Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2019

De raad der gemeente Borsele;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2019.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of -water, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

  • 2. Voor het hebben van kabels, leidingen en buizen, zoals omschreven in de "Verordening precariobelasting kabels en leidingen 2017", is deze verordening niet van toepassing.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of -water heeft.

  • 2. Zijn op grond van het bepaalde in het voorgaande leden twee of meer personen belastingplichtig, dan zijn allen hoofdelijk voor de verschuldigde belasting aansprakelijk, met dien verstande dat voldoening van de belasting door één der belastingschuldigen de anderen van de verplichting tot betaling bevrijdt.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Heffingsmaatstaf

De precariobelasting wordt geheven, bepaald en berekend aan de hand van het bepaalde in artikelen 6, 7 en 8 van deze verordening.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Indien enig in deze verordening genoemde belasting verschuldigd is per eenheid van afmeting, worden gedeelten daarvan voor een geheel gerekend.

  • 2. Bij het hebben van voorwerpen op of boven gemeentegrond of -water, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die welke door de voorwerpen wordt overdekt.

  • 3. Bij het hebben van voorwerpen onder gemeentegrond of -water, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die uitgaande van een horizontale projectie van de voorwerpen.

Artikel 7 Tarief

  • 1. De belasting voor het hebben van een installatie voor de levering van benzine of andere motorbrandstoffen, olie, lucht of water op of boven de voor de openbare dienst bestemde grond bedraagt per jaar:

    • a.

      voor een aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof € 69,80

    • b.

      voor een aftappunt (met toebehoren) voor lucht en water € 7,10

    • c.

      voor een verplaatsbaar aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof of olie € 14,00

    • d.

      voor een tank voor benzine, olie, enz. per m3 € 7,10

  • 2. De belasting voor het plaatsen van kramen en wagens tot verkoop van waren op voor de openbare dienst bestemde grond, uitgezonderd de plaatsing daarvan op een kermisterrein gedurende de aangewezen kermisdagen, bedraagt voor een kraam of wagen, waarvoor vergunning is verleend:

    • a.

      geldig voor één dag, per standplaats € 16,10

    • b.

      geldig voor één week, per standplaats € 37,40

    • c.

      geldig voor één maand, per standplaats € 74,70

    • d.

      geldig voor één jaar, per standplaats € 149,40

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het tijdvak

  • 1. De precariobelasting bedoeld in artikel 3 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de precariobelasting, als bedoeld in artikel 7, lid 1, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belasting, als bedoeld in artikel 7, lid 1, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Wijze van heffing

  • 1. De belasting genoemd onder artikel 7, lid 1 wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting genoemd onder artikel 7, lid 2 wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 10 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, bedoeld in artikel 9, eerste lid worden betaald in 2 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 10.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vier en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De belasting genoemd in artikel 9, tweede lid moet worden betaald:

    • a.

      ingeval van uitreiking van de kennisgeving op het tijdstip van uitreiking;

    • b.

      ingeval van toezending van de kennisgeving, binnen 8 dagen na de dagtekening.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van staangeld.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Precarioverordening 2018" van 7 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2019.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Precarioverordening 2019".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 6 december 2018.

de griffier,

Ph.J.M. de Vree

de voorzitter,

G.M. Dijksterhuis