Regeling vervallen per 01-01-2011

VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GEMEENTE BORGER-ODOORN 2007, 3e wijziging

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GEMEENTE BORGER-ODOORN 2007

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2006;

gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

B E S L U I T :

vast te stellen de verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten 2007

VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GEMEENTE BORGER-ODOORN 2007

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

kalenderweek:

een aaneengesloten periode van zeven dagen, beginnende met een maandag en eindigend met een zondag.

kalenderkwartaal:

een periode van drie maanden, beginnende op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.

HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard der heffing

  • 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderkwartaal.

  • 2. Het eerste belastingtijdvak gaat in op de datum van ingang van de heffing.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde volume-eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3.1. Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van het in hoofdstuk 1.2, onderdelen 1.2.1 en 1.2.2 van de tarieventabel genoemd gedifferentieerd gedeelte van de belasting.

  • 3.1.1. De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, vindt plaats door een optelling van de gewichten van het twee-wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak en een optelling van de gewichten van de twee-wekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak.

    Het gewicht van de twee-wekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

  • 3.1.2. Voor de berekening van het gedeelte van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.2, onderdelen 1.2.1 en 1.2.2 van de tarieventabel voor een perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 3.1.3. Voor de periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel dat behoort tot een bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen groep van percelen wordt een vast bedrag per perceel per belastingtijdvak in rekening gebracht.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in de hoofdstukken 1.1 , 1.2 en 1.3, onderdeel 1.3.2 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd één of meer voorlopige bedragen te vorderen.

  • 3. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 , onderdelen 1.3.1.1 en 1.3.1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel nota of andere schriftuur.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak.

  • 2. In afwijking van lid 1 is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.3, onderdeel 1.3.1 van de tarieventabel verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak aanvangt, is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel volle kalenderweken als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalenderweken van de voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, als er in dat belastingtijdvak, na einde van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 2,50.

  • 5. Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 6. Belastingbedragen van minder dan € 2,50 worden niet geheven.

Artikel 9 Tijdstip van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen,

    • A.

      als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • B.

      als bedoeld in artikel 7, tweede lid, moet worden betaald:

      • a.

        ingeval van toezending van de kennisgeving binnen 30 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

      • b.

        ingeval van uitreiking van de kennisgeving, op het tijdstip van uitreiking van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt voor maximaal een bedrag ter grootte van het bedrag aan vastrecht afvalstoffenheffing als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, kwijtschelding verleend.

HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN

Artikel 11 Aard der heffing

  • 1. Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten en voor het gebruik van bezittingen, werken of inrichtingen als omschreven in het tweede lid.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen bestaat uit:

    • a.

      het periodiek verwijderen van naar aard en omvang met huishoudelijke afvalstoffen gelijk te stellen bedrijfsafval;

    • b.

      het op aanvraag verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen en grove huishoudelijke afvalstoffen, indien en voor zover geen gemeentelijke inzamelplicht geldt;

    • c.

      het ledigen van beer- of bezinkputten en het verwijderen van de daaruit komende stoffen;

    • d.

      het achterlaten van niet huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats.

Artikel 12 Belastbaar feit en belastingplicht

Belastingplichtig voor de reinigingsrechten is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 11, gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde volume-eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3.1. Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een bedrijfspand wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van het in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel genoemde gedeelte van de belasting.

  • 3.1.1. De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een bedrijfspand vindt plaats door een optelling van de gewichten van het twee-wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit bedrijfspand in het betreffende belastingtijdvak en een optelling van de gewichten van de twee-wekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit bedrijfspand in het betreffende belastingtijdvak.

    Het gewicht van de twee-wekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per bedrijfspand wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

  • 3.1.2. Voor de berekening van het gedeelte van de rechten, als bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel, wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

Artikel 14 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderkwartaal.

  • 2. Het eerste belastingtijdvak gaat in op de datum van ingang van de heffing.

Artikel 15 Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in de hoofdstukken 2.1 en 2.2 van de tarieventabel worden bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd één of meer voorlopige bedragen te vorderen.

  • 3. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel nota of andere schriftuur.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten bedoeld in de hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel volle kalenderweken als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalenderweken van de voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel, als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 2,50.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander bedrijfspand in feitelijk gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 2,50 worden niet geheven.

  • 6. In afwijking van lid 1 zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17 Tijdstip van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten,

    • A.

      de aanslagen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • B.

      de rechten, als bedoeld in artikel 15, derde lid, worden betaald:

      • a.

        ingeval van toezending van de kennisgeving binnen 30 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

      • b.

        ingeval van uitreiking van de kennisgeving, op het tijdstip van uitreiking van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 18 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten, als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de tarieventabel, wordt geen kwijtschelding verleend.

HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening reinigingsheffingen Borger-Odoorn 2006", vastgesteld bij raadsbesluit van 3 november 2005, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen gemeente Borger-Odoorn 2007"

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering op 7 november 2006.

De raad voornoemd,

de griffier

L.F. van Ameijden Zandstra

de voorzitter

T. Slagman-Bootsma

TARIEVENTABEL REINIGINGSHEFFINGEN 2010-01

behorende bij de 3e wijziging van de Verordening reinigingsheffingen gemeente Borger-Odoorn 2007

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1. Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

Hoofdstuk 1.1 Vastrecht afvalstoffenheffing

1.1.1

De belasting per perceel en per belastingtijdvak bedraagt:

28,70

Hoofdstuk 1.2 Gedifferentieerd gedeelte van de afvalstoffenheffing

De belasting bedraagt, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1:

1.2.1

ingeval van een perceel niet behorend tot enige groep van percelen als bedoeld in onderdeel 1.2.2, voor:

1.2.1.1

groente-, fruit- en tuinafval welke twee-wekelijks in een container wordt ingezameld, per kilogram

0,14

1.2.1.2

de overige afvalstoffen welke twee-wekelijks in een container worden ingezameld, per kilogram

0,14

1.2.2

voor de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen percelen, die deel uitmaken van een groep van percelen, voor:

1.2.2.1

groente-, fruit- en tuinafval per perceel en per belastingtijdvak

3,50

1.2.2.2

de overige afvalstoffen die periodiek bij de percelen worden ingezameld, per perceel en per belastingtijdvak

€ 3,50

Hoofdstuk 1.3 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.3.1

Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 1.1 en 1.2 voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen:

1.3.1.1

per aanvraag, per m³

52,65

1.3.1.2

voor het inzamelen van groot wit- en bruingoed, per stuk

26,30

1.3.2

Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 1.1 en 1.2 voor het achterlaten van grof huisafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per m³ of gedeelte daarvan per kilogram

0,06

Hoofdstuk 2.Maatstaven en tarieven jaarlijkse reinigingsrechten

Hoofdstuk 2.1 Vastrecht reinigingsrechten

2.1.1

Het recht bedraagt voor het inzamelen van afvalstoffen, indien daarvoor geen belasting wordt geheven als bedoeld in artikel 3 van de verordening, per bedrijfspand en per belastingtijdvak:

28,70

Hoofdstuk 2.2 Gedifferentieerd gedeelte van het reinigingsrecht

Het recht bedraagt, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1:

2.2.1

voor:

2.2.1.1

groente-, fruit- en tuinafval welke twee-wekelijks in een container wordt ingezameld, per kilogram

0,14

2.2.1.2

de overige afvalstoffen welke twee-wekelijks in een container worden ingezameld, per kilogram

0,14

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

Het tarief bedraagt voor

3.1

het ledigen van beer- of bezinkputten en het verwijderen van de daaruit komende stoffen

128,90

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 10 december 2009.

de plv.griffier

H.J. van Olst

TOELICHTING VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GEMEENTE BORGER-ODOORN 2007

A. ALGEMEEN

Reinigingsheffingen

Deze verordening bevat twee afzonderlijke heffingen: de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Uiteraard zijn deze heffingen los van elkaar te zien maar de onderlinge samenhang is zo groot dat beide heffingen in één verordening zijn samengevoegd.

De afvalstoffenheffing, gebaseerd op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, kan worden beschouwd als een gebruiksretributie en daarmee als een belasting. Tegenover de heffing staat geen individueel aanwijsbare prestatie van de gemeente in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, maar een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door die overheid. Dit leidt er ook toe dat de gemeente voor het gebruik van dat perceel geen afvalstoffenheffing kan heffen, als zij haar inzamelplicht bij een bepaald perceel niet nakomt.

De reinigingsrechten zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en kan worden aangeduid als een genotsretributie. Bij deze rechten is wel sprake van een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van bedrijfsafvalstoffen. Als de belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst is hij geen reinigingsrechten verschuldigd. Het karakter van de reinigingsrechten is daarmee wezenlijk anders dan het karakter van de afvalstoffenheffing.

Huishoudelijke afvalstoffen

Volgens de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van verwijdering van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de afvalstoffenheffing dan wel de reinigingsrechten. Hierbij is niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil dat over het algemeen ook afzonderlijk wordt ingezameld. Ook grof huisafval wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend. Gemeenten zijn verplicht ook grof huisvuil in te zamelen, maar er geldt geen periodieke inzamelplicht.

Het begrip perceel

Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, in samenhang met het bepaalde in artikel 10.11 van deze wet, kan een afvalstoffenheffing worden geheven voor het feitelijk gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Voor de toepassing van deze verordening wordt daarom onder het begrip perceel tevens verstaan: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, mits dit geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt door een particuliere huishouding.

Reinigingsheffingen en omzetbelasting

In het onderdeel Algemeen van de tarieventabel is bepaald dat de in de tabel genoemde bedragen inclusief omzetbelasting zijn indien deze verschuldigd is. Met betrekking tot de verschuldigdheid van omzetbelasting ter zake van de inzameling van afvalstoffen kan het volgende worden opgemerkt. De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is bij wet opgedragen aan de gemeenten. Deze wettelijke opdracht is neergelegd in de artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer. Derhalve vormt de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geen belaste prestatie in de zin van de Wet omzetbelasting. De overige diensten ter zake waarvan reinigingsrechten worden geheven vormen wel belaste prestaties in de zin van de Wet op de omzetbelasting (inzameling bedrijfsafval, etc.).

Bedrijfspand

Onroerende of roerende zaken die niet door een particuliere huishouding worden gebruikt, worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als bedrijfspanden.

Bedrijfsafval

Meestal wijkt afval, dat ontstaat in kantoren, kleine winkels, niet te grote bedrijven etc. in samenstelling niet zoveel af van huishoudelijke afvalstoffen. Ondanks de omvang en samenstelling van dit afval zijn dergelijke afvalstoffen geen huishoudelijke afvalstoffen, zodat hiervoor reinigingsrechten verschuldigd zijn.

B. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Inleidende bepaling

In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening aangegeven. De verordening bevat twee heffingen te weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Beide heffingen worden in een apart hoofdstuk van de verordening nader uitgewerkt.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de verordening is in dit artikel een omschrijving van een aantal begrippen opgenomen.

TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard der heffing

In dit artikel wordt aangegeven dat afvalstoffenheffing wordt geheven en wordt voor het belastbaar feit onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.

Artikel 4 Belastingplicht

Eerste lid

In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

Tweede lid

In dit artikellid is bepaald wie als gebruiker moet worden aangemerkt. Dit kan allereerst zijn degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet bij het begin van het kalenderjaar krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel. Het gaat hier derhalve om het feitelijk gebruik dat van een perceel wordt gemaakt. Wie de belastingplichtige gebruiker van een perceel is, zal veelal worden bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basisadministratie. Het feitelijk gebruik kan worden afgeleid van de aanwezigheid van meubilair en andere goederen. Het gaat om de beschikkingsmacht over een perceel. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste.

Een belastingplichtige, die slechts een gedeelte van het jaar feitelijk afvalstoffen meegeeft aan de inzameldienst, wordt toch voor de afvalstoffenheffing aangeslagen. Ook de mate van het gebruik, dat van de inzameldienst wordt gemaakt, is niet relevant: zelfs als er in het geheel geen afvalstoffen ontstaan wordt de gebruiker van een perceel in de heffing betrokken. Bepalend is, of de gemeente wettelijk verplicht is huishoudelijke afvalstoffen bij een perceel in te zamelen, deze plicht nakomt en dat er in dat perceel huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

Indien er sprake is van verschillende feitelijke gebruikers van een perceel, tezamen geen huishouding vormend, dan kan de aanslag aan één van de huurders, maar ook aan de verhuurder worden opgelegd. Wij verwijzen hierbij naar de uitspraken van de Hof 's-Gravenhage 27 maart 2001, nr. BK-99/1560-E-1, Hof Arnhem, 8 mei 2002, nr. 01/00075, E VI en Hof 's-Gravenhage 25 februari 2004, nr. 03/01257, E VII.

Artikel 5 Belastingtijdvak

Bij het heffen van een kwartaaltarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en tarief

In artikel 6 wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel. Het tarief bestaat uit een vastrechtgedeelte en een variabel gedeelte, afhankelijk van de aangeboden kilo’s huishoudelijk afval.

Artikel 7 Wijze van heffing

In deze verordening is gekozen voor de techniek van heffing bij wege van aanslag voor de belastingschuld als bedoeld in de hoofdstukken 1, 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel en voor de mondelinge of schriftelijk gedagtekende kennisgeving voor de overige belastingen.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Eerste lid en tweede lid

Op grond van het bepaalde in dit artikellid zijn de rechten verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak (kwartaal).

Derde en vierde lid

In deze artikelleden staan de regels met betrekking tot de berekening van de verschuldigde rechten indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt respectievelijk eindigt. Er is hierbij gekozen voor een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld waarbij de belastingplicht per week in aanmerking wordt genomen. Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het berekende bedrag aan ontheffing minder bedraagt dan € 2,50 deze ontheffing niet wordt verleend.

Vijfde lid

Indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander object in gebruik neemt terwijl in het belastbaar feit geen wijziging optreedt, dan blijft het bepaalde in het derde en vierde lid buiten toepassing. Dit betekent dat een tijdsevenredige herleiding (uit praktische overwegingen bepaald) van de belastingschuld dan achterwege kan blijven. Een materiële wijziging in de belastingschuld zal immers door een verhuizing niet plaatsvinden.

Voorwaarde voor toepassing van deze bepaling is overigens wel dat de belastingplichtige het ene object verlaat en het volgende object in feitelijk gebruik neemt. Indien een belastingplichtige op enig moment een tweede object feitelijk in gebruik zou nemen dan vindt het bepaalde in het vijfde lid geen toepassing, maar wel het bepaalde in het derde lid. Zesde lid

Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het totaalbedrag van de aanslagen verenigd op één aanslagbiljet, minder bedraagt dan € 2,50 deze aanslagen niet worden opgelegd.

Artikel 9 Tijdstip van betaling

Gelet op de hoogte van de aanslag is gekozen voor een betaling in één termijn, te voldoen

uiterlijk in de maand, volgend op de maand, waarin de aanslag is verzonden.

Artikel 10 Kwijtschelding

Er is gekozen voor een kwijtscheldingsnorm van 100% van de normuitkering als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Voor kwijtschelding komt alleen het vastrechtgedeelte in aanmerking. Het variabele gedeelte (het gewogen afval) niet.

TOELICHTING OP DE REINIGINGSRECHTEN

Artikel 11 Aard der heffing

De heffing van reinigingsrechten steunt op artikel 229, eerste lid, onderdeel a en b van de Gemeentewet. Deze heffing wordt wel aangeduid als een gebruiksretributie. Dit betekent, dat als een belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, hij geen reinigingsrechten verschuldigd is.

Artikel 12 Belastbaar feit en belastingplicht

Belastingplichtig is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Deze ruime omschrijving van de belastingplicht dient ertoe om in alle gevallen dat een dienst wordt verleend een belastingplichtige te kunnen aanwijzen.

Artikel 13 Maatstaf van heffing

In dit artikel wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.

Artikel 14 Belastingtijdvak

Bij het heffen van een kwartaaltarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 15 Wijze van heffing

Gekozen is voor een heffing bij wege van aanslag.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Hetgeen bij de artikelgewijze toelichting bij artikel 8 is gesteld, is onverkort van toepassing op dit artikel. Wij verwijzen hiernaar

Artikel 17 Tijdstip van betaling

Gelet op de hoogte van de aanslag is gekozen voor een betaling in één termijn, te voldoen uiterlijk in de maand, volgend op de maand, waarin de aanslag is verzonden.

Artikel 18 Kwijtschelding

Bij de reinigingsrechten kan geen gebruik worden gemaakt van kwijtschelding.

TOELICHTING OP DE AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 19 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen formele bepalingen over de heffing en invordering vastgesteld. Deze regeling is vastgesteld op 7 april 1998 en gepubliceerd in het huis-aan-huisblad “Week in, Week uit” op 5 mei 1998.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

Eerste lid

In het eerste lid wordt geregeld dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan, zodat ook voor die belastbare feiten heffing dus mogelijk blijft.

Tweede en derde lid

Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Bekendmaking geschiedt door middel van opneming van de publicatie in het huis-aan-huisblad "Week in,Week uit". In dit blad wordt medegedeeld welk besluit is vastgesteld dan wel is gewijzigd.

De dag van bekendmaking is de dag waarop de uitgave feitelijk verkrijgbaar is. Dit is de datum waarop de tekst van de verordening daadwerkelijk beschikbaar is voor de burger.

Vierde lid

In dit lid wordt de citeertitel van de verordening vermeld.