Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregels stookontheffingen gemeente Boxmeer 2011

Geldend van 22-09-2011 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregels stookontheffingen gemeente Boxmeer 2011

Burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer;

Gelet op het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Boxmeer, de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T E N :

I. In te trekken de bij besluit van 14 juni 2011 vastgestelde “beleidsregels stookontheffingen gemeente Boxmeer 2011”.

II. Vast te stellen de volgende “Beleidsregels stookontheffingen gemeente Boxmeer sept. 2011”:

Artikel 1

Beleidsregel 1.De gemeente Boxmeer verleent geen ontheffing voor het verbranden van afvalstoffen (snoeiafval).

ToelichtingBij het stoken komt rook vrij. Binnen een bebouwde kom zal dit eerder tot overlast leiden. Daarom worden geen stookontheffingen verleend voor stooklocaties gelegen binnen een bebouwde kom, als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet.

Uitzonderingen op deze regel zijn:- de onder beleidsregel 2 vermelde vreugdevuren, mits voldaan wordt aan de geldende veiligheidsvoorschriften.- indien er sprake is van een situatie (plantenziekte) als bedoeld in beleidsregel 3, mits voldaan wordt aan de geldende veiligheidsvoorschriften. - indien er sprake is van een situatie (snoeihout Maasheggen in het Maasheggengebied) als bedoeld in beleidsregel 4, mits voldaan wordt aan de geldende veiligheidsvoorschriften.- indien er sprake is van een kampvuur als bedoeld in beleidsregel 5, mits voldaan wordt aan de geldende veiligheidsvoorschriften.

Beleidsregel 2.De gemeente Boxmeer verleent ontheffing voor het verbranden van kerstbomen of voor het branden van een St. Maartensvuur of voor het branden van een Paasvuur.

ToelichtingHet verbranden van kerstbomen vindt op diverse locaties in de gemeente plaats. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om kerstbomen in de eerste weken van januari aan te bieden aan de huisvuilinzamelaar. Deze laatste mogelijkheid is de meest geëigende weg, echter gezien de traditie en sfeer rondom de kerstboomverbrandingen worden deze niet verboden. Er wordt dan ook een ontheffingsmogelijkheid geboden van het verbod om afvalstoffen te verbranden voor kerstboomverbrandingen.

Het organiseren van St. Maartensvuren en Paasvuren horen bij de volkscultuur en is een traditie die we in ere willen houden. Het is echter niet toegestaan zomaar alles op een hoop te gooien en te verbranden. Onder andere geverfd hout, afval, afgewerkte olie, diesel en autobanden mogen niet verbrand worden. Alleen schoon afvalhout is toegestaan.

Om te voorkomen dat particulieren deze beleidsregel gebruiken om snoeiafval te verbranden, worden stookontheffingen voor vreugdevuren niet aan particulieren verleend, maar uitsluitend aan (buurt-/wijk)verenigingen/- stichtingen e.d.

Beleidsregel 3.De gemeente Boxmeer geeft per omgaande een ontheffing af voor het verbranden van snoei- en sprokkelhout waarvoor de Plantenziektekundige Dienst een aanzegging heeft afgegeven in het kader van de Plantenziektenwet of daarvan afgeleide AMvB’s.

ToelichtingEen ontheffing wordt verleend voor het verbranden van houtafval afkomstig van een houtsingel, boomkwekerij of boomgaard, indien door de betreffende agrariër/fruitteler/boomkweker kan worden aangetoond dat vanwege de daarin aanwezige ziekteverschijnselen en het gevaar van verspreiding ervan het vernietigen van het aangetaste hout dan wel de aangetaste planten noodzakelijk is. Een schriftelijke aanzegging van de Plantenziektenkundige Dienst is als bewijs daarvoor nodig.

Op basis van de Plantenziektenwet is de Plantenziektenkundige Dienst belast met de opsporing en bestrijding van schadelijke organismen, zoals onkruiden, insecten, bacteriën, schimmels en virussen. De Plantenziektenwet geeft de basis voor de wettelijke maatregelen ter bestrijding van de ziekten en plagen in planten. In diverse Algemene maatregelen van Bestuur kunnen deze maatregelen zijn toegesneden op een specifieke situatie.Een voorbeeld van een dergelijke AMvB betreft het Besluit bestrijding bacterievuur 1983. In artikel 8 van dit Besluit is specifiek voorgeschreven dat de Directeur van de Plantenziektenkundige Dienst een gebruiksgerechtigde van een terrein kan aanzeggen dat binnen de daarbij aangegeven termijn maatregelen worden getroffen aangaande de in de aanzegging aangewezen planten. Deze maatregelen kunnen onder meer bestaan uit het geheel of gedeeltelijk verwijderen en vernietigen van de aangewezen planten. Middels voorschriften kan aan de aanzegging worden verbonden op welke wijze gevolg moet worden gegeven aan de opgelegde maatregelen. Uitgangspunt daarbij is dat plant(ziekt)en veilig worden verwijderd. Aan dit uitgangspunt kan op verschillende manieren worden voldaan. Het verbranden van planten is een goedkope methode, die het risico op verdere verspreiding daadwerkelijk reduceert en daarom de voorkeur heeft.In het geval van het afvoeren en storten van planten is sprake van een restrisico wanneer het weghalen niet zorgvuldig genoeg gebeurd of wanneer de stortplaats onvoldoende wordt afgedekt. De Plantenziektenkundige Dienst ziet er op toe dat het verwijderen veilig gebeurt.Ter beperking van de risico’s is besloten dat op basis van een schriftelijke aanzegging van de Directeur van de Plantenziektekundige Dienst waarin sprake is van het geheel of gedeeltelijk verwijderen en vernietigen van de aangewezen planten een ontheffing van het verbod om afval te mogen verbranden, kan worden verkregen. Om verspreiding van ziekten te voorkomen moet het verbranden plaatsvinden op het perceel waarop de houtopstand zich bevindt. De schriftelijke aanzegging dient met het verzoek om ontheffing aan het college te worden aangeboden.

In het geval van een schriftelijke aanzegging zoals hier wordt bedoeld is de verplicht voorgeschreven procedure praktisch gezien niet toe te passen. Immers haast is geboden om verdere besmetting tegen te gaan. Daarnaast is het besmettingsgevaar aanzienlijk. Voorgesteld wordt in afwijking van de in artikel 10.64 van de Wet milieubeheer per omgaande de gevraagde ontheffing af te geven.

Beleidsregel 4.De gemeente Boxmeer geeft een ontheffing af die geldt voor het verbranden van snoeihout dat afkomstig is van het onderhoud aan de Maasheggen in het Maasheggengebied

ToelichtingBesloten is dat op aanvraag een ontheffing wordt afgegeven voor het verbranden van snoeihout dat vrijkomt als gevolg van het onderhoud aan de Maasheggen in het Maasheggengebied.

Dit snoeihout is, ten gevolge van de hoge waterstanden c.q. overstromingen van de Maas, vaak vervuild met allerhande plastic materialen en wordt daarom niet geaccepteerd.Beleidsregel 5De gemeente Boxmeer geeft een ontheffing af, die geldt om in de openlucht een kampvuur te hebben, tijdens bouw- en speelweken voor de jeugd, bij scoutingterreinen en op kampeerterreinen.

ToelichtingHet branden van kampvuren komt voor bij de scoutinggroepen, tijdens bouw- en speelweken voor de jeugd, op kampeerterreinen en dergelijke. Kampvuren worden in dit verband gezien als sfeervuren. De opzet van het verbranden is namelijk niet om zich van het hout als zijnde een afvalstof te ontdoen. Het hout dient als brandstof ten behoeve van een sfeervuur, zoals ook een vuurkorf en een terrashaard als een sfeervuur worden aangemerkt. Het branden van een kampvuur wordt in dit geval dan ook niet gezien als het verbranden van afvalstoffen. Een ontheffing zoals bedoeld in artikel 10.63 is dan ook niet vereist.

Op het branden van dergelijke vuren blijft de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van toepassing. Op basis van de APV kunnen burgemeester en wethouders een ontheffing verlenen van het verbod om in de open lucht een vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Er is een aantal gronden opgenomen op basis waarvan de ontheffing geweigerd kan worden. In het kader van de openbare orde en veiligheid kan handhavend worden opgetreden in het geval zich onveilige situaties voordoen. Het branden van andere afvalstoffen dan houtafval blijft ook in het geval van een kampvuur verboden. Indien dus bij een controle blijkt dat deze afvalstoffen worden mee verbrand bestaat alsnog de mogelijkheid een proces-verbaal op te maken wegens overtreding van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer en de ontheffing op basis van de APV.

De groepen van personen die een kampvuur willen gaan ontsteken danwel de recreatieondernemers dienen een ontheffing op basis van de APV voor de desbetreffende vuurplaatsen aan te vragen.Een kampvuur kan zowel binnen als buiten de bebouwde kom plaatsvinden.

HardheidsclausuleIn zijn algemeenheid wordt er overigens geen toestemming voor het verbranden van afvalstoffen verleend. In de beleidsregels van 1 tot en met 5 is aangegeven in welke situaties een ontheffing voor het verbranden van afstoffen kan worden verleend.

Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn waarin deze beleidsregels niet voorzien. Een ieder die vanwege bijzondere omstandigheden denkt geen ander alternatief te hebben dan het verbranden van het vrijkomende afval kan een verzoek om ontheffing aan het college van burgemeester en wethouders voorleggen. Ieder verzoek wordt in eerste instantie getoetst aan de uitgangspunten van deze beleidsregels. Het verzoek moet worden onderbouwd door aan te geven waaruit de bijzondere en specifieke omstandigheden bestaan. Deze omstandigheden moeten dusdanig zwaarwegend zijn dat na toetsing aan het belang van de bescherming van het milieu tot een ontheffing wordt besloten.

III. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking. 

Ondertekening

Aldus besloten door het College van burgemeester en wethouders van Boxmeer in haar vergadering op 13 september 2011,
Burgemeester en wethouders voornoemd,de secretaris-directeur,           de burgemeester,
 
drs. ir. H.P.M. van de Loo         K.W.T. van Soest