Regeling vervallen per 24-01-2013

Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011

Geldend van 01-10-2011 t/m 23-01-2013

Intitulé

Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011

De Raad van de gemeente Boxmeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 juli 2011;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, sub c en 30 van de Wet werk en bijstand;overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

B E S L U I T :

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:a. WWB: de Wet werk en bijstand;b. WIJ: Wet investeren in jongeren.

  • 2 Aan de begrippen die in deze verordening worden vermeld, wordt dezelfde betekenis toegekend als in de wet is aangegeven. 

Hoofdstuk 2 Categorieën en criteria voor het verhogen van de norm

Artikel 2

  • 1 De norm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2 De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft bepaald op de maximale toeslag zoals vermeld in artikel 25 van de wet oftewel 20% van het netto wettelijk minimumloon.

  • 3 De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning een of meer anderen hun hoofdverblijf hebben, bepaald op 10% van het netto wettelijk minimum¬loon.Dit geldt tevens bij thuisinwonende kinderen van 18 jaar en ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.  

  • 4 De toeslag wordt eveneens bepaald op 20% van het netto wettelijk minimumloon als een van onderstaande situaties van toepassing is:a. de alleenstaande of alleenstaande ouder is als inwonende een commerciële prijs verschuldigd en er is geen sprake van medebewoning van een of meerdere kinderen met een inkomen hoger dan de normbedragen genoemd in artikel 26 onder a van de WIJ;b. er is uitsluitend medebewoning van een of meerdere kinderen die een inkomen hebben lager dan de normbedragen genoemd in artikel 26 onder a van de WIJ en deze kinderen hebben inkomsten uit vakantiewerkzaamheden welke niet hoger zijn dan het in het Inkomensbesluit van de Algemene kinderbijslagwet genoemde bedrag. 

  • 5 Van een commerciële prijs als bedoeld in het vierde lid, sub a is sprake, indien de belanghebbende als inwonende een reële prijs voor woonkosten verschuldigd is, zijnde tenminste een bedrag dat overeenkomt met 10% van het netto wettelijk minimumloon.

Hoofdstuk 3 Categorieën en criteria voor het verlagen van de norm

Artikel 3

  • 1 De norm wordt lager vastgesteld indien gehuwden waarvan beide partners 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2 De verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op 10% van het netto wettelijk minimumloon.Dit geldt tevens bij thuisinwonende kinderen van 18 jaar en ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000. 

  • 3 De verlaging als bedoeld in het eerste lid van dit artikel vervalt als een van onderstaande situaties van toepassing is:a. gehuwden zijn als inwonende een commerciële prijs verschuldigd en er is geen medebewoning van een of meerdere kinderen met een inkomen hoger dan de normbedragen genoemd in artikel 26 onder a van de WIJ;b. er is uitsluitend medebewoning van een of meerdere kinderen die een inkomen hebben lager dan de normbedragen genoemd in artikel 26 onder a van de WIJ en deze kinderen hebben inkomsten uit vakantiewerkzaamheden welke niet hoger zijn dan het in het Inkomensbesluit van de Algemene kinderbijslagwet genoemde bedrag.

  • 4 Van een commerciële prijs als bedoeld in het derde lid, sub a is sprake, indien de belanghebbende als inwonende een reële prijs voor woonkosten verschuldigd is, zijnde tenminste een bedrag dat overeenkomt met 10% van het netto wettelijk minimumloon.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

Artikel 5

Deze verordening kan worden aangehaald als:“Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011”.

Artikel 6

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2011.

  • 2 Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009’, vastgesteld op 10 december 2009, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Boxmeerin zijn openbare vergadering van 22 september 2011.
De Raad voornoemd,de griffier,                      de voorzitter,
 
A.W.J.M. Cornelissen  K.W.T. van Soest