidheid te zijn om vrijwilligerswerk te doen. Het is hierbij wel van belang om goed te luisteren naar de behoeften en wensen van inwoners die dit werk doen. En dit laatste geldt natuurlijk ook voor mantelzorgers. Dit is daarom een actiepunt.

3.5 Webwinkel

Op blz. 29 (Minimavoorzieningen en aanverwante regelingen) stelt u dat de webwinkel blijvend aandacht verdiend. De Adviesraad is van mening dat de webwinkel tot nu toe veel minder aandacht heeft gehad dan noodzakelijk.

De Adviesraad is van mening dat de webwinkel een ongekende beknotting is voor mensen met een minimum. Pas in de loop van dit jaar werd het assortiment iets uitgebreid, maar nog steeds is de webwinkel een zeer forse inperking van vrijheid voor minima. Mensen met een minimum kunnen nu bijvoorbeeld geen gebruik meer maken van een witgoedregeling, en waar zij vroeger vrijelijk de mogelijkheid hadden om vanuit het participatiefonds deel te nemen aan allerlei sociale activiteiten, hebben zij nu alleen maar de mogelijkheid om Wildlands te bezoeken. Denkt u hierbij aan het kinderloze oudere echtpaar, dat zo graag even gaat vissen en nu geen visakte meer kan krijgen. Denkt u aan die eenzame man die zo graag elk jaar 'Music in the woods' wil bezoeken. Denkt u aan het gezin met werkloze ouders waarvan de kinderen zo graag eens naar Kabouterland hadden willen gaan. Denkt u aan die jongeman die zo graag elk jaar in zijn rolstoel naar de modeltreinenbeurs wil gaan. De gemeente biedt al deze mensen geen vrijheid meer op hun eigen wijze te participeren aan de maatschappij; u biedt hen Wildlands aan.

Verder valt het de Adviesraad op dat sommige MKB-ers 'een slaatje willen slaan' uit deze voorziening voor minima. Sommige MKB-ers verkopen hun artikelen in de webwinkel 'Meedoen' voor de minima aanzienlijk duurder dan de gangbare prijzen in andere winkels. De minima hebben geen keuze. De Adviesraad vindt dat de gemeente verantwoordelijk is voor deze misstanden.

Daarnaast is de Adviesraad van mening dat de webwinkel een aantasting is van de privacy van minima. Door deze webwinkel-constructie moeten minima soms in onderhandeling met het MKB over hun budget, of kopen met 'bonnen' uit de webwinkel. Binnen het lokale MKB moeten deze mensen zich dus profileren als mensen met een minimum, iets wat veel mensen met een minimum juist liever zouden willen verbergen.

Tot slot wil de Adviesraad de gemeente erop wijzen dat niet alle mensen even goed met een computer of dit computersysteem kunnen omgaan. Juist onder de sociale minima bevinden zich mensen die een dergelijk systeem als complex ervaren. Deze mensen vragen niet altijd om hulp en de sociale teams kunnen niet alle mensen met een minimum in het vizier hebben. Juist de mensen die zich het moeilijkst kunnen handhaven in onze zich snel ontwikkelende maatschappij hebben moeite met een 'webwinkel'.

Tot slot zijn tot nu toe niet alle scholen aangemeld bij de webwinkel. Kosten die ouders aan scholen moeten betalen kunnen zij soms via de webwinkel vergoed krijgen, maar soms ook niet. De hiervoor tot 1 oktober verantwoordelijke ambtenaar heeft in een overleg hierover gesteld dat alle scholen zijn aangeschreven, maar niet alle scholen gereageerd hebben. Vanuit de gemeente wordt volgens deze ambtenaar nu aan ouders geadviseerd om de school zelf te benaderen en te vragen of zij ook mee zouden willen doen aan de webwinkel. De Adviesraad betreurt deze gang van zaken. Niet alleen had de gemeente dit al geregeld moeten hebben voor de webwinkel van start ging, ook zou de gemeente niet moeten vragen van ouders met een minimum dat zij op deze manier op de scholen voor hun kinderen moeten bedelen.

De webwinkel is voortgekomen uit het gewijzigde beleid rondom de minimavoorzieningen, waarover het toenmalige adviesorgaan – de Wmo-raad Borger-Odoorn – heeft geadviseerd. Destijds is besloten om een webwinkel in te voeren.

Bij de totstandkoming van de webwinkel is de doelgroep (laaggeletterden en minima) betrokken.

Momenteel vindt evaluatie van de webwinkel plaats door Welzijnsgroep Andes. Uw punten die hierop betrekking hebben, zijn aan hen doorgegeven. Andes betrekt u bij de evaluatie.

Op basis van de evaluatie – die in december 2016 beschikbaar komt – wordt een plan van aanpak opgesteld.

• De Adviesraad adviseert om de webwinkel te zien vanuit het perspectief van bewoners met een smalle beurs; om het te zien vanuit het perspectief van mensen die afhankelijk zijn van de voorzieningen van de gemeente en geen ander vangnet hebben dan dit; geen andere mogelijkheden tot participatie dan die gefinancierd door de gemeente. Zij adviseert daarom om per direct in gesprek te gaan met het MKB om lagere, reële prijzen te bewerkstellingen binnen de webwinkel en een aanzienlijke grotere deelname van het MKB te bereiken.

Wij kennen vanuit uw Adviesraad het signaal dat de aanbieders een hogere prijs hanteren dan de normale prijzen. Dit vinden wij net als u zorgelijk en niet wenselijk.

In het hiervoor genoemde plan van aanpak zullen wij opnemen welke acties/maatregelen kunnen worden ondernomen.

Wij onderschrijven de noodzaak zoveel mogelijk bedrijven/producten met het doel “meedoen” in de webwinkel op te nemen. Wij hebben hier inmiddels op ingezet door tijdelijke inhuur. Daarnaast worden inwoners gestimuleerd de bedrijven zelf ook te benaderen.

Deelname is en blijft echter een verantwoordelijkheid van de bedrijven.

• De Adviesraad adviseert om kwaliteitseisen op te stellen waaraan de webwinkel ten allen tijde zal moeten voldoen.

Wij zouden graag van u weten welke kwaliteitseisen u hier bedoeld. De evaluatie van de webwinkel wordt uitgevoerd en uw Adviesraad wordt hierbij betrokken. Daarin stellen wij het op prijs dat u dit punt nader toelicht.

• De Adviesraad adviseert om de webwinkel 'Meedoen' pas in werking te laten treden op het moment dat deze webwinkel goed georganiseerd, op volle toeren kan functioneren. Dus met een zeer uitgebreid assortiment, met verschillende aangesloten winkels binnen de eigen gemeente en prijzen die marktconform zijn.

De webwinkel is ingevoerd en in gebruik. Stopzetten is dan ook niet aan de orde. Op basis van de evaluatie – waarbij uw punten meenemen – zullen we verbeterpunten doorvoeren. Het is altijd de intentie geweest om de webwinkel uit te breiden.

• Zolang de webwinkel nog niet af is, adviseert de Adviesraad om mensen met een minimum ook mogelijkheden tot participatie te bieden buiten de webwinkel om.

De webwinkel is nooit “af”: beleid kan immers wijzigen en de inhoud van de webwinkel daarmee ook. Wij zullen geen mogelijkheden buiten de webwinkel om, maar blijven investeren in een goede toegankelijkheid.

Inwoners kunnen zowel digitaal als schriftelijk een aanvraag indienen voor deze minimavoorzieningen. Bij toekenning wordt een budget ter beschikking gesteld, die in de webwinkel kan worden besteed. Er wordt contact gezocht met de aanvrager en zo nodig wordt een vrijwilliger ingezet om bij het gebruik van de webwinkel..

• Niet iedereen is even handig met een computer en niet iedereen vraagt om hulp. De Adviesraad adviseert om hier aandacht aan te besteden door mensen de mogelijkheid te bieden om ook buiten de webwinkel om financiële mogelijkheden tot participatie te krijgen.

Wij realiseren ons dat niet iedereen even handig is. Veel mensen hebben echter wel iemand in hun omgeving die hen daarbij kan helpen. Als dit niet het geval is, dan worden vrijwilligers ingezet.

• Voor wat betreft de deelname van scholen vindt de Adviesraad ten eerste dat de scholen eerst allemaal onderdeel hadden moeten zijn van de webwinkel, waarna pas de webwinkel geopend had kunnen worden. Ten tweede adviseert de Adviesraad om scholen te verplichten om deel te nemen aan de webwinkel. Als er geen wettelijke ruimte is om scholen hiertoe te verplichten, dan adviseert de Adviesraad om mensen met een minimum die hun kinderen naar een school sturen die niet aan de webwinkel meedoet, de mogelijkheid te geven een factuur van school buiten de webwinkel om in te kunnen sturen naar de gemeente.

Wij kunnen niemand, dus ook de scholen niet, verplichten deel te nemen aan de webwinkel. De scholen zijn veelvuldig benaderd en zijn inmiddels (bijna) allemaal opgenomen.

4 Participatiewet-perspectief

4.1 Vrijwilligerswerk

Op blz. 27 onder 'Uitkering en eigen kracht', signaleert u een probleem: 'Het doen van vrijwilligerswerk naast een uitkering is aan strikte voorwaarden gebonden. Dit kan de participatie belemmeren. Dit past niet in onze visie. Hier treedt spanning op tussen maatwerk en rechtmatigheid.’

Terecht merkt u deze spanning op. De Adviesraad constateert echter dat u dit niet omzet in een actiepunt.

• De Adviesraad adviseert om dit knelpunt aan te pakken en hiervan een expliciet aandachtspunt te maken. Mocht het niet lukken om voor dit punt tot een interventie te komen, dan adviseert de raad om dit knelpunt niet in dit beleid te benoemen.

Uw constatering is juist. Het actiepunt is toegevoegd.

4.2 Resultaatgerichtheid

Op blz. 26 spreekt u over resultaatgericht werken en inkopen. De Adviesraad vraag zich af wat resultaatgericht werken en inkopen is. Wat zijn de gewenste resultaten? Wat wilt u meten?

• De Adviesraad adviseert om helder te omschrijven wat de resultaten moeten zijn bij resultaatgericht werken en inkopen of te verwijzen naar een document waarin dit wel staat omschreven.

De tekst onder het kopje “Resultaatgerichte inkoop” in het hoofdstuk “Collectieve en individuele voorzieningen” is aangepast.

4.3 Sociale activering

Op blz. 23 omschrijft u het volgende:

'Rond de zomer van 2016 is de pilot sociale activering gestart. Daarin zijn twee gemengde groepen aan de slag gegaan in Nieuw-Buinen en Borger. Het betreft mensen met een bijstandsuitkering en mensen voor wie arbeidsmatige dagbesteding het beste is. Ze doen allerlei nuttig aanvullend werk in de openbare ruimte. De medewerkers worden begeleid door een professionele, meewerkende voorman. De pilot is een experiment om te zien in hoeverre voorkomen kan worden dat mensen gebruik maken van andere (soms duurdere) voorzieningen en zorg. Het is niet alleen het doel om mensen te laten meedoen in de samenleving. Het biedt ons ook een kans om te zien hoe we dit in de toekomst verder kunnen vormgeven.'

De Adviesraad ervaart de uitvoering van een dergelijke pilot als nuttig. Hier noemt u deze pilot echter als een punt voor het beleid binnen het sociaal domein voor de komende jaren. De Adviesraad is van mening dat de benoeming van een dergelijke pilot in een beleidsstuk dat de komende jaren gebruikt gaat worden, gepaard zou moeten gaan met conclusies. De pilot wordt genoemd, maar u noemt niet wat de gemeten resultaten zijn van de pilot.

• De Adviesraad adviseert deze pilot in dit beleid niet alleen te omschrijven, maar om hier ook conclusies aan te verbinden of om te verwijzen naar een document waarin wel een eindoordeel te vinden is over deze pilot.

Deze pilot loopt nog tot en met 30 juni 2017, daarom is nog geen evaluatie/eindoordeel beschikbaar. Deze wordt verwacht rond de zomer van 2017.

Bijlage 5 Persbericht oktober 2016

Borger-Odoorn boekt resultaten met aanpak decentralisaties

De gemeente Borger-Odoorn heeft de eerste resultaten gepresenteerd van haar aanpak in het sociaal domein. Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet, de participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. De vernieuwende aanpak van deze decentralisaties in Borger-Odoorn heeft sindsdien tot aantoonbare resultaten geleid.

De uitvoering van de nieuwe taken in het sociaal domein is belegd bij de stichting Sociale teams Borger-Odoorn. Drie sociale teams fungeren als centrale ingang voor alle inwoners met vragen en problemen op het gebied van zorg en ondersteuning. Kern van de nieuwe aanpak is dat inwoners door kwalitatief goede zorg zo optimaal mogelijk kunnen meedoen, en de zorg als laagdrempelig en positief ervaren. Preventie en nauwe samenwerking met zorgpartners moeten er bovendien voor zorgen dat de totale zorgvraag daalt. Om dat te kunnen waarborgen, is de nieuwe aanpak onderzocht. Daarbij is nadrukkelijk niet alleen gekeken naar kosten en het aanbod, maar ook naar de ervaringen van en effecten op cliënten.

Zelfredzaam

Uit onderzoek blijkt dat cliënten de sociale teams goed weten te vinden. Ook is een ruime meerderheid van de Wmo-cliënten tevreden over het contact, de toegankelijkheid, de kwaliteit en effecten van de geboden hulp. Ook blijkt uit de onderzoeken dat er veel aandacht is voor de zelfredzaamheid van cliënten. Die neemt aantoonbaar toe nadat de sociale teams hun werk doen. Bijna 85% van de cliënten van de sociale teams heeft het gevoel dat zij zichzelf kunnen zijn, hun mening durven geven en zelf beslissingen kunnen nemen in het bijzijn van de sociaal werkers.

Sterke rolverdeling

Wethouder Frits Alberts: ‘’Ik ben erg tevreden over de geboekte resultaten. Er blijft natuurlijk genoeg te verbeteren, maar ik ben best trots op het feit dat onze aanpak aanslaat. Als gemeente past ons echter ook bescheidenheid. We hebben bewust een regisserende rol op ons genomen. Vanaf het eerste begin zijn zorginstellingen en andere partners in het sociaal domein betrokken geweest bij onze plannen. Intensieve samenwerking en een sterke rolverdeling zijn essentieel in onze aanpak.” Alberts vindt ook dat de sociale teams een compliment verdienen. “Zij hebben in een sterk veranderende omgeving direct hun rol waargemaakt. Dat vind niet alleen ikzelf, dat horen we ook van cliënten en samenwerkingspartners.”

Onderzoeken

De resultaten komen naar voren uit een drietal onafhankelijk uitgevoerde onderzoeken: een cliëntervaringsonderzoek, de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse en de Menselijke Maat.

Vanzölf saomen!

Vanzelfsprekend samen!

Beleidsplan sociaal domein

gemeente Borger-Odoorn 2017-2020