Erfgoedverordening gemeente Borsele 2012

1 Het is verboden om in een gebied met een archeologische verwachting, zoals bedoeld in artikel 1 lid b, de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.

2 Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien: a. Het een verstoring betreft van een gebied met een archeologische verwachting, waarbij de verstoring plaatsvindt:• In een terrein van archeologische waarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m²; maatregelcategorie 2 • In een dorpskern met een specifieke archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m²; maatregelcategorie 3• In een gebied met een gematigde verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 500 m²; maatregelcategorie 5• In een gebied met een verwachte maritieme waarde; maatregelcategorie 7• In een gebied met een lage verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 2500 m²; maatregelcategorie 6b. In het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;c. Sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12 eerste en tweede lid van de Wabo en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;d. Het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een gebied met een archeologische verwachting als aangegeven op de gemeentelijke beleidskaart;e. Een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:• het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of• in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn. 

1 Indien binnen het grondgebied van de gemeente Borsele onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 sub h waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek;b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 sub g ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

2 In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

3 Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een archeologisch deskundige als bedoeld in artikel 1 sub a.