Regeling vervallen per 13-10-2017

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Borsele 2015

Geldend van 05-09-2015 t/m 12-10-2017

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Borsele 2015

NADERE REGELS JEUGDHULP GEMEENTE Borsele 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele

Gelet op de Jeugdwet en de op 18 november 2014 door de raad vastgestelde Verordening jeugdhulp gemeente Borsele 2015.

Overwegende:

  • ·

    Dat de Jeugdwet per 1 januari 2015 in werking treedt;

  • ·

    Dat het beoogd maatschappelijk doel van de Jeugdwet is dat jeugdigen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving.

  • ·

    Dat met de Jeugdwet wordt beoogd de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving te versterken;

  • ·

    Dat met de decentralisatie van het jeugdstelsel de regie over het jeugdstelsel komt te liggen bij de gemeente, waar het nu nog verspreid is over Rijk, provincies en gemeenten;

  • ·

    Dat een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroegsignalering en zo nodig (zware) gespecialiseerde zorg en kinderbeschermingsmaatregelen en maatregelen van de jeugdreclassering bijdragen aan het beoogd maatschappelijk doel;

  • ·

    Dat door de gemeente de regie te geven het gemakkelijker wordt verbindingen te leggen tussen zorg, lokaal gezondheidsbeleid, onderwijs, werk en inkomen, sport en veiligheid;

Besluit:

vast stellen de volgende nadere regels jeugdhulp gemeente Borsele 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: een ondertekend verslag als bedoeld in g.

  • b.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen

  • c.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • d.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2 tweede lid van de Verordening jeugdhulp Borsele

  • e.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3.2

  • f.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 3.3

  • g.

    verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 3.3.6.

  • h.

    wet: Jeugdwet

  • i.

    pgb: persoonsgebonden budget al bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • j.

    professional(s): de bij het lokale gebiedsteam betrokken professional(s) op het gebied van jeugdhulp die of namens het college betrokken zijn bij het lokale gebiedsteam of op eigen verantwoordelijkheid daarbij betrokken zijn.

  • k.

    lokaal gebiedsteam: de bij de aanvraag en de beoordeling van de hulpverlening in te zetten professionals die zowel medewerker van de gemeente kunnen zijn als zorgaanbieder of andere van de gemeente onafhankelijke persoon.

Artikel 2 De toegangbij de verschillende vormen van jeugdhulp

2.1. Algemeen

  • 1.

    Een voorziening bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Verordening jeugdhulp Borsele bestaat uit informatie en /of adviesverstrekking door het lokale gebiedsteam. Deze voorziening is beschikbaar ten behoeve van een jeugdige zonder dat het college heeft besloten om deze voorziening toe te kennen aan de jeugdige.

  • 2.

    Een individuele voorziening genoemd in artikel 2, tweede lid van de Verordening jeugdhulp Borsele wordt toegekend door middel van een besluit van het college in de vorm van het door het college ondertekende "driekolommenmodel".

  • 3.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het onderzoek naar de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders in het gesprek bedoeld in artikel 4 en - wanneer het om een persoonsgebonden budget gaat - op grond van de aanvraag bedoeld in artikel 6

  • 4.

    Het college kan het gesprek bedoeld in artikel 4 achterwege laten indien voldoende duidelijk is welke individuele voorziening is aangewezen op basis van: a. de verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts als geregeld in de wet, of b. de gesprekken of het onderzoek van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling of het oordeel van de professional (-s) over de noodzaak van professionele interventie (-s) als bedoeld in lid 7.

  • 5.

    De zorgaanbieder van een individuele voorziening start de ondersteuning slechts nadat het besluit genomen is, behoudens als de professional of het college van oordeel is dat professionele interventie (-s) dienen te worden ingezet om de bedreiging van de veiligheid van het kind op te heffen in welk geval lid 7 wordt toegepast.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 7.

    Als de professional van oordeel is - al dan niet na een hulpvraag van de jeugdige en/of ouder - dat professionele interventie(s) dienen te worden ingezet om de bedreiging van de veiligheid van het kind op te heffen dan zal de professional de professionele interventie(s) inzetten. De professional meldt het inzetten van de professionele interventie(s) onverwijld in het eigen dossier, in de Verwijsindex Risicojongeren Zeeland en aan de procescoördinator van de gemeente Borsele. Het college stelt onverwijld het besluit tot professionele interventie(-s) op schrift en maakt het bekend aan de jeugdige en zijn ouders.

    De procescoördinator informeert die professional (-s) waarvoor het noodzakelijk is om kennis te hebben van de bedreiging van de veiligheid en de ondernomen interventie(-s) en zorgt voor eventueel noodzakelijke verdere vervolgstappen.

.

Artikel 2.2. Aanvraag persoonsgebonden budget (PGB)

Als een individuele voorziening in natura niet passend wordt geacht, kan de ouder een aanvraag voor een persoonsgebonden budget indienen.

De aanvraag bevat in elk geval:

  • a.

    de te treffen individuele voorziening en het beoogde doel:

  • b.

    de voorgenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten;

  • c.

    de kwalificaties van de uitvoerder; en

  • d.

    een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder (individuele voorziening in natura) niet passend is volgens de aanvrager.

Artikel 2.3. Besluit

  • 1. In het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt in ieder geval vastgesteld:

    • a.

      welk de te treffen individuele voorziening is en het beoogde doel;

    • b.

      wat de gemiddelde duur is en in geval van een persoonsgebonden budget hoe de hoogte van het budget is berekend;

    • c.

      door welke (categorie) aanbieder (-s) de individuele voorziening kan worden geleverd;

    • d.

      aan wie en wanneer de voortgang en resultaten van de individuele voorziening gerapporteerd worden;

    • e.

      de verplichtingen die verbonden zijn aan de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget.

  • 2. Het besluit wordt op schrift gesteld in de vorm van het door de gemeente Borsele gehanteerde en door het college ondertekende "driekolommenmodel". Het besluit wordt binnen zes weken na ondertekening van het verslag door de jeugdige en / of de ouders uitgereikt of toegestuurd aan de ouder en/of de jeugdige. In het "driekolommenmodel" is ook opgenomen een verslag van (elk van) de met de ouder en / of de jeugdige gevoerde gesprek(-ken) als bedoeld in artikel 4.

Artikel 2.4. Vastlegging gegevens in dossier

  • 1) Hulpvragen, de procesmatige afhandeling daarvan en de relevante informatie om te komen tot een besluit met betrekking tot de toekenning van een individuele voorziening worden voor zover nodig vastgelegd in het gemeentelijke procesdossier.

  • 2) De beoogde doelen, voortgang en resultaten van de individuele voorziening verkregen van de zorgaanbieder conform de afspraken in het besluit worden verwerkt in het dossier.

  • 3) De gegevens van de jeugdige, zijn ouders en overige betrokkenen worden in het dossier verwerkt conform een privacyprotocol.

Artikel 3 De procedure

Artikel 3.1 Melding

  • 1. Jeugdigen en/of ouders stellen de hulp- en ondersteuningsvraag aan het college of een aan het lokale gebiedsteam verbonden professional.

  • 2. Als blijkt dat informatie en / of advies van het lokale gebiedsteam voldoende is voor de jeugdigen en/of ouder om het ondervonden probleem op te lossen, wordt dit gegeven en is daarmee de hulp- en ondersteuningsvraag beantwoord.

  • 3. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt, volgt een gesprek waar de brede zorgvraag in beeld wordt gebracht voor het hele huishouden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een checklist waarmee alle levensgebieden worden besproken. Hiervoor wordt het driekolommenmodel gebruikt, waarin concrete doelen worden uitgewerkt.

Artikel 3.2 Voorbereiding gesprek

  • 1. De jeugdige of zijn ouders verstrekken ten behoeve van gesprek en de voorbereiding daarop de identificatiegegevens (waaronder het BSN-nummer) van de jeugdigen en de ouders/verzorgers, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht

  • 2. Het college verzamelt alle voor het gesprek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk, binnen 2 werkdagen, met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 3. Voor het gesprek of in het vervolg van het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het gesprek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

Artikel 3.3. Het gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen professional en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 7 werkdagen, en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp eventueel van personen uit het sociale netwerk, te komen tot verbetering van de situatie

    • d.

      de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorgers van de jongere en/of ouders

    • e.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een vrij-toegankelijke voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders, en

    • i.

      hoe uitvoering gegeven wordt aan het lokale PGB-beleid, waarbij de aanvrager vooraf geïnformeerd wordt wat het persoonsgebonden budget inhoudt en welke verantwoordelijkheden de budgethouder daarbij heeft.

  • 2. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in het gesprek een schriftelijk bewijs van de identificatiegegevens van de jeugdigen en de ouders/verzorgers, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens en de gegevens genoemd in artikel 2.4. te verwerken.

  • 5. Als de jeugdigen en/of zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.

  • 6. Het college stelt van elk gesprek met de jeugdige en / of zijn ouders een verslag op en neemt het verslag op in het driekolommenmodel. Opmerkingen of aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd. Als de jeugdige en / of de ouders het niet eens zijn met het verslag dan wordt dit en de reden daarvan aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.4. Criteria individuele voorzieningen

Het college kent een individuele voorziening toe indien en voor zover in het gesprek zoals bedoeld in artikel 3.3. is vastgesteld dat:

  • a.

    een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

  • b.

    de jeugdige op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • c.

    een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag; d. de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening.

Artikel 3.5. Aanvullende criteria persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1. Het college kent in aanvulling op de in artikel (invullen) genoemde criteria een persoonsgebonden budget toe als in het gesprek als bedoeld in artikel 3.4. en op basis van een aanvraag als bedoeld in artikel 6 is vastgesteld dat: a. de ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen en in staat zijn te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, b. voldoende is gemotiveerd dat een individuele voorziening in natura niet passend en toereikend wordt geacht; c. gewaarborgd is dat de voorziening die met het persoonsgebonden budget betaald wordt van goede kwaliteit is.

  • 2. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren: a. indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het (eerste) gesprek een persoonsgebonden budget is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet voldaan is aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget; b. voor zover dit bedoeld is voor begeleidingskosten (bemiddelingskosten) of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

  • 3. De budgethouder legt verantwoording af over de besteding van het persoonsgebonden budget in overeenstemming met de wet, de verordening jeugdhulp gemeente (invullen) 2015 en deze door het college vastgestelde nadere regels.

Artikel 3.6. Hoogte van het persoonsgebonden budget (PGB)

    • 1.

      Het persoonsgebonden budget bedraagt ten hoogste 75% van de kostprijs van de individuele voorziening in natura. Meerkosten worden betaald door de ouders.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid kan het college een hoger persoonsgebonden budget toekennen als voor deze hulpvraag geen passende individuele voorziening in natura beschikbaar is en 75% van de kostprijs van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te kopen. Het persoonsgebonden budget dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura.

    • 3.

      PBG voor inzet van sociaal netwerk wordt slechts toegekend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het leidt aantoonbaar tot betere en effectieve ondersteuning;

    • b.

      er is voldaan aan regelgeving rondom de te verlenen zorg;

    • c.

      de te verlenen zorg via het sociaal netwerk werd niet verleend op het tijdstip of voorafgaand aan de aanvraag en de te verlenen zorg overstijgt het niveau van de algemeen gebruikelijke zorg.

    • d.

      de zorgverlener is op basis van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht werkzaam;

    • e.

      de zorgverlener heeft in de overeenkomst verklaard dat het verlenen van de zorg niet leidt tot (dreigende) overbelasting van hem;

    • f.

      de inzet van sociaal netwerk goedkoper is dan de inzet van een professionele kracht; er een zorgplan is opgesteld voor de in te zetten zorg, waarin omschreven is hoe het PGB wordt ingezet om een veilige, doelmatige, cliëntgerichte en kwalitatief goede jeugdhulp inclusief vervoer te bereiken.

  • 4. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor ondersteuning in de vorm van dienstverlening uit het sociale netwerk bedraagt maximaal 75% van de kostprijs van de individuele voorziening in natura.

  • 5. Het persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt in de vorm van een trekkingsrecht.

  • 6. Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor bemiddelingskosten.

Artikel 3.7. Einde van de toekenning van het persoonsgebonden budget

  • a. De toekenning eindigt wanneer: a. de budgethouder verhuist;

  • b. de budgethouder overlijdt;

  • c. de indicatieperiode of geldigheid verstreken is;

  • d. de situatie van de budgethouder wijzigt;

  • e. het college vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • f. de budgethouder niet of niet tijdig of niet volledig verantwoording aflegt.

  • g. het college om andere redenen de toekenning intrekt.

Artikel 4 Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen en bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. De reguliere adviesraden van het college worden eveneens betrokken bij de voorbereiding van het beleid op het gebied van jeugdhulp.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als "nadere regels jeugdhulp gemeente Borsele 2015"

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 december 2014

Burgemeester en wethouders van Borsele

de secretaris de burgemeester