Regeling vervallen per 01-07-2015

Huisvestingsverordening 1994 van de gemeente Borsele

Geldend van 01-07-2006 t/m 30-06-2015

Intitulé

Huisvestingsverordening 1994 van de gemeente Borsele

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder: a. wet: de Huisvestingswet;

b. besluit: het Huisvestingsbesluit;

c. woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden.

d. huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.f van de wet bepaalde;

e. huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3 van de wet bepaalde;

f. woningzoekende: het huishouden dat in het register (artikel 2.2.1) is ingeschreven;

g. economische binding: het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;

h. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;

i. Oosterschelderegio: het grondgebied van de gemeenten op Schouwen en Duiveland, Tholen, St. Philipsland en Noord- en Zuid-Beveland;

j. huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

k. inkomen: het daaromtrent in artikel 7, juncto art. 8, lid 3 en lid 4 van het besluit bepaalde;

l. huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

m. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;

n. ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van één der gemeenten in de Oosterschelderegio is opgenomen, en feitelijk in de Oosterschelderegio hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

o. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

p. inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

q. standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98), of een standplaats aIs bedoeld in artikel 1, lid 1.h, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439).

r. woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

s. onttrekking: onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt verstaan het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden.

t. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

 

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 3.1 Onttrekking

Artikel 3.1.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk -te weten de onttrekking, is van toepassing op: alle woonruimte gelegen binnen de bebouwde kommen van de gemeente Borsele als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet en artikel 27 van de Wegenwet.

Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste

  • 1 Het is de zakelijk gerechtigde van een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 verboden zonder een onttrekkingsvergunning deze aan de bestemming van bewoning te onttrekken;

  • 2 Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt verstaan het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder het gebruiken van de woonruimte wordt tevens verstaan het in gebruik te geven of het te laten gebruiken als recreatie woning.

  • 3 Onder het gebruiken, het in gebruik geven of het doen gebruiken van een woonruimte als recreatiewoning wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een gebouw ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeften er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met als doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als hoofdverblijf.

  • 4 Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt, dat hij is opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente.

Artikel 3.1.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

  • 1 De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken: a. Naam en adres van de eigenaar; b. Gegevens over de huidige situatie: - aantal kamers; - woonoppervlak; - staat van onderhoud; c. Gegevens over de beoogde situatie: - bestemming. 

  • 2 2. Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie: a. de mededeling dat binnen één jaar van de ontttrekkingsvergunning gebruik gemaakt moet worden. Na deze termijn is de vergunning van rechtswege vervallen; b. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft.  

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening

Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar hel oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 3.1.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien de vergunning Is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dal zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 3.1.6 Verzegeling

Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor permanente bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor permanente bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.

Paragraaf 3.2 Bevoegdheden

Artikel 3.2.1 Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens dit hoofdstuk te mandateren aan het hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. 

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.7.1 of 3.1.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 4.3 Handhaving

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2 Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3 De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 4.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 4.5 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit: tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet: (Stb. 1991, 439) toegelaten Instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties zoals woonconsumenten, die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 4.6 Verslaglegging

  • 1 Op verzoek van de gemeente kan om een rapportage worden gevraagd over de uitvoering van het woonruimteverdelingsbeleid. Met name zal in het verslag naar voren moeten komen de wijze waarop zij zorggedragen hebben voor de huisvesting van de volgende categorieën woningzoekenden: a. etnische minderheden; b. ouderen; c. jongeren; d. gehandicapten; e. asielzoekers; f. vrouwen uit opvanghuizen.  

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag ingedeeld moet zijn.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

Voor het op de dag van inwerking treden van deze verordening reeds als recreatiewoning in gebruik zijnde gebouw, zoals vastgesteld in bijlage 1, wordt geacht een onttrekkingsvergunning te zijn verleend, als bedoeld in artikel 3.1.4 onder lid 1, geacht te zijn verleend. Op Bijlage 1 -"Inventarisatielijst van recreatie woningen’’ - zijn woonruimten vermeld die als tweede woning zijn geregistreerd en als zodanig worden gebruikt.

 

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 1994 van de gemeente Borsele.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van de afkondiging.

  • 2 Op de datum van inwerkingtreding vervalt de verordening op het gebruik van gebouwen in de bebouwde kommen van de gemeente Borsele.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 juli 1994.
De secretaris,        De burgemeester,