Regeling vervallen per 24-05-2023

Beleidsregels aanvragen uitwegvergunningen gemeente Boxmeer

Geldend van 06-07-2016 t/m 23-05-2023

Intitulé

Beleidsregels aanvragen uitwegvergunningen gemeente Boxmeer

Beleidsregels aanvragen uitwegvergunningen gemeente Boxmeer

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    uitwegvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2:12 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening Gemeente Boxmeer;

  • b.

    inrit: toegang tot een gebouw en/of een perceel vanaf de weg door middel van een verlaagd trottoir of een trottoir voorzien van inritbanden dan wel, indien een trottoir ontbreekt, door middel van een bestrating en/of op het wegdek aangebrachte witte strepen.

  • c.

    uitweg: een directe overgang van een particulier erf op de rijbaan of een overgang op de rijbaan onderbroken door een verhardingsstrook (trottoir) en/of een plantsoenstrook al of niet gescheiden door een waterpartij;

Artikel 2 De aanvraag om een uitwegvergunning

  • 1. Het indienen van de aanvraag moet geschieden op de wijze zoals voorgeschreven in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Regeling omgevingsrecht (Mor).

  • 2. Bij het indienen van de aanvraag moeten de volgende bescheiden worden overlegd:

    • a.

      de locatie van de uitweg aan het voor-, zij- dan wel achtererf;

    • b.

      de afmeting van de nieuwe uitweg, dan wel van de te veranderen bestaande uitweg en de beoogde verandering daarvan;

    • c.

      de te gebruiken materialen;

    • d.

      de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan voor het aanleggen of voor het gebruik van de uitweg, zoals bomen, lantaarnpalen en nutsvoorzieningen.

    • e.

      de wijze van afwatering (regenwater dat valt op eigen perceel dient op eigen terrein te worden opgevangen en gebufferd/afgevoerd);

    • f.

      een kleurenfoto van de actuele situatie ter plaatse.

  • 3. De ontvangst van een aanvraag wordt schriftelijk bevestigd.

Artikel 3 Criteria voor weigering van uitwegvergunningen

  • 1. Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bruikbaarheid van de weg in ieder geval geweigerd indien door het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en volgens de bestaande parkeernormen niet binnen een afstand van 50 meter voldoende openbare parkeerplaatsen voorhanden blijven dan wel dat nieuwe openbare parkeerplaatsen niet kunnen worden aangelegd;

    • b.

      de structuur van een verkeersgebied wordt aangetast, zoals het verdwijnen van het onderscheid tussen een verkeersluw en een verkeersintensief gebied;

    • c.

      de bij het ontwerpen van de wijkstructuur gemaakte afbakening tussen voetgangers- en autogebied wordt aangetast;

    • d.

      in de situatie van een extra uitweg voor een perceel, de onderlinge afstand tussen de uitwegen van dit perceel minder is dan 7 meter;

    • e.

      het perceel een extra uitweg krijgt op een gebiedsontsluitingsweg, tenzij wordt onderbouwd dat de verkeersveiligheid met een extra uitweg wordt bevorderd.

  • 2. Als het veilig en doelmatig gebruik van de weg in het geding komt wanneer een uitweg wordt aangelegd of veranderd, kan men overgaan tot het weigeren van een uitwegvergunning indien de uitweg komt te liggen:

    • a.

      op of bij een kruising of splitsing van wegen;

    • b.

      binnen 5 meter van het tangentpunt van de bocht;

    • c.

      op de plaats van op de aanliggende weg aangebrachte opstelstroken dan wel voorsorteervakken;

    • d.

      binnen een afstand van 50 meter van verkeerslichten;

    • e.

      op een plaats waar de aanliggende rijbaan van de weg zodanig smal is dat de inrit wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden opgereden;

    • f.

      kort bij een helling van de weg, waardoor onoverzichtelijke en/of onveilige situaties kunnen ontstaan;

    • g.

      op een plaats waarbij de bestuurder van een personenauto op enig punt van de uitweg niet of nauwelijks zicht heeft of kan hebben op de weg, op trottoir, of op fiets- en/of voetpad;

    • h.

      op een plaats waar de ruimte voor het plaatsen van een personenauto op het perceel van de aanvrager minder dan 5 meter zou bedragen;

    • i.

      op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

    • j.

      op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetgangerspad uitkomt en dat pad moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken, zoals een achter woningen liggend pad;

    • k.

      op de plaats van een voor de openbare verlichting aanwezige lantaarnpaal en die lantaarnpaal wegens de verlichtingseisen en/of houtopstandstructuren niet te verplaatsen is.

  • 3. Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving in ieder geval geweigerd indien door het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied;

    • b.

      een moeras- en/of waterpartij met een breedte van meer dan 3 meter moet worden doorsneden;

    • c.

      de inrit bij een woonhuis breder is dan 5 meter.

  • 4. Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bescherming van groenvoorzieningen in de Gemeente in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      op de locatie van de aanvraag uitwegvergunning een houtopstand staat waarvoor geen kapvergunning wordt verleend.

Artikel 4 Criteria voor weigering van uitwegvergunning ten behoeve van bedrijven inclusief bedrijfswoningen

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 wordt een vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg ten behoeve van een bedrijf, eventueel met een bedrijfswoning, in ieder geval geweigerd indien na verlening:

  • a.

    voor een perceel met een oppervlakte van 7.500 m² of minder, meer dan twee uitwegen aanwezig zouden zijn;

  • b.

    voor een perceel met een oppervlakte van 7.500 m² tot 25.000 m², meer dan drie uitwegen aanwezig zouden zijn;

  • c.

    de inrit breder is dan 15 meter;

  • d.

    het perceel een extra uitweg krijgt op een gebiedsontsluitingsweg, tenzij kan worden onderbouwd dat het noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.

Artikel 5 Criteria Health Campus Boxmeer en bedrijvenpark SterckWijck

Om de Health Campus Boxmeer en bedrijvenpark Sterckwijck zijn hoogwaardige uitstraling te laten behouden dient een uitweg aan de volgende criteria te voldoen:

  • a.

    Per bedrijf is 1 uitweg van maximaal 8 meter breed toegestaan (8 meter aan de perceelsgrens met vleugels onder 45 gr. over 2 meter, aansluiting op de straat is dan maximaal 12 meter).

    Bij hoekpercelen is eventueel een 2e uitweg toegestaan, mits niet aan dezelfde zijde.

  • b.

    Bij de bedrijfswoningen aan Lange Heggen bedraagt de maximale breedte van de uitweg 5 meter.

  • c.

    Bij de woon-/werkkavels zijn maximaal 2 uitwegen toegestaan (1 aan Lange Heggen en 1 aan Laan De Wijze). Aan de zijde van Lange Heggen bedraagt de maximale breedte 5 meter (recht), aan de zijde van Laan De Wijze bedraagt de maximale breedte 8 meter (aan de perceelsgrens).

Artikel 6 Financiële bepalingen

  • 1.Voor het verkrijgen van een uitwegvergunning zijn leges verschuldigd.

    2. Naast de leges worden de kosten voor de aanleg bij de aanvrager in rekening gebracht. Deze kosten worden vooraf doorgegeven. De uitweg wordt door dan wel namens de gemeente aangelegd wanneer de vergunning is verleend en de kosten zijn voldaan.

Artikel 7 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op de eerste dag volgende op die waarop de bekendmaking heeft plaatsgevonden.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels aanvragen uitwegvergunningen gemeente Boxmeer’.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de Gemeente Boxmeer, 5 juli 2016

Burgemeester en wethouders van Boxmeer,

de secretaris-directeur, de burgemeester,

drs. ir. H.P.M. van de Loo K.W.T. van Soest

Toelichting ‘Beleidsregels aanvragen uitwegvergunningen gemeente Boxmeer’

Algemeen

Om een uitweg te maken naar de weg, voor het hebben van de uitweg en voor het veranderen van een bestaande uitweg is op grond van artikel 2:12 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning van burgemeester en wethouders nodig. Volgens het derde lid van dit artikel kan een vergunning worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • c.

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

Aan de hand van deze weigeringsgronden kunnen beleidsregels worden vastgesteld, waarin wordt aangegeven wanneer wel of niet tot het verlenen van een uitwegvergunning wordt overgegaan.

Het vaststellen van beleidsregels die objectieve algemeen bekendgemaakte criteria aangeven, die bij de beoordeling van een vergunningaanvraag worden gehanteerd, is blijkens de jurisprudentie toegestaan. Hierna wordt ingegaan op de weigeringsgronden.

Verdere toelichting op punt a.

Indien door het maken of veranderen van een uitweg openbare parkeerplaatsen moeten verdwijnen, de structuur van een verkeersgebied moet worden aangetast, de afbakening tussen een voetgangers- en autogebied wordt aangetast of indien er reeds meer uitwegen zijn ten behoeve van de onroerende zaak, is de bruikbaarheid van de openbare weg niet langer gewaarborgd.

In deze omstandigheden wordt in het belang van de bruikbaarheid van de weg een aangevraagde uitwegvergunning in elk geval geweigerd.

Verdere toelichting op punt b.

Het veilig en doelmatig gebruik van de weg komt in het gedrang indien de uitweg zou worden gemaakt bij wegkruisingen en –splitsingen, zou uitmonden op opstelstroken op een rijbaan van de weg, op een plaats waar nauwelijks zicht is op de weg en/of indien er belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden van bestaande garages. Wanneer de openbare weg slechts bereikt kan worden indien vanaf de uitweg een fiets- of voetgangerspad zou moeten worden bereden, komt daardoor ook het veilig en doelmatig gebruik van de weg waaronder ook paden worden begrepen, in het gedrang.

Verdere toelichting op punt c.

Het uiterlijk aanzien van de omgeving moet voldoen aan redelijke eisen. Deze zijn o.a. aangegeven in het vastgestelde IBOR (intergraal Beheer Openbare Ruimte). Het uiterlijk aanzien wordt verder bepaald door de ruimtelijke belevingswaarde van het betreffende gebied, de aanwezigheid van moeras- en/of waterpartijen en dergelijke. Indien door het maken of veranderen van een uitweg naar het oordeel van burgemeester en wethouders sterk afbreuk zou worden gedaan aan de belevingswaarde van een gebied, (zoals het doorsnijden van moeras- of waterpartij ten behoeve van de uitweg) is het uiterlijk aanzien in het geding en moet een uitwegvergunning worden geweigerd.

Verdere toelichting op punt d.

De weigeringsgrond bescherming van de groenvoorzieningen kan gebruikt worden ter weigering van een vergunning voor het maken van een uitweg als daarbij een gemeentelijk plantsoen, of een gedeelte daarvan moet wijken. Het algemene belang vereist ook dat een waardevolle houtopstand en een of meer houtopstanden in een rij waardevolle beeldbepalende straatbomen worden beschermd en niet behoeven te wijken in verband met het hebben van een uitweg. Verstoring en/of versnippering van groenvoorzieningen maken onder bepaalde omstandigheden ook inbreuk op de wijkstructuur.

Beleid

Aan de hand van de in de Algemene plaatselijke verordening opgenomen en hierboven toegelichte weigeringsgronden zijn in de artikelen 3,4 en 5 van de beleidsregels de criteria voor weigering opgenomen.

De artikelen 3,4 en 5 bevatten in feite dus, de criteria waaraan aanvragen kunnen worden getoetst.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In de Algemene plaatselijke verordening komt in artikel 2:12 lid 1 het woord ‘uitweg’ voor. Een definitie daarvan ontbreekt. Uit de bewoording van het eerste lid blijkt dat het gaat om het uitwegen op een openbare weg en het hebben van de uitweg. Een uitweg is derhalve een middel om ergens uit te komen, meestal een weg van beperkte lengte en meestal gelegen tussen de grens van een onroerende zaak en een rijbaan van de aangrenzende openbare weg.

Van een uitweg moet onderscheiden worden het begrip ‘inrit’. Ook wel of tevens ‘uitrit’ genoemd. Een in- of uitrit is de verkeersruimte boven de uitweg en geeft meer de constructie van die ruimte aan.

Artikel 2

De wijze waarop een aanvraag om omgevingsvergunning moet worden ingediend wordt voorgeschreven in het Besluit omgevingsrecht en de Regeling omgevingsrecht. In artikel 2 wordt voorts aangegeven welke gegevens en bijlagen nodig zijn.

Artikelen 3,4 en 5

De criteria voor weigering van een uitwegvergunning zijn aan de hand van in de Algemene plaatselijke verordening opgenomen weigeringsgronden omschreven. Verwezen wordt verder naar het algemene gedeelte van deze toelichting. De bij de nadere toelichting gevoegde voorbeelden geven een verduidelijking ten aanzien van een aantal in de praktijkvoorkomende situaties:

  • -

    parkeernorm in de omgeving voldoende en onvoldoende.

  • -

    belemmeringen voor in- en uitrijden met personenauto van een of meer bestaande garages.

  • -

    verdwijnen openbare parkeerplaats(en) aan achterzijde van woningen.

  • -

    aantasting structuur verkeersgebied; aantasting afbakening tussen voetgangers- en autogebied.

  • -

    is ruimte voor plaatsing auto minder dan 5 meter, of meer dan 5 meter.

In artikel 5 zijn de inrichtingseisen voor Health Campus Boxmeer en bedrijvenpark SterckWijck volgens de inrichtingsvisie, inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan opgenomen.

Artikel 6

Voor het verkrijgen van een uitwegvergunning zijn leges verschuldigd.

Daarnaast worden de kosten van aanleg bij de aanvrager in rekening gebracht. De kosten worden door de afdeling R-MRM berekend en vooraf doorgegeven.

Zodra een vergunning verleend is en de kosten zijn voldaan, wordt de uitweg door dan wel namens de gemeente aangelegd.

De uitweg mag niet door, dan wel namens de aanvrager, zelf aangelegd worden.

De artikelen 7 en 8 behoeven geen toelichting.

Nadere toelichting beleidsregels voor het verlenen van een vergunning

In situaties, waarin het gaat om hoek- of eindwoningen, is het verlenen van een uitwegvergunning mogelijk, indien het perceel grenst aan een trottoir of een groenstrook die niet breder mag zijn dan drie meter. Aantasting van aankledingsgroen is niet wenselijk en waardevolle houtopstanden behoeven niet te worden opgeofferd. De afdeling R-MRMvan de Gemeente Boxmeer zal de situatie beoordelen.

Wanneer er door de aanleg van een uitweg één of meerdere parkeerplaatsen vervallen, zal men niet akkoord gaan met de aanleg indien er in de buurt te weinig parkeergelegenheid is.

Bij een combinatie van bovenbedoelde mogelijkheden (dus zowel een doorsnijding van groenvoorzieningen als opofferen van parkeerplaatsen) zal dit een te grote ingreep betekenen in de structuur van de wijk: het verlenen van een uitwegvergunning is derhalve dan niet mogelijk.

In situaties, waar woningen met de achterzijde zijn gesitueerd aan een “achter-ontsluiting”, is het verlenen van een uitwegvergunning niet mogelijk, indien hierdoor belemmeringen zouden ontstaan voor bestaande garages.

Voor het overige is het verlenen van een uitwegvergunning mogelijk: Alsdan is namelijk sprake van een optimaal benutten van de ruimte.

In deze situaties grenzen woningen aan een achterterrein of binnengebied. Het verlenen van een uitwegvergunning is hier niet mogelijk, indien daardoor functioneel groen verdwijnt, parkeerplaatsen moeten worden opgeofferd of op een andere wijze de structuur wordt aangetast, bijvoorbeeld het verdwijnen van een verkeersluw en een verkeersintensief gebied.

Bij het ontwerp van de wijk heeft er meestal een duidelijke afbakening plaatsgevonden tussen het voetgangers- en autogebied.

Deze opzet is essentieel voor de structuur van de wijk. Ook situaties, waarin een voetpad en/of een achterpad veranderd worden in een rijweg zijn niet aanvaardbaar, aangezien dit een te grote ingreep betekent voor de wijkstructuur.

In situaties waarin aan de zijkant van een woning een garage kan worden gebouwd, is het verlenen van een uitwegvergunning mogelijk, indien de ruimte vόόr de garage op eigen terrein meer dan 5 meter bedraagt.

Minder dan 5 meter is uit verkeerstechnische overwegingen onaanvaardbaar.

Vanwege de herkenbaarheid van de uitwegen en om versnippering van de openbare ruimte te voorkomen wordt er een ruimte van 7 meter tussen de uitwegen aangehouden.