Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid

Geldend van 03-12-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid

De raad van de Gemeente Borne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 1997;

gelet op de bepalingen over het op overeenstemming gericht overleg in de Wet op het basisonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;

gezien het gevoerde overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen;

overwegende dat het noodzakelijk is een regeling vast te stellen voor het overleg tussen de gemeente en de schoolbesturen over het lokaal onderwijsbeleid;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het basisonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde bijzondere school voor basisonderwijs, voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs/ voor algemeen voortgezet onderwijs/ voor voorbereidend beroepsonderwijs, die gelegen is op het grondgebeid van de gemeente;

  • b.

    advies: het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • c.

    burgemeester en wethouders:

    het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Overleg

Paragraaf 2.1. Overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid

Artikel 2 Functie overlegorgaan

  • 1. Er is een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid waarin burgemeester en wethouders met de vertegenwoordigers van alle schoolbesturen overleg voeren over de voorbereiding en uitvoering van het lokaal onderwijsbeleid.

  • 2. In het overlegorgaan komen aan de orde:

    • a.

      de onderwerpen waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b.

      overige onderwerpen van overleg aangaande het lokaal onderwijsbeleid.

  • 3. Op de onderwerpen, als genoemd in het tweede lid onder b, is artikel 9 niet van toepassing.

Artikel 3 Samenstelling overlegorgaan

  • 1. De schoolbesturen kunnen zich laten vertegenwoordigen in het overlegorgaan. Een schoolbestuur wijst daartoe maximaal 2 vertegenwoordigers aan, die namens dit schoolbestuur het overleg voeren.

  • 2. De portefeuillehouder onderwijs vertegenwoordigt de burgemeester en wethouders in het overlegorgaan. De portefeuillehouder onderwijs fungeert als voorzitter van het overlegorgaan.

Artikel 4 Derden

Derden kunnen, indien de voorzitter van het overlegorgaan dit wenst of de helft van de vertegenwoordigers van schoolbesturen, genoemd in artikel 3, dit wensen, deelnemen aan een overleg

Paraaf 2.2. Voorbereiding overleg

Artikel 5 Uitnodiging

  • 1. Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad doen over een onderwerp, zenden zij de voorgenomen inhoud van dit voorstel met een toelichting daarop en de inventarisatie, als bedoeld in artikel 7, toe aan alle schoolbesturen.

  • 2. De toezending geschiedt onder bekendmaking van de plaats, de datum en het tijdstip waarop het overleg hierover zal aanvangen. Tussen de datum van de toezending van het voorstel en de datum van het overleg liggen ten minste drie weken.

Artikel 6 Secretariaat

Burgemeester en wethouders voeren het secretariaat van het overlegorgaan.

Artikel 7 Voorbereiding

Burgemeester en wethouders kunnen een voorbereidend overleg tussen vertegenwoordigers van de schoolbesturen en burgemeester en wethouders instellen dat voorafgaat aan het overleg in het overlegorgaan. Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Per onderwerp wordt aangegeven of het gaat om een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a.

Artikel 8 Agendaoverleg

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een agendaoverleg instellen. Hierin wordt nagegaan welke onderwerpen op welk tijdstip in het overlegorgaan aan de orde kunnen komen. Op grond hiervan stellen burgemeester en wethouders de agenda op.

  • 2. Aan het agendaoverleg nemen de portefeuillehouder onderwijs en maximaal 2 vertegenwoordigers van ieder schoolbestuur deel.

Paraaf 2.3 Uitvoering overleg

Artikel 9 Advies Onderwijsraad

  • 1. Indien een of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies wensen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken ze dit uiterlijk kenbaar in het overleg waarin het onderwerp in finale zin aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerp waarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen het onderwerp en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichtig van het onderwijs.

  • 2. Alle vertegenwoordigers krijgen in het overleg de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen over het verzoek om advies.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies. Zij doen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. Daarbij informeren zij tevens de Onderwijsraad over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen.

  • 4. De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad burgemeester en wethouders uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die hij nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.

  • 5. De raad neemt gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit over het onderwerp waarover advies is gevraagd.

  • 6. Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor nader overleg.

    In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader overleg over het advies wenselijk is. Zij geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.

  • 7. Het overleg, als bedoeld in het vorige lid, vindt binnen twee weken plaats nadat het advies is uitgebracht. Burgemeester en wethouders informeren de raad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10.

Artikel 10 Verslaglegging; informatie raad

  • 1. Burgemeester en wethouders maken een verslag van het overleg.

  • 2. Het verslaf bevat een overzicht van de besproken onderwerpen, waarbij per onderwerp wordt aangegeven:

    • a.

      of het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a of b van toepassing is;

    • b.

      of volledige, geen volledige of geen overeenstemming is bereikt;

    • c.

      de in het overleg door de deelnemers naar voren gebrachte zienswijzen en – indien van toepassing – de zienswijzen als bedoeld in artikel 5, derde lid;

    • d.

      de door de portefeuillehouder onderwijs in het overleg toegezegde wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel.

      Indien artikel 9, eerste lid van toepassing is, wordt hiervan eveneens een weergave opgenomen in het verslag.

  • 3. Het overlegorgaan stelt het verslag vast. In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders spoedheidshalve het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen. Binnen 10 dagen na de dag waarop het conceptverslag is toegezonden, maken de schoolbesturen die deel hebben genomen aan het overleg schriftelijk hun opmerkingen over het concept van het verslag kenbaar. Burgemeester en wethouders stellen het verslag vast met inachtneming van de opmerkingen.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen het verslag gelijktijdig met het voorstel over het onderwijs ter kennis van de raad. Voor zover burgemeester en wethouders afwijken van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de raad. Daarbij geven zij de redenen aan van het niet of niet geheel overnemen van deze zienswijzen.

Artikel 11 Heropening overleg

  • 1. Indien uit het oordeel van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstel aan de raad over een onderwerp blijkt dat de meerderheid van de raadcommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht wordt een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaats vinden. Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Zij heropenen het overleg in ieder geval indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders het overleg heropenen, dan roepen zij het overlegorgaan zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk vóór het moment waarop de raad een definitief besluit neemt over het onderwerp. In dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raadscommissie. Burgemeester en wethouders informeren de raad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10. De raad betrekt de in dit aanvullende verslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming over het onderwerp.

  • 3. De schoolbesturen die niet deelnemen aan het overleg kunnen voor de datum van dit overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders stellen de deelnemers aan dit overleg hiervan in kennis.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 12 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in het overleg.

Artikel 13 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid gemeente Borne.

  • 2. Deze verordening treedt, onder gelijktijdige intrekking van de verordening procedure overleg huisvesting gemeente Borne in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 1997.
De secretaris,
De voorzitter,

Nota-toelichting

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid

Algemeen

1 Goed overleg: belangrijk instrument voor lokaal onderwijsbeleid

Door de decentralisatie van een aantal rijkstaken op onderwijsgebied naar de gemeentenzullen op lokaal niveau gemeenten en schoolbesturen in toenemende mate met elkaar inoverleg treden.Ze zijn de centrale partners in het lokaal onderwijsbeleid. Daarnaast zijn andere hierbijbetrokken, zoals de schoolbegeleidingsdienst, welzijnsinstellingen en de jeugdhulpverlening. Afhankelijk van de onderwerpen zullen ook zij bij het lokale overleg betrokken worden.

Overleg is het belangrijkste instrument van het lokaal onderwijsbeleid. De gezamenlijke analyse en aanpak,dicht bij de onderwijspraktijk, maken maatwerk in de vorm van op de lokalesituatie toegesneden oplossingen mogelijk. Uiteraard binnen het kader vande wet- en regelgeving. Overleg maakt het mogelijk om van de beleidsontwikkeling een interactiefproces te maken. Een proces waarin de concrete vraagstukken die zich in degemeente voordoen, worden opgepakt.

Daarin zit de meerwaarde van lokaal onderwijs.

Goed en constructief overleg veronderstelt dat de overlegpartners hun uiterste best doen om tot consensus te komen. In de wet- en regelgevingrond het lokaal onderwijsbeleid heeft de wetgever de consensusgedachte totuiting gebracht door de introductie van de terminologie van “op overeenstemminggericht overleg”. Zo kan een gemeenteraad van een vierjaarlijks plan voorde bestrijding van onderwijsachterstanden pas vaststellen nadat daarover metde schoolbesturen op overeenstemming gericht overleg is gevoerd. Het belang dat dewetgever hecht aan goed en serieus overleg komt ook tot uiting in de wettelijke verplichtingvoor gemeenten om voor de diverse domeinen van het lokaal onderwijsbeleid eenregeling vast te stellen voor het overleg met de schoolbesturen (zie ook paragraaf 2). In deze regeling dienen met name procedurele en organisatorische aspecten rond de inrichting van het overleg te worden vastgesteld.

Procedure overleg huisvesting onderwijs(juli 1996), die daartoe is “omgebouwd”Uitgangspunten bij de opzet van deze voorbeeldverordening zijn: overheidshandelen op onderwijsgebied. tot een verordening die ziet op het overleg over de volle breedte van het lokale De voorliggende VNG-voorbeeldverordening biedt een handreiking voor eendergelijke regeling. Het model is gebaseerd op de VNG-voorbeeldverordening

Samenhang:-

Er is gekozen voor de instelling van een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleidwaarin de hoofdlijnen van een lokaal beleid als geheel besproken kunnen worden.Verkokering door opsplitsing in een afzonderlijk bestuurlijk overleg voor bijvoorbeeldhuisvesting, achterstandbeleid en schoolbegeleiding moet worden voorkomen.Voorbereiding en uitwerking van hoofdlijnen kunnen natuurlijk zinvol zijn in aparteoverleggremia (werkgroepen die ingesteld worden door het overlegorgaan).

- Representativiteit:

De wetgeving schrijft voor dat de gemeente het op overeenstemming gerichtoverleg voert met de besturen van alle scholen. Dit sluit niet uit dat gezocht wordtnaar een overlegvorm waarbij gesproken wordt met representatieve vertegenwoordigingenvan schoolbesturen. Om redenen van doelmatigheid is dit met name van belang voorgemeenten waar een groot aantal schoolbesturen actief is.

- Helderheid gemeentelijke rol:

De lokale overheid moet in alle gevallen duidelijk zijn over de hoedanigheid waarin ze aanhet overleg deelneemt: als lokale overheid of schoolbestuur.Wanneer de rollen van schoolbestuur en lokale overheid niet worden gescheiden, dan is hetin elk geval wenselijk om de beide rollen in het lokaal overleg duidelijk te onderscheiden. De toelichting op het artikel over de vertegenwoordiging in het overleg (artikel 3 van devoorbeeldsverordening) geeft een aantal mogelijkheden om dit onderscheid aan te brengen. edere gemeente bepaalt zelf hoe ze het openbaar onderwijs wil besturen. I

- Raamwerk:

De voorbeeldverordening biedt een raamwerk voor het overleg. Alleen datgene wordtgeregeld wat noodzakelijk is voor een goede procedurele gang van zaken van hetoverleg. Dit is om op lokaal niveau ook ruimte te laten voor de nodige flexibiliteit.

2. Wettelijk kader en reikwijdte verordening

Evenals bij de decentralisatie van de Onderwijsuisvesting hetgeval was, dienen gemeenten een regeling vast te stellenvoor het "op overeenstemming gerichtoverleg" met schoolbesturen over het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en de schoolbegeleiding. Het is te verwachten dat deze verplichting ook terechtkomt in het wetsvoorstel waarin het onderwijsin allochtone levende talen (OALT) wordt gedecentraliseerd naar de gemeenten.

Op welke “producten”van het handelen van de lokale overheid op het terrein van het primairen voortgezet onderwijs is in formele zin de wettelijke formule van het “op overeenstemminggericht overleg in samenhang met de mogelijkheid om een advies te vragen van de Onderwijsraad”van toepassing?

Dit zijn:

- de wijziging van de verordening voor de onderwijshuisvesting (1);

- het gemeentelijke plan of besluit ter bestrijding van onderwijsachterstanden;

- het gemeentelijke besluit om een deel van het budget voor schoolbegeleidingspecifiek te bestemmen voor doelstellingen van het lokaal onderwijsbeleiden hiervoor criteria vast te stellen;

- het gemeentelijk plan of besluit voor de toekenning van OALT- middelen.

In de wetgeving over de onderwijshuisvesting beperkt de wetgever zich tot de opdracht aan deProcedure overleg huisvesting onderwijs(juli 1996)hiervoor een handreiking geboden aan gemeenten. gemeenteraad om een procedure vast te stellen voor het verplichte overleg met de schoolbesturen.De VNG heeft met de voorbeeldverordening

In de op 13 mei 1997 door de Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstellen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (EK 24 778) en regeling schoolbegeleiding (EK 24 683) bepaaltde wetgever over de inhoud van overlegprocedure tussen gemeente en schoolbesturen:

gemeenteraad stelt bij verordening een procedure vast voor het op overeenstemminggericht overleg, met dien verstande dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald:"De

a vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuur de Onderwijsraad kanverzoeken een advies uit te brengen;

b dat de termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingangvan de dag waarop de Onderwijsraad het gemeentebestuur uitnodigt het verzoekvoor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die de Onderwijsraadnodig heeft voor een goede vervulling van diens taak, tot de dag waarop het verzoekis aangevuld, en

c dat het gemeentebestuur gedurende de termijn voor het uitbrengen van het adviesgeen besluit neemt over het onderwerp waarop de adviesaanvrage betrekking heeft.”

Goed beschouwd zijn de onderdelen b en c van deze wettelijke bepaling op zich al duidelijken behoeven ze niet of nauwelijks nog nadere uitwerking in een gemeentelijkeoverlegverordening (zie ook artikel 9, vierde en vijfde lid VNG-voorbeeldverordening). Over onderdeel a bepaalt de onderwijswetgeving elders al dat het advies van deOnderwijsraad wordt aangevraagd tijdens het op overeenstemming gericht overleg overeen bepaald onderwerp. De wetgeving verlangt met het oog op een goede procesgangdat in de verordening de periode wordt aangegeven gedurende welke het gemeentebestuureen adviesaanvrage kan indienen bij de Onderwijsraad (zie ook artikel 9, derdelid VNG-voorbeeldverordening).

3. Eén verordening voor het onderwijsoverleg

Een gemeente kan ervoor kiezen om per onderdeel van het lokaal onderwijsbeleideen aparte verordening voor het overleg vast te stellen;

een overlegverordening voor de onderwijshuisvesting, het onderwijsachterstandsbeleid,schoolbegeleiding etc. Dit is echter omslachtig en miskent het gegeven dat dezezaken onderling grote samenhang vertonen en tezamen het lokaal onderwijsbeleid vormen.Vandaar dat het voor de hand ligt om te kiezen voor een procedureverordening voor hetoverleg dat ziet op alle facetten van het lokaal onderwijsbeleid. In de voorbeeldverordeningis daarvan uitgegaan. Hierbij is de VNG- voorbeeldverordening Procedure overleg huisvestingonderwijs (juli 1996) als vertrekpunt genomen. Deze voorbeeldverordening is door veelgemeenten overgenomen. De hierin neergelegde benadering is nu verbreed naar alle andereonderwerpen van het lokaal onderwijsbeleid. Het betreft hier allereerst de onderwerpen vande gemeentelijke besluitvorming over onderwijs waarvoor de wetgever het verplichte “opovereenstemming gericht overleg” heeft voorgeschreven (zie ook artikel 2, tweede lid, onder avan de voorbeeldverordening). Hierbij is hiervoor gekozen om de formulering algemeen tehouden en niet te verwijzen naar de specifieke vindplaatsen in de onderwijswetgeving. Dit heeft als voordeel dat de voorbeeldverordening niet hoeft te worden aangepast wanneer dewetgever zou besluiten om het op overeenstemming gericht overleg voor te schrijven ten aanzienvan nieuwe (te decentraliseren) taken.

Tevens kan de voorbeeldverordening ook worden toegepast voor die onderwerpen van het lokaalonderwijsbeleid waarop de figuur van het op overeenstemming gericht overleg formeel niet vantoepassing is (zie artikel 2, tweede lid, onder b van de voorbeeldverordening). Hierbij kan onder meerworden gedacht aan de vaststelling van een gemeentelijke regeling over de materiële financiëlegelijkstelling of aan de uitvoering van de leerplicht en de bestrijding voortijdig schoolverlaten.Het bepaalde in de voorbeeldverordening is hierop echter niet ten volle van toepassing. Een aantal bepalingen ( zie artikel 9 van de voorbeeldverordening) blijft buiten toepassing. Dit houdt verband met het gegeven dat de adviestaak van de Onderwijsraad en daarbij behorendeprocessuele bepalingen alleen zien op onderwerpen waarop het wettelijk voorgeschreven op overeenstemming gericht overleg van toepassing is.

4. Vaststelling nieuwe verordening

Ervan uitgaande dat de wetgeving inzake onderwijsachterstandenbeleid en schoolbegeleiding nog voorhet zomerreces van het parlement worden geplaatst in het Staatsblad, kan vanaf dat moment wordenovergegaan tot vaststelling van een nieuwe overlegverordening.De gemeentelijke besluitvorming over de nieuwe taken (met name GOA en OALT) moet uiterlijk per 1 augustus 1998 hebben plaatsgevonden. Voorafgaande aan deze besluitvorming moet hetvoorgeschreven overleg met alle schoolbesturen zijn afgerond. Terug rekenend vanaf 1 augustus 1998is het van belang dat de formele basis voor dit overleg ( de overlegverordening) in het najaar van 1997(september/oktober/november) wordt vastgesteld.

De vaststelling kan op twee manieren:

gewijzigd daardoor qua reikwijdte verbreed tot de onderwerpen van het lokaal onderwijsbeleid.wordtProcedure overleg huisvesting onderwijs - De bestaande verordening

ingetrokken en daarvoor in de plaats treedt de nieuwe verordening overleg lokaal onderwijsbeleid.- De bestaande verordening procedure overleg huisvesting onderwijs wordt geheel

In het voorliggende model is uitgegaan van de laatste benadering omdat de bestaande voorbeeld-verordening voor het overleg onderwijshuisvesting wordt verbreed naar andere domeinen van hetlokaal onderwijsbeleid en daardoor op een groot aantal plaatsen is gewijzigd (inclusief de toevoegingvan enkele nieuwe artikelen).

5. Delegatie raad aan burgemeester en wethouders

De verordening heeft als uitgangspunt dat burgemeester en wethouders alle uitvoerende aspecten vanhet overleg over het lokaal onderwijsbeleid voor hun rekening nemen.

Zo voeren zij het overleg met de schoolbesturen van alle scholen in de gemeente,voeren het secretariaat en zijn belast met de indiening van het verzoek om advies van de Onderwijsraad.

Tevens is er in deze voorbeeldverordening voor gekozen de wettelijke bevoegdheidvan de raad om uit eigen beweging een advies te vragen van de Onderwijsraad te delegerenaan burgemeester en wethouders. Dit advies wordt immers volgens de wet tijdens het opovereenstemming gericht overleg gevraagd. Burgemeester en wethouders voeren dit overleg.Met deze vormen van delegatie wordt een betere aansluiting bereikt op de gangbare gemeentelijke bestuurspraktijk. Hiermee wordt ook bereikt dat de in de wettelijke bepalingen over het overleggekozen term “gemeentebestuur”een eenduidige invulling krijgt.

Impliciet betekent dit dat bij vaststelling van de verordening de raad een aantal zaken delegeertMet de vaststelling van de overlegverordening bepaalt de raad dus wat hij aan bevoegdheden aan zichwil houden en op welke onderdelen de uitoefening van bevoegdheden wordt gedelegeerd aanburgemeester en wethouders. aan burgemeester en wethouders. De basis voor deze delegatie is neergelegd in artikel 156 Gemeentewet.

6. Geen nadere regeling voor stemverhoudingen

In de voorbeeldverordening is ervan afgezien om een regeling te treffen voor het stemmen inhet overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid. Het gaat immers om een op overeenstemming gerichtoverleg over (voorgenomen) gemeentelijke besluitvorming. Partijen moeten zich tot het uitersteinspannen om tot overeenstemming te komen. Er vindt echter geen (finale) besluitvorming plaatsin het overlegorgaan.

De competentie voor de finale besluitvorming heeft de wetgever gelegd bijde gemeenteraad, indachtig het principe van territoriale decentralisatie. Indien in het bestuurlijkonderwijsoverleg volledige overeenstemming wordt bereikt, zal de raad alleen goed gemotiveerdvan dit standpunt kunnen afwijken. Dit volgens de procedure die in artikel 11 van de voorbeeldverordeningopgenomen is. Is er geen of geen volledige overeenstemming in het overlegorgaan over een onderwerp,dan wordt in de verslaglegging van het overleg aangegeven hoe de meningsvorming in het overleg isverlopen en welke schoolbesturen bezwaren hebben aangetekend dan wel een afwijkende zienswijzehuldigen. Naast de inhoudelijke argumentatie van deze bezwaren is het daarbij ook relevant voor deraad om te beschikken over informatie aangaande het draagvlak binnen het onderwijs voor dergelijkebezwaren. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het aantal scholen/leerlingen dat wordt gepresenteerd door de vertegenwoordigers die een afwijkend standpunt innemen. Deze beide aspecten- de kracht van de argumenten en het draagvlak dat daarvoor bestaat binnen het onderwijsveld - zal deraad in onderlinge samenhang dienen te betrekken bij zijn uiteindelijke besluitvorming over een van deonderwerpen in het kader van het lokale onderwijsbeleid.

7. Relatie tot mogelijke gemeentelijke Algemene Inspraakverordening

Nagegaan is of niet kan worden voorzien in de wettelijke opdracht tot het vaststellen van een regelingvoor het op overeenstemming gericht overleg door de inhoud van de eventueel bestaande gemeentelijkeAlgemene Inspraakverordening op dit overleg van toepassing te verklaren. Dit is niet gewenst en niet mogelijk.

Allereerst komt het nogal eens voor dat een inspraakverordening vormen van inspraak ten aanzien vanverordeningen – en dus ook een verordening voor de onderwijshuisvesting – uitsluit.

Daarnaast gaat de in de wet opgenomen formulering “van op overeenstemming gericht overleg” verder danhetgeen in de regel onder inspraak wordt verstaan.

Tot slot is de kring van belanghebbenden in het kader van een Algemene Inspraakverordening aanmerkelijkgroter dan de partners waarmee wordt overlegd over het lokaal onderwijsbeleid.ongewenste ontwikkeling. De inspraak, en dus het overleg, zou moeten worden uitgebreid tot alle belanghebbenden bij de onderwijs-huisvesting. Behalve aan schoolbesturen moet dan met name gedacht worden aan de dagelijkse gebruikers van schoolgebouwen: het onderwijspersoneel en de leerlingen. Dit is alleen al uit practisch oogpunt een

Artikelsgewijze toelichting

Aanhef

Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, is het vanzelfsprekend dat voorafgaande aan de vaststelling van de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid plaatsvindt met (de vertegenwoordigers van) de schoolbesturen. Dit “overleg over de overlegprocedure”inhoudelijke overleg dat op basis van deze procedure wordt gevoerd. partijen onderschreven overlegprocedure contra – productief kan werken in het latere oordeel hierover te geven en vervolgens dit oordeel zwaar te laten wegen bij de uiteindelijkevaststelling van de verordening. Dit is vanuit de overweging dat een niet door alle betrokken is uiteraard niet gebodnen aan de procedureregels uit de verordening. Centraal hierbij staat echter wel dat de gemeente de betrokken besturen voldoende gelegenheid biedt om hun

Artikel 1 Begripsbepalingen

De schoolbesturen die worden uitgenodigd voor bestuurlijk overleg, zijn de bevoegde gezagsorganen van alle scholen die zijn gesitueerd op het grondgebied van de gemeente, en vallen onder de reikwijdte van een onderwerp van lokaalonderwijsbeleid waarop het overleg van toepassing is.

Zo is bijvoorbeeld de bepaling over de vaststelling van het onderwijsachter-standenplan van toepassing op een op het grondgebied van de gemeente gelegen nevenvestiging van een school (zie artikel 110b, vijfde lid, WBO).

De verordening gaat uit van een territoriale werking van van de regelgeving, dat wil zeggen dat alle rijksbekostigde scholen en nevenvestigingen die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente onder de werking van de verordening vallen.

Deze benadering maakt het noodzakelijk dat de gemeente goed nagaat welke schoolbesturen inaanmerking komen voor deelname aan het overleg.

Tijdens het overeenstemming gericht overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoekenverder toelichting op artikel 2 en 9). om een advies uit te brengen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overlegvan toepassing is. De gemeenteraad moet dit verzoek doen indien een schoolbestuur dit wenst (zie

Artikel 2 Functie overlegorgaan

gezien het feit dat dit overleg qua insentiteit en reikwijdte toeneemt door de decentralisatie van bepaalde onderwijstaken naar de gemeente. In het overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid wordt tussen de gemeente en alle schoolbesturenoverleg gevoerd over de verschillende facetten van het lokaal onderwijsbeleid. Met de instelling van het overlegorgaan wordt beoogd het wettelijk voorgeschreven overleg te institutionaliseren. Dit is

Er is voor gekozen om de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid niet alleen te richten op onderwerp of schoolsoort: zo blijft de integraliteit van het beleid het best gewaarborgd. de onderwerpen waarvoor wettelijk het op overeenstemming gericht overleg is voorgeschreven, maar te kiezen voor een brede opzet. Gezien de samenhang tussen de verschillende wetten en tevens uitoogpunt van harmonisatie en effectiviteit heeft een brede overlegprocedure de voorkeur. Zo kan de eventuele vaststelling van een verordening voor de materiële financiële gelijkstelling een onderwerp van overleg zijn, hoewel hierbij het voeren van op overeenstemming gericht overleg niet door de wetgever is voorgeschreven. Daarnaast is ervoor gekozen om het overleg niet op te splitsen naar

Dit laat onverlet dat gegeven de lokale behoefte de voorbereiding van het finale overleg plaats kanvinden in werkgroepen dan wel deeloverleggen. Ze kunnen ingericht zijn naar onderwerp (bijvoorbeeldde onderwijshuisvesting of achterstandenbeleid) of schoolsoort (bijvoorbeeld basisonderwijs of voortgezetonderwijs).

Het voorgeschreven op overeenstemming gericht overleg moet voldoen aan de wettelijke eisen. Ze hebbenbetrekking op het advies van de Onderwijsraad (artikel 9).

Op de onderwerpen waarvoor het op overeenstemming gericht overleg in de wet is voorgeschreven, is dit artikel exclusief van toepassing.

De wetgever heeft met het op overeenstemming gericht overleg een “zwaarder”overleg willen creëren om tot consensus te komen. Het gemeentebestuur kan immers door zijn wettelijke competenties dicht raken aan de autonomie van de scholen.

Het karakter van het finale brede overleg is te allen tijde bestuurlijk. Dit is ter onderscheidingvan het technisch getinte voorbereidend overleg (artikel 7) en het agendaoverleg (artikel 8).Het betreft immers een overleg tussen het gemeentebestuurbesturen.en de school

Artikel 3 Samenstelling Overlegorganen

Een schoolbestuur is uiteraard vrij om al of niet deel te nemen in het overlegorgaan. Indien eenbestuur daarin plaatsneemt, wijst het hiervoor een of meer vertegenwoordigers aan. Uiteraardmet het desbetreffende onderwerp, kan iemand anders worden afgevaardigd. gebonden te zijn. Per onderwerp, bijvoorbeeld gelet op de portefeuilleverdeling of de affiniteitgemandateerde leden van het management. De vertegenwoordiging hoeft overigens niet persoons meer adviseurs. Het schoolbestuur bepaalt door wie het zich laat vertegenwoordigen. Dit kan dooreen of meer leden van het schoolbestuur zijn en/of door een of meer door het schoolbestuur dient de mogelijkheid te worden geboden dat de vertegenwoordigers, net zo goed als dat het geval zal zijn bij vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, zich laten bijstaan door een of

Het eerste lid biedt de mogelijkheid om de omvang van vertegenwoordiging van een schoolbestuur –uit oogpunt van een effectief overleg – te binden aan een maximum. Bij het gebruikmaken van dezespelen. De beruchte “Poolse landdagen”dienen te worden voorkomen. mogelijkheden zal de lokale situatie (aantal schoolbesturen; schaalomvang van de besturen) een rol

Wanneer het aantal schoolbesturen in de gemeente bijvoorbeeld zo groot is dat het totaal aantal dooral deze schoolbesturen aan te wijzen vertegenwoordigers (ook al is dit maar één vertegenwoordigerper bestuur) een vruchtbaar overleg in de weg staat, dan is het aan te bevelen om gebruik te maken vande optie van een gezamenlijke vertegenwoordiging (zie het tweede lid).

Naast de in het model opgenomen opties zijn er ook nog andere varianten denkbaar zoals:

-een vertegenwoordiging per denominatie, waardoor de situatie kan optreden dat niet ieder schoolbestuurrechtstreeks aan het overleg deelneemt. Ook deze vertegenwoordiging kan worden gebonden aan hetbepaald maximum aantal vertegenwoordigers.

-Het vooraf in de verordening aangeven van de maximumomvang van het overleg (bijvoorbeeld 10 vertegenwoordigd weten in het overleg. schoolbesturen van alle op het grondgebied van de gemeente voorkomende denominaties zich deelnemers namens de schoolbesturen). Aan de gezamenlijke schoolbesturen wordt overgelaten omdeze vertegenwoordiging in te vullen. De representatie wordt daarbij zodanig ingevuld dat alle

Aangezien volgens de wet het schoolbestuur zijn vertegenwoordiger aanwijst, is het wel zaak om,het daarvoor met alle schoolbesturen eens te zijn. ingeval de verordening uitgaat van een (imperatieve) vorm van gezamenlijke vertegenwoordiging,

Voor een effectief overleg is het eveneens belangrijk dat de besturen hun vertegenwoordigersvoldoende mandaat geven voor het voeren van het overleg ( innemen standpunten/maken van afspraken).

De gekozen formulering dat de vertegenwoordigers namens zijn bestuur of een aantalbesturen deelneemt aan het overleg, is daarvan een uitdrukking.

De vertegenwoordigers dienen zich te vergewissen van voldoende mandaat door middel vanvoorstellen die langs de reguliere weg zijn ingebracht in het overleg. Het mandaat zal inhoudelijk doorgaans betrekking hebben op de standpuntbepaling over gestructureerd vooroverleg met de schoolbesturen die zij vertegenwoordigen.

Wanneer zich tijdens of vlak voor het overleg nieuwe omstandigheden aandienen, danterug te kunnen koppelen naar de respectievelijke schoolbesturen of het college vanburgemeester en wethouders. dient er uiteraard voldoende ruimte te zijn voor de vertegenwoordigers om tussentijds

Uit het derde lid vloeit voort dat de raad wettelijke opdracht tot het voeren van overleggekozen voor een ambtelijk vertegenwoordiger. invalshoek van de lokale overheid – het bestuurlijk karakter van het overleg. Er is daarom niet in de persoon van de direct verantwoordelijke portefeuillehouder benadrukt – ook vanuit de houders onderwijs naar het overleg. De deelname aan het overleg van burgemeester en wethoudersdelegeert aan burgemeester en wethouders door middel van afvaardiging van de portefeuille

Artikel 4 Derden

Afhankelijk van het onderwerp van het overleg kunnen derden, niet te verwarren met de adviseurs van de gemeente of de schoolbesturen (zie de toelichting bij artikel 3), als deelnemerwelzijnsinstellingen. worden toegelaten tot het overleg. Denk bijvoorbeeld aan de schoolbegeleidingsdienst of

Kenmerkend verschil tussen de positie van de schoolbesturen en deze derden is dat voor debesluitvorming over het betrokken onderwerp. laatsten de formule van het op overeenstemming gericht overleg in relatie tot het advies vande Onderwijsraad niet opgaat. Wel dienen de zienswijzen van de derden tot uiting te komen inhet verslag van het overleg. Hierdoor kan de raad ook deze zienswijzen betrekken bij zijn definitieve

Artikel 5 Uitnodiging

De strekking van dit artikel is dat in procedurele zin wordt gewaarborgd dat de schoolbesturentijdig worden ingeschakeld in het traject dat moet leiden tot een besluit over een onderwerp waarophet overleg van toepassing is.

Hierbij is gekozen voor een termijn van minimaal twee weken om ook de schoolbesturen voldoendevan de besturen al in een eerder stadium op de hoogte zijn van de inhoud van de voorstellen. met een voorbereidend overleg, ervan worden uitgegaan dat de besturen of de vertegenwoordigers tijd te geven voor de voorbereiding van het overleg. Overigens mag, ingeval er gewerkt wordt

Tevens kan in dit voorbereidend overleg worden vastgesteld wat het geschiktste tijdstip (voor schoolrbestuurdegewist dat de geplande datum van het overleg een geschikt tijdstip is voor de andere overlegpartners. veris. Bij het ontbreken van vormen van vooroverleg spreekt het voor zich dat de gemeente zich ervan s meestal een tijdstip in de namiddag of avond) voor het bijeenroepen van het overleg

De schoolbesturen die niet deel kunnen nemen aan het overleg, kunnen voor de datum van het overleghun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders.

De gemeente is gehouden om een “aangekleed”.overeenstemming gericht overleg dient te worden aangegeven of het overleg over het voorstel moet worden aangemerkt als een op toelichting wordt de overlegpartners inzicht gegeven in de achtergronden van het voorstel. Tevens voorstel toe te zenden. In de vorm van een

De vertegenwoordigers van de schoolbesturen hebben uiteraard de mogelijkheid om ook zelf stukkenin te brengen voor het overleg.

Indien het overleg wordt voorbereid (zie artikel 7), dan verdient hetin de vorm van een inventarisatie van onderwerpen waarover wel of niet overeenstemming bestaat). aanbeveling dat het voorstel ook vergezeld gaat van de uitkomst van dit vooroverleg (bijvoorbeeld

De formulering dat het overleg op een bepaald tijdstip zal “aanvangen”, impliceert dat het overlegaan nadere formele vereisten (behoudens de beschreven omstandigheden in artikel 9, zesde lid, en artikel 11 van het model) over de uitnodiging en toezending van stukken. bijeenkomst nodig is. Er is in het model voor gekozen om deze optie van vervolgoverleg niet te binden niet in één ronde behoeft te worden afgerond. Vaak zal het zo zijn dat voor het overleg meer dan één

De deelnemers kunnen hierover in het eerste overleg concrete afspraken maken die inspelenop de feitelijke situatie die zich op dat moment voordoet.

Artikel 6 Secretariaat

In formele zin zijn burgemeester en wethouders belast met het voeren van het secretariaat van hetonderwijsbeleid. Het verdient aanbeveling om aan de vertegenwoordigers in het overleg duidelijk aan te geven wie feitelijk met het voeren van het (uitvoerend) secretariaat is belast. ambtenaren gaan van de afdeling/dienst Onderwijs, belast met aangelegenheden inzake het lokaal wethouders – wordt verzorgd door een of meer gemeenteambtenaren. Het zal daarbij in de regel om overlegorgaan. De praktijk is dat het secretariaat – onder verantwoordelijkheid van burgemeester en

Artikel 7 Voorbereiding

De praktijk laat vaak zien dat een overleg wordt voorafgegaan door het nodige (technische) vooroverleg.Dit overleg heeft tot doel om onderwerpen in inhoudelijke en technische zin voor te bereiden voorde bespreking in het overlegorgaan.

Er zijn meerdere tijdstippen mogelijk om het voorbereidend overleg te laten plaatsvinden. Het kan voorafte houden. Indien een onderwerp op de agenda is geplaatst, kan het worden voorbereid voor het overleg in het overlegorgaan. agenda geplaatst worden. Men kan er ook voor kiezen om het voorbereidend overleg na het agendaoverleg gaan aan het agendaoverleg als bedoeld in artikel 8. Indien een onderwerp is voorbereid, kan het op de

Daarnaast kan ervoor gekozen worden om het voorbereidend overleg en het agendaoverleg samen te voegen.

De bereikte overeenstemming en overgebleven verschillen van inzicht in het vooroverleg vormen de basisoverleg. over de onderwerpen waarover, blijkens de inventarisatie, wel overeenstemming bestond in het voorbereidend naar een oplossing. Dit neemt niet weg dat in het overleg tevens een inhoudelijke discussie kan plaatsvinden waarbij in het kader van het op overeenstemming gerichte karakter van het overleg gestreefd moet worden overeenstemming gericht overleg richt de aandacht zich meestal op de nog resterende geschilpunten, van het overleg in het overlegorgaan. De inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt, vormt een hulpmiddel voor een efficiënt overleg. In het kader van het op

Er is van afgezien om het voeren van het voorbereidend overleg te binden aan procedurele voorschriften.Afhankelijk van de omvang van de problematiek dient dit overleg met een grote mate van flexibiliteitschoolsoort plaatsvinden. Deze flexibiliteit geldt ook voor de wijze van vertegenwoordiging (ambtelijkdan wel op bestuurlijk niveau). te kunnen worden ingericht en gevoerd. Het voorbereidend overleg kan bijvoorbeeld per onderwerp of

Burgemeester en wethouders kunnen dit voorbereidend overleg instellen. Zij doen dit uiteraard in nauwoverleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

Artikel 8 Agendaoverleg

In het agendaoverleg kan onderzocht worden welke onderwerpen op welk tijdstip in het overeenstemmingoverleg. gericht overleg aan de orde kunnen komen en welke onderwerpen op welk tijdstip in andere vormen van

De ratio is om te komen tot een vroegtijdige afstemming op bestuurlijk niveau van welke zakenhiermee rekening houden.Het bovenstaande gebeurt uit een oogpunt van planmatig werken. Dit laat onverlet dat tijdens het overleg inhet overlegorgaan de agenda op verzoek van een of meer vertegenwoordigers kan worden aangepast. er in de tijd bezien aan de orde zullen komen. Alle partners kunnen dan in de planning van hun werkzaamheden

Burgemeester en wethouders stellen dit overleg in. Zij doen dit, evenals bij het voorbereidend overleg, in samenspraak met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

Het aantal vertegenwoordigers van schoolbesturen die deelnemen aan dit agendaoverleg, kan per gemeente variëren.

Artikel 9 Advies Onderwijsraad

Dit artikel betreft de rol van de Onderwijsraad. Daar waar het lokaal onderwijsbeleid inzake huisvesting, schoolbegeleiding, achterstandenbeleid en OALT de grondwettelijke vrijheid van richting en vrijheid van inrichting van eht onderwijs raaakt, kan de Onderwijsraad in beeld komen. Niet als geschillenbeslechter, maar als adviseur van de lokale overheid. Maar wel, wanneer een schoolbestuur zich beroept op strijdigheid met deze grondwettelijkeaspectenvan onderwijsvrijheid, in de vorm van een verplichtingvoor de gemeente om advies te vragen. De wetgever beperkt de formulering doelbewust tot de vrijheid van richting en inrichting. Het aspect van de bekostiging van het openbaar en bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaf (gelijke behandeling) is daarbij niet genoemd. Mocht een gemeente echter een ongerechtvaardigd onderscheid aanbrengen tussen bijzonder en openbaar onderwijs en daardoor scholen voor bijzonder onderwijs de gemeente verzoeken om advies te vragen van de Onderwijsraad. gemaakt op de wezenlijke aard van de bijzondere school. Een schoolbestuur kan via deze invalshoek deze gemeente in strijd met de vrijheid van richting en inrichting. Er wordt immers een inbreuk vanwege hun bijzonder zijn achterstellen bij openbaar onderwijs, dan handelt

Artikel 9 geeft in procedurele zin aan op welke wijze een of meer overlegpartners, schoolbesturenop overeenstemming gerichtadvies over aspecten aangaande een onderwerp waarop het en gemeentebestuur, kenbaar moeten maken dat ze de Onderwijsraad willen inschakelen voor een artikel 9, eerste lid). in de uitnodiging.Zowel de schoolbesturen als burgemeester en wethouders zijn gebonden aan dit uiterste moment (zie desbetreffende onderwerp. Het is aan te bevelen om het finale karakter van het overleg te vermelden aangeeft wat de relatie is tussen deze aspecten en de vrijheid van richting of vrijheid van inrichting.Dit gebeurt uiterlijk in het overleg dat is bestempeld als de laatste, afrondende overleg over het toepassing is. Uitgangspunt daarbij is dat de partij die om advies verzoekt, inhoudelijk en gemotiveerd overleg van

Burgemeester en wethouders dienen het verzoek om advies in bij de Onderwijsraad. Zij doen dit uiterlijkuit te brengen. vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuur de Onderwijsraad kan verzoeken een advies het oog op een goede procesgang voorschrijft dat in de gemeentelijke verordening wordt opgenomen twee weken na afloop van het overleg. Deze termijn is opgenomen vanwege het feit dat de wet met

Tevens is erin voorzien dat in het overleg van gedachten kan worden gewisseld over de inhoud van hetwillen worden over de (mogelijk afwijkende) zienswijzen van alle partners uit het overleg. geen behoefte hebben. Daarnaast zal ook de Onderwijsraad in het kader van zijn advisering geïnformeerd gemeente onverlet om de Onderwijsraad in te schakelen, ook wanneer de andere overlegpartners daaraan te wenden. Deze gedachtewisseling laat uiteraard het recht van een individueel schoolbestuur of de duidelijkheid bestaat over de beweegredenen van een, meer of alle partijen om zich tot de Onderwijsraad verzoek aan de Onderwijsraad. Dit is tegen de achtergrond dat iedereen erbij gebaat is dat er minimaal

De adviestermijn bedraagt vier weken. De wettelijke bepalingen geven aan dat de termijn van vier wekenDat artikel bevat een regeling voor opschorting van de termijn bij de aanvraag van een beschikking. wordt opgeschort indien de Onderwijsraad op redelijke gronden aanvullende gegevens nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak (zie het vierde lid). Bij de formulering van de opschorting van de termijn is aangesloten bij artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De woorden “nodig voor een goede vervulling van diens taak” maken duidelijk dat de Onderwijsraadgegevens kunnen opvragen voorzover die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van het advies. gemotiveerd zal moeten aangeven welke gegevens hij nodig heeft. De Onderwijsraad zal alleen aanvullende

Verder bepaalt de wet dat de gemeenteraad geen besluit neemt over een onderwerp waarop het overlegvan toepassing is alvorens de termijn is verstreken waarbinnen de Onderwijsraad advies moet uitbrengen.

In het zesde lid wordt bepaald in welke situatie er in ieder geval nader overleg plaatsvindt overbinnen een bepaalde periode. meer overlegpartners naar aanleiding van het toegezonden afschrift van het advies hierom vragen waarde heeft, bijvoorbeeld wanneer het advies het voorstel van burgemeester en wethouders onderschrijft.Uiteraard is er niets op tegen wanneer op lokaal niveau hierbij een andere benadering wordt gevolgd,zoals het standaard uitgaan van een nader overleg of het bijeenroepen van een overleg indien een of advies. Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarin een dergelijk nader overleg geen toegevoegde In het model is voor deze formule gekozen in plaats van voor de benadering om ongeacht de strekkingen inhoud van het advies standaard te bepalen dat nader overleg plaatsvindt over het uitgebrachte andere gevallen maken burgemeester en wethouders de afweging of nader overleg noodzakelijk is. inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in het voorstel over het desbetreffende onderwerp. In alle het advies van de Onderwijsraad. Dit is aan de orde wanneer de Onderwijsraad adviseert om

Overigens wordt nog opgemerkt dat de wettelijke bepalingen over de advisering van de Onderwijsraadde Onderwijsraad alvast in overleg enkele data te reserveren voor een eventueel nader overleg. om aan de vooravond van de indiening van het verzoek om advies met de daarbij behorende stukken bij dergelijk overleg plaats zal dienen te vinden. Om hierbij problemen te voorkomen verdient het aanbeveling het besluitvormingsproces leidt, is in het zesde lid uitgegaan van een vrij korte termijn waarbinnen eengmet het besluit over het onderwerp waarop het overleg van toepassing is.Om te voorkomen dat eventueel nader overleg over het uitgebrachte advies tot een grote vertragingin Onderwijsraad advies uitbrengt aan de gemeenteraad. Het advies wordt vervolgens bekendgemaakt, tezamen niets voorschrijven over een overlegmogelijkheid zoals hiervoor is beschreven. Er wordt bepaald dat de

Op de advisering door de Onderwijsraad is hetgeen in algemene zin over advisering is geregeld in deAwb van toepassing. In dit verband is met name het bepaalde in artikel 3:6, tweede lid, artikel 3:7 envermeld in de motivering. (In de derde tranche van de Awb worden de bepalingen aangaande motiveringverplaatst naar afdeling 3.7.) gemeenteraad afwijkt van het advies van de Onderwijsraad, worden ingevolge artikel 4:20 de redenen daarvan beschikbaar te stellen die de Onderwijsraad nodig heeft voor het uitbrengen van het advies. Wanneer de uitbrengt. Op grond van artikel 3:7 is de gemeenteraad gehouden om, al dan niet op verzoek, de gegevens onderwerp waarop het overleg van toepassing is indien de Onderwijsraad het advies niet binnen vier weken artikel 4:20 van belang. Zo kan op grond van artikel 3:6 de gemeenteraad een besluit nemen over een

Artikel 10 Verslaglegging; informeren raad

De raad zal bij zijn besluitvorming over het onderwerp waarop het overleg van toepassing is de argumentenaangevoerd. De raad wordt hierover op de hoogte gebracht via toezending van het verslag van het overleg. zich een duidelijk beeld kan vormen van de inhoud en strekking van hetgeen tijdens en voor het overleg is en zienswijzen moeten wegen die in het overleg naar voren zijn gebracht. Hiertoe is het van belang dat de raad

In het verslag wordt per onderwerp aangegeven of het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is.Daarnaast wordt per onderwerp aangegeven in hoeverre er in het overlegorgaan overeenstemming over hetonderwerp is bereikt.

Het verslag bevat uiteraard de zienswijzen die door de verschillende deelnemers (vertegenwoordigers vanschoolbesturen, derden en de gemeente) zijn ingebracht. Voorzover deze zienswijzen niet of niet geheel zijn overgenomen in het voorstel dat aan de raad is voorgelegd, wordt hiervan in het betrokken raadsvoorstelburgemeester en wethouders tot het desbetreffende oordeel zijn gekomen. melding gemaakt door burgemeester en wethouders. Daarbij wordt ook aangegeven op welke gronden

Artikel 11 Heropening overleg

De uitkomst van het overleg vormt een belangrijk gegeven in de verdere besluitvormingsprocedure (raadscommissie en raad) over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is.

In het voorstel van burgemeester en wethouders is aangegeven op welke wijze is omgegaan met de gebrachte zienswijzen. Indien er in het verdere besluitvormingsproces signalen komen dat vermoedelijk wordt afgeweken van het voorstel van burgemeester en wethouders en dat daarmee de uitkomst van het overleg in een ander licht komt te staan, komt de vraag aan de orde of de mogelijkheid moet worden geboden om over de gewijzigde situatie het overleg te heropenen.

i nhoudelijkeEen eventueel hernieuwd overleg is in dit artikel gekoppeld aan het resultaat van de bespreking van het voorstel van burgemeester en wethouders in de raadscommissie waarin onderwijsaangelegenheden aan de orde komen. Indien de raadscommissie of een deel daarvan dat een meerderheid vertegenwoordigt in de raad aanleiding ziet voor een standpunt om te komen tot bijstellingen in het voorstel van burgemeester en wethouders dan kan dit aanleiding zijn om het overleg bijeen te roepen.

op overeenstemming gericht overleg overeenstemming wasgericht overleg heeft voorgeschreven. bereikt. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze consensus een zwaarder gewicht kan hebbendan een bereikte overeenstemming over een onderwerp waarover de wetgever geen op overeenstemming In één geval moeten burgemeesteren wethouders het overleg heropenen, namelijk indien dit oordeel betrekking heeft op inhoudelijkeonderdelen van het voorstel waarover in het

Er kunnen zich in dit laatste geval naar aanleiding van de behandeling in de raadscommissie verschillendesituaties voordoen:

1 Over (onderdelen van) het voorstel dat burgemeester en wethouders hebben ingebracht bestond in hetoverleg bijeen te roepen. een zekere importantie. Vandaar dat gekozen is voor de formulering dat het moet gaan om een “inhoudelijke”bijstelling. Het zou bijvoorbeeld overdreven zijn om voor kleine technische bijstellingen een bestuurlijk betekent dus ook een afwijking van de bereikte consensus in het overleg. In een dergelijk geval heropenenburgemeester en wethouders het overleg. Het spreekt voor zich dat het daarbij dient te gaan om aspecten met overleg volledige overeenstemming. Het afwijkende meerderheidsstandpunt van de raadscommissie daarover

2 De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de afwijkende zienswijzen zoals die gezamenlijk doorvoor hun standpuntbepaling over het meerderheidsstandpunt van de raadscommissie. opnieuw bijeenroepen van het overleg niet noodzakelijk, tenzij burgemeester en wethouders dit dienstig vinden de vertegenwoordigers van de schoolbesturen zijn ingebracht in het overleg. In een dergelijke situatie lijkt het

3 De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de zienswijze zoals die door een deel van de gewenst zijn in verband met de positie van de schoolbesturen die hun zienswijze niet gehonoreerd zien.Burgemeester en wethouders bezien de noodzaak daartoe. schoolbesturen in het overleg naar voren is gebracht. In deze situatie kan het bijeenroepen van het overleg

Het voordeelde raad ook als hoogste bestuursorgaan in de gemeente, die alles afwegend een finale beslissing neemt. van de raad. Dit resultaat wordt door de raad betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming. Dit positioneert doorgaan naar de raad. Het resultaat van het heropende overleg kan vervolgens ter kennis worden gebracht en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van de behandeling in de raadscommissie, kan namelijk van de in artikel 11 neergelegde procedure is dat het gemeentelijk besluitvormingsprocesvoortgang kan vinden zonder het gewicht van het overleg geweld aan te doen. Het voorstel van burgemeester

Artikel 12 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Wanneer de verordening voor het overleg in bepaalde zaken niet voorziet, dan nemen burgemeester envoorzien dat B en W hierover de andere partijen uit het overleg horen. Daaruit zou bijvoorbeeld kunnenblijken dat het wenselijk wordt geacht om: wethouders een beslissing. Aangezien dergelijke beslissingen (de inrichting van) het overleg raken, is erin

- bepaalde zaken nader te regelen (reglement van orde, huishoudelijke reglement of iets dergelijks);

- bepaalde zaken via een aan de raad voor te leggen wijziging vast te leggen in de verordening ophet overleg.

Artikel 13 Citeertitel; inwerkingtreding

Bij de inwerkingtreding van de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid dient de verordeningprocedure overleg huisvesting te worden ingetrokken. Zoals bij artikel 2 al is vermeld, is gekozen voor een brede overlegverordening waaronder ook het overleg over de inhoud van de verordening voor deonderwijshuisvesting is begrepen.