Regeling vervallen per 20-07-2016

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie

Geldend van 26-06-2013 t/m 19-07-2016

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie

Gemeente boxmeer 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer;

    • b.

      de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko);

    • c.

      de bijstandswet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

    • d.

      indicatieadvies: een schriftelijke verklaring door het adviesorgaan waaruit blijkt dat kinderopvang om sociaal medische redenen noodzakelijk is;

    • e.

      het adviesorgaan: de instelling/organisatie die op verzoek van de gemeente een indicatieadvies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

    • f.

      tegemoetkoming: een aanspraak op financiële middelen voor de kosten van kinderopvang;

    • g.

      minimuminkomen: 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • h.

      vermogen: optelsom van alle bezittingen;

    • i.

      vermogensgrens: van toepassing zijnde vermogensgrens art. 34 Wwb;

    • j.

      ouder(s): persoon met ten laste komende kind(eren).

Artikel 2 Doel van de regels

Op grond van de bijstandswet aan ouders, met een sociale medische indicatie, tijdelijk een financiële tegemoetkoming verstrekken voor de noodzakelijke kosten van kinderopvang voor kinderen tot 12 jaar. De eigen verantwoordelijkheid van ouders voor de opvang van hun kind(eren) ligt ten grondslag aan de beleidsregels.

Artikel 3 Doelgroep

Deze regeling is van toepassing op een ouder(s) met een kind of meerdere kinderen in de leeftijd tot 12 jaar, die volgens de gemeentelijke basisadministratie woonachtig is in de gemeente Boxmeer, en:

  • a.

    die tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking voor wie door het adviesorgaan is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, en;

  • b.

    over een minimuminkomen beschikt en tevens geen vermogen boven de vermogensgrens heeft, en;

  • c.

    die aantoonbaar niet zelf in kinderopvang kan voorzien en geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening.

Artikel 4 Voorliggende voorziening

Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

  • a.

    de Wet kinderopvang;

  • b.

    de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz);

  • c.

    de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • d.

    voorzieningen voor voorschoolse educatie en peuterspeelzaal;

  • f.

    opvangmogelijkheden bij de basisschool, grootouders of personen binnen het sociale netwerk.

Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming

Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming

  • 1. Een ouder(s) heeft aanspraak op bijzondere bijstand als tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie indien:

    • a.

      het college op grond van het indicatieadvies kan vaststellen in welke mate de ouder(s) in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in deze kosten, en;

    • b.

      het kinderopvang betreft in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang, en;

    • c.

      men niet over vermogen beschikt boven de vermogensgrens conform art. 34 Wwb, en;

    • d.

      men over een inkomen beschikt tot maximaal 115% van de toepasselijke bijstandsnorm, of;

    • e.

      men over een inkomen beschikt hoger dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 6 Vaststellen van recht en noodzaak

  • 1. Het college stelt op aanvraag van de ouder(s) vast of er sprake is van een persoon zoals bedoeld in artikel 3 van deze regeling.

  • 2. Ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang heeft het college een indicatievies nodig van het adviesorgaan als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder e van deze beleidsregels.

  • 3. Het college is bevoegd af te wijken van het indicatieadvies voor wat betreft de omvang van de kinderopvang.

  • 4. Na indicatie stelt het college de tegemoetkoming kinderopvang vast en toetst dit aan de hand van inkomen, vermogen en een specificatie van de feitelijke kosten.

  • 5. Het college kan, periodiek dan wel op elk moment, een onderzoek instellen naar de noodzaak en de rechtmatigheid van de tegemoetkoming kinderopvang.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum van de ouder(s);

    • b.

      indien van toepassing: naam, burgerservicenummer en geboortedatum van de partner en, indien dit een ander adres is daarvan een opgave;

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      inkomensgegevens zoals loonstrook en/of uitkeringsspecificatie waaruit het totale netto maandinkomen van de ouder(s) blijkt ter vaststelling van de maandelijkse netto inkomsten;

    • e.

      specificaties van alle bezittingen ter vaststelling van het vermogen;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten.

Artikel 8 Ingangsdatum

  • 1. De tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van de eerste dag van de maand waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verstrekt met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 9 Periode en omvang van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming geldt voor maximaal 9 maanden.

  • 2. Na afloop van deze periode kan de tegemoetkoming met maximaal drie maanden worden verlengd op basis van onderzoek naar de indicatie.

  • 3. De tegemoetkoming is gemaximeerd tot 16 uur opvang per week.

  • 4. De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op de uurtarieven voor kinderopvang, zoals die jaarlijks door de Belastingdienst worden vastgesteld.

Artikel 10 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder(s) informeert het college onmiddellijk en uit eigen beweging schriftelijk over inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of intrekking ervan.

  • 2. De ouder(s) verstrekt op verzoek van het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Artikel 11 Beperking tegemoetkoming en terugvordering

  • 1. De tegemoetkoming kan worden ingetrokken afwijkend van het door het college vastgestelde besluit indien:

    • a.

      de ouder(s) niet voldoen aan de verplichtingen;

    • b.

      de kinderopvang niet of niet meer plaatsvindt of is veranderd in vakantieopvang;

    • c.

      de ouder(s) of het kind niet meer woonachtig zijn in Boxmeer;

    • d.

      de ouder(s) aanspraak kunnen maken op een voorliggende voorziening;

    • e.

      de sociaal-medische indicatie komt te vervallen.

  • 2. Het college kan de tegemoetkoming terugvorderen van de ouder(s) op de volgende gronden:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door de ouder(s) en de ouder(s) had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald;

    • b.

      de ouder(s) heeft zonder geldige reden en zonder toestemming van het college niet of niet volledig gebruik gemaakt van de kinderopvang.

Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. Ouder(s) die vóór de bekendmaking reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie ontvingen, ontvangen deze tot maximaal drie maanden na de inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • 1. Het College kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorzien, beslist het College.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: “Beleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie”.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 18 juni 2013.

De secretaris, De burgemeester,

Beleidsregels kinderopvang SMI DEF-ondertekend-CVDR.pdf

Toelichting Algemeen

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (Wko) ingevoerd. In deze wet is ook een bepaling (artikel 23) opgenomen over kinderopvang bij een sociaal-medische indicatie. Genoemd artikel zou er voor zorgen dat personen met sociaal medische problematiek ook onder de werking van de Wko zouden vallen.

Tot op heden is sociaal medische indicatie niet geregeld in de Wet kinderopvang (artikel 23 is niet in werking) omdat het om specifieke gevallen gaat die niet via een landelijke indicatie afgebakend kunnen worden. De gemeente is verantwoordelijk voor het bepalen van beleidsregels. Niet duidelijk is of deze verantwoordelijkheid ooit in de Wet kinderopvang opgenomen zal worden.

Gemeenten hebben in de gewijzigde Wko geen verplichting meer om een verordening op te stellen ten aanzien van het beleid rondom kinderopvang. De bevoegdheid voor het opstellen van beleidsregels is bij de colleges van burgemeester en wethouders neergelegd. Gemeenten kunnen daarmee beter afstemmen op de lokale situatie en flexibel afstemmen op wetswijzigingen en ontwikkelingen vanuit Den Haag.

De Wet kinderopvang staat in Den Haag volop in de schijnwerpers. Naast de regelgeving rondom toezicht en handhaving worden maatregelen genomen om de kinderopvang betaalbaar te houden. In 2012 en 2013 is de Wko gewijzigd om zodoende de weg vrij te maken voor een aantal bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag. Deze wijzigingen zijn direct van invloed op de lokale uitvoering door gemeenten. Ook voor 2014 heeft de overheid nieuwe maatregelen in petto.

Toelichting Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

Artikel 2 Doel van de regels

De lacune in de Wet kinderopvang opvullen voor ouders die vanwege sociaal medische redenen op kinderopvang zijn aangewezen. Voor de meest kwetsbare groep in de samenleving een tegemoetkoming mogelijk maken met toepassing van de bijstandswet.

De tegemoetkoming is als een tijdelijke ondersteuning bedoeld aangezien ouders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kind(eren). Van hen wordt verwacht dat zij actief zoeken naar andere mogelijkheden om weer zelf te kunnen voorzien in de noodzakelijke opvang van hun kind(eren).

Artikel 3 Doelgroep

Een ouder(s) komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als vast staat dat hij/zij om sociaal en/of medische redenen noodzakelijk gebruik moet maken van kinderopvang. De sociaal medische redenen gaan de ouder aan en liggen niet bij het kind. Belanghebbenden kunnen geen aanspraak maken op een voorliggende voorziening en behoren tot de doelgroep die voor bijzondere bijstand op grond van de Wwb in aanmerking komen. Er wordt voor de bepaling van het recht op een tegemoetkoming voor kinderopvang aangesloten bij de regels rondom de bijzondere bijstand.

Artikel 4 Voorliggende voorziening

Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, is een aanvraag voor indicatie naar de noodzakelijkheid van kinderopvang op grond van sociaal medische problematiek door de gemeente niet mogelijk. Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. De tegemoetkoming fungeert als een vangnet.

Ten allen tijde gaat wetgeving boven beleidsregels. Als de Wko, de Awbz of de Wmo mogelijkheden biedt dan moet daarvan gebruik gemaakt worden.

Indien een beroep op de Awbz wil slagen, dan moet sprake zijn van een aandoening of handicap die valt binnen 1 (of meerdere) van de volgende grondslagen:

  • -

    somatische aandoening/beperking

  • -

    psychogeriatrische aandoening/beperking

  • -

    lichamelijke handicap

  • -

    verstandelijke handicap

  • -

    zintuiglijke handicap

  • -

    psychiatrische aandoening

Personen met lichte beperkingen die gezinsondersteuning/gespecialiseerde gezinsverzorging nodig hebben vallen qua financiering onder de Wmo. Dit geldt ook voor mensen met psychosociale klachten. Gespecialiseerde gezinsverzorging wordt gezien als een voorliggende voorziening voor de ouder(s) met een sociaal medische indicatie.

Ook opvangmogelijkheden via de school, de familie of binnen het sociaal netwerk wordt als voorliggend beschouwd. De eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s) wordt eerst aangesproken alvorens er een beroep op de tegemoetkoming kan worden gedaan.

Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming

Belanghebbende(n) die tot de doelgroep behoort kan aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als het college de noodzaak heeft kunnen vaststellen en mits er gebruik wordt gemaakt van professionele kinderopvang.

Daarnaast stelt het college het recht op een tegemoetkoming vast aan de hand van het inkomen en het vermogen, waarbij wordt aangesloten bij de regelgeving rondom de bijzondere bijstand (art. 35 Wwb). Het college bepaalt aan de hand van een inkomensberekening de hoogte van de draagkracht conform de draagkrachtregels bijzondere bijstand.

Alle inkomsten boven de 115% worden als draagkracht aangemerkt, men komt dan gedeeltelijk in aanmerking voor de tegemoetkoming kinderopvang.

Artikel 6 Vaststellen van recht en noodzaak

De gemeente neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie op basis van een gemotiveerd advies van een onafhankelijke deskundige. De indicatie bevat in ieder geval:

  • -

    naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarvoor de indicatie geldt;

  • -

    de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

  • -

    of er een voorliggende voorziening op medisch gebied is (bv. Awbz);

  • -

    de soort opvang;

  • -

    de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Het college kan een onderzoek instellen naar het recht en de noodzaak van de tegemoetkoming als zij de uitvoering daarvan noodzakelijk acht.

Artikel 7 Aanvraag

De tegemoetkoming moet door belanghebbende worden aangevraagd bij het college. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze wordt ingediend op het ter beschikking gestelde aanvraagformulier. Indien de ouder een partner heeft wordt het formulier mede ondertekend door de partner.

De ouder(s) overlegt bij de aanvraag de noodzakelijke persoonlijke gegevens die het college nodig acht om te kunnen beslissen. De ouder(s) overlegt tevens een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. In ieder geval blijkt hieruit het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang.

Artikel 8 Ingangsdatum

Er zijn twee ingangsdata mogelijk:

  • 1.

    Het college verstrekt een tegemoetkoming voor kosten kinderopvang vanaf de eerste dag van de maand waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als er op de eerste dag van de maand nog geen kinderopvang plaatsvindt dan wordt de tegemoetkoming verstrekt met ingang van de eerste dag waarop kinderopvang zal plaatsvinden.

Een tegemoetkoming kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

Artikel 9 Periode en omvang van de tegemoetkoming

Het college stelt het aantal maanden vast dat de ouder aanspraak kan maken op een tegemoetkoming voor kinderopvangkosten aan de hand van het indicatieadvies. De duur van de tegemoetkoming is maximaal negen maanden. Deze periode kan met maximaal drie maanden worden verlengd als uit onderzoek blijkt dat voortzetting van kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie noodzakelijk is.

De ouder(s) heeft recht op een tegemoetkoming voor maximaal 16 uur opvang per week.

De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op de uurtarieven voor kinderopvang die jaarlijks door de Belastingdienst worden vastgesteld.

De gemeente toetst of de verstrekte tegemoetkoming overeenkomt met de daadwerkelijk afgenomen uren aan de hand van een specificatie die door de ouder dient te worden overlegd.

Artikel 10 Inlichtingenplicht

Dit artikel regelt de verplichtingen van belanghebbende(n) ten aanzien van het college omtrent het verstrekken van inlichtingen. De ouder(s) informeert het college onmiddellijk, gevraagd en ongevraagd, over de feitelijke omstandigheden zodat het recht op een tegemoetkoming kan worden bepaald.

Artikel 11 Beperking tegemoetkoming en terugvordering

Bij schending van de inlichtingenplicht en als gevolg daarvan ten onrechte een tegemoetkoming is ontvangen of een te hoog bedrag is ontvangen, wijzigt of trekt het college de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en wordt het te veel betaalde bedrag teruggevorderd. Hetzelfde geldt als op andere gronden blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend.

In artikel 38 Wet kinderopvang worden de bepalingen in de Wet werk en bijstand over de terugvordering van bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen van een tegemoetkoming. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan belanghebbende wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering vermeld het college op welke wijze en op welke wettelijke grondslag zal worden teruggevorderd.

Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.