Regeling vervallen per 01-10-2016

Aangepaste Beleidsregels Krediethypotheek Wet werk en bijstand

Geldend van 01-12-2007 t/m 30-09-2016

Intitulé

Aangepaste Beleidsregels Krediethypotheek Wet werk en bijstand

Artikel 1 Vorm van de geldlening

Indien bijstand wordt verleend mede op grond van artikel 50 Wet werk en bijstand (WWB) is de vorm van de geldlening een hypotheek.

Artikel 2 Vaststelling waarde woning

  • 1 De geldlening, bedoeld in beleidsregel 1, is ten hoogste de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 2, sub d WWB.

  • 2 Ter vaststelling van de waarde van de woning vindt taxatie plaats door een erkend taxateur voor onroerende zaken die door Burgmeester en Wethouders in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen.

  • 3 De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, alsmede de bijbehorende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als bijzondere bijstand.

Artikel 3 Voorwaarden en bedingen

  • 1 Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden genoemd in de beleidsregels 4 en 5.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte.

Artikel 4 Vaststelling hoogte aflossing

  • 1 Aflossing van de geldlening vindt plaats gedurende ten hoogste tien jaar.

  • 2 De aflossing (inclusief de verplichte rente) vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandsverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 3 Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van een jaar vastgesteld.

  • 4 Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32 van de WWB dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in artikel 19 en 45 van genoemde wet, wordt geen aflossing gevergd. Tevens wordt geen aflossing gevergd indien belanghebbende een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) ontvangt.

  • 5 Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, stellen Burgemeester en Wethouders zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager als wel hoger bedrag vast.

  • 6 Bij de beoordeling van de omstandigheden, als bedoeld in het vijfde lid, wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze kosten worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 7 Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 5 Restant vordering

  • 1 Indien door toepassing van beleidsregel 4, vierde tot en met zesde lid, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, kunnen Burgemeester en Wethouders besluiten tot buiten invorderingstelling, of is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2 De rente, bedoeld in het eerste lid, is de wettelijke rente, verminderd met drie procent. Het minimale rentepercentage kan hierbij echter nooit lager zijn dan één procent.

  • 3 Indien belanghebbende naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste van het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4 Indien de belanghebbende naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen rente kan betalen wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 5 Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 6 Verkoop van de woning

  • 1 Bij verkoop of vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede op grond van beleidsregel 5 derde en vierde lid, bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2 Bij verkoop van de woning kunnen Burgemeester en Wethouders wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 3 Bij verkoop van de woning tegen een prijs overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering komt, voor zover de opbrengst daartoe toereikend is, aan belanghebbende in ieder geval het bedrag toe dat op grond van artikel 34, tweede lid van de WWB bij de vaststelling van de geldlening op de waarde van de woning in mindering is gebracht.

  • 4 Indien bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 7 Herleving recht op bijstand

Bij een hernieuwde aanvraag voor bijstand onder verband van krediethypotheek dient een nieuwe taxatie plaats te vinden, indien de vorige taxatie meer dan 2 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Is dit niet het geval dan wordt de bijstand verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek.

Artikel 8 Jaaropgave aflossing/rente

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een jaaropgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.