Regeling vervallen per 01-01-2022

Financiële verordening gemeente Borsele 2018

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Financiële verordening gemeente Borsele 2018

De raad van de gemeente Borsele;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouder van 22 november 2018;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen:

de Financiële verordening gemeente Borsele 2018:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking aan reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak;

  • -

    bruto schuld: totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva;

  • -

    geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak: totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    BBV: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel regelt de inrichting van de programmabegroting en de jaarstukken. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taakvelden in de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad besluiten nemen tot wijziging van de begroting.

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling met de bijbehorende taakvelden vast;

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25 van het BBV;

  • 3.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatschappelijke effecten en de geleverde goederen en diensten, opdat de doelmatigheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven;

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven;

  • 3. In de jaarstukken worden de geautoriseerde investeringskredieten, de werkelijke bestedingen en de restantkredieten weergegeven;

  • 4. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen op grond van het BBV ook een overzicht voor reserves en voorzieningen. Op voorstel van het college besluit de raad specifieke paragrafen toe te voegen aan de begroting en de jaarstukken. Deze gelden voor de gehele raadsperiode of de duur waarvoor deze nodig worden geacht. In de jaarstukken legt het college in elke paragraaf verantwoording af over het gevoerde beleid;

  • 5. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een overzicht subsidies met daarin een overzicht van de belangrijkste subsidieregelingen met bijbehorende budgetten.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks voor 1 juli aan de raad een kadernota aan met daarin het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Deze kadernota is ingedeeld in programma’s;

  • 2. In deze kadernota gaat het college in op:

    • a.

      de uitgangspositie voor de nieuwe (meerjaren) begroting, gebaseerd op de lopende (meerjaren)begroting inclusief de vastgestelde begrotingswijziging en rekening houdende met de bevindingen van de laatste jaarstukken;

    • b.

      de uitgangspunten aan de hand waarvan de nieuwe concept (meerjaren) begroting wordt opgesteld;

    • c.

      de recente financiële ontwikkelingen; zoals de ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds;

    • d.

      eventuele voorstellen tot bezuiniging, ombuiging en/of financieel gezond maken;

    • e.

      voorstellen voor nieuw beleid;

    • f.

      ontwikkelingen met betrekking tot de bedrijfsvoering.

  • 3. De ramingen van onderhoudsvoorzieningen in de ontwerp begroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen zoals die door de raad zijn vastgesteld.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en baten per programma, inclusief de geraamde investeringskredieten.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke vervangingsinvesteringen het op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. Nieuwe investeringen worden altijd door middel van een apart voorstel geautoriseerd.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4. Bij de behandeling van de programmarapportage in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 5. Het college is bevoegd om binnen een programma budgetten te verschuiven zolang het totaal der baten of het totaal der lasten van het programma niet wijzigt. Uitgezonderd zijn incidentele lasten waartegenover een incidentele bate van derden staat voor dezelfde gemeentelijke last.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse programmarapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste zeven maanden vóór 15 oktober van het begrotingsjaar.

  • 2. De tussentijdse rapportage gaat in op afwijkingen t.o.v. de begroting en bevatten:

    • -

      een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid:

    • -

      een overzicht van mutaties in baten en lasten:

      • a.

        de baten en lasten per programma;

      • b.

        de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

      • c.

        de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussentijdse rapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten per programma en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000 toegelicht.

  • 4. Voorstellen voor nieuw beleid worden niet in de tussentijdse rapportage opgenomen, maar in een afzonderlijk voorstel ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.

  • 5. Het college informeert de raad door middel van een laatste, korte budgetrapportage in de vergadering van december.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, het saldo van agio en disagio en kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd. Gronden worden altijd geactiveerd.

  • 3. Materiële vaste activa met economisch nut zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV worden afgeschreven zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening.

  • 4. Investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV worden afgeschreven zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening.

  • 5. De afschrijvingsmethodiek op materiële en immateriële activa is lineair. Alleen op de volgende materiele vaste activa kan annuïtair worden afgeschreven.

    • a.

      Activa waarvan de kapitaallasten worden gedekt door huuropbrengsten e.d.;

    • b.

      Activa waarvan de kapitaallasten zijn verwerkt in een tarief;

    • c.

      Activa waarvan de kapitaallasten worden gedekt door rechten en heffingen.

  • 6. Afschrijving vindt plaats met ingang van het jaar waarin het desbetreffende actief in gebruik is genomen. De kapitaallasten zijn geraamd vanaf het jaar van ingebruikname.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

Bij dit artikel is onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke belastingen en heffingen en overige vorderingen:

  • 1.

    voor openstaande vorderingen betreffende belastingen en heffingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historisch percentage van oninbaarheid;

  • 2.

    voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 10. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt een systeem van kostenberekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten (het zogenaamde overheadpercentage);

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de ingebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid;

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Het rentepercentages (omslagrente) voor deze vergoeding wordt bij de behandeling van de kadernota of begroting voor het desbetreffende jaar vastgesteld;

  • 4. Jaarlijks wordt voor het volgende begrotingsjaar, het overheadpercentage berekend en door de gemeenteraad vastgesteld bij vaststelling van de begroting.

Artikel 11 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenministe de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering voor het publieksbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen is een bevoegdheid van de raad die niet kan worden gedelegeerd. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen.

Artikel 13. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Het college stelt beleidsregels op voor het verstrekken van gemeentegaranties. Het college informeert de raad in elk geval vooraf, en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, bij het verstrekken van gemeentegaranties boven de € 50.000.

  • 4. Het college neemt in een treasurystatuut de regels op zie zij hanteert voor het dagelijks beheer van: kredietrisico- en relatiebeheer; rente- en koersrisicobeheer; administratieve organisatie en interne controle.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 14. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van de renteomslag is vermeld in de paragraaf financiering;

  • b.

    de geraamde overheadkosten voor het bepalen van de kostprijzen, die aan de rechten en heffingen in rekening worden gebracht;

  • c.

    bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, reinigingsrechten en de leges.

Artikel 15. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de kengetallen financiële positie;

  • b.

    het saldo van de baten en lasten voor toevoeging en onttrekking van reserves.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan met geactualiseerde prijzen. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 17. Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota wordt (naast de verplichte onderdelen in artikel 16 van het BBV) aandacht besteed aan:

  • a.

    de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

  • b.

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • c.

    het verloop van de grondvoorraad;

  • d.

    de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van grond;

  • e.

    de uitgifte van gronden in erfpacht.

Bij de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies- en winstverwachtingen, de verwerving en verkoop van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 18. Administratie

  • 1. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch en maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over de budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid, en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 19. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de productenraming en -realisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 20. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de regelmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijks interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijking neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1. De verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2018. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening;

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de Financiële verordening gemeente Borsele 2017, vastgesteld op 1 december 2016.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening gemeente Borsele 2018”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 6 december 2018.

de griffier,

P.J.M. de Vree

de voorzitter,

G.M. Dijksterhuis

Bijlage

Omschrijving Activa met economisch en maatschappelijk nut

Afschrijvingstermijn in jaren

Gronden en terreinen

geen afschrijving

Bedrijfsgebouwen

Permanent

40

semi-permanent

15

Grond-, weg-, en waterbouw

Begraafplaatsen

max.

25

Trainingsvelden en sportvelden

max.

40

Wegen, voet- en fietspaden

max.

20

Openbare verlichting

max.

20

Riolering

max.

20

Tennisvelden

max.

20

Vervoermiddelen

Aanhangwagens

15

Huisvuilauto’s

8

Lichte vrachtauto’s en bestelauto’s

10

Personenauto’s

10

Rolstoelbus

10

Tractoren

10

Veegauto’s en zware vrachtauto’s

max.

10

Installaties, machines, apparatuur en inventaris

CV installatie gemeentehuis

15

Fietspadstrooier

10

Grafliften

10

Hefbrug

20

Houtversnipperaar

10

Inrichting trouwzaal

10

Kantoormeubilair

10

Kunststofcontainers

10

Maaimachines

max.

10

Minikraan

10

Natstrooi installatie

10

Sproeimachines

6

Technische installatie

15

Telefooninstallatie

10

Zoutoplossers

10

Zouttransporteurs

10