Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening reclamebelasting centrum Boxmeer 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening reclamebelasting centrum Boxmeer 2013

De raad van de gemeente Boxmeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Boxmeer d.d. 16 oktober 2012;

overwegende,

dat er een verzoek is ingekomen van de Stichting Centrummanagement Boxmeer voor het instellen van een reclamebelasting ter voeding van het Ondernemersfonds van genoemde stichting;

dat de bevoegdheid tot het invoeren, wijzigen en afschaffen van een gemeentelijke belasting aan de gemeenteraad is;

gelet op de artikelen 219 en 227 van de Gemeentewet;

besluit :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting centrum Boxmeer 2013. (Verordening reclamebelasting centrum Boxmeer 2013).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • c.

    vestiging:

    • 1.

      een onroerende zaak als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken of een deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

    • 2.

      verschillende onroerende zaken , als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken , die direct naast elkaar gelegen zijn en door één organisatie of bedrijf tezamen voor één doel worden gebruikt;.

  • d.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;

  • e.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Boxmeer, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging, waarop en/of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht.

Artikel 5 Grondslag van heffing en belastingtarief

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven per vestiging.

  • 2. Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, bedraagt de heffingsmaatstaf een vast bedrag, vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende kalenderjaar.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, bedraagt de heffingsmaatstaf , indien de vestiging deel uitmaakt van één onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de WOZ-waarde van de onroerende zaak dat aan de vestiging voor het betreffende kalenderjaar kan worden toegerekend.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, bedraagt de heffingsmaatstaf voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, sub 2, een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de gezamenlijke WOZ-waarde zoals deze op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaken die samen de vestiging vormen, is vastgesteld voor het betreffende kalenderjaar.

  • 5. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 6. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen WOZ-waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief voor de reclamebelasting bedraagt € 350,00 per vestiging, vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de hoogte van de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 5;

  • 2.

    Het in het vorige lid genoemde tarief wordt vermeerderd met € 1,90 per € 1.000,00 die de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 6 een waarde van € 100.000,00 overstijgt, met dien verstande dat de vermeerdering niet meer dan € 400,00 bedraagt.

  • 3.

    Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • h.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • i.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • j.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 30,00 doch minder is dan € 2.000,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reclamebelasting centrum Boxmeer 2013".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
der gemeente Boxmeer d.d. 6 december 2012
De raad voornoemd,
griffier voorzitter

Bijlage 1 bij de Verordening Reclamebelasting centrum Boxmeer 2013

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting centrum Boxmeer 2013, geldt het op de onderstaande kaarten afgebakende gebied binnen de blauwe lijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling