Regeling vervallen per 01-08-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne houdende regels omtrent uitvoering subsidieverstrekking peuterplaatsen Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE

Geldend van 11-04-2019 t/m 31-07-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne houdende regels omtrent uitvoering subsidieverstrekking peuterplaatsen Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne;

Overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de in de plannota onderwijsachterstandenbeleid 2017 geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen:,

  • 1.

    Zoveel mogelijk kinderen krijgen een aanbod voor een gesubsidieerde reguliere peuterplaats en zoveel mogelijk geïndiceerde doelgroepkinderen kunnen een voorschoolse voorziening met een VVE-peuterprogramma van minstens 10 uur per week, verdeeld over 3 of 4 dagdelen bezoeken;

  • 2.

    Ouders hebben zoveel mogelijk keuzevrijheid in de afname van het aanbod VVE en peuterwerk;

  • 3.

    Het realiseren van een kwalitatief en kwantitatief volwaardig aanbod VVE en peuterwerk samen met partners.

gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Borne en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht besluit vast te stellen de volgende:

Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze nadere regeling wordt verstaan onder;

    • a.

      ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Borne

    • b.

      College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne

    • c.

      Doelgroeppeuter: kind dat op basis van de door het college nader vastgestelde criteria in aanmerking komt voor een peuterplaats met VVE.

    • d.

      Houder: De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK is opgenomen als kinderdagverblijf met in het geval van peuterwerk met VVE een VVE-registratie.

    • e.

      Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI). Dit is een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.

    • f.

      Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van de opvang van kinderen tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

    • g.

      KOT: kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders/verzorgers, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

    • h.

      LRK: Landelijk register kinderopvang als bedoeld in artikel 1.47b van de Wet kinderopvang waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

    • i.

      Maximum uurtarief: het jaarlijks door de Belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit Kinderopvangtoeslag;

    • j.

      Maximum uurprijs: het maximum bedrag dat door de gemeente gesubsidieerd wordt. Dit bedrag is gebaseerd op het maximum uurtarief zoals omschreven in artikel 1, lid 1 van deze regeling.

    • k.

      NJI: Nederlands Jeugdinstituut

    • l.

      Ouderbijdrage: het bedrag dat als vaste eigen bijdrage door de ouder betaald moet worden voor kinderopvang zoals vastgesteld in de adviestabel ouderbijdrage van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten en als bijlage toegevoegd bij deze regeling;

    • m.

      Peuter: een in de gemeente Borne woonachtig kind in de leeftijd van 2,5 tot de leeftijd waarop het kind kan deelnemen aan het basisonderwijs;

    • n.

      Peuterplaats regulier: opvang van een peuter in een LRK geregistreerd kindercentrum voor twee dagdelen per week en maximaal 40 weken per kalenderjaar;

    • o.

      Peuterplaats met VVE: opvang van een peuter in een LRK geregistreerd kindercentrum met VVE-registratie, waarin aan de hand van een NJI erkend VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

    • p.

      Prijs per uur peuterplaats: het bedrag dat door de houder per uur in rekening wordt gebracht voor een peuterplaats;

    • q.

      VVE-indicatie: een door de jeugdarts van het consultatiebureau afgegeven indicatie waarbij wordt aangegeven dat het kind extra ondersteuning nodig heeft op het gebied van taalontwikkeling;

    • r.

      VVE-jaarbedrag; een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag aan de houder voor de extra werkzaamheden en materialen voor een bezette VVE-peuterplaats.

  • 2. Alle begrippen die in deze nadere regeling worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Artikel 2 De doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die peuterplaatsen en/of peuterplaatsen met VVE aanbieden, die gevestigd zijn in de gemeente Borne en geregistreerd staan in het LRK ten behoeve van peuters woonachtig in de gemeente Borne die maximaal 40 weken per jaar:

  • a.

    minimaal 5 en maximaal 6 uren per week, verdeeld over 2 dagdelen gebruik maken van een peuterplaats en waarvan de ouders aantoonbaar géén recht hebben op KOT;

  • b.

    minimaal 10 en maximaal 12 uren per week, verdeeld over 3 of 4 dagdelen per week, gebruik maken van een peuterplaats met VVE en een VVE-indicatie hebben.

Hoofdstuk 2 De subsidie

Artikel 3 De aanvrager

Een aanvraag voor een subsidie kan enkel worden ingediend door een houder.

Artikel 4 De subsidieaanvraag

  • 1. De subsidie voor peuterplaatsen en/of peuterplaatsen met VVE moet uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, via een door het College vastgesteld aanvraagformulier per locatie worden aangevraagd. De aanvraag dient in ieder geval een reële inschatting te bevatten van het aantal uren te leveren peuterwerk en/of peuterwerk met VVE per locatie verdeeld in de volgende categorieën:

    • a.

      peuters waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • b.

      peuters met een VVE-indicatie waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • c.

      peuters waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • d.

      peuters met een VVE-indicatie waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

  • 2. De houder overlegt tevens:

    • a.

      een onderbouwde berekening van de aan te vragen subsidie, uurtarief en verwachte ouderbijdrage;

    • b.

      een pedagogisch beleidsplan met daarin aandacht voor ouderbetrokkenheid;

    • c.

      een opleidingsplan.

  • 3. Bij een éérste subsidieaanvraag wordt ook overlegd:

    • a.

      de statuten of het reglement van de instelling;

    • b.

      de laatste jaarrekening en het laatste verslag van de activiteiten;

    • c.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

  • 4. Het college neemt voor 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd een besluit over de subsidieverlening.

  • 5. Houders die gedurende het loopjaar aan het kwaliteitskader van de gemeente Borne, zoals toegevoegd in bijlage 2 bij deze regeling, voldoen en voor een éérste maal een subsidieaanvraag willen indienen kunnen lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen.

  • 6. Houders die gedurende het loopjaar een niet voorziene aanmelding voor een peuterplaats en/of peuterplaats met VVE ontvangen kunnen lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden in de ASV en de voorwaarden in deze nadere regels, wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a.

    het bruto uurtarief voor ouders met en zonder kinderopvangtoeslag niet aan elkaar gelijk is.

Artikel 6 Bezetting per kwartaal

  • 1. De houder rapporteert per kwartaal, uiterlijk voor 15 april, 15 juni, 15 oktober en 15 januari aan het college middels een door het college vastgesteld formulier per locatie over:

    • a.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • b.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VVE en waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • c.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • d.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VVE en waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen;

  • 2. Indien blijkt dat het aantal geplaatste peuters meer dan 30% afwijkt van het in de beschikking vermelde aantal, kan een heroverweging van de subsidie plaatsvinden. De houder informeert het college zodra deze de afwijking voorziet. Mocht de heroverweging leiden tot een wijziging van de subsidieverlening, dan ontvangt de houder een gewijzigd besluit.

Artikel 7 De hoogte van de subsidie

  • 1. Het college stelt jaarlijks de maximale uurprijs voor een peuterplaats en peuterplaats met VVE vast dat voor subsidie in aanmerking komt, deze is gebaseerd op de maximum uurtarief KOT.

  • 2. Het college stelt jaarlijks de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vast. Deze is gebaseerd op de adviestabel ouderbijdrage van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten.

  • 3. Het college stelt jaarlijks het VVE-jaarbedrag vast.

  • 4. De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van de peuterplaats of peuterplaats met VVE.

  • 5. Op de te verlenen subsidie per peuterplaats en peuterplaats met VVE wordt een ouderbijdrage in mindering gebracht. Aanbieders van peuteropvang en peuteropvang met VVE ontvangen deze ouderbijdragen. Zij zijn verantwoordelijk voor het innen van deze betalingen conform de vastgestelde ouderbijdragentabel.

Artikel 8 Bijdrage peuterplaats

  • 1. Het college subsidieert de aanbieder ten behoeve van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag:

    • a.

      per bezette peuterplaats maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal het vastgestelde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage.

  • 2. Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond in voor het aantal peuterplaatsen.

Artikel 9 Bijdrage peuterplaats met VVE

  • 1. Het college subsidieert de aanbieder ten behoeve van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag maximaal voor:

    • a.

      de eerste twee dagdelen, maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage.

    • b.

      het derde en vierde dagdeel, maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs.

  • 2. Het college subsidieert de aanbieder ten behoeve van ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag maximaal voor:

    • a.

      het derde en vierde dagdeel, maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs.

  • 3. Naast de genoemde subsidiebedragen per peuterplaats VVE stelt het college voor doelgroeppeuters een VVE-jaarbedrag beschikbaar. Deze subsidie wordt verstrekt ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. De toeslag wordt indien een peuter niet het gehele jaar deelneemt, naar rato verstrekt.

  • 4. Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond in voor het aantal peuterplaatsen met VVE.

Artikel 10 Subsidieplafond

  • 1. Indien het college een subsidieplafond heeft ingesteld wordt de subsidieverlening voor peuterplaatsen en peuterplaatsen met VVE verdeeld volgens verdeelcriteria. Dit zijn in volgorde van prioriteit:

    • a.

      Aanvragen van houders die aan het kwaliteitskader van de gemeente Borne voldoen;

    • b.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie heeft ontvangen, voor maximaal het totaal aantal peuters dat op 1 juli in het voorafgaande jaar geplaatst was.

    • c.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar geen subsidie heeft ontvangen;

    • d.

      Aanvragen van houders die niet aan het kwaliteitskader van de gemeente Borne voldoen, maar wel aan de wettelijke vereisten.

  • 2. Indien aanvragen een gelijke prioriteit krijgen maar niet binnen het subsidieplafond passen, wordt het resterende budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 11 Procedurele en randvoorwaardelijke verplichtingen

  • 1. De houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die van toepassing zijn.

  • 2. De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen.

  • 3. De houder richt een administratie in waarin de volgende gegevens worden bijgehouden:

    • a.

      ondertekende overeenkomst tussen de ouders/verzorgers en de houder;

    • b.

      inkomensverklaringen van de ouder(s)/verzorgers en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;

    • c.

      naam, geboortedatum, woonplaats van het kind;

    • d.

      de startdatum en verwachtte einddatum van de peuterplaats of peuterplaats met VVE;

    • e.

      indien van toepassing de indicatiestelling van de peuter (op naam) door de GGD-JGZ

    • f.

      het aantal uren dat een peuter gebruikt heeft gemaakt van de peuterplaats of peuterplaats met VVE per maand;

    • g.

      het uurtarief en de ouderbijdrage;

    • h.

      bevestiging van de opzegging van ouders met datum en handtekening.

  • 4. Houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de GGD Twente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties.

  • 5. Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek doelgroeppeuters voorrang te geven.

  • 6. De houder spant zich in om wachtlijstvorming te voorkomen en zoekt bij (dreigende) wachtlijsten samen met ouders en andere houders naar een plek op een van de andere peutergroepen.

  • 7. De houder zet zich in om segregatie te voorkomen. Het aandeel doelgroeppeuters per groep mag niet groter zijn dan maximaal 6 peuters bij een maximale groepsgrote van 16 peuters, of 35% van het totaal aantal peuters.

Artikel 12 Inhoudelijke verplichtingen

  • 1. De houder voldoet aan het op dat moment geldende kwaliteitskader van de gemeente Borne.

  • 2. De houder voorziet in een warme overdracht van peuters met een VVE-indicatie wanneer zij naar de basisschool gaan.

  • 3. De houder heeft in haar beleidsplan beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid vastgelegd en maakt met de ouders/verzorgers afspraken over wat er van hen verwacht wordt. Ouders/verzorgers worden periodiek op de hoogte gehouden over de ontwikkeling van hun kind.

  • 4. De houder werkt volgens de zorgstructuur van de 1-zorgroute.

  • 5. De houder werkt met een kind-volgsysteem aansluitend bij de SLO-doelen van het primair onderwijs.

  • 6. De houder zoekt proactief samenwerking met relevante partners, zoals de gemeente, het primair onderwijs, collega kinderopvanginstellingen, bibliotheek en verenigingen.

Artikel 13 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1. Het College stelt de subsidie vast op basis van de totaal afgenomen uren peuterwerk en peuterwerk met VVE.

  • 2. De houder dient vóór 1 maart de aanvraag voor vaststelling van de subsidie per locatie voor het voorgaande kalenderjaar in, via een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. De houder levert, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 van de ASV, de volgende gegevens aan ter vaststelling van de subsidie:

    • a.

      het totaal overzicht van de per kwartaal aangeleverde gegevens;

    • b.

      een inhoudelijke verantwoording die ten minste een evaluatie bevat van:

      • I:

        de uitvoering en resultaten van het peuterwerk (met VVE)

      • II:

        de toeleiding van de peuters met een VVE-indicatie

      • III:

        de warme overdracht van peuters naar de basisschool

      • IV:

        de wijze waarop invulling is gegeven aan de randvoorwaardelijke en procedurele verplichtingen (artikel 11) en de inhoudelijke verplichtingen (artikel 12);

    • c.

      een financiële verantwoording.

  • 4. Bij een subsidieverlening van meer dan €75.000,- levert de houder in aanvulling op artikel 12, lid 3, een accountantsverklaring in.

  • 5. Het College stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag de subsidie vast.

Artikel 14 Betaling

  • 1. De subsidie wordt per kwartaal in gelijke delen betaald aan de houder.

  • 2. Indien er meer aan voorschotten betaald is dan de vastgestelde subsidie bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van vier weken terug te betalen.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, indien toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Overgangsregeling tot 31 december 2019

  • 1.

    Peuters die op 1 juli 2018 reeds een VVE-peuterplaats bezetten worden tot het moment dat zij vier jaar zijn gefinancierd overeenkomstig de regeling en uurtarieven die geldig waren op het moment dat zij van de VVE-plaats gebruik gingen maken. Peuters die ná 1 juli 2018 van een VVE-peuterplaats gebruik gaan maken vallen onder de nadere subsidieregeling.

  • 2.

    Op elke locatie waarvoor op basis van deze subsidieregeling voor de éérste keer subsidie aan wordt gevraagd, wordt een nulmeting gehouden. Op basis van deze nulmeting worden organisatieafhankelijke afspraken gemaakt over eventuele door te voeren verbeteringen, het tijdspad en de verantwoording.

  • 3.

    Kinderopvangorganisaties kunnen een incidentele subsidie aanvragen ten behoeve van het behalen, of borgen van de kwaliteitseisen. Zij kunnen deze aanvragen voor de kalenderjaren 2018 en 2019 en wanneer:

    • a.

      er op basis van de gehouden nulmeting organisatieafhankelijke afspraken zijn gemaakt over de door te voeren verbeteringen, het tijdspad en de verantwoording;

    • b.

      het doel van de incidentele subsidie aansluit bij de gemaakte organisatieafhankelijke afspraken;

    • c.

      zij een intentieverklaring ondertekenen waaruit blijkt dat de houder vóór 1 januari 2020 aan het kwaliteitskader zal voldoen én voor of vanaf 1 januari 2020 peuterplaatsen of peuterplaatsen met VVE gaat aanbieden.

  • 4.

    Bij een subsidieaanvraag voor een incidentele subsidie dient de volgende informatie verstrekt te worden:

    • a.

      Naam van de kinderopvanglocatie en het LRKP-nummer;

    • b.

      Naam van het VVE-programma;

    • c.

      Een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde subsidie;

    • d.

      Het doel van de subsidie en de wijze waarop de continuïteit en de kwaliteit van het VVE-programma gewaarborgd wordt na subsidieverstrekking;

    • e.

      De subsidie heeft enkel betrekking op kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor:

      • I:

        (na)scholingskosten of certificering VVE-programma, exclusief de kosten voor tijdverzuim of verletkosten;

      • II:

        aanschaf materialen ten behoeve van een VVE-programma;

      • III:

        het voldoen aan, of het borgen van de eisen uit het kwaliteitskader;

  • 5.

    Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag over het toekennen van de incidentele subsidie.

  • 6.

    De subsidie bedraag per locatie voor het jaar 2018 maximaal €1.250,- en voor het jaar 2019 maximaal €2.500,-.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 01-07-2018

Artikel 18 Citeertitel

Deze uitvoeringsregels worden aangehaald als “Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE”

Ondertekening

Bijlage 1

Ouderbijdrage peuteropvang 2018

Gezamenlijk

toetsingsinkomen gezin

2018

Ouderbijdrage peuteropvang

2018 per uur (ouderbijdrage 2017)

1e kind

2e kind e.v.

lager dan

€ 18.849

€ 0,45

€ 0,37

€ 18.850

€ 28.981

€ 0,50

€ 0,38

€ 28.982

€ 39.880

€ 0,95

€ 0,44

€ 39.881

€ 54.242

€ 1,48

€ 0,45

€ 54.243

€ 77.970

€ 2,57

€ 0,67

€ 77.971

€ 108.044

€ 4,34

€ 1,05

€ 108.045

en hoger

€ 4,97

€ 1,95

Toelichting algemeen

De gemeente Borne wil de voorschoolse educatie zo toegankelijk mogelijk maken voor ouders om een zo groot mogelijk bereik te realiseren. De gemeente Borne komt daarom ouders financieel tegemoet en laat hen zelf kiezen voor een kinderopvanglocatie waar zij een peuterplaats of peuterplaats met VVE willen afnemen, mits de aanbieders voldoen aan de wettelijke regelgeving en de kwaliteitseisen van de gemeente Borne.

Toelichting artikelsgewijs

Enkel de artikelen die nadere uitleg behoeven worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 2De doelgroep

Een peuter kan in aanmerking komen voor een VVE-indicatie als het kind tussen de 2,5 en 4 jaar oud is en er tenminste aan één van de onderstaande criteria wordt voldaan:

  • a.

    het opleidingsniveau van beide ouders/verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg;

  • b.

    er is sprake van een taalachterstand in het Nederlands.

De indicatie wordt gesteld door de GGD-JGZ.

Artikel 7De hoogte van de subsidie

Het college stelt jaarlijks de maximale uurprijs vast die gesubsidieerd wordt. Deze wordt gebaseerd op het maximum uurtarief van de kinderopvangtoeslag. Dit maximum uurtarief wordt normaliter in de zomer gepubliceerd voor het opvolgende jaar.

  • 1.

    De uurprijs voor een peuterplaats en peuterplaats met VVE is voor 2018 € 7,45.

  • 2.

    De ouderbijdrage tabel voor 2018 is als bijlage I toegevoegd aan deze regeling.

  • 3.

    Het jaarbedrag voor 2018 is vastgesteld op € 750,- per peuter per plek naar rato. Wanneer een peuter slechts een gedeelte van het jaar gebruik maakt van de peuterplaats wordt dit bedrag naar rato uitbetaald.

Toetsing recht op subsidie en/of omvang ouderbijdrage door de houder

  • 1.

    Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, in combinatie met een Inkomensverklaring (VGI) van (bei)de ouder(s).

  • 2.

    Ouder(s) van peuters die tussen 1 januari en 30 juni worden geplaatst, overleggen de laatst beschikbare Inkomensverklaring (2 jaar oud) aan de houder. Voor peuters die tussen 1 juli en 31 december geplaatst zijn, die van het voorafgaande jaar.

  • 3.

    Indien het verwachte verzamelinkomen voor de maand van plaatsing niet overeenkomt met het verzamelinkomen dat op de VGI staat moet de VGI aangevuld worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit zijn bijvoorbeeld: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering en dergelijke.

  • 4.

    Als ouders niet willen verklaren geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag, komt de peuter niet in aanmerking voor een gesubsidieerde peuterplek. Als de ouder geen inzicht wil verschaffen in de hoogte van het inkomen door het afgeven van een VGI of overige documenten valt de ouder automatisch in de hoogste inkomenscategorie.

  • 5.

    Ouders zijn verplicht een wijziging in het inkomen te melden aan de kinderopvangorganisatie. In het geval dat een ouder in aanmerking komt voor KOT, vervalt het recht op de gesubsidieerde peuterplek. In het geval dat het inkomen zo is gedaald dat de ouder in een lagere inkomenscategorie van de ouderbijdrage tabel valt kan bij de houder een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan.

Artikel 8Bijdrage peuterplaats

Het college subsidieert in 2018 maximaal 35 peuterplaatsen.

Artikel 9Bijdrage peuterplaats met VVE

Het college subsidieert in 2018 maximaal 30 peuterplaatsen met VVE.

Artikel 11Procedurele en randvoorwaardelijke voorwaarden

Houders houden als plaatsingsvolgorde bij een vrijgekomen peuterplek aan:

  • 1.

    doelgroeppeuters;

  • 2.

    kinderen waarvan een broer of zus reeds een plek op de kinderopvangorganisatie heeft;

  • 3.

    het oudste aangemelde kind tussen 2,5 en 4 jaar.