Verordening lokaal geurbeleid gemeente Borne

Geldend van 08-10-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening lokaal geurbeleid gemeente Borne

Raadsbesluit

Nummer

de raad van de gemeente Borne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ;

besluit:

vast te stellen de navolgende “verordening lokaal geurbeleid gemeente Borne”;

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

Wgv: Wet geurhinder en veehouderij;

veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

dierenverblijf: een dierenverblijf zoals omschreven in de wet;

geurgevoelig object: een geurgevoelig object zoals omschreven in de wet

vaste afstandsdieren: dieren van diercategorieën waarvoor op grond van de wet geen geuremissiefactor is vastgesteld;

bebouwde kom: de kernen van Borne, Zenderen en Hertme, zoalsaangegeven op de kaart in bijlage 1.

Artikel 2 Wettelijke grondslag

Deze verordening is opgesteld op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij. Hierbij is rekening gehouden met de voorwaarden uit de artikelen 8 en 9 van de Wet geurhinder en veehouderij.

Artikel 3 Afwijkende afstand bij een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom

De afstand, als bedoeld in artikel 4 lid 1 onderdeel a van de Wgv, tussen een veehouderij waar vaste afstandsdieren worden gehouden, en een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom bedraagt ten minste 50 meter.

Artikel 3 lid 1 van deze verordening is alleen van toepassing op veehouderijen waarin rechtens minder dan 200 stuks melkrundvee (excl. jongvee) worden gehouden.

Artikel 4 Afwijkende afstand bij een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom

De afstand, als bedoeld in artikel 4 lid 1 onderdeel a van de Wgv, tussen een veehouderij waar vaste afstandsdieren worden gehouden, en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom bedraagt ten minste 25 meter.

Artikel 4 lid 1 van deze verordening is alleen van toepassing op veehouderijen waarin rechtens minder dan 200 stuks melkrundvee (excl. jongvee) worden gehouden.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening lokaal geurbeleid gemeente Borne ”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van .
De voorzitter,
De griffier,

Complete nota van toelichting

1   Inleiding

 

Het buitengebied van Borne is een duidelijk landbouwgebied. Van oudsher was dit vooral kleinschalig. Er was een groot aantal gemengde bedrijven met weinig grondop- pervlak in een kleinschalig landschap. Door schaalvergroting en intensivering is het aantal agrarische bedrijven drastisch gedaald en zijn de bedrijven aanzienlijk vergroot. Dit heeft geleid tot een situatie waarbij een grote gronddruk aanwezig is door de groeiende bedrijven. Andere gebieden kenmerken zich door stoppende agrariërs of juist veel veldkavels. Boomkwekerijen vormen een specifieke tak binnen de landbouw in het buitengebied van Borne. De boomkwekerij is naast de melkrundveehouderij een belangrijke economische drager in het gebied. De hogere opbrengsten per hectare binnen deze branche hebben een verhogende invloed op de grond- en pachtprijzen. Hierdoor wordt het voor agrariërs moeilijker om grondaankopen rendabel te maken. Naast grondbehoefte vanuit de landbouw is er ook vraag naar grond vanuit andere functies, zoals uitbreidingen van Borne en de kerkdorpen Zenderen en Hertme, na- tuurontwikkeling, infrastructuur en waterberging. Om te zorgen dat de landbouw een economische en landschappelijke drager blijft is groeiruimte in het gebied hard nodig1.

afbeelding binnen de regeling

1 De inleiding is geheel afkomstig van het “Ontwikkelingskader Groene Poort Borne”, Dienst Landelijk Gebied, Regio Oost, d.d. juni 2008

1.1     Doel van de Verordening lokaal geurbeleid

 

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt primair het toetsingskader bij vergun- ningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Tevens moet bij de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten (zoals woningen) worden ge- toetst aan de normen zoals die gelden in de Wgv. De Wgv beschermt de burger tegen geurhinder afkomstig van veehouderijen.

De Wgv biedt de mogelijkheid aan gemeenten om andere dan de wettelijke normen te stellen, mits dit gewenst is vanwege de geursituatie. Wanneer er afwijkende normen worden vastgesteld moet dit gebeuren in een geurverordening. Bij het opstellen van deze geurverordening worden de uitbreidingsmogelijkheden van de melkrundveebe- drijven en de mogelijkheid om op relatief korte afstand van melkrundveebedrijven wo- ningen en andere geurgevoelige objecten te kunnen realiseren, afgewogen tegen de geurhinder voor geurgevoelige objecten.

 

Na invoering van de Wgv (januari 2007) heeft de gemeente Borne ervaren dat de uit- breiding van bestaande melkrundveebedrijven en ontwikkeling van nieuwe woningen en andere geurgevoelige objecten problemen opleveren.

De Wgv biedt de gemeente de mogelijkheid om met behulp van een geurverordening afwijkende eisen vast te stellen, mits gebaseerd op een vastgelegde gewenste ruimte- lijke inrichting van een gebied. Daarbij dient wel onderzoek te worden gedaan naar de noodzaak en gevolgen van lokaal beleid. Bovendien wil de gemeente Borne daarbij goed kijken naar het beschermingsniveau van bewoners. Waar mogelijk, moet dat op termijn verbeteren.

Het doel van deze gemeentelijke geurverordening is om op een verantwoorde wijze zowel ruimte voor groei te bieden voor melkrundveebedrijven en voor de inpassing van nieuwe gevoelige functies, als voldoende bescherming te garanderen tegen geur- hinder voor de huidige en toekomstige geurgevoelige objecten.

 

In deze nota wordt het lokale geurbeleid voor de gemeente Borne vastgelegd. Daarbij zijn de volgende stappen gevolgd:

−   Verkennen van de beperkingen en mogelijkheden die de Wet geurhinder en vee- houderij biedt (hoofdstuk 2).

−   Onderzoek naar de noodzaak van lokaal geur. Waarbij moet worden beantwoorde welke knelpunten worden opgelost. De resultaten van dit onderzoek zijn beschre- ven in hoofdstuk 3.

−   Op basis van de gewenste ruimtelijke inrichting worden de afwegingen van belan- gen in het lokaal geurbeleid geformuleerd. Daarbij wordt, in aansluiting bij de crite- ria in de Wgv, een afweging gemaakt tussen de belangen van bescherming van het milieu en gewenste ruimtelijke ontwikkeling. (hoofdstuk 4).

−   Deze stappen resulteren in een verordening.

2   Wet en regelgeving

 

Op 27 januari is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden, deze wet is het exclusieve beoordelingskader voor vergunningverlening aan veehouderijen. In de Wgv wordt de geurhinder afkomstig van een veehouderij altijd beoordeelt bij een geurgevoelig object. Een geurgevoelig object is volgens de Wgv: “gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor men- selijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt”. Dit betekend dat niet alleen woningen geurgevoeli- ge objecten zijn, maar ook scholen, kinderdagverblijven, kantoren, fabrieken enz. geurgevoelig zijn.

In de Wgv wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten normen namelijk geurbe- lastingsnormen en afstandsnormen.

 

Geurbelastingsnormen

De wet kent diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor (OUE/s) is vastgesteld, zoals vleesvee, varkens, schapen en legkippen. Voor deze dieren geldt een norm in de vorm van odour units per kubieke meter (OUE/m3) lucht. De hoogte van de geur- hinder afkomstig uit de stal is onder meer afhankelijk van het soort dier, stalsysteem en toegepaste luchtwasser.

Voor de berekening van de geurhinder is een geurberekening nodig met een versprei- dingsmodel (V-Stacks Gebied of V-Stacks Vergunning). Uit deze berekening komt de werkelijke geurhinder die te verwachten is.

De gemeente Borne heeft er voor gekozen om de normen voor dieren met een geu- remissiefactor niet aan te passen door middel van de geurverordening. Omdat deze normen niet veranderen wordt in deze nota van toelichting ook geen aandacht be- steed aan de geurbelastingsnormen.

Afstandsnormen

Naast geurbelastingsnormen kent de wet voor bepaalde diercategorieën vaste af- standsnormen. Dit betreft diercategorieën waarvoor geen geuremmissiefactor is be- paald, zoals melkrundvee en paarden. De Wgv maakt daarbij onderscheid tussen de situatie binnen en buiten de bebouwde kom

In onderstaande tabel zijn de normen voor geurgevoelige objecten uit de Wgv weer- gegeven. In deze tabel staat tussen haakjes de minimale afstand weergegeven, welke mogelijk is bij het toepassen van een gemeentelijke geurverordening.

Dieren zonder

geuremissiefactor

Alle dieren

afstand emissiepunt

tot geurgevoelig object

afstand dierverblijf

tot geurgevoelig object

binnen

bebouwde

kom

buiten

bebouwde

kom

binnen

bebouwde

kom

buiten

bebouwde

kom

A

Ruimte voor ruimte woning of geurgevoelige object

100 m

50 m

n.v.t.

n.v.t.

B

Bedrijfswoning (of geurgevoelig object) behorende bij een andere veehouderij

100 m

(≥50 m)

50 m

(≥ 25 m)

50 m

25 m

C

Voormalige bedrijfswoning (of geurgevoelig object) die op of na 19 maart 2000 is opgehouden onderdeel uit te maken van een andere veehouderij

100 m

50 m

50 m

25 m

D

Voormalige bedrijfswoning (of geurgevoelig object) al voor 19 maart is opgehouden onderdeel uit te maken van een andere veehouderij

100 m

(≥ 0 m)2

50 m

(≥ 0 m)2

50 m

25 m

E

Alle woningen en geurgevoelige objecten die niet onder categorie A t/m D vallen

100 m

(≥ 50 m)

50 m

(≥ 25 m)

50 m

25 m

2 Vanuit een praktisch oogpunt kan de afstand van emissiepunt tot geurgevoelig object niet kleiner worden dan 50 meter (binnen de bebouwde kom) en 25 meter (buiten de bebouwde kom). Want dit zijn namelijk de minimale afstand van een dierverblijf tot een geurgevoelig object.

Als voor een veehouderij met ‘dieren zonder geuremissiefactor’ de bestaande afstand tot een geurgevoelig object, zoals een woning kleiner is dan de wettelijk vereiste vaste afstand, dan is er geen uitbreiding van het aantal dieren mogelijk. Een aantal melk- rundveebedrijven in de gemeente Borne kunnen daardoor niet uitbreiden.

Volgens de Wgv kan de gemeente door middel van een geurverordening lokaal geur- beleid vaststellen. In dit beleid kunnen afwijkende geurbelastingen en/of afstandsnor- men ten opzichte van de normen uit de Wgv worden vastgelegd. De gemeente Borne heeft er voor gekozen om alleen de afstandsnormen voor melkrundveebedrijven te wijzigen. Het doel van deze gemeentelijke geurverordening is om op een verantwoor- de wijze zowel ruimte voor groei te bieden voor melkrundveebedrijven als voldoende bescherming te garanderen tegen geurhinder voor de huidige en toekomstige geurge- voelige objecten.

Bij het vaststellen van een geurverordening is een analyse van de huidige knelpunten (hoofdstuk 3) en de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied in relatie tot geur- hinder (hoofdstuk 4) van belang bij de onderbouwing van de gemeente geurverordening.

3   Analyse knelpunten

 

 

3.1     Doel van de analyse

 

De beoordeling van de afstandsnormen is bij twee situaties van belang namelijk wan- neer de melkrundveebedrijf wil uitbreiden en wanneer er nabij de melkrundveebedrijf een nieuwe geurgevoelig object wordt gerealiseerd.

 

Uitbreiding melkrundveebedrijf

Een melkrundveebedrijf kan zijn stallen uitbreiden wanneer zich binnen de afstands- normen gemeten vanuit de stal geen geurgevoelige objecten zich bevinden. Wanneer er wel een geurgevoelig object zich bevind binnen de afstandsnormen, dan is deze uitbreiding niet mogelijk en heeft deze melkrundveebedrijf een knelpunt.

 

Realisatie geurgevoelig object

Een woning kan gerealiseerd worden wanneer zich binnen de afstandsnormen zich geen stal bevind en er geen realisatie van een stal mogelijk is binnen deze afstands- contour. Alleen op deze wijze kan een aanvaardbare situatie voor geurhinder worden bereikt. In de praktijk zal dan niet getoetst moeten worden aan de fysieke plek van de stallen, maar aan de het agrarische bouwblok, welke is vastgelegd in het bestem- mingsplan. Binnen het agrarische bouwblok kan de melkrundveebedrijf namelijk een nieuwe stal oprichten. Door uit te gaan van het agrarische bouwblok wordt dus een aanvaardbare geursituatie gegarandeerd.

Bij de analyse voor de geurverordening is het van belang om inzichtelijk te maken wat het effect is van de afstand verkleining voor het aantal melkrundveebedrijven met een knelpunt en het aantal geurgevoelige objecten binnen de geurcontouren. Bij de analy- se moet uitgegaan worden van de meest ongunstige geursituatie voor geurgevoelige objecten, namelijk niet de huidige locatie van de stallen, maar het gehele agrarische bouwblok welke is vastgelegd in het bestemmingsplan.

3.2 Situatie Borne

In de gemeente Borne bevinden zich op dit moment 27 ‘zuivere’ melkrundveebedrij- ven waarop de verordening van toepassing zou zijn. In de toekomst kunnen meer be- drijven onder de verordening doordat bijvoorbeeld bij een gemengd bedrijf de inten- sieve bedrijfstak, zoals een varkensmesterij, wordt beëindigd

Een deel van de bestaande bedrijven is vergunningsplichtig op grond van de Wet mili- eubeheer, maar het grootste deel van de bedrijven valt onder het ‘Besluit landbouw milieubeheer’ en heeft een meldingsplicht. De knelpuntanalyse is uitgevoerd voor alle melkrundveebedrijven. Ondanks het feit dat de Wgv (en daarmee de toekomstige ge- meentelijke geurverordening) alleen maar van toepassing is op de vergunningsplichti- ge melkveebedrijven. Op basis van het ‘Besluit landbouw milieubeheer’ gelden voor meldingsplichtige melkveebedrijven vergelijkbare afstanden als in de Wgv.

Indien een meldingsplichtige melkrundveebedrijf wil uitbreiden zodanig dat hij stallen gaat realiseren binnen de afstandnormen uit het ‘Besluit landbouw milieubeheer’, dan wordt deze melkrundveebedrijf vergunningsplichtig. Daarmee komt hij te vallen onder de Wgv en de gemeentelijke geurverordening. Een gemeentelijke geurverordening

kan dan niet alleen de uitbreidingsmogelijkheden vergroten van de bestaande vergun- ningsplichtige melkveebedrijven, maar ook van de huidige meldingsplichtige melk- rundveebedrijven.

Voor dieren zonder een geuremissiefactor gelden afstanden van 50 meter (buiten de bebouwde kom) en 100 meter (binnen de bouwde kom) als minimale afstand tussen een dierverblijf en geurgevoelig object (artikel 4 lid 1 van de Wgv). Door middel van een gemeentelijke geurverordening (artikel 6 lid 3 van de Wgv) kunnen deze afstan- den worden terug bracht tot 25 en 50 meter voor melkrundveebedrijven, met minder dan 200 stuks melkrundvee, exclusief vrouwelijk jongvee tot 2 jaar.

3.3     Huidige en te verwachten geursituatie

Bij de analyse van de knelpunten is gekeken hoeveel melkrundveebedrijven er niet kunnen uitbreiden omdat binnen de 50 en 100 meter (afstandseisen) van het agrari- sche bouwblok3 een geurgevoelig object bevindt, zogenaamd knelpunt. Deze situatie wordt de huidige situatie genoemd in dit onderzoek.

Door een geurverordening vast te stellen kan de afstand tussen een melkrundveebe- drijf en een geurgevoelig object worden beperkt tot 25 en 50 meter. Hierdoor neemt het aantal bedrijven welke niet meer kunnen uitbreiden af. Tevens neemt het aantal woningen binnen de afstandsnormen af, dit betekend niet dat de geurhinder bij deze woningen afneemt. Deze situatie wordt de te verwachten situatie genoemd in dit onderzoek.

3 Voor de analyse is uitgegaan van de bouwvlakken van het vigerende bestemmingsplan

3.3.1     Uitbreidingsmogelijkheden van de melkrundveebedrijven

 

In de onderstaande tabel is het aantal melkrundveebedrijven weergegeven, welke kunnen uitbreiden en een knelpunt ten aanzien van hun uitbreidingsmogelijkheden hebben (zogenaamde knelpunten) in de huidige en de te verwachten situatie.

Huidige situatie

Te verwachten situatie

Ligging van de veehouderijen

Aantal veehouderijen

Veehouderijen met uitbreidingsmogelijkheden

Veehouderijen met knelpunten

Veehouderijen met uitbreidingsmogelijkheden

Veehouderijen met knelpunt

Buiten de bebouwde kom

26

18

8

22

4

Binnen de bebouwde kom

1

0

1

0

1

Totaal

27

18

9

22

5

3.3.2     Geurgevoelige objecten binnen de afstandeisen

In de onderstaande tabel is het aantal geurgevoelige objecten weergegeven, welke liggen binnen de afstandnormen van een melkrundveebedrijf in de huidige en de te verwachten situatie.

Ligging van de geurgevoelige objecten

Aantal geurgevoelige objecten binen de afstandsnormen

Huidige situatie

Te verwachten situatie

Buiten de bebouwde kom

9

5

Binnen de bebouwde

31

7

Bijzondere geurgevoelige objecten binnen de geurnormen

In de huidige situatie ligt de basisschool Sint Stephanus (Sint Stephanusstraat 3 te Zenderen) binnen de afstandsnormen die gelden voor melkrundveebedrijf Prinsenweg nummer 9. Door het verkleinen van de afstandsnormen van 100 naar 50 meter komt deze basisschool buiten de geurnorm te liggen.

3.3.3     Geurgevoelige objecten binnen de afstandeisen

In de onderstaande grafiek geeft inzicht in de afstanden tussen de geurgevoelige ob- jecten en de rand van het agrarische bouwblok. Daarbij is onderscheid gemaakt tus- sen de geurgevoelige objecten die liggen binnen de bebouwde kom en buiten de bouwde kom.

 

afbeelding binnen de regeling

Als bijlage A is overzichtstekening 1 toegevoegd op deze tekening zijn de afstands- contouren en de knelpunten ten opzichte van de agrarische bouwvlakken weergege- ven. In bijlage B is een tabel weergegeven waarin per agrarisch bedrijf de knelpunten (woningen binnen de afstandsnormen) zijn weergegeven, met daarbij de afstand tot het bouwvlak. Tevens zijn in deze tabel de melkrundveebedrijven opgenomen zonder knelpunt.

3.3.4     Huidige situatie

In de voorgaande paragrafen is de planologisch maximale situatie geanalyseerd. Hierbij is gekeken op welke afstand geurgevoelige objecten, zoals woningen liggen ten opzichte van het agrarische bouwblok.

In werkelijkheid zal de afstand tussen de stal en de geurgevoelige objecten groter zijn dan de afstand tussen het agrarische bouwblok en de geurgevoelige objecten. De af- stand tussen de stal en het geurgevoelige object is representatief voor de huidige si- tuatie. Daarom is voor 6 bedrijven met een knelpunt in de te verwachten situatie on- derzocht wat de afstand is tussen de stallen en de geurgevoelige objecten. In de onderstaande tabel zijn voor deze 6 bedrijven de afstand van de stal tot het geurgevoelige objecten weergegeven.

Afstand van stal tot geurgevoelig object

Boerderij (adres)

Geur gevoelig object (adres)

Binnen de bebouwde kom

Buiten de bebouwde kom

Knelpunt

(ja/Nee)

Elhorsterweg 8

Elhorsterweg 6

81

Nee

Prinsenweg 9

Prinsenweg 10

65

Nee

Prinsenweg 9

Prinsenweg 14

28

Nee

Retraitehuisweg 1

Retraitehuisweg 2

13,5

Ja

Retraitehuisweg 1

Retraitehuisweg 2a

14,5

Ja

Sandmansweg 3

Hanzestraat 22

19

Ja

Vaaltweg 4

Vaaltweg 4

45

Nee

Sandmansweg 3

Sandmansweg 1

28

Nee

Sandmansweg 3

Gildestraat 39

34

Nee

Sandmansweg 3

Hanzestraat 37

36

Nee

Prinsenweg 9

Prinsenweg 6

78

Nee

Uit deze tabel blijkt dat bij 2 melkrundveehouderijbedrijven binnen de afstandsnormen, gemeten vanuit de stal, zich 3 geurgevoelige objecten bevinden. Deze twee bedrijven hebben zowel in de huidige als de te verwachten situatie nog steeds een knelpunt.

In totaal bevinden 3 geurgevoelige bestemmingen zich binnen de afstandsnormen van stallen in de te verwachten situatie.

3.3.4.1     Bestaande rechten

De gemeentelijke geurverordening van de gemeente Borne is bedoeld om de knelpun- ten, die ontstaan zijn door de inwerkingtreding van de Wgv, op te heffen. Als namelijk voor de ‘vaste afstandsdieren’ de bestaande afstand tot een geurgevoelig object klei- ner is dan de wettelijk vereiste vaste afstand, dan is er op basis van de Wgv geen uit- breiding van het aantal dieren mogelijk. In het verleden waren de vaste afstandsmaten kleiner en dus waren er ‘bestaande rechten’ op basis van de kortere afstandsmaten.

De bestaande rechten gelden dan ook voor bestaande stallen, die vergund zijn op ba- sis van de oude milieuwetgeving en milieubesluiten en ook conform de milieuvergun- ning of -melding zijn uitgevoerd. De uitgevoerde maatregelen, zoals bijvoorbeeld ver- plaatsing van het emissiepunt, moeten dan wel in stand blijven. Op basis van de gemeentelijke geurverordening hoeven de twee bedrijven met geurgevoelige objecten binnen hun afstandscontouren in de huidige vergunde situatie geen nadere maatrege- len te nemen. Deze maatregelen zijn pas noodzakelijk bij de aanvraag van een nieu- we milieuvergunning.

3.3.5     Conclusie analyse

De gemeente Borne wil door middel van een geurverordening de afstandsnormen van een emissiepunt tot een geurgevoelig object te verkleinen voor dieren zonder emissie- factor. Deze afstandsnormen voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom van

100 naar 50 meter afnemen en voor geurgevoelige objecten gelegen buiten de be- bouwde kom van 50 naar 25 meter afneemt.

Dor deze geurverordening neemt het aantal melkrundveebedrijven met een knelpunt (woning binnen de afstandsnorm) af van 9 naar 5. Ook neemt het aantal geurgevoeli- ge objecten binnen de afstandsnormen af van 40 naar 12.

De bovenstaande analyse is verricht op de planologisch maximale situatie. In werke- lijkheid bevinden niet alle stallen zich op de rand van het bouwvlak. Wanneer gemeten wordt vanuit de stallen dan bevinden zich nog 3 geurgevoelige objecten binnen de af- standscontouren van 25 en 50 meter gemeten van twee melkrundveehouderijbedrij- ven.

4   Criteria bij het bepalen van een andere afstandsnormen

In hoofdstuk 3 zijn de knelpunten in de huidige en de te verwachten situatie inzichtelijk gemaakt. Dit is het eerste criterium van artikel 8 lid 1 uit de Wgv waarop de korter af- standen uit de geurverordening moeten worden beoordeeld. De overige twee criteria uit dit artikel worden in de twee volgende twee paragrafen beschreven.

Tevens zal in paragraaf 4.3 worden gekeken of met behulp van de gemeentelijke geurverordening de gewenste ruimtelijke ontwikkeling zoals beschreven in de inleiding mogelijk is.

4.1     Geïntegreerde aanpak van de verontreiniging

Door het vaststellen van de gemeentelijke geurverordening met kortere afstandsnor- men kunnen de melkrundveebedrijven in de gemeente Borne uitbreiden. Deze uitbrei- ding van de melkrundveebedrijven kunnen potentieel leiden tot meer verontreiniging naar andere milieucompartimenten.

Het is niet wenselijk de vaststelling van een gemeentelijke geurverordening kan leiden tot een aanzienlijke toename op ander milieucompartimenten, zoals ammoniakemissie of energie.

De geurverordening van de gemeente Borne zorgt alleen voor een verkleining van de afstandsnormen voor melkrundveebedrijven. Melkrundveebedrijven zijn grotendeels voor hun voerbehoefte afhankelijk van hun eigen voerproductie en daarom sterk grondgebonden. Hierdoor bepaald de beschikbare agrarische grond binnen de ge- meente de omvang van de melkrundveebedrijven. In algemene zin kan worden ge- steld dat er alleen ruimte is voor uitbreiding van een melkrundveebedrijf wanneer el- ders gronden binnen de gemeente vrijkomen door de sluiting van een ander melkrundveebedrijf. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat door de vaststel- ling van de gemeentelijke geurverordening leidt tot een aanzienlijke toename van hin- der of schade op de andere milieucompartimenten.

4.2     Noodzaak van een even hoog beschermingsniveau

‘Een even hoog niveau’ wil zeggen dat het bereikte niveau van bescherming even hoog is ingeval van een toets in zijn geheel als in geval van een individuele toetsing. Het betekent dat de geursituatie in het gebied zodanig wordt beoordeeld dat het resul- taat van die beoordeling van gelijke waarde is (voldoet aan gelijksoortige materiële en formele eisen) als het resultaat van een individuele beoordeling.

Echter, maatwerkbenadering blijft noodzakelijk. De combinatie van deze maatwerkbe- nadering, de kleinere afstanden die de in de Wgv vastgelegde ondergrens niet over- schrijden en de mogelijkheid van toepassing van artikel 2 lid 2 van de Wgv (het weige- ren van de vergunning en het toepassen van beste beschikbare technieken), waarborgen dat voor het milieu in zijn geheel ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming wordt bereikt in vergelijking met de situatie, waarin alle bedrijven indivi- dueel zouden worden beoordeeld.

4.3     Gewenste ruimtelijke ontwikkeling

In haar Ontwikkelingskader Groene Poort Borne, d.d. juni 2008 geeft de gemeente Borne aan dat het van belang is om actief de uitbreidingsruimte voor grondgebonden agrarische bedrijven veilig te stellen.

Het buitengebied van Borne is een duidelijk landbouwgebied. Van oudsher was dit vooral kleinschalig. Er was een groot aantal gemengde bedrijven met weinig grondop- pervlak in een kleinschalig landschap. Door schaalvergroting en intensivering is het aantal agrarische bedrijven drastisch gedaald en zijn de bedrijven aanzienlijk vergroot. Dit heeft geleid tot een situatie waarbij een grote gronddruk aanwezig is door de groeiende bedrijven. Andere gebieden kenmerken zich door stoppende agrariërs of juist veel veldkavels. Boomkwekerijen vormen een specifieke tak binnen de landbouw in het buitengebied van Borne. De boomkwekerij is naast de melkrundveebedrijven een belangrijke economische drager in het gebied. De hogere opbrengsten per hecta- re binnen deze branche hebben een verhogende invloed op de grond- en pachtprij- zen. Hierdoor wordt het voor agrariërs moeilijker om grondaankopen rendabel te ma- ken.

Naast grondbehoefte vanuit de landbouw is er ook vraag naar grond vanuit andere functies, zoals uitbreidingen van Borne en de kerkdorpen Zenderen en Hertme, na- tuurontwikkeling, infrastructuur en waterberging. De grondgebonden landbouw is in belangrijke mate de drager van het landschap. Dit landschap is van belang vanwege haar kwaliteiten als aantrekkelijke omgeving om in te wonen en te recreëren. Om te zorgen dat de landbouw een economische en landschappelijke drager blijft is groei- ruimte in het gebied hard nodig.

Door de gemeentelijke geurverordening neemt het aantal knelpunten rondom melk- rundveebedrijven af, waardoor er uitbreidingsruimte ontstaat voor zowel de melkrund- veebedrijven als de ontwikkeling van ‘gevoelige functies’ in het gebied, maar vooral ook aan de randen van de kernen Borne, Zenderen en Hertme die sterk met het lan- delijk gebied zijn verweven. Hiermee draagt de gemeentelijke geurverordening bij aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Borne

5   Conclusie

 

Bij vergunningverlening van veehouderijen geldt dat de Wet geurhinder en veehoude- rij (Wgv) het exclusieve toetsingskader is voor de beoordeling van geur uit dierenver- blijven. Uitgangspunt bij deze beoordeling is dat bij veehouderijen waarvoor vaste af- standen (zogenaamde dieren zonder emissiefactoren, zoals melkkoeien) gelden, de afstand wordt gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het emis- siepunt van een dierenverblijf.

 

In de huidige situatie hebben 18 van de 27 melkrundveebedrijven geen geurgevoelig object binnen de geldende afstandsnormen, zogenaamd knelpunt. Deze bedrijven hebben daardoor nog uitbreidingsruimte.

Door bij geurverordening de afstanden van een geurgevoelig object tot een emissie- punt te verkleinen van 50 meter naar 25 meter in het buitengebied en van 100 meter naar 50 meter in de bebouwde kom neemt het aantal melkrundveebedrijven dat niet kan uitbreiden af van 9 tot 5 melkrundveebedrijven. Tevens neemt het aantal geurge- voelige objecten binnen de afstandsnormen af van 40 naar 12 door het vaststellen van de gemeentelijke geurverordening.

De bovenstaande analyse is verricht op de planologisch maximale situatie. In werke- lijkheid bevinden niet alle stallen zich op de rand van het bouwvlak. Wanneer gemeten wordt vanuit de stallen dan bevinden zich nog 3 geurgevoelige objecten binnen de afstandscontouren van 25 en 50 meter gemeten van twee melkrundveehouderijbedrijven.

 

Daarnaast leidt de verordening ertoe dat gemengde bedrijven die hun intensieve be- drijfstak afstoten ook onder de verordening komen te vallen en daardoor relatief ruimte uitbreidingsmogelijkheden krijgen.

Tot slot brengt de verordening met zich mee dat bijvoorbeeld op de overgang van de bebouwde kom en het landelijk gebied eventuele nieuwe woningen of andere gevoeli- ge functies dichter op melkrundveebedrijven kunnen worden gerealiseerd. De beperk- te ruimte kan hierdoor efficiënter worden benut. Omdat de gemeente Borne in sterke mate een landelijk karakter heeft wordt de geringere bescherming tegen geurhinder als gevolg van melkrundveebedrijven aanvaardbaar geacht.

Bijlage A Overzichtstekening 1: ligging van de afstandcontouren en de knelpunten

Overzichtstekening 1: Ligging van de afstandcontouren en de knelpunten

Bijlage B Overzicht van de melkrundveebedrijven met en zonder knelpunten

Bijlage B pagina 1

Bijlage B pagina 2

Bijlage B pagina 3

Nota-toelichting

Toelichting bij Verordening lokaal geurbeleid gemeente Borne

 

Wet Geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De wet kent diercategorieën waarvoor een geuremissie factor is vastgesteld, zoals vleesvee, varkens, schapen en legkippen. Daarnaast kent de wet diercategorieën, zoals melkrundvee en paarden, waarvoor een vaste afstand geldt tussen het emissiepunt van de stal en een geurgevoelig object, zoals een woonhuis.

De nieuwe wet geeft de gemeente de mogelijkheid om via een verordening lokaal beleid vast te stellen voor de geurbelasting en de vaste afstanden. Dit om een gewenste ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken. De vaste afstanden kunnen daarbij worden verkleind. Daarbij geldt binnen de bebouwde kom een minimale afstand van 50 meter en buiten de bebouwde kom een minimale afstand van 25 meter. De noodzaak voor lokaal geurbeleid moet worden onderbouwd, waarbij in elk geval aandacht moet worden besteed aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied. Deze onderbouwing wordt gegeven in de notitie Nota van toelichting Geurverordening Borne, die gelijktijdig met deze verordening is vastgesteld.

 

Afwijkende afstand bij een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom (artikel 3 van de verordening)

Indien het geurgevoelig object, zoals een woonhuis, binnen de bebouwde kom staat, schrijft de wet een vaste afstand van 100 meter voor tussen de veehouderij en dit object. Artikel 3 verkleint deze afstand tot 50 meter.

Er moet een goede afweging worden gemaakt tussen de mogelijke geuroverlast en de verkleining van de afstanden. Daarom wordt de afstand alleen verkleind bij melkveebedrijven van beperkte omvang (lid 2).

 

Afwijkende afstand bij een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom (artikel 3 van de verordening)

Indien het geurgevoelig object, zoals een woonhuis, buiten de bebouwde kom staat, schrijft de wet een vaste afstand van 50 meter voor tussen de veehouderij en dit object. Artikel 4 verkleint deze afstand tot 25 meter.

Er moet een goede afweging worden gemaakt tussen de mogelijke geuroverlast en de verkleining van de afstanden. Daarom wordt de afstand alleen verkleind bij melkveebedrijven van beperkte omvang (lid 2).